Gebedsgenezing als gave en risico
UTRECHT – „De grote aandacht voor bevrijding en heling in christelijke kring kan verworden tot een variant van modern maakbaarheidsgeloof”, meent prof. dr. C. van der Kooi. „Alsof christenen de gezondheid in de hand zouden kunnen krijgen.”
Prof. Van der Kooi sprak dinsdagavond in Utrecht tijdens een disputatie van de Gereformeerde Theologen Studentenvereniging (GTSV) Voetius. Daarbij nam hij het op tegen prof. dr. W. J. Ouweneel. Het thema van de disputatie was ”Geest, gebedsgenezing en overwinning”.
De hoogleraar theologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam vindt dat er te veel ‘happiness’ en gezondheidsdenken in de moderne gebedsgenezingbediening zit. Hij verklaarde zich niet tegen gebedsgenezing, maar „we kunnen genezing en herstel niet claimen, we kunnen en moeten ons er wel naar uitstrekken.”
De evangelische prof. Ouweneel, een vurig voorstander van gebedsgenezing, meent „dat God veel meer gelovigen wil genezen, maar ze staan hun genezing zelf in de weg. Gelovigen moeten kijken wat er mis is.” Van der Kooi: „Dat is een gevaarlijke weg. Het grote gevaar is dat mensen in zichzelf blijven kijken. De zelfreflectie van de afgelopen eeuwen is tot een moderne vloek geworden. We moeten meer in termen van gemeenschap spreken.” Ouweneel: „Je moet een balans vinden.” Van der Kooi: „Er is geen balans. Soms ligt het zwaartepunt bij de verantwoordelijkheid van de mens, soms bij de voorzienigheid van God.”
Ouweneel vindt dat in het calvinisme de nadruk te vaak eenzijdig gelegen heeft op Gods soevereiniteit en voorzienigheid. Als voorbeeld waar het mis kan gaan noemt hij zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus, die „de weg opent voor misverstanden. Calvinisten zeggen dat ziekten hun uit Gods hand toekomen. Evangelischen zeggen dat sommige ziekten van God en andere van de duivel komen. Als we eenzijdig stellen dat ziekten ons uit Gods hand toekomen, kan gebedsbediening als het ingaan tegen de voorzienigheid van God gezien worden.” Calvijn zou de kwalen die hij had aan God hebben toegeschreven, maar „als de reformator iets rustiger aan gedaan had in zijn leven, had hij minder kwalen gehad.”
Van der Kooi noemde zondag 10 geen uiting van fatalisme maar een toepassing van Romeinen 8. In de calvinistische traditie is weliswaar een lijdelijke stroming ontstaan, maar Calvijn was niet lijdelijk, aldus Van der Kooi. „Calvijn zei dat mensen mogen strijden tegen de ziekte.”
Ouweneel waarschuwde voor uitwassen bij genezingsbedieningen die zich oriënteren op de woorden uit Jakobus 5. Hij wees erop dat het gelovige gebed het uitgangspunt moet zijn. „Het zalven met olie moet geen quasi-magische handeling worden.”