26
augustus 2009 - www.bodem.nl
Het gat in ons leven
Door Henk P. Medema
.....Een gat in het evangelie
Pas als we dit als een feit hebben vastgesteld, komt de vraag: hoe bestaat het dan dat wij er vaak gewoon helemaal niet zijn voor deze wereld? Wat krom is – zegt de Prediker – kan niet recht worden gemaakt, en wat ontbreekt kan niet worden meegeteld (1:15). Inderdaad is het krom dat christenen niet of nauwelijks de wereld op hun agenda hebben geplaatst. Waar is het zout? Waar is het licht? Waar is de Kerk? Waar zijn wij?
Hoe is het in de wereld mogelijk dat christenen ver weg van het wereldgebeuren in hun warme nest blijven liggen? ‘Nog even slapen, nog even sluimeren...’ (Spreuken 24:33)
Het komt, aldus de president van World Vision, Richard Stearns, doordat wij een evangelie hebben met een gat erin. Want het gaat in het evangelie niet alleen om een persoonlijke relatie van ons hart met God (Vader, Zoon en Heilige Geest), maar ook om een publieke relatie van ons hart ten opzichte van Gods wereld.
Het evangelie zoals dat in veel kerken en gemeenten verkondigd wordt, en zoals velen van ons er nog steeds een beeld van hebben, is veel te weinig. Het houdt in: een transactie tot behoudenis in het verleden, een overgang tot hemelse heerlijkheid in de toekomst. Zondaars komen in de hemel, dat is de inderdaad verbazingwekkende en indrukwekkende inhoud van het halve evangelie. Maar het héle evangelie is dat er heilige mensen de wereld betreden, dat er hemelse mensen op aarde komen. Dat is niet alleen maar goed nieuws voor mensen, maar goed nieuws voor deze verzondigde aarde, want ze komen er Jezus openbaren.
|
Zonden van nalatigheid
Terwijl de opdracht van Jezus duidelijk is, zoals we het in het Engels noemen The Great Commission (Matteüs 28:18-2), is het gat in het evangelie, The Great Omission, ook zonneklaar. Zonde is het, letterlijk zonde. Maar dan niet een verkeerde daad, maar een verkeerd nalaten; niet, zoals de oude gereformeerden dat noemden, een zonde van dadelijkheid, maar een zonde van nalatigheid. Dat soort zonden hebben we niet zo gauw in de gaten, want ze maken geen lawaai. Geruisloos liep de rijke man de arme Lazarus voorbij (Lucas 16:19-31), vrolijk en prachtig voortlevend. Hij had niets tegen Lazarus, deed hem ook in het minst geen kwaad, maar hij had ook niks met Lazarus. Zoals wij tot onze schaamte moeten bekennen dat wij dikwijls ook niks hebben met onze buren, collega’s, rijken of armen in onze woonplaats, verdrukten en vervolgden, kindsoldaten of politieke gevangenen, hiv- of aids-slachtoffers in Afrika, straatkinderen in Brazilië, werklozen zonder uitkering in Siberië. Je kunt niet de hele wereld op je nek nemen, nietwaar.
‘Waarom roepen jullie “Heer, Heer” tegen Mij, maar doen jullie niet wat Ik zeg?’ (Lucas 6:46). En Jakobus dringt erop aan dat het christelijke geloof ‘werk in uitvoering is’, en hij zegt: ‘Alleen horen is niet genoeg, u moet wat u gehoord hebt ook doen’ (Jakobus 1:22). Scherp, op het sarcastische af, stelt hij de vrome kletspraat van sommige gelovigen aan de kaak: ‘Maar dan zegt iemand: “De één gelooft, de ander doet.” Laat mij maar eens zien dat je kunt geloven zonder daden; ik zal u door mijn daden tonen dat ik geloof’ (Jakobus 2:18). We moeten nog een stapje dieper doen: het gaat niet alleen maar om wat we niet doen, maar om wat we niet zijn, de representatie van Christus.
Een gat in mijn geloofsleven
Er knaagt iets aan me, terwijl ik dit opschrijf. Stilgezeten heb ik niet zoveel, in de meer dan drie decennia dat ik voor de Heer mocht werken. Ik heb duizenden preken gehouden, honderden artikelen gepubliceerd, meer dan dertig boeken geschreven. Lekker puh, zou je kunnen zeggen. En toch zit er in dat alles een gat. Ik schaam me ervoor te moeten zeggen dat ik me maar bar weinig bekommerd heb om de nood van deze wereld.
Een deel ervan heeft te maken met het piëtistische evangelie waarmee ik groot geworden ben, en waarmee ook een aantal van onze lezers opgegroeid zijn. Dat evangelie sloeg nauwelijks op de wereld (al leerden we Johannes 3:16 uit het hoofd), maar alleen op individuele mensen. Deze onbekeerde mensen waren, om een beeld te gebruiken, allemaal zwarte bolletjes, en die konden allemaal wit worden, door het bloed van Christus – en als de laatste gered is, zou de Heer kunnen komen en zouden zij mét ons de Heer tegemoet gevoerd worden in de lucht. Op z’n allerbest waren we allemaal ‘gered om te redden’ (in een wat mindere bui waren we ‘gered om bijbelverzen te analyseren’). Je zult me niet horen zeggen dat de ‘vermagerde’ versie van Johannes 3:16 niet het evangelie is, maar het is niet het hele evangelie.
Dit goede nieuws is dus een uitdaging voor ons, juist omdat we zélf het goede nieuws zijn. We moeten vér van ons bed de nood vinden – en misschien blijkt dat wel heel dichtbij te zijn. In de bewoordingen van Efeze 5:14: ‘Ontwaak uit uw slaap, sta op uit de dood, en Christus zal over u stralen.’
[ Het bovenstaande is het laatste gedeelte van een artikel van Henk Medema in Bodem van april 2009 ]
|