Friesch Dagblad
- 3 juni 2008 -
www.frieschdagblad.nl + www.willemouweneel.nl
Evolutie
FD-Column - Willem Ouweneel
EVOLUTIE
Pas geleden had ik ergens in het noorden des lands op een jongerenbijeenkomst gesproken, toen na afloop een meisje naar me toe kwam dat me vroeg of het waar was dat ik intussen ertoe was overgegaan de evolutieleer te omhelzen. Ze had dat gelezen bij Bert Dorenbos. Ik kon haar geruststellen: op mijn website (
www.willemouweneel.nl) heb ik aangegeven dat Dorenbos lasterpraatjes verkoopt. Het is dit jaar veertig jaar geleden dat ik, tijdens mijn studie biologie, besloot dat de leer van een algemene evolutie (zeg maar: van makreel tot Ouweneel) die geheel natuurwetmatig (dus zonder goddelijk ingrijpen) zou zijn verlopen, onvoldoende wetenschappelijke grond heeft. Daar denk ik vandaag nog net zo over. We weten veel over biologische mechanismen waardoor planten- en diersoorten sterk kunnen veranderen en zelfs nieuwe kunnen ontstaan. Maar deze mechanismen verklaren niet hoe uit ‘lage’ organismen uiteindelijk ‘hoge’ organismen (d.i. van veel grotere orde, complexiteit en informatie-inhoud) kunnen ontstaan.
Dat betekent niet dat ik in die veertig jaar geen wijzigingen in mijn opvatting heb ondergaan. Ten eerste ben ik erg teleurgesteld in het gangbare ‘creationisme’; ik vind het gewoon niet meer zo’n goed alternatief voor de leer van de algemene evolutie. Ten tweede ben ik theologisch anders gaan aankijken tegen Genesis 1. Velen van ons gingen destijds wel érg gemakkelijk uit van de ‘letterlijke’ uitleg (zes scheppingsdagen van 24 uur), alsof er geen andere exegeses mogelijk waren. In de jaren tachtig kreeg ik een uitnodiging uit Australië om daar creationistische lezingen te komen houden. Ik moest dan wel een verklaring ondertekenen waarin o.a. stond dat de scheppingsdagen 24 uur geduurd hadden. Ik schreef die mensen een brief met de vraag hoe ze dat zo zeker wisten. Ik heb nooit meer iets van ze gehoord...
Vandaag beseffen we beter dat er wel tien soorten exegese van Genesis 1 bestaan, die ik behandel in mijn boek De schepping van God, dat binnenkort uitkomt (evangelisch-dogmatische reeks deel 3). Bijvoorbeeld:
(a) het reconstructionisme (de wereld is miljarden jaren oud; na de val van Satan herstelde God haar 6000 jaar geleden in zes letterlijke dagen; tussen Gen. 1:1 en 2 zouden dan de geologische tijdperken gestopt kunnen worden).
(b) De dag-tijdperktheorie (de ‘dagen’ komen overeen met lange geologische tijdperken).
(c) Progressief creationisme (Gen. 1 beschrijft een periode van honderden miljoenen jaren; de ‘dagen’ verwijzen naar beslissende scheppingsdaden van God tijdens de evolutie, zoals de schepping van de planten, zee- en landdieren en de mens).
(d) Het litteralisme (de levende wereld kwam pakweg 6000 jaar geleden of iets meer tot stand in zes dagen van 24 uur; de aarde zelf is net zo oud óf miljarden jaren oud [jonge- en oude-aardevariant]).
(e) De openbaringsdag-theorie (het werk van Gods schepping is aan de auteur geopenbaard op zes dagen van 24 uur).
(f) De kadertheorie (Gods scheppingswerken zijn in een literair ‘kader’ geplaatst door ze te verdelen over zes ‘dagen’).
(g) De typologische opvatting (Gen. 1 is een poëtische allegorie).
De scheppingsdagen worden dus op vier manieren uitgelegd: als dagen van 24 uur, geologische tijdperken, openbaringsdagen of literaire dagen. Ik voer het ‘theïstisch evolutionisme’ (de leer dat God de wereld geschapen heeft door middel van het evolutieproces) niet op als afzonderlijke verklaringswijze, omdat deze leer voorondersteld is, of kan zijn, in alle genoemde visies behalve [d]. In [a], [b] en [c] is zij noodzakelijk voorondersteld, in de overige niet.
Wie als christen over de evolutieleer nadenkt, heeft drie problemen. Een theologisch probleem: hoe lezen wij Gen. 1? Dat kan op minstens tien manieren! Een natuurwetenschappelijk probleem: hebben we wetenschappelijke bewijzen om in een amoebe-tot-mens-evolutie te geloven? Volgens mij hoogstens aanwijzingen. En een wijsgerig probleem: hoe moeten wij de verhouding tussen geloof en wetenschap zien, vooral als het om oorsprongsvragen gaat? Moet je de twee scheiden of kun je ze integreren? En hoe dan?
Wie gemakkelijke antwoorden op deze vragen heeft, heeft er misschien nog nooit diep genoeg over nagedacht...
Prof. dr. Willem J. Ouweneel doceert aan de Evangelische Hogeschool in Amersfoort, de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven en de Evangelische Theologische Academie in Zwijndrecht en is auteur van vele boeken op het terrein van theologie en filosofie.
|