www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

2 RECENSIES


Evangelie van Judas

Het evangelie van Judas...


2. Ellips - 10 november 2007

Pasen 2006 was het Evangelie van Judas voorpaginanieuws. Door de documentaire van National Geographic werden de kijkers opmerkzaam gemaakt op de Codex Tchacos die het legendarische Evangelie van Judas bevatte. Drs. Hausoul staat nader stil bij deze vondst.

RAYMOND R. HAUSOUL

De oudste en belangrijkste getuige voor het bestaan van het Judas Evangelie was tot nu toe nog steeds de kerkvader Irenaeus uit Lyon (21 eeuw). Hij schrijft: 'zij voeren hiervoor een eigen verzonnen werk aan, dat ze Evangelie van Judas noemen' (Tegen de Ketters, 1.31.1). Achttien eeuwen later, in 2000, wordt het Judas Evangelie op dertien pagina's van een oud manuscript ontdekt. In de jaren zeventig werd dit manuscript in El Minya (Midden Egypte) gevonden. Na vele jaren van omzwerving kwam het in 1983 in handen van een Egyptische handelaar. Hij probeerde het werk verder te verkopen aan de westerse wereld, wat uiteindelijk lukte. Het manuscript was veilig; een nieuw Koptisch geschrift genaamd Peuaggelion Nioudas werd toegankelijk voor de wetenschap. Het duurde echter tot april 2006 voordat vanuit Washington een presentatie over de inhoud van het Judas Evangelie door National Geographic Society werd uitgezonden (vgl. http://www.nationalgeographic.com/lostgospel).

Hoe moeten we het Judas-Evangelie categoriseren? Het staat in de bewuste codex, die gedateerd wordt tussen 220 en 340 n.C. en de naam Codex Tchacos heeft gekregen, tussen de Brief van Petrus aan Filippus, Openbaring van Jakobus en een werk over de gnosticus Allogenes. Al deze werken behoren tot de gnostische stroming en zijn reeds bekend door de vondst van de gnostische bibliotheek Nag Hammadi. Deze eveneens Egyptische vondst in het jaar 1945 heeft onze kennis van deze veelkleurige geestesstroming enorm verrijkt. De erin verkondigde theorieën wijzen op een bepaalde vorm van 'geestelijk inzicht' of 'kennis' (Gr. gnosis) die vooral in de eerst helft van de tweede eeuw tot bloei kwam. Het Evangelie van Judas bevat zulke gnostisch filosofische elementen die verwijzen naar een Grieks hellenistisch milieu. Het heeft daarbij diverse raakvlakken met het genoemde gnostische geschrift Openbaring van Jakobus. We kunnen dit nieuwe 'evangelie' daarom het best beschouwen als een apocrief evangelie uit de tweede eeuw na Christus, dat reeds bekend was bij de vroege kerk. Wanneer onder het manuscript de titel Evangelie van Judas niet had gestaan, zou men het kunnen noemen: 'Het Evangelie van de lachende Jezus'. In geen ander geschrift wordt zo vaak gezegd dat Jezus lacht. 'Lachen heeft daarbij niets hilarisch, niets komisch of schertsends, het is geen humor en evenmin sarcastische spot. Het is eerder expressieve ironie: Jezus ziet de tegenspraak tussen uiterlijke feitelijkheden en wat het werkelijk moet zijn. De gnosticus weet, lacht en spreekt zich uit' (Van Oort, p. 100).

Velen zijn benieuwd naar wat er nu in het Evangelie van Judas staat. Enkele vertalingen zijn momenteel op de markt. Toch heerst er nog onzekerheid over veel woorden en zal geen enkele vertaling in de komende tijd ook maar enigszins definitief zijn. Het werk maakt deze spanning alleen nog maar groter door te beginnen met de woorden: 'Het geheime verslag van de openbaring die Jezus eens openbaarde in Zijn gesprek met Judas Iskariot.' Het is een geheim dat enkel bekendgemaakt wordt aan Judas. Alle andere twaalf discipelen worden buitengesloten van dit geheimenis. De rol van Judas wordt dan ook superieur voorgesteld ten opzichte van de andere apostelen (vs35, 56). Judas is de held van het verhaal, de ster. 'Jouw ster is de leidende ster,' zegt Jezus in de tekst dan ook over hem (vs57). Het 'evangelie' kiest daarbij niet voor een chronologisch verhaal van het leven en de werken van Jezus Christus, maar voor een literaire opzet van vraag en antwoord tussen Jezus en zijn discipelen, waarin sprake is van Jezus' offer, het onderscheid tussen de gelovigen en de overtreders, het verschil tussen deze en de goddelijke wereld, het einde van deze wereld en de ware realiteit van Jezus.

De achterliggende redenering in het geschrift lijkt: zonder Judas geen kruis, zonder kruis geen vervulling van Gods heilsplan, zonder Judas geen kerk, zonder de man die Christus zou overleveren geen overlevering. Er waren twee slachtoffers, Bloedakker en Schedelplaats lijken bijeen te horen. Het beeld dat het JudasEvangelie ons van Jezus schetst, komt daarbij duidelijk overeen met de Jezus die we kennen uit andere gnostische geschriften. Het is een zogenaamde 'docetische' Jezus; een Jezus die een schijnlichaam heeft (Gr. dokein, ‘schijnen'). Judas zou de mens offeren die de Christus bekleedt (vs56). Het lijden en sterven aan het kruis wordt daardoor slechts schijn. Judas was geen verrader, maar droeg bij aan de bevrijding van Jezus, de bevrijding uit zijn sterfelijke lichaam.

Nu is het nog altijd de taak van het historisch onderzoek om de historische feiten te achterhalen. Narratieve exegese, semiotische analyse of psychoanalytische interpretatie zijn belangrijk, maar kunnen niet boven de historische werkelijkheid van iets worden geplaatst. Het Judas-Evangelie heeft weinig baat bij het apostolische geloof. Het is alleen maar te begrijpen in de context van het gnostische gedachtegoed. Het valt zelfs categorisch uit te sluiten dat het Evangelie van Judas informatie verschaft over de historische Judas of over de historische Jezus. Daarnaast is het doordrongen van een dualistisch wereldbeeld, dat gebruikelijk was onder de gnostici. In tegenstelling tot de teksten die we uit het Nieuwe Testament en de geschiedenis kennen, wordt ervan uitgegaan dat Jezus geen mens was, maar enkel God in een schijnlichaam. Juist deze gnostische inhoud en het feit dat de schrijver schrijft onder een pseudoniem, heeft er al snel voor gezorgd dat het werk geen plaats kon krijgen in onze hedendaagse Bijbel. Ondanks deze afstand die christenen van dit geschrift nemen, kan het Judas Evangelie van grote waarde zijn voor het hedendaagse theologisch en historisch onderzoek. Een revolutie in de bijbelwetenschap of de kerkgeschiedenis zal het Evangelie van Judas echter niet ontketenen. Wel kan het ertoe bijdragen dat we meer licht krijgen op de stroming van het gnosticisme in de eerste eeuwen, waardoor we beter het pluralisme en de strijd waarin de vroege kerk zich bevond kunnen begrijpen.

Voor de tekstverwijzingen is gebruikgemaakt van de vertaling van J. van Oort (zie onder). Zie voor een
Nederlandse vertaling op internet: http://www.trouw.nl/deverdieping/ dossiers/articie279958.eco

Bronnen
Dart, J., 'Judas text adds to "secret" 19 re,' The Christian Century 123 (2 May 2006),12 113.
Ehrman, B.D. e.a., The Gospel of Judas. National Geographic, 2006.
Milles, J., 'Judas & Jesus: What did the gnostics really believe?' Commonwealth (2 juni 2006): 6 7.
Oort, J. Van, Het Evangelie van Judas: Inleiding, vertaling, toelichting. Kampen: Ten Have, 2006.
Perkins, P., 'Good News from Judas? A scholar takes a look at a new "gospel",' Amerika 19 (29 May 2006): 8 11.
Wright, N.T., Judas and the Gospel of Jesus: Have We Missed the Truth about Christianity? Grand Rapids: Baker Books, 2006.


1. Nederlands Dagblad - 23 september 2006 - www.nd.nl

Evangelie van Judas is historisch onbetrouwbaar
door Riemer Roukema

Ook in orthodox-kerkelijke kring slaat de twijfel soms toe als men leest over de verschijning van een apocrief evangelie dat een heel ander licht werpt op de rol van Judas en zijn verhouding met Jezus, zoals in het recent ook in het Nederlands verschenen apocriefe Evangelie van Judas. Onderstaand artikel laat zien dat het historisch gesproken volkomen duidelijk is dat het hier gaat om een latere ontwikkeling die niet op Jezus zelf teruggaat.

Het apocriefe Evangelie van Judas is dit voorjaar in het Koptisch en in het Engels gepubliceerd, en onlangs is het ook in een Nederlandse vertaling van de hand van professor J. van Oort uitgekomen. In dat 'evangelie' wordt Judas beschreven als Jezus' beste en meest ingewijde leerling. Het feit dat hij Jezus overleverde aan de hogepriesters en schriftgeleerden, wordt er als een weldaad beschreven, want Jezus' dood wordt er aangekondigd als een verlossing van zijn innerlijk.

Deze voorstelling van de verhouding tussen Judas en Jezus roept allerlei vragen op. Is er enige reden om Judas op grond van dit evangelie nu in een heel ander licht te gaan zien? Is Judas in de bijbelse evangeliën te negatief afgeschilderd? Hoe betrouwbaar zijn de overleveringen die nu in het Evangelie van Judas aan het licht gekomen zijn?

Uitspraken van Jezus
Laat ik aanknopen bij een veronderstelling van professor Van Oort. Hij acht het mogelijk dat er in het Evangelie van Judas drie korte uitspraken van Jezus staan die misschien echt zo uit zijn mond hebben geklonken. Die drie uitspraken zijn niet opzienbarend; ze voegen dus amper iets toe aan onze kennis van Jezus' onderricht. Of die drie uitspraken van Jezus in dat Evangelie van Judas echt van Jezus stammen, wil ik nu in het midden laten - ik ben er niet zo zeker van, maar die wetenschappelijke discussie moet elders worden gevoerd. Uit deze voorzichtige veronderstelling is echter af te leiden dat alle andere uitspraken van Jezus in dit apocriefe evangelie volgens professor Van Oort dus onbetrouwbaar zijn. Dit betekent dat er in dit evangelie Jezus allerlei uitspraken in de mond worden gelegd, die hij onmogelijk kan hebben gedaan. Ik zal daarvan een voorbeeld geven.

In het begin van het evangelie moet Jezus lachen om een godsdienstoefening van zijn twaalf leerlingen. Jezus zegt tot hen dat zij dat niet doen uit hun eigen wil, maar dat hun God daardoor wordt geprezen. Zij antwoorden dat zij bidden en danken zoals het hoort, en belijden Jezus als de Zoon van hun God. Jezus geeft echter een afwerend antwoord: 'Waaraan kennen jullie mij? Voorwaar ik zeg jullie, geen enkel mensengeslacht uit jullie midden zal mij kennen.' Wanneer Jezus hun gebrek aan kennis ziet, zegt hij tot hen: 'Waarom zijn jullie in de war en boos? Jullie God die in jullie is, heeft jullie innerlijk geërgerd.' Judas blijkt dan als enige te weten waar Jezus vandaan komt: van het hoge rijk van Barbelo. Ook zegt Judas dat hij het niet waard is de naam uit te spreken van degene die Jezus gezonden heeft.

Gnostiek
De achtergrond van dit voorval is heel herkenbaar voor wie een beetje thuis is in de wereld van de vroege gnostiek. De opvattingen die hier naar voren komen, zijn namelijk bekend uit een groot aantal gnostische geschriften uit de tweede en derde eeuw van de jaartelling. Gnostici meenden veelal dat de God van het Oude Testament een lagere, zelfs minderwaardige God was; dit dachten zij omdat de HEER God in het Oude Testament willekeurig, wreed en jaloers op hen overkwam. Daarom geloofden zij dat Jezus een hogere, meer geestelijke God had verkondigd. Die God was louter geest en licht en kon zich daarom onmogelijk hebben ingelaten met zoiets twijfelachtigs als het scheppen van deze wereld; volgens gnostici was de lagere God daarentegen verantwoordelijk voor de schepping van de wereld en van de menselijke lichamen.




Barbelo
In het Evangelie van Judas zien we dat Jezus' leerlingen, als echte Joden, de God van het Oude Testament aanbidden. Jezus weet dat ze niet openstaan voor zijn onderricht dat hij zelf niet van die God afstamt, maar verwant is met en gezonden door de hogere God. Judas wordt beschreven als zijn enige leerling die dit inziet; hij noemt zelfs de naam van een goddelijke gestalte uit de hoge hemel van de ware God, namelijk Barbelo.

Men veronderstelt wel dat die naam betekent 'God in vier', en dat dit verwijst naar de vier letters van de naam van God in het Oude Testament: JHWH ofwel Jahweh, de HEER. Deze uitleg is echter niet zeker. Hoe dit ook zij, in het Evangelie van Judas wordt op gezag van Jezus een onderscheid tussen een hogere en een lagere God geïntroduceerd, waarmee Judas bekend zou zijn geweest.

Is dit nu historisch betrouwbaar? Het antwoord kan kort zijn. Nee natuurlijk. Deze visie op God kan onmogelijk van Jezus zelf afkomstig zijn, maar hoort thuis in de gnostische beweging die aan het eind van de eerste eeuw opkwam. In de tweede en derde eeuw van de jaartelling werden zulke opvattingen aan de rand van het christendom ontwikkeld, en ook christenen van de kerk kwamen soms onder het beslag hiervan. Historisch gesproken is het echter volkomen duidelijk dat dit een latere, secundaire ontwikkeling is die niet op Jezus zelf teruggaat.

Ketters
Om die reden hebben de kerkleiders van de tweede, derde en vierde eeuw er niet over gepiekerd om aan geschriften zoals het Evangelie van Judas enig gezag toe te kennen. Zij waren wel met zulke opvattingen bekend, maar zij hebben ze als ketters van de hand gewezen.

Nu is het een theologisch oordeel, iets als ketterij te brandmerken. In dit geval blijken de kerkleiders echter ook in historisch opzicht het gelijk aan hun kant te hebben gehad. Met haar keuze voor de evangeliën van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes heeft de kerk gekozen voor de oudste en meest betrouwbare evangeliën. Alle deskundigen zijn het erover eens dat die evangeliën zijn geschreven in de eerste eeuw van de jaartelling, en dat het Evangelie van Judas uit de tweede eeuw stamt en dus verder van Jezus af staat.

Als het begin van het Evangelie van Judas historisch zo onbetrouwbaar blijkt te zijn, dan roept dit de vraag op of we de rest ervan dan wel kunnen vertrouwen. Zouden we uit de positieve schildering van Judas in dit evangelie moeten concluderen dat hij in werkelijkheid minder duivels was dan hij in enkele teksten van de Bijbelse evangeliën wordt beschreven? Er zijn Bijbelgeleerden die er zo over denken; zij wijzen dan bijvoorbeeld op Johannes 6:70-71 en 17:12, waar Jezus Judas 'een duivel' en 'de zoon des verderfs' noemt. Zij menen dat dit Jezus achteraf zo in de mond is gelegd. Het is heel begrijpelijk dat andere Bijbellezers moeite hebben met deze visie en haar niet accepteren.

Helden
Hoe dit ook zij, in ieder geval is het onverantwoord uit reactie op de kritische beschrijving van Judas in de Bijbelse evangeliën dan maar geloof te schenken aan het zeer positieve beeld van Judas dat voorkomt in dit apocriefe evangelie dat in zijn naam is geschreven. Het is van belang dat we ons realiseren dat gnostici wel vaker kritisch waren over de personen die er in de Bijbel en in de kerk slecht af kwamen. Mensen als Kaïn en Esau beschouwden zij als hun helden, omdat zij in opstand waren gekomen tegen die minderwaardige God van het Oude Testament. Hun conclusie was dat zulke personen dan moeten hebben geweten van die hogere God. Vandaar dat zij ook Judas, die in de kerk als Jezus' verrader te boek stond, achteraf als hun held hebben beschouwd. Met historisch betrouwbare overleveringen heeft dat niets van doen.

Wat moeten we dus denken van het Evangelie van Judas? In historisch opzicht biedt het een zeer interessante aanvulling van onze kennis van de gnostiek van de tweede eeuw. In geloofsopzicht hoeven we ons er niets van aan te trekken. Terecht heeft de kerk van de eerste eeuwen zulke geschriften afgewezen. Over Jezus' echte 'evangelie van het Koninkrijk' (Matteüs 4:23) hebben die gnostische evangeliën niets te melden.


Dr. R. Roukema is hoogleraar Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit Kampen (Koornmarkt / Oudestraat). Hij schreef: 'Gnosis en geloof in het vroege christendom. Een inleiding tot de gnostiek', uitgeverij Meinema, 2004 (tweede druk).

www.vergadering.nu