Duitse vertaling / Deutsche Übersetzung - Klik hier
Reformatorisch Dagblad
Kerk en Godsdienst Reformatorisch Dagblad
6 december 2001
--------------------------------------------------------------------------------
Oude fundamentalisme onder druk
AMERSFOORT – Heeft het oude fundamentalisme in evangelicale kring afgedaan? Als het aan
prof. dr. W.J. Ouweneel ligt, mag die vraag met „ja" worden beantwoord. In "Bijbel
en Wetenschap", orgaan van de Evangelische Hogeschool (EH), is momenteel een discussie
over het schriftgezag gaande. Het debat begint pas, zo stelt Ouweneel. De strijd tussen neo-
en klassieke evangelicalen zal in de toekomst „hard en vinnig" zijn, schrijft hij in
Bijbel en Wetenschap.
Voor het goede verstaan: niet de onfeilbaarheid van de Schrift wordt binnen de kringen van de
EH ter discussie gesteld. Prof. Ouweneel, hoofdredacteur van Bijbel en Wetenschap, wil
duidelijk stellen dat de Bijbel historisch „door en door betrouwbaar" is als het Woord
van God. Zijn kritiek geldt echter de verouderde wetenschapsopvatting van de klassieke
evangelicalen.
Zij lijden volgens Ouweneel aan overschatting van de wetenschap doordat ze de
bijbelgetrouwheid te rationeel willen staven. Ze horen feitelijk thuis in dezelfde categorie
als de modernistische theologen, die ook met een verouderde wetenschapsopvatting, stammend uit
de Verlichting, werken. Volgens Ouweneel is elke theologische leer omtrent de onfeilbaarheid
van de Schrift „feilbaar mensenwerk."
Genesis
Prof. Ouweneel spitst zijn visie toe op de historische betrouwbaarheid van Genesis 1-11, een
kwestie die al verschillende keren de reformatorische kerken verdeelde. Ouweneel zegt
duidelijk dat het in deze hoofdstukken om een historische realiteit gaat. Toch spreekt hij van
„de mythe van de objectiviteit." Het geloof in de zogenaamde „objectieve feiten"
was juist een van de misvattingen van het positivisme, dat ook zijn invloed gehad heeft op de
theologie. Feiten zijn altijd subjectief en contextueel, ingebed in het kader van een
'verhaal'.
Zo schrijft hij dat wat in Genesis 2:7 staat, over de schepping van de mens, niet zo gelezen
moet worden alsof een vermenselijkte God neerknielt bij een pop geboetseerd uit klei, om een
luchtmengsel in te blazen. Het gaat in dit gedeelte niet primair om de vraag of het
'letterlijk' zo gebeurd is, maar om de zin van het 'goede verhaal' dat ons verteld wordt,
namelijk dat elk mens uit een moeder is voortgekomen. Op deze wijze wil Ouweneel een
tussenstandpunt innemen tussen modernisme en fundamentalisme.
Verwant met het denken van Ouweneel is ook B&W-redacteur mr. H. P. Medema, evenals
Ouweneel lid van de Vergadering van Gelovigen. Het gezag en de kracht van de Bijbel liggen
volgens Medema niet in de „bewijsbare foutloosheid", maar in de „merkbare
werkelijkheid" van het gebeuren in datzelfde boek. Het fundamentalisme heeft op de vraag
of alles in de Bijbel „letterlijk waar" is met „ja" willen beantwoorden, maar
loopt daarmee het risico van overschatting van de tekst, het zogenaamde "literalisme".
En om nog een stem in B&W te noemen: dr. Stefan Paas, jeugdwerkconsulent van de
Christelijke Gereformeerde Kerken. Hij zegt dat na zijn verlaten van de EH al snel werd
geknaagd aan het „onwrikbare beeld" van B&W dat hij had meegekregen. Hij waarschuwt
ertegen om een wetenschappelijke opvatting van het lezen van de Bijbel op hetzelfde niveau te
zien als de belijdenis dat de Bijbel Gods Woord is. Degene die hem voorhoudt dat we de Bijbel
„altijd letterlijk en exact historisch" moeten lezen, vraagt onderwerping aan een
schriftbeschouwing in plaats van aan de Schrift, zo meent hij.
Tegenstemmen
Het ontbreekt overigens niet aan tegenstemmen tegen deze nieuwe opvattingen. Erg bekend zijn
inmiddels de opvattingen van de baptistenpredikant drs. K. van Berghem, die de ontwikkelingen
van iemand als Ouweneel zeer kritisch beschouwt. Een mildere kritiek op Ouweneel vinden we bij
prof. dr. Hendrik Koorevaar, oudtestamenticus aan het Bijbelinstituut België en de
Evangelische Theologische Faculteit in Heverlee, waar prof. Ouweneel overigens ook doceert.
Prof. Koorevaar constateert momenteel een verschuiving naar neo-evangelicalen en is daar niet
gelukkig mee. Geschilpunt is volgens hem niet het kennen van Jezus Christus door een
persoonlijk geloof of de navolging van Christus in de heiliging –alle evangelicalen zijn het
daarover eens– maar de discussie spitst zich toe op de vraag of de Bijbel als Gods Woord ook
geldt op historisch en natuurkundig vlak.
Volgens Koorevaar willen de neo-evangelicalen hun hand niet in het vuur steken voor alle
historische uitspraken in het Oude en Nieuwe Testament. Waarom zou het ook belangrijk zijn,
als je weet dat je door Jezus gered bent? De zwakheid van deze redenering is volgens Koorevaar
dat er dan geen maatstaf is om een scheidslijn te trekken tussen wat historisch onopgeefbaar
is en wat niet. De objectiviteit is verloren. Koorevaar reageert scherp op het gevaar van
grensoverschrijding. „Aan de grenzen moet de vijand gestopt worden. Als de strijd bij de
hoofdstad losbarst, is de oorlog reeds verloren. Het is te verwachten dat bij verder
toenemende invloed van het neo-evangelicalisme de kracht van de evangelische beweging verzwakt
gaat worden."
Ook zijn collega uit Heverlee prof. dr. Patrick Nullens stelt vragen bij de tendens van
evangelicale theologen „om mee te surfen op de golf van het alles relativerende
postmodernisme." Hij ziet bij Ouweneel een overwaardering van de impact die filosofische
modellen zouden hebben op dogma's en geloofsformuleringen. Hij spreekt van een gigantische
overwaardering van de invloed van het modernisme. Overstappen naar een neo-evangelicale
positie vindt hij te voorbarig.
Belangrijk
Het is te verwachten dat de discussie die nu in evangelicale kring gaande is, ook binnen de
bredere kring van de gereformeerde gezindte steeds meer gevoerd zal worden, met name onder
exegeten. Ouweneel en Paas beroepen zich expliciet op wijlen prof. B.J. Oosterhoff, die in de
jaren zeventig al stelde dat Genesis 2 en 3 weliswaar feiten zijn, maar meegedeeld in
symbolische taal, met veel antropomorfismen. Ouweneel meent dat zijn opvattingen breed
geaccepteerd zijn in kringen van de Gereformeerde Bond en de Christelijke Gereformeerde
Kerken, maar dat men die niet eerlijk durft te uiten.
Toen in het Nederlands Dagblad een artikel over deze kwestie verscheen met de kop "Ouweneel wijst theorieën over inspiratie af",
stuurden het bestuur en de directie van de EH én Ouweneel een ingezonden stuk waarbij (zeer)
nadrukkelijk gesteld werd dat de inspiratie van de Bijbel als zodanig niet ter discussie
stond. „De Bijbel spreekt met absoluut gezag, zowel waar hij handelt over het heil, als waar
hij spreekt over de geschiedenis, de kosmos en de natuur. Dat beleden wij 25 jaar geleden en
dat belijden we ook anno 2001."
|