Start

Vrouwen profeteren
   FAQ
   Brochure
   Winston
   Godet
   Praatstuk
   Links

Muziek

Opname
   Geen opname?
   Israel terzijde gesteld?
   250 redenen
   FAQ - vragen
   J.N. Darby

Wedergeboorte

Zoonschap
   Eeuwig zoonschap

Genezing
   Geneest de zieken
   Handoplegging
Heilige Geest
Charismatisch

Verzoening


Home > Vrouwen profeteren > FAQ > Brochure > Winston > Godet > Praatstuk > Links

Vrouwen in de gemeente van Christus

Hier volgen 6 pagina's uit het boek van
George en Dora Winston .

Pagina 226-231:

We zien dat Paulus de vrouwen niet iedere vorm van spreken verbiedt. Wat bedoelt hij dan wel? In het beantwoorden van deze vraag zullen we zien dat er soms veel meer in deze tekst is gelezen dan er staat.

Niet het onderlinge kletsen wordt verboden

Sommigen verwijzen naar de oorspronkelijke betekenis van laléó in het klassieke Grieks: 'kletsen', 'kwetteren'. Paulus zou het rumoerige onderlinge geklets en gefluister van vrouwen willen indammen. Deze uitleg is onhoudbaar.
1. Laléó heeft in geen van de 300 voorkomende gevallen in het Nieuwe Testament de betekenis van 'kletsen'. De betekenis wordt uiteindelijk niet bepaald door de etymologie maar door het gebruik in de context.
2. Op grond van deze uitleg zouden we moeten aannemen dat alleen de gehuwde vrouwen voor rumoer zorgden in de gemeente. 1 Timoteüs 2:8 waarschuwt juist de mannen voor twistgesprekken. Het is ook niet ondenkbaar dat de alleenstaande vrouwen enig rumoer veroorzaakten. Als het in 1 Kor. 14:34 35 om luidruchtigheid gaat, dan is het onbegrijpelijk waarom Paulus alleen de gehuwde vrouwen een verbod oplegt.
3. De omstandigheden die in dit gedeelte worden geschetst wijzen allerminst op lawaai.
Er moeten dus andere reden zijn waarom een bepaald soort spreken 'lelijk stond'.

Niet het prediken wordt verboden

De gedachte dat het spreekverbod betrekking zou hebben op de een of andere bediening van het Woord, komt gedeeltelijk voort uit de liturgische traditie in sommige kerken. In de meeste westerse kerkdiensten lezen en prediken alleen de geestelijken het Woord. Uit 1 Korintiërs 14 en tal van andere gedeelten uit het Nieuwe Testament blijkt dat in de samenkomsten van de vroege kerk in principe ieder gelovige het woord kon voeren. Iedereen mocht bidden, in tongen spreken, tongen uitleggen, een lied of lering of openbaring doorgeven, een profetie toetsen en beoordelen, en vragen stellen (14:15,5,28,26,29,35, 12:10). De 'orde van dienst' lag allerminst vast. Er was uitwisseling tussen sprekers en luisteraars. De hele gemeente nam actief deel aan de samenkomst, in een spontaan geven en nemen, zoals dat tegenwoordig in de Derde Wereld en in niet-liturgische kerken nog steeds gebeurt. We mogen vers 34 35 niet lezen vanuit de beperkte betekenis van 'spreken in de gemeente', die voortkomt uit latere, cultuurbepaalde vormen van eredienst. Het spreken waarover het hier gaat, is waarschijnlijk niet het spreken vanaf een kansel, maar vanuit de gemeente, niet zozeer het prediken maar veeleer het reageren op de prediking. Dat verschil blijkt duidelijk wanneer we het spreken uit vers 31 vergelijken met dat uit vers 35. In vers 31 wordt gesproken opdat de hoorder lering ontvange. Het is profetie. In vers 35 wordt gesproken opdat de spreker iets aan de weet komt. Het is dus iets anders dan profetie.

Als Paulus het profeteren wilde indammen, wat lette hem dan om in vers 34 35 het woord 'profeteren' te gebruiken, net als tien keer eerder in datzelfde hoofdstuk 14? Om nog maar te zwijgen over de tegenstelling die hij dan zou scheppen tussen zo'n verbod en het algemene bijbelse beeld dat vrouwen wel degelijk profeteerden in de gemeentesamenkomst (Ex. 15:1,20 21, 1 Kor. 11:5). Het wordt zelfs aangeprezen (Luc. 2:36 38, Hand. 2:17 18,33, 1 Kor. 14:24,26,31) en aangemoedigd (1 Kor. 14:1,5,39). De zogenaamde tegenstelling tussen 14:34 35 en de teksten over vrouwen die profeteren, is slechts schijn.

Dit brengt ons terug bij de vraag welk soort spreken in vers 34 35 verboden wordt.

Wat verboden wordt, is dat vrouwen in het openbaar vragen stellen aan hun eigen man over de profetie die hij uitsprak

'Het is haar niet vergund te spreken (laléó)... Als zij iets willen te weten komen, moeten zij thuis haar mannen om opheldering vragen' (14:34 35). De betekenis die laléó hier heeft, blijkt uit de rest van de tekst: iets vragen om iets te weten te komen. De spreker stelt informatieve vragen. Uit de vermaning dat die vragen beter thuis gesteld kunnen worden, blijkt dat ze tot dan toe in de gemeente werden gesteld, in het openbaar en niet in de beslotenheid, en dat het hier alleen gaat om gehuwde vrouwen die iets van hun eigen man wilden weten. Er staat nergens dat gehuwde vrouwen in de openbare samenkomst geen opheldering mogen vragen aan andere sprekers. Ook niet dat ongehuwde vrouwen zich aan bepaalde voorschriften moeten houden.

In de eerste eeuw heerste er noch in de gemeente, noch in de synagoge, een plechtige en gewijde sfeer die iedere onderbreking van de liturgie uitsloot. Er was ruimte om vragen te stellen, bezwaren te uiten, dingen recht te zetten (Luc. 2:46 47, Hand. 13:44 48, 18:4 6, 19:8 9, 21:18 25). De cultuur bepaalde toen nog niet het eenrichtingsverkeer dat zo kenmerkend is geworden voor de latere westerse kerkdiensten. In 14:34-35 gaat het over gehuwde vrouwen die hardop reageerden op iets wat hun mannen in de samenkomsten hadden gezegd. Wat zeiden die mannen dan dat hun vrouwen zich gedrongen voelden er vragen over te stellen, er iets over aan de weet te willen komen?

De context van hoofdstuk 14 leert ons dat wanneer een profeet had gesproken, 'de anderen' diens boodschap moesten beoordelen (diakrinó, vers 29). Het doel van de profetie was dat 'allen' lering zouden ontvangen (vers 31). 'De anderen' waren dus al diegenen, inclusief de gehuwde vrouwen, die de boodschap van de profeet hadden gehoord. Ze moesten dergelijke boodschappen niet kritiekloos slikken maar zorgvuldig 'onderscheiden' (diakrinó, 12:10). De gelovigen in Berea worden geprezen omdat ze dagelijks in de Schriften nagingen of het wel klopte wat Paulus hun had gezegd (Hand. 17:11). 'Veracht de profetieën niet, maar toetst alles en behoudt het goede' (1 Tess. 5:20 21). In verband met dit toetsen en beoordelen van een boodschap, was het nuttig vragen te stellen. De antwoorden stelden de vragensteller in staat 'het goede te behouden' en zodoende iets te leren. Dus met het spreken van gehuwde vrouwen is in deze tekst bedoeld het vragen om nadere informatie aan hun eigen man, over hetgeen hij had bedoeld te zeggen met zijn zojuist uitgesproken profetie. Ze stelden die vragen om de profetie te kunnen wegen en evalueren. Vers 34 35 pasten dus heel goed in het betoog van hoofdstuk 14 over het onderwerp profetie. Het is dus helemaal niet zo'n onverwachte en niet nader uitgelegde invoeging, zoals velen beweren.

James Moffat bevestigt dat het hier gaat over 'echtgenotes die deelnemen aan de discussie en de interpretatie van datgene wat een profeet of leraar zojuist in de samenkomst had gezegd.' Andere exegeten komen tot dezelfde conclusie.

Wat verboden wordt, is dat zij op een opstandige wijze een oordeel vellen over de profetieën van hun mannen

'Het is haar niet vergund te spreken, maar zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt. En als zij iets willen te weten komen, moeten zij thuis haar mannen om opheldering vragen' (14:34 35).
Het woordje 'maar' schetst een tegenstelling tussen het spreken daarvóór en de ondergeschiktheid daarná. Daaruit blijkt dat het hier gaat om een niet onderdanige, ja zelfs opstandige manier van spreken. De Schrift leert op tal van plaatsen overduidelijk dat de bediening van het Woord door een gehuwde vrouw in de gemeentesamenkomst als zodanig niet ingaat tegen het hoofdschap van haar man. Daarom moeten we de opstandigheid van dit spreken elders zoeken. Ook wanneer een gehuwde vrouw de van haar man toetste en woog, gaf ze daarmee nog geen blijk van een niet-onderdanige houding. ledere vrouw moest 'onderscheiden', inclusief de gehuwde vrouwen (1 Kor. 14:29, 1 Tess. 5:20 21).

Maar het is goed voorstelbaar dat een vrouw het niet eens was met een profetische boodschap die haar man zojuist had gegeven, en dat ze zich dus voegde bij andere vragenstellers om te evalueren wat hij had gezegd. Ze zou makkelijk ongepaste vragen kunnen stellen en haar man voor het front van de gemeente in verlegenheid kunnen brengen. Daarmee zou ze een gebrek aan respect tonen. Door hem allerlei lastige vragen te stellen, hem als het ware ter plekke te ondervragen, zou ze de indruk wekken dat er iets mis was met hun huwelijksrelatie. Het zou net lijken alsof ze het hoofdschap van haar man in twijfel trok. Daarom verbindt Paulus het spreken met de ondergeschiktheid. In hoofdstuk 11 had hij al tegen de gehuwde vrouwen gezegd dat ze niet moesten profeteren met kort of kaalgeschoren hoofd, om niet hun mannen in verlegenheid te brengen. Hier zegt hij in feite hetzelfde. Hij verbiedt het profeteren niet, maar verbindt er bepaalde voorwaarden aan, met het oog op de huwelijksrelatie. Noch hier noch in hoofdstuk 12 zegt Paulus dat gehuwde vrouwen helemaal niet mogen meedoen aan het toetsen van profetieën van hun eigen man. Maar hij' eist wel dat ze dat doen in een geest van trouw en loyaliteit aan hem. Omdat dat kennelijk niet het geval was in Korinte, voegt hij eraan toe: 'Als zij iets willen te weten komen, laten zij' dan thuis hun man om opheldering vragen.' Alle nadere vragen en meningsverschillen moesten worden besproken buiten de gemeentesamenkomst.

Sommigen hebben de vraag opgeworpen of dit niet impliceert dat Paulus het stellen van opstandige vragen verbiedt in de samenkomst, maar in feite toestaat in de huiselijke situatie. Maar die conclusie gaat te ver. Als Paulus zegt dat ze de discussie thuis moeten voortzetten, dan is dat geen vrijbrief voor opstandigheid. Hij zegt alleen dat onderwerpen waarover meningsverschil bestaat tussen echtgenoten, welke onderwerpen dat ook zijn, beter thuis kunnen worden besproken dan in het openbaar.

Paulus zegt nadrukkelijk dat zij 'hun eigen' (idíous) man 'thuis' om opheldering moeten vragen. Daaruit blijkt dat hij uitsluitend denkt aan gehuwde vrouwen, niet aan weduwen, maagden of gescheiden vrouwen. Ook niet aan gehuwde vrouwen waarvan de man niet geprofeteerd had, of niet aanwezig was in de samenkomst. In geen van die gevallen zouden ze door het stellen van dergelijke vragen het hoofdschap van 'hun eigen' man in de waagschaal kunnen stellen.

Onze vraag aan hen die dit spreekverbod uitbreiden tot alle vrouwen, luidt: 'Aan wie moeten de ongehuwden thuis om opheldering vragen?' Wayne House meent dat ze te rade moeten gaan bij hun vader of een oudere vrouw. Maar dat is geen oplossing voor die vrouwen die niet bij hun Vader of een oudere vrouw wonen. Meer nog, deze uitleg voert personen in die in dit hele hoofdstuk niet worden genoemd. Niets wijst in hun richting. Sterker nog, deze uitleg houdt geen enkele rekening met de bedoeling van de apostel om te voorkomen dat een vrouw haar man in het openbaar afvalt. Paulus legt een beperking op aan gehuwde vrouwen, niet omdat ze vrouw zijn (want alleenstaande vrouwen vallen er niet onder), maar omdat ze gehuwd zijn.

Dit brengt anderen tot de vraag waarom deze beperking alleen voor gehuwde vrouwen geldt en niet ook voor gehuwde mannen? Zij zouden toch evengoed hun vrouwen met bepaalde vragen in verlegenheid kunnen brengen? Dat konden ze zeker. Maar hoewel een dergelijke handelwijze zou getuigen van een gebrek aan liefde, zou zij geen vraagteken plaatsen achter zijn leiderschap in de gezagskring van het huwelijk.

Paulus zegt dat deze vrouwen ondergeschikt moeten blijven, 'zoals ook de wet zegt'. Dat verwijst naar het Oude Testament en wat daarin wordt geleerd over het hoofdschap van de man in het huwelijk. Het Oude Testament leert nergens dat alle mannen hoofd over alle vrouwen zijn (zie hoofdstuk 5). Wayne House maakt een grammaticale vergissing als hij de zinsnede 'zoals ook de wet zegt' ziet als een nadere bepaling van het 'zwijgen'." Dit is bovendien ook theologisch niet correct, aangezien we nergens in het Oude Testament een spreekverbod voor vrouwen tegenkomen. Integendeel, het moedigt vrouwen juist aan in het openbaar namens God te spreken.

Op basis van de verkeerde veronderstelling dat alle vrouwen onderworpen zijn aan alle mannen, beweren sommigen dat Paulus alle vrouwen verbiedt andermans profetieën te toetsen. Maar mag een vrouw dan wel de profetie van een andere vrouw toetsen? In vers 29 schrijft Paulus: 'Laat de anderen het beoordelen.' Het staat ons niet vrij 'de anderen' zomaar te beperken tot 'de andere mannen'. Als vrouwen mogen profeteren (hetgeen de Schrift leert), op welke basis mag men hen dan ervan weerhouden profetieën te toetsen? Als het meerdere mag (profeteren), waarom dan niet ook het mindere (toetsen van profetieën)?

Ten slotte, één van de geestesgaven is het onderscheiden van geesten (diakrinó, 12:10). Zou geen enkele vrouw ooit deze gave gekregen hebben? Nee, de enige manier van toetsen die in vers 34 35 wordt verboden, is dat een gehuwde vrouw op een niet onderdanige manier, in de gemeente, een profetie van haar eigen man toetst. Dit past geheel in de gang van Paulus' betoog in hoofdstuk 14.

Dit is een onjuiste manier van spreken, omdat het ongeregeld is en twisten veroorzaakt

'Want God is geen God van wanorde, maar van vrede' (14:33). 'Als zij iets willen te weten komen, moeten zij thuis haar mannen om opheldering vragen; want het staat lelijk voor een vrouw te spreken in de gemeente (14:35). 'Laat alles betamelijk en in goede orde geschieden' (14:40).

Veel traditionalisten beweren dat Paulus in vers 34 35 alle vrouwen uitsluit van de normale, reguliere bediening van het Woord in de gemeente, ook al deden ze dat nog zo 'ordelijk en betamelijk'. Volgens deze opvatting zit de ergernis niet in het onbetamelijk spreken, maar in het feit dat het de vrouw is die spreekt. Uit de context blijkt dat Paulus een heel andere zorg had, namelijk het herstel van de goede orde in de gemeentesamenkomsten in Korinte. Het bewuste gedeelte volgt direct na een verwijzing naar 'wanorde' (vers 33) en hoofdstuk 14 sluit af met een oproep dat alles 'betamelijk en in goede orde' moet geschieden. Het hele betoog is gericht tegen zaken die een gepast verloop van de samenkomst in de weg staan. Paulus zegt dat de mensen niet allemaal tegelijk maar één voor één moeten spreken, omdat ongelovige bezoekers anders zouden denken dat ze gek zijn (vers 23). Ze moesten niet in tongen spreken zonder uitleg, omdat de aanwezigen er anders niets van begrijpen en dus geen opbouw ontvangen zouden (vers 26 28). Profeten mochten niet alle tijd in beslag nemen, maar moesten ook anderen een beurt geven (vers 29 33). Het past geheel in deze lijn dat Paulus tegen gehuwde vrouwen zegt dat ze niet op ongepaste wijze de profetie van hun man in twijfel moesten trekken, wanneer die in de gemeente werd besproken en getoetst (vers 34 35).

Het ligt voor de hand dat deze twee verzen slechts de laatste in een reeks wantoestanden behandelen die zich in de samenkomsten in Korinte voordeden. De apostel probeert niemand een zware wet op te leggen of het gebruik van geestelijke gaven aan banden te leggen. Integendeel, hij sluit het hoofdstuk af met de oproep: 'Zo dan, mijn broeders, streeft ernaar te profeteren, en belemmert het spreken in tongen niet. Maar laat alles onder u betamelijk en in goede orde geschieden' (14:39 40). Hij wil niet dat iedereen zwijgt, maar dat iedereen zich gepast gedraagt. De verzen 34 en 35 volgen op de uitspraak dat God 'geen God van wanorde maar een God van vrede is' (vers 33). Het is dus de 'wanorde' die de vrede bedreigt, niet het ordelijk profeteren door vrouwen, maar de opstandige en recalcitrante manier van vragen stellen bij de profetieën van hun mannen, waardoor echtparen botsten in de gemeente. Wanneer Paulus in vers 35 dus zegt dat 'het lelijk staat', oftewel 'schandelijk' is dat een gehuwde vrouw spreekt in de gemeente, doelt hij op de niet ordelijke manier waarop dat gebeurt. Hij' zegt niet dat dat niet kan omdat ze vrouw is. Ook niet dat een vrouw helemaal niet mag profeteren, ook als ze dat op een ordelijke en vreedzame manier doet. Wie 1 Korintiërs 14:34 35 gebruikt om alle bijbelse getuigenissen van vrouwen die het Woord in het openbaar bedienen, te ontkrachten, gaat willens en wetens in tegen de context.

TIP: Bestel dit boek online bij Sjalom.com
 Winston: Vrouwen in de gemeente van Christus...
512 pag. Uitg. Novapres