www.vergadering.nu De Leesmap www.vergadering.nu


Symposium aan de Universiteit van Amsterdam
2 artikelen - ND en RD

Het Nederlands Dagblad - 25 maart 2003 - www.nd.nl 

De 'knappe prestatie' van Willem Ouweneel

door onze redacteur Roel Sikkema

AMSTERDAM - "Waarom zou ik als ik in de God van de Bijbel geloof, geen wetenschappelijk werk kunnen doen? Doe ik iets onmogelijks? Dan lever ik een knappe prestatie want ik doe dit al jaren."

Prof. dr. Willem Ouweneel trekt even fel van leer tegen zijn gesprekspartner rechts naast hem achter de forumtafel. Daar zit prof. dr. Herman Philipse, filosoof en atheïst. Die probeert al een uur lang te betogen dat je geen echte wetenschap kunt bedrijven als je daarnaast in God gelooft. Dan vindt hij wel Ouweneel op zijn pad. 

Plaats van handeling gisteren: de sfeervolle aula van de Universiteit van Amsterdam, tevens de Lutherse Kerk aan het Spui.
Het debat is een initiatief van de studentenverenigingen van filosofie en psychologie.

Behalve Philipse en Ouweneel doet ook prof. dr. Jaap van Belzen aan het debat mee. Van Belzen is godsdienstpsycholoog aan de Amsterdamse universiteit.

Prof.dr. mr. Herman Philipse en prof. dr. Willem ouweneel spreken informeel met elkaar tijdens het symposium - foto Rufus de Vries

Logisch
Het debat kabbelt wat heen en weer en Philipse concludeert aan het eind zelfs, dat het eigenlijk nog moet beginnen. De oorzaak is dat de hele middag de drie debaters verschillende definities gebruiken voor sommige begrippen. Philipse begint daar zelf mee door in zijn lezing te zeggen dat hij zich beperkt tot de doctrinaire aspecten (leeraspecten) van de religie en niet sociologische of institutionele aspecten erbij betrekt. Voor hem is vooral de vraag belangrijk: zijn religie en wetenschap logisch/filosofisch als kennissystemen verenigbaar? Zijn antwoord daarop is een hartgrondig nee.

"Zeg je 'het geloof gaat de rede te boven' dan houd je er geen rekening mee dat je in de wetenschap elk feit uit de werkelijkheid kunt onderzoeken. Als je vindt dat het geloof boven de rede staat, kun je een geloofsbewering niet wetenschappelijk weerleggen. En onweerlegbaarheid betekent feitelijke leegheid. De bewering 'God bestaat' betekent dan niets. Overigens 'God bestaat niet' zegt ook niets. Zeg je 'het bestaan van God ligt binnen het domein van de rede', dan moeten we kunnen vragen: wat verklaart het feit dat iemand gelooft?" Die vragen kun je volgens Philipse niet beantwoorden vanuit het geloof zelf, "want religieuze hypotheses (aannames) spreken elkaar tegen. Er is daarom een grote kans dat ze onjuist zijn."

Verliefdheid
Ouweneel, docent aan de Evangelische Hogeschool in Amersfoort en de Evangelische Theologische Faculteit in Heverlee (België), vergelijkt in zijn lezing het geloof met 'liefde'. "Je kunt daar wel van alles over zeggen, maar wat verliefdheid nu zelf precies is, kun je niet onder woorden brengen." Philipse's lezing noemt Ouweneel ook "religieus", "hij uitte een sterk geloof in de logica." Neutrale, onbevooroordeelde wetenschap bestaat niet, zegt Ouweneel. "Wetenschappelijke waarnemingen en resultaten moeten in paradigma's (geloofsvooronderstellingen) passen. Zo moet je geloof in logisch denken hebben, geloof in de betrouwbaarheid van je zintuigen." Als je de beperktheid van je menselijke waarnemingen erkent, kom je uiteindelijk bij een 'laatste grond' uit, aldus Ouweneel.

Gebrekkig
Vooral in het forumdebat wordt de discussie over de begripsverwarring duidelijk. "Ik neem het Ouweneel kwalijk dat hij een veel bredere betekenis aan het begrip 'religie' geeft dan ik", zegt Philipse. Waarop Ouweneel reageert dat hij daarover van tevoren met de organisatoren had gesproken. "Ze vonden het prima dat ik een ruimere definitie hanteerde, als ik dat maar duidelijk uitlegde."

De derde spreker, Van Belzen, vond dat je heel goed vanuit een religieus motief een wetenschappelijke studie kon beginnen. "Maar het zijn toch heel verschillende disciplines. De religie moet mij niet vertellen hoe ik een maatschappij moet inrichten. En de wetenschap zegt mij niet wat de zin van het leven is."

Ouweneel zegt dat gelovigen een "ervaring van het transcendente (het bovennatuurlijke)" hebben, wat Philipse doet vragen: "Wat is dat? Kan een atheïst dat ook krijgen?"
"Wat bedoel je precies met 'ervaringen?", reageert Ouweneel. "Ik heb wel gehoord van atheïsten die een transcendente ervaring kregen, maar daar zo van ondersteboven waren dat ze zich bekeerden. Ik denk dat de meeste atheïsten niet zulke ervaringen krijgen, omdat ze dat niet willen. Ze willen bewust niet-religieus zijn."

Uitgedaagd door zowel Ouweneel als Van Belzen geeft Philipse toe dat er naast logisch/rationele ook wel andere aspecten aan religies zitten. "Nou, je hebt de afgelopen uren wel je best gedaan die zoveel mogelijk te verstoppen", zegt Ouweneel daarop.

Terwijl voor Philipse religies "pseudo-behoeftebevredigers" zijn, blijft Ouweneel vasthouden aan de stelling dat geloof en wetenschap heel verschillende grootheden zijn. "De formulering van geloofswaarheden is vaak zwak en gebrekkig, terwijl er wel een heel authentieke ervaring kan zijn." Tegelijk kun je volgens hem wel degelijk als gelovige wetenschappelijk bezig zijn, zelfs in een vak als theologie. "Theologie is niet het geloof zelf, maar beschrijft bepaalde uiterlijke aspecten daarvan."


Het Reformatorisch Dagblad - 26 maart 2003 - www.refdag.nl 

Een religieus verhaal van een atheïst
Debat over wetenschap en religie zet neutraliteit op losse schroeven


AMSTERDAM - „Wetenschap en religie zijn onverenigbaar”, betoogt prof. dr. Herman Philipse, filosoof en atheïst. „Uw verhaal is wel door en door religieus”, repliceert prof. dr. W. J. Ouweneel. Beide hoogleraren kruisten maandag de degens tijdens een symposium over wetenschap en religie in Amsterdam. 

De bijeenkomst was georganiseerd door studenten filosofie en psychologie van de Universiteit van Amsterdam. Philipse, hoogleraar wijsbegeerte aan de Universiteit Leiden en schrijver van het strijdbare Atheïstisch Manifest (1995), bijt de spits af met de stelling dat wetenschap en religie niets met elkaar te maken hebben. Philips gaat vooral uit van het doctrinair aspect van religie, het geloof in een bovennatuurlijk en onzichtbaar wezen. Hij stelt dat God óf buiten het domein van de rede valt („En dan valt er niets over te zeggen”), óf binnen het domein van de rede („Maar dan valt er ook niets feitelijks over te zeggen”). 

Kan Philipse dan ook het niet-bestaan van God bewijzen? „Nee, een bewijs is hier een te zware eis. Ik kan niet verder komen dan waarschijnlijkheidsargumenten.” 

Philipse streeft een vorm van atheïsme na die in staat is om álle religies en de interpretaties daarvan „de kop af te hakken”, zoals hij zelf zei. Hij speelde gisteren de bal ook door naar de gelovigen onder zijn gehoor. De meesten van hen, vooronderstelde hij, „geloven in één religie. En dat betekent dat u de andere religies ontkent. En dús zijn gelovigen in veel gevallen óók atheïsten.” 

Ouweneel zet in met de stelling dat het geloof in een neutrale, objectieve, onbevooroordeelde wetenschap slechts nog door weinig wetenschapstheoretici wordt aanvaard. „Wetenschap wordt gedragen door ten diepste geloofsvooronderstellingen. De keuze voor de rationaliteit is als zodanig voor- of bovenrationeel, dat wil zeggen: stijgt boven alle rationele denken uit, is een principiële geloofskeuze van het ik. Religie is de aandrang van de mens om een soort laatste zekerheid te vinden. Dit vaste punt is óf te vinden in God, de Schepper en Onderhouder van de gehele scheppingswerkelijkheid, óf is te vinden in iets anders, zoals onpersoonlijke krachten of ideologieën.” 

In de seculiere wetenschapsleer ontbreekt volgens Ouweneel het inzicht in de religieuze betekenis van de wetenschapsbeoefening. „Feiten ontlenen hun ware betekenis slechts aan de scheppingsorde en deze kan de mens slechts door de godsopenbaring leren kennen. De seculiere wetenschap komt slechts tot waarheidsmomenten of bepaalde deelwaarheden, maar mist de samenhang van de feiten in een omvattende scheppingsorde. Kort gezegd: de laatste waarheid wordt slechts geworven door de religie, en niet door de wetenschap.” 

Prof. dr. J. A. van Belzen, hoogleraar godsdienstpsychologie aan de Universiteit van Amsterdam, vindt dat het begrip religie zo vaag is, dat wetenschappers reeds voorgesteld hebben de term in het geheel niet meer te gebruiken. „Het conflict tussen wetenschap en religie speelt zich vooral in het Westen af. Belangstelling voor religie in de psychologie neemt expansief toe.” 

Godsdienstpsychologie gaat volgens Van Belzen zuiver wetenschappelijk te werk. „Zij is religieus noch antireligieus. Uitsluiting van het bovennatuurlijke is wel kenmerkend voor godsdienstpsychologie. Alleen psychische aspecten mogen onderzocht worden, waarbij de wetenschap geen bevoegdheid heeft over de leerstellige positie van de religies.” 

Philipse wil de discussie niet onnodig vaag houden door in algemene termen over religie te spreken. „Het gaat om religie in de betekenis van het bestaan van een bovennatuurlijk wezen. Het aannemen van een dergelijk wezen (van God of van goden) is intellectueel en wetenschappelijk niet vol te houden.” 

Ouweneel: „Waarom zou het onverenigbaar zijn om in de bijbelse God te geloven en tegelijkertijd wetenschap te bedrijven? Als dat onmogelijk is, heb ik kennelijk een buitengewone prestatie geleverd”, zegt hij tot hilariteit van de zaal. „Wat ú doet, is onmogelijk. Ik denk dat je in de eerste plaats congeniaal moet proberen de andere religie te begrijpen in plaats van met slimme debateertechnieken te willen scoren of alleen met logische argumenten te komen.” 

Ouweneel noemt zich een overtuigd aanhanger van de monotheïstische religie van het christendom. „Maar dat wil niet zeggen dat alle andere religies nonsens zijn. De mens is een religieus dier, aangelegd op het bovennatuurlijke. Als we leven met dat bovennatuurlijke, is er altijd iets authentieks dat ons met elkaar verbindt. Maar de formuleringen verschillen, zijn altijd aanvechtbaar.” 

Philipse: „U gaat uit van een ervaring van het bovennatuurlijke. En tegelijkertijd zegt u dat die ervaring altijd theoretisch is gekleurd. Is het niet zo dat mensen ervaren wat ze verwáchten te ervaren? Zou het kunnen dat een atheïst dezelfde ervaring heeft als een gelovige? Of zijn het ook andere ervaringen?” 

Ouweneel: „Ik weet niet hoe ervaring van een atheïst eruitziet, maar ik ken wel vele voorbeelden van atheïsten in de geschiedenis die bovennatuurlijke dingen zijn gaan ervaren en zo radicaal tot bekering kwamen. Een atheïst sluit zich door zijn denkkeuze voor deze ervaringen af. Hij heeft ze niet, omdat hij ze niet wíl hebben. Het probleem van Philipse is niet zijn manier van denken, maar zijn wil. Hij wil zich niet openstellen voor het bovennatuurlijke. En daarom krijgt hij zulke ervaringen ook niet.” 
.
Philipse is fundamentalistisch, zo opponeert een deelnemer vanuit de zaal. „Uw manier van logisch denken is kennelijk alles.” 
.
Philipse: „Niemand heeft mij horen zeggen dat er niet meer is dan logica. Wetenschap en religie zijn niet logisch verenigbaar. Maar dat wil niet uitsluiten dat ze dat psychologisch wel kunnen zijn. Religieuze mensen hebben het idee dat zij de ’masters’ zijn van de zingeving. Zingeving is veel meer iets emotioneels, waarbij de hypothese van God er niets aan bijdraagt.” 
.
Ouweneel: „Ik denk dat het probleem in Philipse is ingebakken. U bent niet alleen logica? U wekt toch erg de indruk dat alles logica ís!” 
.
Philipse: „Wetenschap is de meest betrouwbare vergaring van kennis. Religies willen ons voorspiegelen dat er iets meer is dan wij in werkelijkheid kunnen weten. Ik zoek werkelijke bevrediging van mijn emotionele behoeften, geen fictieve bevrediging, zoals religies mij voorspiegelen.” 


De Leesmap-index


 

www.vergadering.nu