Reformatorisch Dagblad
- 13 januari
2005
Lees de
boekrecensies...
Prof. Ouweneel en dr. Van Vlastuin
in gesprek over het verlangen naar
"meer Geest in de gemeenten"
"Christen leeft vaak beneden zijn stand"
door K. van der Zwaag
Het verlangen naar "meer Geest" in de gemeenten.
Dit thema is geen modieuze gril, maar leeft breed, ook in reformatorische kring, zegt prof. dr. W. J. Ouweneel.
Dr. W, van Vlastuin heeft er vragen bij als het om een mediahype zou gaan. "Maar legitiem is het geestelijk verlangen om meer van het werk van de Geest te kennen." Aan het einde van het gesprek blijven er verschillen, maar, zo erkennen beiden, "het is nodig goed naar elkaar te luisteren en grondig met elkaar door te praten."
Beide theologen hebben hun sporen verdiend in de bezinning op het werk van de Heilige Geest.
Dr. Van Vlastuin, predikant van de hersteld hervormde gemeente te Katwijk aan Zee, publiceerde een boek over opwekking (1989) en een boek onder de titel "Wordt vervuld. Over het werk van de Heilige Geest" (1993). Zijn proefschrift ging over het werk van de Heilige Geest bij de Amerikaanse opwekkingsprediker Jonathan Edwards (2002).
Prof. Ouweneel liet verschillende publicaties over het werk van de Heilige Geest het licht zien, onder meer in verband met gebedsgenezing ("Geneest de zieken!"). Zijn laatste boek over de Geest verscheen vorig jaar onder de titel "Meer Geest in de gemeenten". De docent aan de Evangelische Hogeschool (EH) en hoogleraar in Leuven bestrijdt dat de aandacht voor het onderwerp een modieuze trend is. "Het is niet een onderwerp dat uit één bepaalde hoek komt, of rond een enkel boek gecentreerd is. Velen in de kerken zijn er onafhankelijk van elkaar mee bezig. Ook in evangelische kring, waar zaken als doop en vervulling met de Geest meestal beschouwd werden als iets voor de charismatischen. Het thema leeft eveneens in reformatorische kerken, waar de Heilige Geest voorheen wel belangrijk geacht werd voor de bekering, en ook nog een beetje bij de heiliging, maar waar Zijn werk verder als thema verwaarloosd werd."
Herkenning
In het boek van prof. Ouweneel wordt een pleidooi gevoerd voor een "met de Geest vervulde gemeente." Citaat: je kunt een Geestvervulde gemeente in het algemeen vrij gauw herkennen aan de intensiteit van de aanbidding en de omvang van haar evangelisatiewerk."
Dr. Van Vlastuin schrijft in zijn boek "Wordt vervuld" dat de tijd van bijzondere geestesgaven bij de apostelen voorbij is, maar dat we ons ervoor moeten hoeden om tevreden te zijn met de huidige stand van zaken in een christenleven. "Er is meer", schrijft hij tegenover het gevaar van zelfgenoegzaamheid. Hij waarschuwt voor een christenleven "onder de maat."
Dat "meer" van de Geest is echter niet een tweede genade, zoals in charismatische kringen geleerd wordt. Daar wordt de verzegeling of de doop door de Heilige Geest als een bijzonder voorrecht van de échte christen gezien. Iemand die deze bijzondere doop niet meegemaakt heeft, kan wel wedergeboren zijn, maar mist de kracht en de toerusting van de Geest. Zo'n christen is in feite een tweederangs gelovige. "Ik geloof dat ieder christen de Heilige Geest heeft ontvangen."
Het lijkt op elkaar: het reformatorische verlangen naar opwekking en het evangelische verlangen naar meer Geest in de gemeente.
Prof. Ouweneel: "Toch is het niet hetzelfde. Ik leg in mijn boek de nadruk op de rijkdommen die God ons te bieden heeft en die wij schromelijk verwaarloosd hebben."
Dr. Van Vlastuin: "U legt in uw boek meer de nadruk op de gaven van de Geest, terwijl ik het werk van de Heilige Geest meer zie op het terrein van bekering en heiliging, het wandelen met God. Er is meer en dieper geestelijk leven nodig, daarover ben ik het met u eens. Maar dat is wat anders dan het zich richten op de bijzondere gaven van de Geest."
Prof. Ouweneel: "In mijn boek "Meer Geest in de gemeenten" leg ik juist primair de nadruk op verdieping van het geestelijk leven. De aandacht voor andere gaven, zoals gebedsgenezing, komt meer in mijn andere boeken voor. Het gaat mij ook in de eerste plaats om verdieping van het geloofsleven, maar het verschil met u is dat ik me vooral keer tegen een negatieve opvatting van de heiliging. In reformatorische kring is men veel te krampachtig bezig om maar los te komen van de zonde, in plaats van de vraag te stellen: Hoe krijgt Christus steeds meer gestalte in mijn leven? Je kunt overigens ook uitglijden naar de andere kant, waar in evangelische kring wel de nadruk ligt op Christus, maar waar weinig gehoord wordt over de zonde."
U schrijft. "De zonde is in het Nieuwe Testament een uitzondering, geen regel." Bagatelliseert u daarmee niet de werkelijkheid van de zonde?
Prof. Ouweneel: "Zonde móét een uitzondering zijn, laat ik het zo stellen. Johannes spreekt over de nieuwe mens die niet meer zondigt. Dat is voor mij de norm. Dat is wat anders dan de uitdrukking: je blijft een arme zondaar tot je dood en eens in de hemel zal het anders worden. Dat is de nekslag voor het geestelijk leven. De Bijbel spreekt over: "Gij zijt meer dan overwinnaars." Daarin zie ik andere mensen dan christenen als tobberige verliezers, die weinig weet hebben van de mogelijkheid van een overwinningsleven."
Dr. Van Vlastuin: "Dat laatste klinkt me te triomfantelijk. De christen heeft zijn hele leven te strijden met zijn zondige aard, juist ook na zijn wedergeboorte. De Heidelbergse Catechismus spreekt over de bekering als een afsterving van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens."
Prof. Ouweneel, interrumperend: "Maar dat is al een gedachte die de Bijbel vreemd is, want de Bijbel spreekt erover dat de oude mens met Christus gestorven is!"
Dr. Van Vlastuin: "In Christus zijn we gestorven aan de zonde en opgewekt tot het nieuwe leven. In Romeinen 7 zien we hoe deze geloofswerkelijkheid gestalte krijgt door de Heilige Geest. Hoe meer de Geest bezit van ons neemt, hoe meer we het vlees in onszelf ontdekken. Dat maakt ons des te meer afhankelijk."
Prof. Ouweneel: "Dat klopt; nee, dat klopt toch niet. Ik heb juist moeite met het eenzijdig benadrukken van Romeinen 7, waar de mens worstelt met de zonde en deze ook erg serieus neemt, veel te serieus. Het hoogste doel van het christenleven is niet om je zonde steeds beter te leren kennen, maar om vanuit het geloof in Christus te leven.
Strikt genomen noemt Paulus de gelovige geen zondaar, omdat hij niet meer onder de macht van de zonde leeft. Hij kan wel in zonde vallen, maar als hij erin volhardt, moet je aan zijn bekering twijfelen. Ik vind het een veeg teken dat reformatorischen wel de woorden "ik ellendig mens" zo goed kennen, maar niet weten wat er direct op volgt: "Ik dank God, door Jezus Christus onze Heere.""
Dr. Van Vlastuin: "Ik zie in Romeinen 7 en 8 een eenheid. De zonde is niet een stadium dat je achter je laat, waarna je vervolgens tot een hoger niveau komt. Integendeel, het veroordelen van onszelf gaat samen met het roemen in God."
Dr. Van Vlastuin, u keert u in uw boek "Wordt vervuld" ook tegen christenen die onder de maat leven. Bedoelt u daarmee toch niet hetzelfde als prof. Ouweneel?
Dr. Van Vlastuin: "Wat ons verbindt, is de overtuiging dat er zo veel meer van God en Christus is te krijgen dan wij doorgaans bezitten en dat er de oproep is om uit Zijn volheid te leven. Of we deze volheid op dezelfde wijze invullen, is nog een vraag."
Ligt het verschil niet hierin dat de opvatting van prof. Ouweneel, die onder meer benadrukt dat we ons moeten openstellen voor de Geest, een activistische sfeer ademt?
Dr. Van Vlastuin: "Natuurlijk hebben wij onze verantwoordelijkheid. Natuurlijk zeggen ook reformatorischen dat ze de middelen gebruiken, maar dat is wat anders dan het zoeken naar een geestelijk aanknopingspunt. Bijbels gezien is wel duidelijk dat we de Geest kunnen bedroeven, tegenstaan en zelfs uitblussen."
Prof. Ouweneel: "Wordt vervuld, dat is een opdracht, iets wat je moet doen. Ik denk dat we in de theologie met heel wat schijnproblemen bezig zijn als het gaat om de visie op de menselijke wil. Het grootste gevaar is dat de dogmatiek over de exegese heerst, wat zowel in evangelische als in reformatorische kring voorkomt. God roept ons tot bekering en daarvan zeg ik: Laat dat nou staan en probeer dat niet glad te strijken."
Prof. Ouweneel, u bent kritisch over de reformatorische eredienst. U kunt zich geen met de Geest vervulde gemeente voorstellen met een lange preek, een zeventiende eeuwse preektoon, psalmen zingen op hele noten. Is dat geen karikatuur?
Prof. Ouweneel: "Ik vind het een gruwel als een predikant anderhalf uur het woord heeft en de gemeente verder geen inbreng heeft. Dat is volgens mij in strijd met geestelijk karakter van de gemeente en van de Heilige Schrift.
Dat heeft misschien ook met mijn evangelische traditie te maken, waarbinnen de gemeente minder een zwijgende massa is en iedereen een taak heeft. Ik vroeg pas aan een reformatorisch publiek welke bediening men had. Ze wisten niet waar ik het over had! In evangelische kring is dat vanzelfsprekend. Het gaat mij niet om nieuwe vormen als zodanig, maar oude vormen kunnen snel blokkades zijn voor het ontstaan van een Geestvervulde gemeente. Er is zo veel talent dat nooit tot ontplooiing komt."
Dr. Van Vlastuin: "Moet iedereen een bediening hebben? Ik onderstreep wel dat iedereen in de gemeente een roeping heeft, ook de moeder in haar gezin. Gemeenteleden zijn niet onmondig, daar zijn we het wel over eens. Maar het is goed reformatorisch om onderscheid te maken tussen het ambt aller gelovigen en het bijzondere ambt."
Prof. Ouweneel: "De Heilige Geest gaat niet alleen over onze verhouding tot God, maar ook over de taken in de gemeente. Naar mijn mening is het hele probleem tussen evangelisch en reformatorisch sociologisch te herleiden tot het feit dat de Reformatie in de zestiende eeuw het plotseling zonder priester moest doen, maar de structuur van onmondigheid intact hield. In de evangelische traditie, die in de negentiende eeuw ontstond, ligt meer de nadruk op het individu, op het feit dat elke gelovige verzegeld is door de Geest."
De Heilige Geest is vaak meer een briesje in het leven van de christen dan een krachtige orkaan, schrijft prof. Ouweneel. Verenigt dat verlangen naar meer u beiden?
Prof. Ouweneel: "Ik hoop van wel. Laat het duidelijk zijn: Elke gelovige kent een relatie met de Heilige Geest als Persoon Die in de gelovige woont. Maar de kracht ervan kan veel of weinig zijn. Mijn boek wil niets anders dan de christen oproepen om meer van de Geest gebruik te maken om daarmee krachtiger en zegenrijker in de wereld te staan."
Dr. Van Vlastuin: "Ik geloof dat er in het christenleven meer of minder kracht van de Geest is. De aandacht voor Zijn kracht strijdt niet met de aandacht voor Zijn Persoon. Wij maken geen gebruik van Hem, maar Hij maakt gebruik van ons. In het geestelijke leven leren we concreet tot Hem bidden en op Hem vertrouwen. Laten we daarom de geestelijke kennis van Zijn Persoon en Zijn kracht zoeken."
Lees
de boekrecensies...
|