Bijbelgetrouw, krachtig en praktisch onderwijs van Andrew Wommack
Overzicht van de vertaalde bijbelstudies van Andrew Wommack, klik hier...

Je hebt het al - 6
(dus stop proberen het te krijgen)
Andrew Wommack

Deel 1 - We zijn al gezegend...
Deel 2 - Genade en geloof...
Deel 3 - Het is in het geestelijke gebied...
Deel 4 - De triomftocht...
Deel 5 - Heb je meer geloof nodig?...
Deel 6 - Het probleem is ons ongeloof...


Onderwijs vertaald van MP3 bestanden. Gedownload van TV)
Oorspronkelijke titel van deze serie: ‘You've Already Got It’ 

Deel 6: Het probleem is ons ongeloof

Ik ben Andrew Wommack, en dit is onze zesde en laatste tape van een serie getiteld ‘Je hebt het al’. Het is duidelijk dat alles wat ik in de voorafgaande serie heb gezegd heel essentieel is. Ik wil je dus aanmoedigen om, als je die nog niet gehoord hebt, of als het al een poos geleden is dat je daarnaar geluisterd hebt, de hele serie met de titel ‘Je hebt het al’ te bemachtigen.
Laat ik heel kort nog een paar dingen noemen. Efeziërs 1, het eerste onderwijs ging erover hoe in alles reeds voorzien is. We zijn reeds gezegend met alle geestelijke zegening. Wij hebben reeds dezelfde kracht in ons, die Jezus Christus uit de dood deed opstaan. We hebben dus helemaal niet meer van God nodig, maar wat we wél moeten doen, is leren hoe we, wat we reeds gekregen hebben, ontvangen en gebruiken. Het is niet zo dat God het nog moet uitzenden, maar wij zijn degenen die moeten ontvangen. God heeft reeds gegeven. 

Vervolgens, in onze tweede tape, gebruikten we Efeziërs 2 vers 8 over genade en geloof, dat geloof alleen maar toe-eigent wat God reeds heeft voorzien door middel van genade. Ik zeg je dat deze openbaring mijn leven heeft veranderd en ook dat van vele andere mensen. Dat is een heel belangrijke waarheid. 

De derde tape gaat over het geestelijke gebied, alles waar God in voorzien heeft in de geest, in onze geest en in het geestelijke gebied. En om het tot fysieke manifestatie te laten komen, zodat je er gebruik van kunt maken, heb je geloof nodig. Geloof is datgene wat uitreikt in de geestelijke wereld en de dingen overzet naar de fysieke wereld. Ik denk dat dit een heel belangrijk concept is, omdat het erover spreekt dat God reeds alles gedaan heeft. Maar heel veel mensen proberen dit te checken door te kijken in het fysieke gebied. En als jij denkt dat alles wat bestaat alleen maar is wat je kunt zien, proeven, horen, voelen en ruiken, dan zul je nooit of te nimmer kunnen geloven dat God het al gedaan heeft. Maar als je in staat bent te erkennen dat er een geestelijke wereld bestaat die je niet kunt zien of kunt vaststellen met jouw kleine kersenpit, dan ben je in staat te erkennen dat er dingen bestaan die je niet kunt zien. En dan kan geloof deze dingen overbrengen tot fysieke manifestatie.
We spraken er ook over dat het in Daniël 9 en 10 satan was, die een belemmering vormde voor het antwoord aan Daniël, en niet God. God had Daniëls gebeden ogenblikkelijk verhoord, maar het was satan die verantwoordelijk was voor het verschil in tijd tussen het gebed, waarbij Daniël in het 9e hoofdstuk in drie minuten ontving, en in het tiende hoofdstuk waren er drie weken voor nodig. 

En als vervolg hebben we in de vierde tape gesproken over geestelijke oorlogvoering; hoe reken je af met de duivel. En ik heb een paar dingen gezegd, die naar ik meen heel belangrijk zijn, en heel weldadig, maar die ook heel erg controversieel zijn. En ik krijg meer kritiek over dit onderwerp van geestelijke oorlogvoering, wat ik de ‘triomftocht’ heb genoemd. En ik heb het erover dat satan wel een rol speelt, maar dat de enige manier waarop hij tegen ons strijd door middel van bedrog is. Het komt niet doordat hij enige fysieke of geestelijke macht of gezag heeft, maar het is alleen maar door misleiding dat wij zijn leugens geloven, en dat satan in staat zou zijn om iets in onze levens te doen. 

Het laatste onderwijs dat ik gegeven heb, in tape nummer vijf in de serie, ging over het geloof van God, en hoe, als je wedergeboren bent, je reeds ál het geloof hebt ontvangen dat je nodig hebt. Je hebt de beschikking over hét bovennatuurlijke geloof van de Zoon van God. En dat is niet maar voor één ogenblik in je gekomen en weer vertrokken, maar de gaven en roepingen van God zijn onberouwelijk, Romeinen 11:29.
Dat betekent dat wat God je eenmaal gegeven heeft, je nog steeds hebt. Het is misschien niet operationeel in je; er is misschien geen bewijs of manifestatie van in je leven, maar het is er wel degelijk in het geestelijke gebied. 
En het erkennen dat jij hét geloof van de Zoon van God binnenin je hebt, maakt een enorm verschil. Je zult dat wel moeten ontwikkelen. Je zult moeten leren hoe je het vrij zet. Op die tape hebben we het er ook over gehad dat er wetten zijn die beheersen hoe het geloof van God werkt. Je kunt Gods geloof niet gebruiken op de manier waarop jij dat zou willen. Je moet ontdekken wat die wetten zijn, net zoals in het natuurlijke gebied elektriciteit door wetten beheerst wordt. Als je elektriciteit wilt gebruiken, zul je moeten ontdekken wat die wetten zijn en in overeenstemming met die wetten moeten handelen. Mensen hadden duizenden jaren geleden al elektriciteit kunnen gebruiken als zij hadden geweten wat wij tegenwoordig weten. Het probleem was alleen maar ‘kennis’. We hebben het er allemaal over gehad hoe jij reeds het bovennatuurlijke geloof van God hebt. 

Deze serie ga ik afsluiten met uitleggen dat het probleem eigenlijk ons ongeloof is. En dit onderwijs sluit heel dicht aan bij dat van de laatste, de vijfde tape, dat je reeds het geloof van de Zoon van God hebt, en dat het daarom in feite onjuist is om God te vragen om jouw geloof te vermeerderen. De discipelen deden dat in Lukas 17 en in feite vertelde Jezus hen dat ze helemaal geen vermeerdering van geloof nodig hadden. Maar je moet gewoon gebruiken wat je hebt. 
Dus je moet dit principe begrijpen dat je reeds het geloof van God hebt. Maar dat gaat niet automatisch overwinning in jouw leven voortbrengen, tenzij je leert hoe je dat geloof moet gebruiken. Hier gaan we het nu over hebben. Je moet zien af te rekenen met ongeloof dat het effect van jouw geloof uitwist. 

Ik wil dit onderwijzen vanuit Mattheüs 17. Dit is vlak nadat Jezus en zijn drie discipelen terugkwamen van de berg van de verheerlijking. Jezus werd daar verheerlijkt. Ze zagen Mozes en Elia met Jezus spreken en ze kwamen die berg af: 14 ‘En toen zij bij de schare gekomen waren, kwam iemand tot Hem, knielde voor Hem neder, en zei: 15 Here, heb medelijden met mijn zoon, want hij is maanziek en hij is er slecht aan toe; want dikwijls valt hij in het vuur en dikwijls in het water. 16 En ik heb hem naar uw discipelen gebracht en zij hebben hem niet kunnen genezen. 17 Jezus antwoordde en zei: O, ongelovig en verkeerd geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn? Hoelang zal Ik u nog verdragen? Breng hem Mij hier.’
We gaan nog verder naar andere schriftgedeelten, maar ik wil hier even bij stilstaan en het volgende zeggen. Het verhaal gaat erover dat een man zijn zoon bij Jezus bracht. De Bijbel spreekt erover dat hij ‘maanziek’ is. En zoals je hier kunt lezen, en ook in andere verslagen zoals Markus 9, is het duidelijk dat hij een soort toevallen had. Ik denk dat de meeste mensen die dit gelezen hebben, het tegenwoordig gelijk zouden stellen aan epilepsie. 
En de man bracht deze jongen die deze boze geest in zich had, en de discipelen van Jezus hadden hem niet kunnen uitdrijven. En Jezus hoorde dit, en let eens op Zijn reactie. Hij zegt: ‘O, ongelovig en verkeerd geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn? Hoelang zal Ik u nog verdragen? Breng hem Mij hier’. Dit is nu heel belangrijk, omdat wij tegenwoordig niet heel veel mensen in ‘het lichaam van Christus’ zien die in de bovennatuurlijke kracht van God opereren. We zien niet zoveel demonen uitgedreven worden, en niet zoveel mensen genezen. De kerk als geheel is machteloos om demonen uit te werpen en om ziekten te genezen en dat soort dingen te doen. 
Maar het grootste deel van het ‘lichaam van Christus’ heeft zichzelf goedgepraat voor deze situatie. Ze zeggen: ‘Wij zijn ook maar mensen, we hebben gebeden en God gevraagd het te doen, maar als er dan niets gebeurt, God is soeverein, het zal Gods wil niet zijn, deze dingen zijn gestopt met het sterven van de apostelen.’ En dat soort dingen. We komen met al dit soort verschillende leringen om de krachteloosheid en de ondoelmatigheid van de kerk te rechtvaardigen.

Maar Jezus reageerde niet op die manier. Als Jezus een van de vele moderne dominees was geweest, een van die gevoelige voorzichtige als je je maar goed voelt types, dan had Hij gezegd: ‘Jongens, het spijt me, Ik had niet op die berg moeten zijn en verheerlijkt worden en met Mijn Vader spreken. Ik heb jullie in de steek gelaten. Ik heb jullie achtergelaten met problemen die jullie helemaal niet aankunnen, tenslotte zijn jullie ook maar mensen, vergeef me, het spijt me. Ik ben er nu, breng hem maar bij mij. 
Maar Jezus deed niets van dit soort dingen. In plaats daarvan werd Hij in feite boos. Het wordt niet verteld hoe boos Hij echt werd. Maar het is heel duidelijk dat Hij niet tevreden was. Hij zei: ’O ongelovig en verkeerd geslacht’. Met andere woorden: ‘Dit is niet zoals het zou moeten zijn. Hoelang ben Ik nog bij jullie, hoelang zal ik hier nog bij jullie zijn om deze dingen te doen’. 

Jezus probeerde het een en ander aan Zijn discipelen te leren. Hij had hen al gezag gegeven om demonen uit te drijven en mensen te genezen. En Hij verwachtte van hen dat zij in staat waren dit af te handelen. Jezus zei in feite: ‘Jongens, dit is onaanvaardbaar, jullie zijn ongelovig, ontaard, verkeerd, zo moet het niet.’ Ik probeer dit in liefde te zeggen, maar ik hoop dat het overkomt en de impact heeft die het zou moeten hebben. Maar onze christenheid van tegenwoordig is ongelovig en ontaard. 

De kerk zou de antwoorden voor de wereld moeten hebben. En die hébben we ook. Maar we gebruiken niet wat we hebben ontvangen. En het punt dat ik in deze hele serie probeer duidelijk te maken is dat God ons álles al gegeven heeft, maar wij gebruiken het niet. Wij zijn gewoon niet effectief. De meeste christenen hebben de standaard omlaag gebracht en beweren dat wonderen en al die bovennatuurlijke dingen sinds de apostelen en de kerk van de eerste eeuw zijn uitgestorven. En een heel groot deel van het lichaam van Christus verwacht niet eens, of zoekt niet eens naar wonderen. 
Zelfs degenen die wél op zoek zijn naar wonderen benaderen het vanuit ‘Oh God, wij vragen U om het te doen.’ En zij begrijpen niet, dat God het al gedaan heeft, en zij gebruiken hun gezag niet om het te laten gebeuren. Wij zien heel weinig resultaten in dit gebied. En de reactie van Jezus op zijn discipelen is denk ik precies hetzelfde als wat Hij nu denkt over de kerk van vandaag. Dit is fout en verkeerd en niet de manier waarop het zou moeten zijn. 
Mensen zouden naar ons toe moeten komen en genezing ontvangen, bevrijd worden, gezegend worden, financieel en emotioneel. Zij zouden de antwoorden voor hun leven in de kerk moeten vinden. En het zou niet nodig moeten zijn om hen naar andere plaatsen toe te sturen. Ik verzeker je dat het lichaam van Christus op dit gebied werkelijk tekort schiet. 

In vers 18 staat: 18 En Jezus bestrafte hem en de boze geest ging van hem uit, en de knaap was genezen van dat ogenblik af. 19 Toen kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden, toen zij met Hem alleen waren: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitdrijven?
Dit is echt een belangrijke vraag. Ik wil je een beetje achtergrondinformatie hierover geven, zodat je dit nog beter begrijpt. In het tiende hoofdstuk van Mattheüs had Jezus deze discipelen reeds uitgezonden en Hij had hen macht gegeven over de duivel. In Mattheüs 10:1 staat: 1 En Hij riep zijn twaalf discipelen tot Zich en gaf hun macht over onreine geesten om die uit te drijven en om alle ziekte en alle kwaal te genezen.’
Met andere woorden, ieder probleem werd hiermee opgelost. Jezus had hen dus reeds uitgezonden. En in het tiende hoofdstuk van Lukas zien we, dat toen de discipelen terugkwamen, ze zich verheugden. En zij zeiden tot Hem: ‘Heer, zelfs de boze geesten onderwerpen zich aan ons in Uw Naam’. En Hij moest hen corrigeren: ‘Verheug je niet dat de duivels zich aan je onderwerpen, maar dat je ingeschreven bent in de hemel’. 
Ze hadden hier in het tiende hoofdstuk van Lukas helemaal geen vragen, wat dus impliceert, dat ze eropuit gingen en de kracht aannamen die God hen had gegeven en resultaten zagen. 
Ik denk dat het heel belangrijk is, dat je dit erkent. Dus het waren in Mattheüs 17 geen mensen die nog nooit gefunctioneerd hadden in het wonderbaarlijke, die nog nooit iemand hadden zien genezen, die nog nooit demonen uit hadden zien gaan. Dit waren mensen die dit allemaal gedaan hadden, en met succes. En omdat ze helemaal geen vragen stelden, volgt hieruit dat ze waarschijnlijk zelfs een succespercentage van 100% kenden. Tot op dit moment. 

Dat maakt hun vraag dus nog betekenisvoller. Want als dit mensen waren geweest als de mensen van tegenwoordig, zelfs als sommige evangelischen die geloven dat wonderen voorbij zijn, en dat deze bedeling voorbij is, en dat God nu geen wonderen meer doet, als deze discipelen op díe manier hadden geloofd en hadden gezegd, demonen bestaan niet eens, demonen kunnen daarom ook niet uitgedreven worden, dan hadden ze deze vraag niet eens gesteld. 
Het feit alleen al dat ze deze vraag stelden, betekent dat ze wel degelijk geloofden. Ze hadden wel degelijk geloof dat het Gods wil was, dat Hij hen macht gegeven had. Zij hadden die macht uitgeoefend, zij hadden ernaar gehandeld, zij hadden het uitgesproken, maar desondanks zagen zij nu niet de gewenste resultaten. Klinkt dat iemand bekend in de oren?

Ik garandeer je, dat bijna iedereen die naar deze tape luistert wel eens heeft meegemaakt dat je echt ergens in geloofd hebt, dat God zou gaan genezen, bevrijden, voorspoedig maken of wat dan ook, en tóch heb je de juiste resultaten niet gezien. 
Nu is het zo dat degenen die níet geloven, die alleen maar bidden: ‘Heer, indien het Uw wil is...’, deze mensen zijn niet geschokt of verbaasd als er niets gebeurt. Maar deze discipelen waren geschokt en gekwetst en zij stelden deze vraag juist omdat zij wél geloofden. 
Het is heel belangrijk dat je dit begrijpt. Zij hadden dat geloof uitgeoefend, en in het verleden hadden zij het zien werken. Maar deze keer kregen zij niet de gewenste resultaten. En daarom is dit hier in Mattheüs 17 vers 20 Jezus’ antwoord op hun vraag waarom zij niet in staat waren deze demon uit te drijven. 

Voordat ik dit voorlees, wil ik je een vraag stellen. Waarom denk jij dat bepaalde demonen niet uitgaan? Waarom denk jij dat bepaalde mensen niet genezen. Waarom denk jij dat je in bepaalde periodes geen financiële doorbraak ziet. Waarom denk jij dat er voor mensen gebeden wordt, maar er gebeurt niets. Daar zijn heel veel verschillende verklaringen voor. Eén van de meest voorkomende verklaringen is dat mensen denken: ‘Nou, het zal wel niet Gods wil zijn geweest.’
En ik wil dat hier categorisch ontkennen. God wil dat je voorspoedig zult zijn, in elk gebied van je leven. God wil helemaal niet dat je ziek bent, het is niet Gods wil dat je tekort komt, depressief bent. Het is nooit Gods wil dat je invalide bent, of ontmoedigd. God probeert je niet een lesje te leren. Hij is niet bezig met je af te straffen. Dat is allemaal gewoon niet waar. 

Er is een heel groot deel van het lichaam van Christus dat gewoon ieder onbeantwoord gebed onder deze categorie veegt: ‘Nou, God is soeverein, het zal Zijn wil niet zijn.’ Ik heb nu geen tijd om dit allemaal te behandelen. Ik geloof, dat God almachtig is, ik geloof dat Hij alles kan doen wat Hij maar wil, maar ik geloof dat Hij alles wat Hij wil doen al hééft gedaan, en dat Hij heel veel speelruimte, en beslissingbevoegdheid en gezag aan óns heeft overgelaten. 

Er gebeuren tegenwoordig heel wat dingen die níet Gods wil zijn, maar die gebeuren omdat wij gewoon oogsten wat wij gezaaid hebben. Ik kan bijvoorbeeld verwijzen naar de terroristenaanvallen die in 2001 zijn gebeurd. Veel mensen koppelden dit aan Gods oordeel. Ik geloof niet dat dit Gods oordeel over Amerika was. Ik geloof wel dat Amerika waardig is om geoordeeld te worden door God, maar dat God Amerika niet gaat oordelen. En ik geloof ook niet dat het Gods soevereine wil was dat Hij deze aanslag wilde toestaan. Ik geloof dat God wetten heeft ingesteld, en dat wij oogsten wat wij zaaien. 

Amerika is systematisch bezig te proberen een seculiere staat te worden in plaats van een christelijke natie. We hebben God uit onze openbare scholen gegooid, en uit het openbare leven. ‘Het is politiek niet correct’, denkt men. We hebben God genegeerd, we gaan onze eigen weg, en daardoor kon de vijand aanvallen. En de vijand zal ook gelovige mensen aanvallen. Je hoeft echt niet iets verkeerds te doen om door de duivel aangevallen te worden. Maar toen de vijand aanviel, waren wij zonder verdediging, omdat wij God beperkt hebben om vrijuit in onze samenleving te werken. 
Ik geloof dat als dit een meer Godvrezende natie zou zijn, onze verdediging beter zou functioneren. Maar je kunt niet stellen dat Godvrezende mensen nooit een probleem zullen hebben. Er zijn daarbuiten demonisch geleide mensen in deze wereld, die je zullen aanvallen. David had voortdurend mensen die hem aanvielen. En hij zocht God en diende God. Hij heeft overwonnen, maar hij werd wel degelijk aangevallen. Hij moest strijd leveren. 

Het punt dat ik hier wil maken, is dat het onderwijs over de soevereiniteit van God een verkeerde voorstelling van zaken is, en een verkeerde toepassing. Ik heb een op zichzelf staand onderwijs met de titel: ‘De soevereiniteit van God’ die daar meer in detail op in gaat. Nu kan ik geen tijd daarvoor uittrekken. 
Maar als we de vraag stellen, waarom dingen niet werken, denken sommige mensen: ‘God is soeverein en God regeert en beheerst alle dingen’, maar ik denk dat dit niet juist is. 

Dan zijn er andere mensen, en waarschijnlijk is dat de overheersende reactie van charismatische geloofsmensen, die als je vraagt: ‘Waarom bad iemand om genezing en stierf?’ waarschijnlijk het antwoord zullen geven: ‘Hij had geen geloof’, of niet genoeg geloof. Daar ben ik in de vorige tape op ingegaan, dat wij reeds het geloof van de Zoon van God hebben. Maar het komt er op neer dat je geloof niet effectief is, niet voldoende, je had niet genoeg geloof. Laat me dit erover zeggen. Het is één van de mogelijkheden. Het is niet de enige mogelijkheid. Dat wil ik hier wel heel helder maken, want ik denk dat het vaak zo voorgesteld wordt, dat de enige reden dat mensen hun gebeden niet beantwoord zien, is dat je gewoon niet genoeg geloof hebt. Of je geloof werkte niet. 
Ik denk dat dit te eenvoudig gesteld is. Het probleem daarmee is, dat het veel mensen onder een veroordeling stelt, en ertoe leidt dat zij onderwijs over geloof verwerpen omdat zij het veroordelend vinden, want het legt alle verantwoordelijkheid bij hen. En er is geen genade bij betrokken. Nogmaals wil ik je verwijzen naar de tape over genade en geloof (tape nr 2) in deze serie. Het is dringend noodzakelijk dat je de relatie die daar wordt uitgelegd begrijpt. 

Ik denk dat één reden waarom mensen geen verhoring van hun gebed zien manifesteren, is dat zij niet geloven. Dat is gewoon één reden. Men zegt: ‘Nee, dat is geen reden, geloof heeft er niets mee te maken’. Ik geloof dat dit volkomen onjuist is. Ik hoor niet heel veel mensen zoiets zeggen, omdat het zo overduidelijk is. Maar ik heb een aantal mensen horen zeggen, dat als het gaat over het bedienen van genezing aan iemand anders, het dan niets te maken heeft met hun geloof. Als jij maar gelooft, dan zal het werken. 
Ik geloof dat dit niet waar is. Jezus activeerde het geloof van mensen. Jezus vertelde mensen in het vijfde hoofdstuk van Johannes: ‘Ga en zondig niet meer, opdat u niet iets ergers overkome’ en daarmee wordt gesteld dat zij daar zelf een rol in spelen. 

Over al deze onderwerpen heb ik tapes. Ik ben er van overtuigd dat er een bepaalde mate van geloof noodzakelijk is van de kant van de ontvanger. En soms hoor je mensen beweren dat dit niet waar is. Ik denk dat dit niet juist is. Ik denk wel zeker dat iets van geloof nodig is. Maar ik wil wel dit zeggen, dat het maar al te vaak een uitvlucht is geweest om te zeggen: ‘Nou, het komt omdat jij niet gelooft en daarom heb je niet ontvangen.’ Dat is veroordelend en het is te simplistisch gesteld. Heel vaak is het maar een uitvlucht zodat wij de realiteit niet onder ogen hoeven te zien dat er een tekortkoming is in óns geloof en bij óns ontvangen van God. 

In een algemeen onderwijs kan ik geen heldere lijn trekken en precies aangeven waar het probleem zit. Ik kan alleen zeggen dat geloof, of een gebrek aan geloof, één van de redenen is. Het is ook één van de gróte redenen dat we heel veel niet ontvangen van God. Als je niet gelooft, kun je niet ontvangen. En ik geloof dat dat waar is. Maar het is niet zó simplistisch als: óf je gelooft en ontvangt; óf je gelooft niet en ontvangt niet. Dat is ook niet het enige dat hierbij speelt. Je kunt wel degelijk geloven, en toch nog steeds niet ontvangen. En dat is het onderwerp dat ik hier wil behandelen. 

Deze discipelen vroegen aan Jezus: ‘Waarom konden wij hem niet uitwerpen?’ Zij hadden wel degelijk geloof, anders zouden ze deze vraag nooit hebben gesteld. Zij hadden in het verleden geloofd en positieve resultaten gezien. En toch zagen ze nu niet het juiste resultaat. Er was wel degelijk hoop aanwezig, maar toch zagen ze niet de juiste resultaten. Dus let op wat Jezus aan hen antwoordt in Mattheüs 17 vers 20: 20 En Jezus zei tot hen: Om uw ongeloof. 
En dit is de vergissing die veel mensen hier maken. Ze denken dat als je ongeloof hebt, dit automatisch betekent dat je dus geen geloof hebt. En omgekeerd, dat als je geloof hebt, dat je automatisch dus geen ongeloof kunt hebben. Maar het is een foutieve opvatting dat geloof en ongeloof elkaar wederzijds uitsluiten. Dat als je het ene hebt, je niet tevens het andere kunt hebben. Maar dat is niet waar. Hier gaan we uitgebreid over praten. 

Dus als Jezus hier spreekt over ongeloof, dan bedoelt Hij niet, omdat jullie geloof niet aanwezig was. Dat noemt Hij hier niet. Er is wel degelijk geloof. In feite vervolgt Hij zelfs met zeggen: ‘Want voorwaar zeg Ik u: Zo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot deze berg zeggen: Ga heen van hier daarheen, en hij zal heengaan; en niets zal u onmogelijk zijn.’ 

Hij begint er dus over te spreken dat je niet een groot geloof nodig hebt. Of dat je een enorm geloof nodig zou hebben. En dat sluit uitstekend aan bij wat ik onderwezen heb vanuit Lukas 17 vers 5 waar de discipelen vroegen ‘Heer, vermeerder ons geloof’. En Hij zegt: ‘Je hebt helemaal niet meer geloof nodig. Gebruik gewoon wat je hebt. Als je geloof zo groot is als een mosterdzaadje, is het genoeg om deze boom in de zee te doen wortelen en is er niets onmogelijk voor je.’ En in Markus 11, dat schriftgedeelte heb ik ook al gebruikt, in vers 23 zegt Hij: ‘23 Voorwaar, Ik zeg u, wie tot deze berg zou zeggen, hef u op en werp u in de zee, en in zijn hart niet zou twijfelen.’ 
Merk op dat dit dezelfde terminologie is, die Jezus hier in Mattheüs 17 gebruikt, waar Hij zegt dat als je geloof hebt als een mosterdzaadje, en tot deze berg zegt: hef u op en werp u in zee, niets zal voor u onmogelijk zijn. Markus 11 vers 23: wie ook maar tegen deze berg zou zeggen, hef u op en werp u in de zee. Hier wordt iets aan toegevoegd: en in zijn hart niet zou twijfelen. 
Nogmaals, de meeste mensen gaan ervan uit dat als je geloof hebt, dat je dan automatisch geen ongeloof hebt. Dat is gewoon niet juist. Jezus zegt hier dat als jij zegt tot deze berg, en dat impliceert hier natuurlijk dat als je dat zegt, je ook gelooft dat het zal werken, en vervolgens níet twijfelt in je hart. 

In Markus 5, waar Jezus het dochtertje van Jairus uit de dood gaat opwekken, werd Hij onderbroken door de bloedvloeiende vrouw, en raakte zij zijn kleed aan. En vanwege de tijd die Hij aan deze vrouw besteedde, stierf de dochter van Jaïrus. En er kwam een boodschapper die zei: ‘Val de meester niet langer lastig, uw dochter is gestorven’. En in vers 36 staat: 36 Doch Jezus luisterde niet naar wat gezegd werd, maar Hij zei tot de overste der synagoge: Wees niet bevreesd, geloof alleen.
Geloof alléén. Waarom zou Hij hem zeggen om alleen te geloven? Omdat je namelijk tegelijkertijd kunt geloven én ‘on-geloven’. In hetzelfde voorbeeld waar Jezus de demon uitdreef uit de maanzieke jongen, zoals vastgelegd in Markus 9, zei Jezus tegen de vader van de jongen: ‘Als Gij kunt! Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft. 24 Terstond riep de vader van de knaap uit en zei: Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp!’ 

Dit zijn drie voorbeelden die spreken over geloven, en tegelijkertijd ongeloof hebben. Dit is een verregaande gedachte. De meeste mensen denken dat je óf geloof hebt, óf ongeloof. Maar ik geloof volgens deze schriftgedeelten, dat je kunt geloven en een echt geloof hebben dat onder normale omstandigheden de bevrijding zou brengen die je verlangt, maar dat nu níet de resultaten brengt die je verwacht, niet omdat je geen geloof hebt, maar omdat je geloof verbonden is aan ongeloof. 
Het zijn elkaar tegenwerkende krachten. Dus in plaats van te proberen geloof te krijgen, en nog eens geloof te krijgen, zou je moeten afrekenen met het ongeloof dat jouw geloof ontkracht. Het ongeloof dat tegenwicht biedt aan jouw geloof. 
Stel je voor dat er een gewicht voor me staat, en je maakt een paard vast aan dat gewicht, zodat je het gewicht kunt verslepen. Dat zou een kracht zijn die dit gewicht zou verplaatsen. Maar als je aan de andere kant van dat gewicht ook een paard inspant en op hetzelfde moment dezelfde kracht zou uitoefenen, zouden die twee paarden in tegenovergestelde richtingen trekken. Enorme krachten worden uitgeoefend, maar het uiteindelijke resultaat op het gewicht is nul komma niks. Omdat je tegengestelde krachten hebt. 
En op die manier is het ook met geloof en ongeloof. Geloof, zelfs als een minuscuul mosterdzaadje, is meer dan genoeg om een hele berg in de zee te werpen, meer dan genoeg om een demon uit te drijven, zoals in het geval van deze maanzieke jongen. Het is meer dan genoeg om een genezing tot stand te brengen, meer dan genoeg om te bewerkstelligen wat je ook maar hebt. Je hebt helemaal niet meer geloof nodig. 

Jouw geloof is voldoende, maar het probleem is dat zelfs degenen die geloof hebben en geloven dat het wel Gods wil is dat wij een overwinnend leven hebben en bidden en proberen in die richting te geloven, ongeloof hebben dat dit geloof tegenwerkt. En het uiteindelijke effect is daardoor niets.
Wat ik hier wil zeggen is dat ik mensen heb gezien die niet geloofden dat het Gods wil was dat ze gezond zouden zijn. En zij vochten tegen mij. Ik bad voor hen, maar zij wilden het niet geloven en zij stierven. Bij hen is het heel duidelijk waarom ze stierven. Zij hadden er geen geloof voor. Er was gewoon geen geloof aanwezig. Dus dat is vrij gemakkelijk te verklaren. 
Maar ik heb ook andere mensen gezien, die wél geloofden dat het Gods wil was dat ze zouden genezen. En die baden en probeerden God te vertrouwen voor hun genezing. En ze hadden zelfs gezien hoe andere mensen genazen, of dat ze in het verleden zelf genezen waren, maar evengoed stierven zij. Dat is heel wat moeilijker om te verklaren. En één van de redenen waarom mensen hier moeite mee hebben, is dat ze zeggen: ‘Ik weet gewoon dat er geloof was.’ 
Ik ga niet teveel op details in. Maar ik heb tragedies meegemaakt in mijn leven. Ik heb mensen gekend waarvan ik weet dat zij van God hielden, en ik bedoel, die met hun hele hart van God hielden. Er was wel degelijk geloof aanwezig. Zij stonden oog in oog met de dood. En in plaats van vrees hadden zij vreugde en verwachting dat zij fysieke genezing zouden zien manifesteren. En toch heb ik die mensen zien sterven. 

Als je weet dat er geloof aanwezig is en desondanks toch een ander resultaat ziet dan wat het Woord van God belooft, dan zorgt dit bij veel mensen voor verwarring. En dat was precies wat de discipelen hier vroegen. 
Heel veel mensen denken dat als het niet werkte, dan betekent het dat ze niet geloofden. Maar ik denk niet dat dit juist is. Het is één van de mogelijkheden. Maar het is ook mogelijk dat iemand werkelijk gelooft en een bijbels geloof heeft, en zijn geloof uitspreekt. En ze spreken tot hun berg, ze handelen in overeenstemming, ze doen alles wat ze weten dat ze zouden moeten doen. Geloof ís aanwezig, maar ze hebben tevens dit ongeloof. En ongeloof werkt heel subtiel. Heel veel mensen herkennen het helemaal niet. Zij kijken alleen maar en als zij geloof bespeuren, denken ze automatisch dat het zal werken, maar dat is niet noodzakelijk zo. 

Jezus legde hier aan zijn discipelen uit dat het er niet om ging dat ze geen geloof hadden. Hij legt hier uit dat het ligt aan het feit dat ze ongeloof hadden. En om dat nog sterker te stellen, zegt Hij, als je geloof maar de grootte van een mosterdzaadje zou hebben, dan is het genoeg om een berg in de oceaan te werpen. Met andere woorden, Hij weerlegde dit idee over groot geloof en klein geloof. 

Het is tegelijkertijd waar dat sommige mensen grote hoeveelheden geloof gebruiken en andere mensen maar weinig geloof gebruiken. Maar het is ook waar dat iedere wedergeboren gelovige hét geloof van de Zoon van God heeft. En als een christen dat van God gegeven bovennatuurlijke geloof gebruikt, dan is dat voldoende om te volbrengen wát je ook maar nodig hebt, mits er geen ongeloof aanwezig is om het tegen te werken. 

Laat me hier wat voorbeelden van geven. Het was een van de keren toen ik voor het eerst ontdekte waar ik nu over spreek. Ik geloof dat ik dit voorbeeld al in deze serie gebruikt heb, ik ben vergeten waar precies, maar in ieder geval is het een geweldig voorbeeld en goed van toepassing.
Ik had net meegemaakt dat iemand uit de dood opstond, en het was zó opwindend dat ik gewoon wíst dat mijn geloof werkzaam was en dat de dingen goed liepen, en vlak daarna ging in naar Ohama in Nebraska, en zag daar een man in een rolstoel zitten, en deze man was verlamd, en ik redeneerde dat als ik iemand uit de dood kon zien opstaan, als mijn geloof was ontwikkeld en functioneerde op het niveau dat je iemand uit de dood kon zien opstaan, dan kon je zeker iemand uit een rolstoel laten opstaan. 

Ik liep dus naar die man toe, pakte hem bij de hand en trok hem uit die rolstoel, en hij viel voorover plat op zijn gezicht. En toen dat gebeurde, man, mijn geloof loste gewoon volledig op. En al die mensen in de zaal, je kon zuchten en kreunen horen en de adem inhouden en al dat soort dingen. En ik pakte de man op, zette hem weer in zijn rolstoel, ik vertelde hem, eet goed, kleed je goed, ga in vrede, maar ik gaf hem niet wat hij nodig had. Ik probeerde hem te bemoedigen om in God te blijven geloven, maar ik kon hem in feite niet helpen. 

Die avond ging ik naar mijn hotel en ik stond echt versteld. En ik zei: ‘God, ik wéét gewoon dat ik geloof had.’ Je gaat echt op geen enkele manier in je hoofd halen om iemand uit een rolstoel te trekken als je geen geloof hebt. Hoeveel van jullie hebben ooit iemand vastgepakt en uit een rolstoel getrokken om hem vervolgens plat op zijn gezicht te zien vallen? Misschien zijn er wel een paar, maar de meesten van jullie geloofden gewoon niet dat mensen zouden genezen als jullie dat zouden doen. 
Ik deed het wel en de enige reden waarom ik dat deed, was dat ik wél geloof had dat hij zou genezen. Ik geloofde wel degelijk dat deze man zou gaan lopen. En toch zag ik niet het gewenste resultaat. En daarom kwam ik behoorlijk in verwarring. En twee of drie jaar lang zocht ik de Heer voor een antwoord hierop. 

Het antwoord hierop kwam geleidelijk en in stapjes, maar de grote doorbraak hierin kwam, toen ik een boek over Smith Wigglesworth las. In feite was het een boek dat over hem geschreven was door zijn schoonzoon. En deze gaf verslag van enkele van zijn wonderen. 
Voor degenen onder jullie die niet van hem gehoord hebben. Smith Wigglesworth stierf geloof ik in 1949 en woonde in Engeland. Hij reisde hier in de VS rond en had een bediening van wonderen en zag geweldige dingen gebeuren. 
En één van de dingen die hij deed en die in dat boek staan opgetekend, was dat hij altijd zei dat de eerste persoon die op het podium zou komen zou genezen van wat hem of haar ook maar zou mankeren. En dan bad hij voor die persoon, zag hem genezen. En vervolgens gebruikte hij dat als aandachttrekker zodat ieders geloof werd opgebouwd en hij onderwees hen hoe je dit moest doen, en daarna, ná zijn boodschap, ging hij bidden voor de zieken. 
Op die manier begon hij zijn bijeenkomsten. Hij zei: ‘De allereerste persoon die hier op het podium komt, zal genezen van wat die ook maar heeft.’ 

Dat deed hij dus op een keer, en daar was een vrouw met een kankergezwel in haar maag. Ze zag eruit alsof ze negen maanden zwanger was, maar ze was 60 of 70 jaar oud. Ze was zo zwak en zo mager, dat ze niet eens zelf rechtop kon zitten. Ze had daarom aan elke kant een vrouw zitten, die haar overeind hielden. Die hadden haar meegenomen naar deze bijeenkomst om genezen te worden. En zij wisten dat Smith Wigglesworth zou zeggen de eerste persoon die hier op het podium komt zal genezen. En zodra hij dat gezegd had, stonden ze daar bovenaan, met deze vrouw, en zij was de eerste die op het podium kwam. 

Smith Wigglesworth keek naar haar, zag die enorme tumor op haar buik en hij gaf de vrouwen die haar vasthielden de opdracht: ‘Laat haar los’ En zij zeiden: ‘We kunnen haar niet loslaten, want ze heeft geen kracht om te staan’ En hij verhief zijn stem en zei: ‘Laat haar los!’ Dus lieten ze haar los en zij viel voorover bovenop die tumor, slaakte een kreet van pijn en de mensen in het publiek slaakten zuchten en uitroepen van ongeloof en dat soort dingen. Precies hetzelfde wat gebeurde toen ik die man uit zijn rolstoel trok en hij op zijn gezicht viel. Het was precies hetzelfde soort reactie.
Maar hoe ging Smith Wigglesworth daarmee om? Nou, hij zei: ‘Raap haar op’. Hoe ging ik daarmee om? Ik raapte de man op en ik begon medelijden te voelen en medeleven en schaamte en verlegenheid voor mijzelf en voor hem. Ik begon te reageren met een reactie van ongeloof. 
Smith Wigglesworth hield stand. Hij zei: ‘Raap haar op!’ Dus zij hesen haar weer overeind. Toen zei hij: ‘Laat haar los’, en ze zeiden: ’We kunnen haar niet loslaten’. En hij schreeuwde: ‘Laat haar los!’ En deze vrouwen lieten haar weer los, en weer viel die vrouw voorover op haar gezicht, bovenop die tumor en de hele menigte kreunde en steunde weer. En Smith Wigglesworth beval weer: ‘Raap haar op’, en dus raapten ze haar weer op. En toen zei hij weer: ‘Laat haar los’. En die twee vrouwen zeiden: ‘We laten haar niet meer los’. En hij schreeuwde tegen ze: ‘Jullie moeten haar loslaten!’ En er stond een man op in het publiek, die riep: ‘Jij schoft, laat die vrouw met rust’. En Smith riep tegen deze man: ‘Bemoei je met je eigen zaken, ik weet waar ik mee bezig ben’. En hij zei weer: ‘Laat haar los!!’ En deze twee vrouwen lieten los, en die tumor viel onder haar jurk uit op het podium en deze vrouw liep volkomen genezen van het podium af. 

De reden waarom ik deze vergelijking maak, is dat toen Smith voor de eerste keer tot die vrouw sprak, niet de gewenste resultaten zag. Maar wat was hier precies het verschil. En ik bid dat je dit mag snappen. Het verschil zat hier niet in mijn geloof en dat van Smith. Ik had geloof. Ik had genoeg geloof om een man bij de hand te pakken en uit een rolstoel te trekken. Ik hád geloof. Het verschil was, dat ik óók ongeloof had. Ik was té gevoelig voor wat mensen zouden denken en dat is ongeloof.

Hier is een geweldig Schriftgedeelte, Johannes hoofdstuk 5 vers 44 dat zegt: ‘44 Hoe kunt gij tot geloof komen, gij, die eer van elkander behoeft en de eer, die van de enige God komt, niet zoekt?’ 
Met andere woorden, als jij je druk maakt over wat andere mensen wel zullen zeggen, als jij je druk maakt over een goede indruk maken bij mensen, dan kan dit een belemmering voor je geloof zijn, of in de context waar wij het over hebben, dat is gewoon ongeloof. 

Het verschil was niet dat Smith Wigglesworth meer had dan ik, maar dat hij minder had dan ik. Minder ongeloof. Ik was nog steeds te gevoelig voor vrees en schaamte en vernedering. En medelijden voor deze man, en te gemakkelijk meegenomen door wat andere mensen dachten. Medelijden zal de kracht van God om te werken stoppen. Er is een goddelijk soort bewogenheid, maar dat is iets anders dan medelijden. Soms moet je gewoon keihard zijn. 
Dat was een van de voornaamste kritiekpunten op Smith Wigglesworth. Ze zeiden vaak van hem dat hij een harde man was. En Smith zelf zei dat hij gewoon tegen de duivel was. Hij sloeg mensen, stompte ze, schopte ze. Op een keer pakte hij zelfs een baby die een hoofdwond had, en schopte het de eerste rij in. Dat klinkt heel hardvochtig, maar weet je wat? De baby was genezen. En het antwoord van Smith als mensen hem vroegen waarom hij mensen sloeg en stompte en schopte was: ‘Ik ben erop uit om de duivel te raken. Ik kan er niets aan doen als die mensen in de weg staan’. Hij was hard. Hij was ongevoelig tegenover ongeloof. Dat is een krachtige waarheid. 

En hier is dus de toepassing hiervan. Toen ik voor die man bad en hem uit die rolstoel trok, had ik wel degelijk geloof. Maar ik raakte in de war, in feite precies zoals deze discipelen hier. Zij zeiden: ‘God wat is er mis’ Ik weet dat ik geloof had. Was mijn geloof misschien niet sterk genoeg? Nee, mijn geloof was sterk genoeg, maar het kwam doordat ik ongeloof had, dat mijn geloof tegenwerkte. 

Als jij je op dit moment twee van die buitenthermometers kunt voorstellen, aan de rechterkant is de meting van het niveau van jouw geloof, en de linkerkant geeft de mate van jouw ongeloof weer. Hoe de meeste mensen zich de werking van geloof voorstellen is als volgt: zij negeren gewoon dat hier aan deze kant het ongeloof zit. En wat zij denken is dat als hun geloof ongeveer 3 centimeter hoog staat op deze schaal, en waar ze voor bidden gebeurt niet, dan denken ze dat ze ervoor moeten zorgen dat de meter op 6 centimeter, of 9 centimeter of zo moet komen. Zij denken dat ze hun geloof moeten vermeerderen. En dan gaan ze een enorme inspanning leveren: ‘Oh Heer, geef mij meer geloof, geef mij meer geloof.’
Maar de Heer zegt hier in Mattheüs 17 dat je ongeloof je probleem is. Al is je geloof maar zo klein als een mosterdzaadje. Met andere woorden zelfs al zou het op de schaal van die thermometer nauwelijks te zien is, dan is dát geloof genoeg om wat dan ook maar te doen. Als het maar niet wordt tegengewerkt door ongeloof, hier aan de linkerkant, waar de ongeloofmeter zit. 

In plaats van dus te proberen je geloof op te krikken, tot het door het plafond schiet en de thermometer uit elkaar knalt, in plaats daarvan kun je beter de stop onder je ongeloof uittrekken. Je ongeloof wegspoelen tot niks, en dán zul je merken dat een klein beetje geloof al genoeg is om alles wat je maar wilt te verwerkelijken. 
Ik denk dat het veel meer voorkomt dat mensen niet ontvangen wat God reeds voor hen heeft voorzien door hun ongeloof dan vanwege een gebrek aan geloof. Dat zijn twee aan elkaar tegengestelde situaties. Dat zijn twee verschillende situaties. Het is waar dat als iemand God niet gelooft, hij niet zal ontvangen. Geloof is de brug die de dingen uit de geestelijke wereld overbrengt naar de fysieke wereld. Er moet geloof aanwezig zijn. Maar geloof is niet zo’n heel groot punt. Geloof is niet zo moeilijk. Wij hébben geloof. Wij beschikken over het bovennatuurlijke geloof van de Zoon van God. Maar waar de meeste christenen niet mee hebben afgerekend is ongeloof. 
En wat is dan precies ongeloof? Ongeloof kan angst zijn, zorgen, benauwdheid, bijvoorbeeld als de arts je vertelt dat je gaat sterven en jij gaat proberen God te geloven en zeggen: ‘Vader, door uw striemen is mij genezing geworden’, en je belijdt die woorden, en dat soort dingen. Maar in je geest blijf je je maar zorgen maken. Dit gaat terug op Marcus 11 vers 23: als je tot deze berg spreekt en gelooft wat je zegt én in je hart niet twijfelt, zal het geschieden. 

Met andere woorden. Je kunt geloven en de juiste dingen zeggen, maar in je hart twijfelen en dus tweeslachtig of twijfelend in je geest zijn. Je moet echter eenduidig gericht zijn. Maar hoe doe je dat? Ik heb een tape-serie die over dit schriftgedeelte gaat. Het is getiteld: ‘Hardheid van hart’.
Maar laat me hier een voorbeeld van geven, in Romeinen 4 wordt gesproken over Abraham: 19 En niet verzwakt zijnde in het geloof, heeft hij zijn eigen lichaam niet aangemerkt, dat alrede verstorven was, alzo hij omtrent honderd jaren oud was, noch ook dat de moeder in Sara verstorven was. 
Let op de kracht van zijn geloof. Hij heeft niet ‘aangemerkt’ oftewel ‘gelet op’ of ‘in overweging genomen’, die dingen die de beloften van God tegenspraken. 
Je kunt niet in verzoeking worden gebracht door iets waar je niet over nadenkt. De eerste stap bij verzoeking of ongeloof, en daardoor falen, begint daarom bij je gedachten. Als jouw gedachten alleen maar op God gericht zijn, is het enige waarmee je verzocht kunt worden: God te geloven en te vertrouwen. Maar als jij naar andere dingen luistert, als jouw gedachten op andere dingen zijn gericht dan op God, dan kun je daarmee verzocht worden. 

De kracht van Abrahams geloof, was dus, dat hij níet in overweging nam dat zijn lichaam reeds verstorven was, nóch dat de moederschoot van Sara verstorven was. Dat betekent dat toen God naar Abraham kwam, toen hij 99 jaar oud was, en hem vertelde dat Sara die 90 was, zwanger zou worden en het volgend jaar een kind zou hebben, overdácht Abraham niet eens dat hij bijna 100 jaar was en Sara 90. Hij nam dat niet eens in overweging. Ik geloof wel dat hij die wetenschap had, de kennis, maar hij dacht er niet aan. 

Het woord aanmerken of overwegen betekent bestuderen, nadenken over, onderzoeken. Hij ging er dus niet over nadenken. Dat wil niet zeggen dat de gedachte niet eens bij hem opkwam. Dat je een gedachte hebt die tegengesteld is aan jouw geloof betekent nog niet dat je ongeloof hebt. Ik denk dat het Kenneth Hagin was die zei: ‘Je kunt niet voorkomen dat de duivel je een gedachte geeft, maar je hoeft die gedachte niet vast te houden.’ Het is als met een vogel, je kunt niet voorkomen dat die over je hoofd vliegt, maar je kunt wel verhinderen dat die daar een nest bouwt. Je kunt een vluchtige gedachte hebben, maar dat betekent nog niet dat je ongeloof hebt. 
Maar wanneer je je ermee bezig blijft houden, wanneer je het gaat bestuderen en erover nadenken, onderzoeken, overpeinzen, dan zul je erdoor verzocht worden. Heel veel mensen begrijpen dit niet goed. Zoals de meeste mensen tegenwoordig leven, als de Heer tot hen zou komen op 99 jarige leeftijd, en zeggen, volgend jaar zul je een kind hebben, dan zullen zij zich gedrongen voelen om naar een arts te gaan voor een bevestiging. Ze gaan dan vragen: ‘Is dit mogelijk? Hebt u ooit gehoord van iemand van 100 jaar oud die een kind krijgt? Onderzoekt u mijn vrouw eens, zij menstrueert allang niet meer, bij haar is dat voorbij, hoe kan zij een kind krijgen?’ 
Ze gaan naar de doktor en laten de doktor al dit ongeloof uitspreken: ‘Nee, dit is niet mogelijk, dat zal niet gebeuren’. En dan gaan ze weer naar God. ‘God, hebt u dit werkelijk gezegd?’ ‘Ja, dat heb Ik werkelijk gezegd.’ En dan gaan ze proberen God te geloven, nadat ze al dit ongeloof bijeengeharkt en verzameld hebben, al die gedachten die ongeloof voortbrengen. En dan vragen ze zich af: ‘Waarom is het zo moeilijk om van God te ontvangen?’ 

De reden waarom Abraham zo’n krachtige geloofsheld was, is niet omdat hij meer had dan wij, maar omdat hij minder had dan wij. Hij had minder ongeloof. Deze man was zó gedisciplineerd en geoefend, dat toen hij 99 jaar oud was, en hem verteld werd dat hij een kind zou krijgen, hij er niet eens over nadacht. Hij studeerde er niet op dat zijn eigen lichaam verstorven was en Sara’s moederschoot ook. Hij keek alleen maar naar de belofte van God. 

De manier waarop ongeloof komt, is dus door jouw gedachtegangen. En de meesten van ons zijn zó afgestemd op de wereld en al haar negatieve dingen, dat het gewoon een wonder is, dat geloof sowieso nog heeft bewerkt wat het heeft bewerkt. Wij slepen zo’n enorme berg ongeloof met ons mee.
Wij zullen gewoon moeten erkennen dat er geen groot geloof nodig is, maar een puur geloof. Je hebt een eenvoudig geloof nodig. Een kinderlijk geloof, dat niet volgepropt zit met al deze andere dingen. Het probleem is dat de meesten van ons gewoon verzadigd zijn met ongeloof. Wij kijken en luisteren naar de rommel op televisie, de radio, films, we lezen alle verslagen en al dit slechte nieuws, en dan gaat God ons vertellen dat Hij iets gaat doen wat helemaal ingaat tegen alles wat de hele rest van de wereld meemaakt. En dan is het gewoon heel moeilijk voor mensen om ‘alleen maar’ te geloven. Ze geloven wel wat God hen wil zeggen en ze strekken zich uit in die richting, maar ze hebben al die andere kennis en informatie.

Van Smith Wigglesworth bijvoorbeeld is een verhaal dat Lester Summoral bij hem op bezoek ging, en bij hem aan de deur klopte. Lester had een krant opgerold onder zijn arm. Hij stelde zichzelf voor als Lester Summoral en hij vroeg of hij binnen mocht komen en op bezoek. En Smith Wigglesworth zei: ‘U kunt binnenkomen, maar de krant moet buiten blijven.’ Dat was de manier waarop Smith zijn leven leidde. Hij las nooit een krant. We moeten dan wel vertellen, dat hij toen hij tot de Heer kwam nauwelijks kon lezen, en hij moest de Heer vragen om hem te helpen met lezen om de Bijbel te lezen. Maar in feite kon hij andere dingen niet echt goed lezen. Als hij las was het meer een soort bovennatuurlijke openbaring voor hem. Maar wat de redenen ook waren, Smith Wigglesworth las nooit een krant. 
Ik zeg hier nu niet dat een krant lezen zonde is. Ik lees af en toe wel een krant. Een keer per maand of per 2 of drie maanden. En misschien luister ik één keer per maand naar nieuws op de televisie. Ik luister naar het nieuws in de auto. Zo’n 2, 3 minuten samenvatting, en dat is over het algemeen alle nieuws dat ik hoor. Ik zeg dus niet dat een krant lezen of naar een uitzending luisteren zonde is. Maar ik zeg wel dat er een heleboel ongeloof, een heleboel negatieve uitspraken zijn, die daarin te vinden zijn. Smith Wigglesworth is waarschijnlijk enkele goede dingen misgelopen die in de krant stonden. Over een periode van 25 jaar of zo heeft hij misschien enkele dozijnen dingen gemist die hem van nut hadden kunnen zijn. 

Ik heb dingen gebruikt uit kranten om iets in mijn boodschap te verduidelijken. Maar ik kan je ook verzekeren dat Smith Wigglesworth honderden tot honderdduizenden negatieve gedachten heeft misgelopen, die ongeloof in hem hadden kunnen voortbrengen. En daarom, omdat hij zo’n afgescheiden leven leidde, was hij gewoon niet zo gevoelig voor ongeloof als ik toen ik die man uit de rolstoel probeerde te trekken. 
God heeft mij dit nu laten zien, en ik leid nu een leven van afscheiding. Ik luister niet naar dingen. En daarom zouden sommige mensen kunnen zeggen dat mijn geloof krachtiger is. Maar in werkelijkheid is mijn geloof meer puur. Het heeft gewoon niet zoveel belemmeringen. Ik heb gewoon niet meer zoveel gedachten van ongeloof, omdat ik ermee ben gestopt om mijzelf open te stellen voor dingen die mij de aanleiding tot ongeloof kunnen geven. 

Dit was Jezus dus aan zijn discipelen aan het uitleggen. Hij zei: ‘Jullie ongeloof is het probleem. Als jullie maar geloof hadden zo groot als een mosterdzaadje, was het al genoeg geweest. Dan hadden jullie dit al kunnen zien gebeuren. Als jullie alleen maar uitsluitend geloof hadden gehad.’
Wij weten niet alle oorzaken waarom de discipelen dit ongeloof hadden, maar lees nogmaals ditzelfde verhaal, zoals het opgeschreven is door Markus in hoofdstuk 9. In dat verslag staat, dat toen ze de jongen naar Jezus brachten, hij een aanval had. Hij viel neer en had schuim rond zijn mond. Ik weet niet of je ooit eens iemand gezien hebt die een epileptische aanval had. Ik wel en ik kan je garanderen dat je haren recht overeind gaan staan. En als dat gebeurt, gaat dat ongeloof voortbrengen, in de vorm van angst, zorgen, twijfel. Het gaat er helemaal tegenovergesteld uitzien aan dat waarvoor jij bidt. En tenzij jij specifiek tijd hebt besteed aan het bestrijden van dat soort ongeloof, zul je eraan toegeven. Dat is wat er met mij gebeurde toen ik die man uit de rolstoel trok. Ik zag niet de juiste resultaten en ging me zorgen maken over wat de mensen zouden denken. Daar legde ik teveel nadruk op. En daardoor liet ik de angsten en het ongeloof van andere mensen, en de vrees voor afwijzing door andere mensen, mij beïnvloeden, en dat belemmerde mijn geloof. Er was gewoon geloof aanwezig. En als ik had standgehouden zoals Smith Wigglesworth was blijven staan, dan zou mijn geloof ook gewerkt hebben zoals zijn geloof. Maar het verschil lag niet in het feit dat ik geloof had, maar dat ik ook ongeloof had. Ik had meer dan wat Smith Wigglesworth had. Meer ongeloof. 

Laat mij dit zeggen. Dit is mijn eigen verklaring met als doel om dit punt op te helderen. Ik kan het niet verifiëren met een bepaald hoofdstuk of vers, maar ik geloof dat er drie soorten ongeloof bestaan. 
Eén van de soorten ongeloof is gebaseerd op onwetendheid. Onwetendheid leidt tot ongeloof. Als mensen het gewoon niet weten. Neem iemand die is opgegroeid in een moderne kerk en nooit zelf de Bijbel heeft gelezen, en alleen onder dat soort mensen is geweest. Hun idee van christendom is, dat je met een treurig gezicht zit te wachten, gered en wel, tot je in de hemel komt. En je hebt totaal geen overwinning in dít leven. Als hen wordt verteld dat God tegenwoordig niet meer geneest, dat dit soort dingen met de apostelen is verdwenen en dat soort leringen, dan zal onwetendheid ervoor zorgen dat die persoon geen geloof heeft. Er zal ongeloof zijn. In wezen hebben zij een omgekeerd geloof. Zij geloven: nee, dat soort dingen gebeurt gewoon niet tegenwoordig. Dat is ongeloof maar komt voort uit onwetendheid, onbekendheid met de waarheid. 
Dat soort ongeloof is relatief eenvoudig om mee af te rekenen. Je vertelt zo iemand gewoon de waarheid. En als hun hart openstaat voor God, en zij horen de waarheid, dan ontvangen ze het en is het ongeloof dat uit onwetendheid voortkwam verdwenen. Zij zijn dan in staat God te geloven. 

Het tweede soort ongeloof is wat ik ‘tegen’-geloof noem. Je bent dan niet onwetend, maar jou is gewoon iets verkeerds geleerd. Net als bij het voorbeeld dat ik net gebruikt heb. Als je verder gaat dan alleen maar: ‘Ik heb er nog nooit van gehoord dat iemand genezen werd’, dat is gewoon onwetendheid. Maar als je verder gaat dan dit en zegt: ‘Nee, God geneest tegenwoordig geen mensen meer, dat soort dingen is met de apostelen verdwenen.’ Dan is dat geen onwetendheid, maar verkeerde leer. Dat is ‘tegen-geloof’. En zo iemand zal gelóven dat dit soort dingen gewoon niet gebeuren. Dat is veel moeilijker te overwinnen dan onwetendheid. 
Want iemand die onwetend is, vertel je gewoon de waarheid, en als zij geen vooroordelen hebben, of leringen die daar tegen ingaan, kunnen zij het gewoon ontvangen. Maar iemand die op een verkeerde manier is onderwezen, is in heel bepaalde dingen bevooroordeeld en is tegen de waarheid. Voor hen is het veel moeilijker om hun denken te vernieuwen.
Dat is míjn achtergrond. Man, ik heb echt een worsteling gehad met heel veel dingen wat mij ‘tégen-geleerd’ is, allerlei uitvluchten, waarom God tegenwoordig geen wonderen meer zou doen, waarom dingen níet zouden gebeuren. Dat is dus een stuk moeilijker te overwinnen. Maar ook hier is het tegengif de waarheid. Als iemand toegewijd is aan het Woord van God, ben je in staat je denken te vernieuwen. 

Het derde soort ongeloof is wat ik een ‘natuurlijk’ ongeloof noem. En daarmee bedoel ik dat het geen onwetendheid is en geen ‘tegen-geloof’, waarbij je het verkeerde gelooft, maar het is gewoon natuurlijk, zoals bij deze demonisch bezeten jongen. Toen hij bij Jezus werd gebracht had hij een toeval, zoals opgetekend in Markus 9. Hij had schuim op zijn mond. Als zoiets gebeurt, gaan jouw verstand, je emoties, je ogen, je oren, jou vertellen dat het niet werkt. Dat de demon er niet uit is gegaan. ‘Kijk eens hoe dat er uitziet. Het werkte niet’. En dat is niet noodzakelijk kwaad of kwaadaardig, het is gewoon natuurlijk. 

Je leeft dit leven op basis van de ‘input’ die je krijgt van je ogen, je oren, je gevoelens. En op basis van die informatie moet je beslissingen nemen. Dat hoort ook zo. Dat is niet verkeerd, dat is niet boosaardig. Maar er zijn dingen die je gewoon niet kunt waarnemen met je vijf zintuigen, en je zult in staat moeten zijn verder te gaan dan jouw zintuigen en het soort ongeloof te overwinnen wat gewoon voortkomt uit natuurlijke dingen. Je bidt voor iemand en in plaats van dat ze er gezond gaan uitzien, vallen ze als dood neer. Weet je wat er gebeurt? Er komt gewoon natuurlijk ongeloof over je. Je hebt voor hen gebeden dat ze beter zouden worden en in plaats daarvan vallen ze dood neer. Wat gebeurt er nu? Nou, tenzij je erg sterk in je schoenen staat en doet wat de Heer hierna zegt, zul je heel natuurlijk overvallen worden door vrees en ongeloof en gaan denken: ‘Het werkte niet’. Waarom? Omdat ik het niet kan zien. De meesten van ons worden gedomineerd door onze fysieke zintuigen. En het is dít soort ongeloof, het soort dat ik ‘natuurlijk’ ongeloof noem, dat naar ik geloof het probleem was voor de apostelen hier. 
Zij geloofden dat ze demonen konden uitdrijven. Ze hadden het eerder gedaan en alleen al het feit dat zij deze vraag stelden: ‘Waarom konden wij hem niet uitdrijven?’ laat zien dat zij wel degelijk geloof hadden. Zij geloofden. Maar toen ze een manifestatie zagen, toen deze jongen een toeval kreeg, raakten zij meer in de ban van wat ze zagen dan van wat ze geloofden. Hoe overwin je dát soort ongeloof? 

Onthoud dat je bij de eerste twee soorten de waarheid moet verkondigen. En als de mensen de waarheid kennen en hun denken vernieuwen, kun je zo onwetendheid en ‘tegen-geloof’ ontkrachten. Maar hoe overwin je een ‘natuurlijk’ ongeloof, hoe kom je voorbij de dingen die je voelt. Hoe kom je zover, hoe ben je in staat, als je bidt voor een genezing, en je lichaam doet nog steeds pijn, om ‘uitsluitend’ te geloven en niet toe te staan dat de pijn in jouw lichaam je overtuigt dat het niet gewerkt heeft. 
Hoe doe je dat? Nou Jezus geeft het antwoord in het volgende vers: ‘21 Maar dit geslacht vaart niet uit dan door bidden en vasten.’
Heel veel mensen denken dat Jezus hier spreekt over dit soort demon. En hieruit hebben zij doctrines afgeleid, dat sommige demonen sterker zijn dan andere. En dat je voor sommige demonen moet vasten en bidden om ze eruit te krijgen, enzovoort. Maar dat is niet waar Jezus het hier over heeft. 
Er bestaat geen demon die je ooit tegen zult komen of zelfs de duivel in eigen persoon, die niet inkrimpt en er vandoor gaat alleen al op de naam van Jezus en op geloof in Zijn naam. Jouw vasten en bidden heeft daar helemaal niets aan toe te voegen. Als de naam van Jezus en het geloof in Zijn naam niet in staat is de duivel te verslaan, dan zal jouw vasten en gebed dat helemaal niet kunnen. Dit vers zegt helemaal niet dat er bepaalde demonen zijn, die zo sterk zijn dat je moet vasten en bidden om ze eruit te krijgen. 
Nee, weet je waar Jezus het hier over heeft? Het onderwerp in het voorafgaande gedeelte is het ongeloof. En dit is nog steeds in dezelfde zin. Het is hier helemaal geen nieuwe zin. Hij heeft het erover dat dit geslacht of type of soort ongeloof, en ik noem dat ‘natuurlijk’ ongeloof, er alleen uitgehaald kan worden door veel bidden en vasten. 
Dat verandert de zaak helemaal. Geloof is voldoende. Je hoeft zelfs helemaal geen groot geloof te hebben. Gewoon een heel klein beetje is genoeg om de doden te zien opstaan. Ik weet dat, omdat ik doden heb zien opstaan. Zo’n 20 jaar geleden heb ik drie mensen uit de dood zien opstaan. De eerste was meer dan 20 jaar geleden, en ik had helemaal geen reusachtig geloof. Ik had wel een eenvoudig geloof.
De allereerste persoon die ik uit de dood zag opstaan, was een man waar ik al maanden voor gebeden had. En ik had hem zover gekregen, dat hij weer kon bewegen en weer rond kon lopen. Hij kon zijn benen weer bewegen en begon weer dingen te doen en ik was ieder dag bij hem langs gegaan om voor hem te bidden en hem te bedienen. En op een keer stond ik op het punt een samenkomst te leiden, ik had mijn gitaar omhangen en stond voor de gemeente, en de zoon van deze man kwam binnen en wenkte mij dringend naar hem toe. Ik liep naar hem toe en hij duwde mij met gitaar en al zo de auto in en scheurde met mij naar het huis van zijn vader. In die stad Prichard, Colorado waren maar 144 inwoners of zo. Dus we waren er binnen een paar tellen. En ik dacht dat we daar gewoon voor zijn vader gingen bidden, dat hij een of andere aanval had of zoiets. 

En ik liep naar binnen, en de sheriff was bezig zijn zuurstof masker te voorschijn te halen en zijn vrouw liep rond, huilend en roepend: ‘Oh God, breng Everett terug uit de dood’. En pas toen zij dat zei, was dat het eerste moment dat ik mij realiseerde dat de man dood was. En ik had al een heleboel moeite in deze man en zijn genezing geïnvesteerd. Dus toen ik hoorde dat hij dood was, was de eerste gedachte die bij mij op kwam: ‘Mooi niet’. En ik liep naar hem toe en zei: ‘Everett, in de naam van Jezus, kom terug in dat lichaam!’ En boem, hij ging rechtovereind zitten. En hij was genezen. Hij ging naar de doktor. Ze keken hem na, en in ieder geval, maar dat is allemaal een te lang verhaal. 
Maar mijn punt hier is dat als iemand mij tevoren had gezegd dat er iemand zou gaan sterven en dat ik hem uit de dood moest doen opstaan, dan had dat mijn denken voldoende tijd gegeven om te gaan nadenken, zodat dit natuurlijke ongeloof op zou komen, en dan was het heel waarschijnlijk dat ik hem niet uit de dood had zien opstaan. 
Maar de manier waarop het nu ging was een instinkertje. God stuurde mij er gewoon heen. En in mijn onwetendheid bad ik. Ik kreeg gewoon geen tijd voor ongeloof in God. En daarom kon het ook werken. Zie je, dat een klein beetje geloof genoeg is, als je maar niets hebt dat het tegenwerkt. En dat is precies het punt dat ik hier probeer duidelijk te maken. 

Maar als je voor iets bidt, en er gebeurt iets dat er als het tegenovergestelde uitziet, dan komt dit natuurlijke ongeloof, gewoon door je zintuigen, je bent gewoon geconditioneerd om af te gaan op wat je ziet, hoort, voelt, ruikt en proeft. Hoe overwin je dat soort ongeloof? Jezus vertelt hier dat dit alleen mogelijk is door bidden en vasten. 
Wat heeft bidden en vasten nu precies te maken met het uitdrijven van natuurlijk soort ongeloof. Want dit is wat er aan de hand is. Dit is een uitleg van hoe dit allemaal precies werkt. 
Als jij een ongeloof hebt dat voortkomt uit wat je ziet, hoort, voelt, ruikt en proeft, is dat helemaal niet noodzakelijk kwaadaardig. Je moet rekening houden met wat je zintuigen je aangeven. Je moet daarin functioneren. 
Ik heb eens gevlogen met een man die probeerde in geloof een vliegtuig te besturen. En ik was dom genoeg om met hem mee te gaan. Maar in ieder geval, hij beschikte niet over de noodzakelijke vaardigheden. En deze kerel rolde zich op in een foetushouding, tijdens het vliegen in dit kleine toestel, en riep: ‘Mijn God, we gaan dood!’ Wij waren maar met zijn tweeën in dit vliegtuig. En terwijl hij helemaal doorsloeg, moest ik dat vliegtuig besturen. Ik had nog nooit een vliegtuig bestuurd, ik wist helemaal niet hoe ik dat moest doen. En daarbovenop zaten we ook nog midden in een vreselijk noodweer. En een uur lang moest ik dat vliegtuig besturen, tot hij zichzelf weer in de hand had. Tenslotte kwamen we eruit en konden we landen. Weet je, ik wil helemaal niet instappen bij iemand die een vliegtuig wil besturen op geloof. Je hebt een bepaalde kennis nodig, en je moet die instrumenten kennen en gebruiken, en handelen op grond van wat je ziet en hoort. En je moet in staat zijn om daarop te reageren. Daar is helemaal niets verkeerds aan. 

Maar er zullen momenten zijn in ieders leven, dat afgaan op wat je ziet, hoort, proeft, ruikt en voelt niet zal voldoen om gedaan te krijgen wat gedaan moet worden. Je zult verder dan dat moeten gaan. Je zult in staat moeten zijn om verder te gaan dan je zintuigen, het geestelijke gebied in. Hoe doe je dat?
Nou, vasten en gebed is de manier om dat te doen. En dit is de logica hierachter. Bijvoorbeeld, je lichaam doet pijn. En toch geloof je God, dat door Zijn striemen je reeds genezen bent. Je hebt gesproken tot je pijn, je hebt tot je lichaam gesproken. Je hebt met God gesproken en Hem geprezen. Je handelt naar je geloof en je hebt al die dingen gedaan, en toch doet je lichaam pijn. Nou, onder normale omstandigheden heb je geleerd af te gaan op je lichaam. En als je lichaam dan pijn doet, en dat is tegengesteld aan waar je voor gebeden hebt, dan heb je jezelf geleerd om op die pijn te reageren en je zegt: ‘Nou, het heeft niet gewerkt.’ Want je hebt nog steeds pijn, je bent dus niet genezen. 

Hoe doorbreek je dat? Nou, je zult je lichaam opnieuw moeten opvoeden. En één van de manieren om dat te doen is door middel van vasten. Als jouw lichaam jou altijd heeft overheerst en gedomineerd, dan moet je gewoon aan een vasten beginnen. En je zegt tegen je lichaam: ‘Lichaam, het is niet dat je slecht bent of helemaal verkeerd of zo. Je hebt gereageerd op wat je ziet, hoort, voelt, proeft en ruikt en onder normale omstandigheden is dat prima, maar nu moet je leren dat de mens niet leeft van brood alleen, maar van ieder Woord dat uit de mond Gods uitgaat. Je zult moeten leren dat de geest belangrijker is dan het fysieke en dat er realiteiten zijn die je met deze kleine kersenpit niet kunt bevatten. En om jou te helpen dit te leren gaan wij vasten. We gaan niet eten of drinken en wij gaan erkennen dat God mijn bron is, en dat God mij bovennatuurlijke kracht geeft. In plaats dat voedsel in dingen voorziet en af te gaan op mijn trek, ga ik het Woord van God mij kracht laten geven.’ 

En als jij je lichaam niet hebt gedisciplineerd zal het daartegen in opstand komen. Jongen, jouw eetlust gaat onmiddellijk tekeer. Ik heb met een aantal mensen gesproken, die denken dat als ze gaan vasten, dat ze tegen 12:00 de eerste dag al gaan sterven. Ze voelen zich helemaal slap en zo. Wist je dat het een medisch feit is, dat eenmaal per week vasten in feite heel erg gezond is voor je? Het doet je echt geen enkele schade. Het reinigt je van gifstoffen en verschillende dingen. Het is gezond voor je. En bovendien, fysiek gezien, begin je niet eerder fysiek af te sterven dan na minstens 40 dagen vasten. Vóór die tijd is het vooral honger, trek. Het is gewoon trek, eetlust, maar geen fysieke noodzakelijkheid. 
Velen van ons zouden prima een hele tijd kunnen leven van ‘het vette des lands’ om het zo maar te zeggen. Dus waar het mij om gaat, is dat als je gaat vasten, jouw lichaam gaat denken: ‘Oh, ik ga dood, tegen 12:00 vanmiddag ben ik overleden. Dit trek ik gewoon niet.’ En jouw lichaam gaat proberen jou te domineren en jou ertoe te brengen in te gaan tegen dat waarvan jij denkt dat God het jou opgedragen heeft. Je lichaam gaat proberen jou over te halen. 

De zintuiglijke kennis, wat jij ziet, hoort, ruikt, proeft, tast, gaat proberen jou te overheersen. En dan is aan jou de keus. Laat je het fysieke gebied over jou heersen, of ga jij het fysieke gebied overheersen. Als jij kiest om door te gaan met vasten, heeft dat het effect dat jij jouw lichaam vertelt: ‘Lichaam, ga gehoorzamen, je zult erachter komen dat je echt niet doodgaat om 12:00 de eerste dag. Je zult heropgevoed worden en leren dat je dingen kunt doen, die God jou opdraagt om te doen, en dat Gods Woord in jouw behoeften kan voorzien.’
En je lichaam zal in opstand komen en schreeuwen: ‘Néé, ik ga dood’. En jij zegt: ‘Ok, we maken er een vasten van twéé dagen van’. En je lichaam zal zeggen: ‘Twéé dagen? Dan ben ik er echt geweest’ En jij zegt: ‘Ok, drie dagen vasten’. En binnen de kortste keren komt je lichaam erachter dat het beter zijn mond kan houden als het hier doorheen wil komen. Iedere keer als ik klaag voegt hij een dag toe aan het vasten. En dan zal je lichaam zich overgeven. En na verloop van tijd heb ik ervaren dat als je eenmaal door die beginnende hongerscheuten heen bent, je in feite een punt bereikt, waarin je helemaal geen honger meer hebt. Je hebt er helemaal geen last meer van.

En als je op een langdurig vasten gaat, ik geloof dat de langste vasten die ik heb gedaan 10 dagen is geweest, het kunnen er ook 11 zijn geweest, en dan bedoel ik zonder enig soort vast voedsel en alleen water om te drinken, kom je op een punt waarop het voelt alsof je nooit meer hoeft te eten. 
Je kúnt je lichaam tot onderwerping brengen, waar God letterlijk op bovennatuurlijke wijze in al je behoeften voorziet. En als dat plaatsvindt, als je dan stopt met vasten, heeft je lichaam iets geleerd. Je denken, je verstand heeft iets geleerd. En als jij dan zegt: ‘Door Zijn striemen ben ik genezen,’ en jouw lichaam ervaart nog steeds pijn, dan is het enige wat je nog hoeft te zeggen: ‘Weet je, er zijn dingen die hoger zijn dan wat je kunt zien, voelen, horen, ruiken, proeven en tasten.’ En dan zal je lichaam zeggen: ‘Ok’, en zich onderwerpen. 
Maar als jij nooit gevast hebt, en als jij je lichaam nog nooit gedisciplineerd hebt, en dan ga je bidden ‘door Zijn striemen is mij genezing geworden’, dan zegt je lichaam: ’Oh, het doet nog steeds pijn, je bent helemaal niet genezen’. En dan zeg jij: ‘Nee lichaam, ik bén genezen’ en dan zegt je lichaam: ‘Ho even, wie denk jij wel dat je bent om mij iets te zeggen? Ik ben degene die jou zegt wanneer je eet, en wat je eet, en hoeveel je eet, je hebt mij nog in geen jaren ooit enig bevel gegeven. Jij wordt volledig gedomineerd door jou zintuigen. Dus denk niet dat je mij kunt vertellen wat ik moet doen.’ 
En jouw lichaam komt in opstand, en jij zult eraan toegeven, aan het natuurlijke ongeloof, dat veroorzaakt wordt door jouw zintuigen. 

Maar als jij tijd besteed aan bidden en vasten, weet je wat dat zal doen? Het verbreekt die natuurlijke overheersing. Gebed doet precies hetzelfde. Ik denk dat ze allebei hetzelfde principe bevatten. Als je bidt, ben je aan het praten tegen iemand die je niet ziet. En jouw verstand, je fysieke zintuiglijke kennis gaat op tilt. ‘Dit is stom, wat ben ik nu aan het doen?’ Maar als je daarmee doorgaat en er een gewoonte van maakt, zul je wonderen zien gebeuren, er zullen zoveel dingen gaan gebeuren. Er komt zoveel bewijslast van dat de tijd die je in gebed hebt besteed écht heeft gewerkt, en dat er dus een echte God bestaat die je niet kunt zien, dat het helpt om je zintuigen te heropvoeden. 

Er is gewoon meer dan wat je kunt zien, horen, voelen, ruiken en proeven. En als je dan wilt dat je lichaam zich gezond gaat gedragen, terwijl het zich niet gezond vóelt, dan zal je lichaam daarop reageren, omdat het inmiddels weet dat er meer bestaat dan wat je kunt zien, horen, voelen, proeven en ruiken en tasten met je zintuigen. 

Maar wie geen tijd besteden in gebed, wie geen tijd besteden aan vasten, en gaan proberen hun lichaam te bevelen, als zij in willen gaan tegen wat ze zien met hun fysieke ogen, dat heeft helemaal geen zin. Want ze hebben hun lichaam nooit onderworpen. 
Je lichaam is helemaal niet kwaadaardig, het is gewoon natuurlijk. Het moet opgevoed, gedisciplineerd worden. De Schrift spreekt hierover in Hebreeën 5:14: ‘14 Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad’. 
Hun zinnen. Hier staat dus dat je je zintuigen moet oefenen, trainen. Je zult jezelf moeten trainen. Wist je dat je zelfs jezelf moet trainen om toe te geven aan je fysíeke zintuigen? De meeste mensen zien dit niet, maar bij ieder heeft training plaats gevonden. Ik weet dat toen ik in dienst ging, dat ik tijdens bunkerwacht in Vietnam dingen begon te horen. Mijn gehoor werd veel scherper, omdat ik me in een situatie bevond van leven of dood. Mijn reuk werd veel scherper. Je kon de Vietcong meestal ruiken voordat je hen kon zien. En je kon jezelf in dat soort dingen trainen. 
Dus of je het nu erkent of niet, er was training nodig om je fysieke zintuigen te gebruiken. Je kunt jezelf trainen in het fysieke gebied. Je zintuigen kunnen echter ook getraind worden in geestelijke zin, zodat ze geestelijk kunnen onderscheiden in geestelijke waarheid. Ze hoeven helemaal niet vleselijk te blijven. Je bent op zich helemaal niet kwaadaardig, je bent gewoon natuurlijk. Maar je moet je zintuigen trainen en opvoeden. 
En vasten en bidden zijn de opvoedmiddelen. Vasten en bidden leiden ertoe dat je zoveel tijd gaat besteden in de aanwezigheid van God, dat je zó gevoelig wordt voor het Woord van God, dat het Woord van God als een zesde zintuig voor je wordt. Misschien kun je niet zien, horen, voelen, ruiken of proeven wat God heeft gezegd, maar je hebt geloof, gebaseerd op het Woord van God. En jouw verstand, je denken zal dat aanvaarden als een vorm van zesde zintuig, waar het zegt: ‘Nou, het is niet vast te stellen door die andere zintuigen, maar ik erken dat het zo is.’ 

Je kunt jezelf op die manier oefenen. Op heel reële wijze was dat wat Smith Wigglesworth deed. Smith Wigglesworth verhardde zichzelf tegen ongeloof door te negeren wat mensen vonden, en hij besteedde zoveel tijd aan vasten en bidden en God zoeken, dat hij gevoelig werd voor God, en verhard voor andere dingen. Dus als hij voor iemand bad en de eerste keer geen manifestatie zag van waar hij voor bad, dan bleef hij daar gewoon bij staan, totdat hij een manifestatie zag. 
In tegenstelling daarmee, toen ik voor die man in de rolstoel bad, had ik wel geloof, maar ik had ook nog ongeloof dat mijn geloof hinderde en tegenwerkte. En ik gaf toe aan het ongeloof en zag daarom niet de gewenste resultaten. Vanaf de tijd dat de Heer mij deze dingen heeft laten zien, blijf ik nu volharden bij dingen. Als ik nu bid en niet de fysieke manifestatie zie, dan dwing ik het gewoon om te gebeuren. 

Sommigen vragen nu hoe je dit kunt dwingen te gebeuren. Nou, dat is echt weer een onderwijs op zichzelf, maar het fundament daarvan ligt in dit onderwijs dat ik hier heb gegeven, in deze serie. En dat bestaat eruit dat je moet weten dat God Zijn deel reeds heeft gedaan. Je weet dat God Zijn kracht reeds vrij heeft gezet. Je gaat Hem niet meer vragen en smeken om iets te doen. Als jij voor iemand bidt, en je ziet niet de gewenste resultaten, dan is er geen sprake van dat God niet heeft gegeven. Maar dan ligt het óf aan jou die niet kunt ontvangen, of satan die een belemmering opwerpt. En je moet daar blijven staan en je gezag op je nemen, en je spreekt tegen je berg. Je beveelt dingen om te gebeuren. 

Hier zijn wat aanbevelingen, wat je kunt doen als je voor iemand anders in bediening staat. Dan zijn er dingen die je kunt doen om hun geloof op te wekken. Daar zijn er een heleboel van. Bijvoorbeeld, als ik aan het bidden ben voor iemand, en ik ervaar dat er dit soort ongeloof aanwezig is. Het is wellicht niet boosaardig, het is geen ‘tegen-geloof’, maar het is gewoon ongeloof. Deze persoon wordt wellicht gedomineerd door wat hij of zij voelt. En ik weet dat ze het dan moeilijk hebben om te ontvangen van God. 
Wat ik dan doe, is overstappen naar een van de gaven van de Geest, bijvoorbeeld een woord van wijsheid of een woord van kennis. En dan spreek ik over iets dat emotioneel is. Ik spreek bijvoorbeeld over hoe zij zich bezeerd voelen, hoe ze getroffen zijn door depressie, pijn, tragedie die hen overkwam. En ik gebruik zo’n woord van kennis en ik spreek met hen over iets dat helemaal geen verbinding heeft met hun fysieke genezing. En ik krijg hen dan zover dat ze gaan ontvangen. Ze zeggen dan: ‘Hé, dit kon hij op geen enkele normale manier weten, God moet tot deze man gesproken hebben. Dit is God die aanwezig is.’
En dan worden ze ontvankelijk en begint er geloof te komen, en opeens wordt hun geloof levend en dan komen ze in beweging. Ze zeggen dan: ‘Ja, dit is van God, Vader ik ontvang het van U’, en terwijl ze dan zo open gaan en hun geloof in beweging komt, kom ik er weer op terug en spreek tot die ziekte of wat dan ook wat daarvoor niet wilde manifesteren, en opeens, boem, zijn ze genezen. 

Op deze manier heb ik het aantal mensen dat genezing ontving weten te vermeerderen met twee of drie keer zoveel dan eerst. Door dit soort dingen te doen. En het gaat allemaal uit van dit principe waar ik het hier over heb gehad. God heeft echt alles al gedaan. Het gaat er helemaal niet om, dat wij God moeten vragen om nog te genezen. God heeft alles al gedaan. Het gaat erom, dat wíj kunnen ontvangen. Dat is het basisprincipe. 
Maar vervolgens zijn er ook nog wetten, die regelen hoe het allemaal werkt. En een daarvan is dat je moet spreken. Ik spréék dus tot lichaamsdelen, ik spreek tot dingen en beveel ze om te reageren. Ik neem gezag over de duivel. En soms doe ik dingen om het geloof van die persoon te activeren. Ik spreek dan dingen vanuit de gaven van de Geest. En al die dingen doe ik niet om God te manipuleren, maar om mensen in de positie te brengen van waaruit ze kunnen ontvangen. Om hun geloof op te wekken. 
Vanaf de tijd dat ik deze dingen begrepen heb, zie ik nog steeds geen 100% manifestatie. Ik heb er wel geloof voor en ik beweeg me in die richting. En ik zie betere resultaten dan ooit tevoren. Maar ik begrijp nog steeds niet alles van deze dingen, maar ik geloof wel dat deze waarheden fundamenteel zijn. 

Laat ik hier nog snel het volgende aan toevoegen. Er zijn enkele heel goede vrienden van mij, die crisissituaties in hun gezinnen kennen. Mensen die erg ziek zijn en dat soort dingen. Ik heb voor hen gebeden en heb alles gebruikt waarover ik hier in deze serie onderwezen heb. Ik heb samen met hen geloof geoefend en we hebben nog steeds geen manifestatie gezien. 
Afgelopen jaar is een vriend van mij, waar ik mee gebeden heb en aan wie ik bediend heb, gestorven. En voor zover ik weet had ik geloof en heb ik geen ongeloof kunnen vaststellen. Natuurlijk weet je niet echt precies wat er binnenin iemand omgaat. Maar ze stierven dus. Ik heb dus nog steeds vragen hierover. En ik ben er zeker van dat ik naarmate ik verder ga, meer zal ontdekken. Maar ik ben er honderd procent van overtuigd dat wat ik hier heb onderwezen juist is. 
Misschien is dit niet álles wat er een rol bij speelt. Er kunnen andere dingen zijn, die erbij nodig zijn. Maar ik geloof dat dit fundamentele zaken zijn, en dat je in staat bent om dit te vatten, en dat je kunt begrijpen dat God echt al Zijn deel heeft gedaan, dat Zijn zender in jouw richting prima in orde is, Aan staat en functioneert, 24 uur per dag. Hij is voortdurend bezig ons alles wat we nodig hebben te geven. Dat is al een uitgemaakte volbrachte werkelijkheid. 

Het is niet een kwestie dat er een probleem zou zijn met Zijn zender, het is onze ontvanger. Wíj moeten leren hoe wij moeten ontvangen. Wíj moeten standvastig worden en dit geloven. Wij moeten dit geestelijke gebied begrijpen en leren hoe wij dingen vanuit het geestelijke gebied kunnen overbrengen naar het fysieke. 
Wij moeten ermee ophouden om de duivel meer macht te geven dan hij heeft en hem zo te verheerlijken. Wij moeten erkennen dat hij verslagen is. We moeten de triomftocht bezoeken en zien hoe hij verslagen en verpletterd is. 
Wij moeten erkennen dat wij hét bovennatuurlijke geloof van de Zoon van God in ons hebben. Het is een geloof ván God. En het probleem zit niet in een tekort aan geloof, maar in het feit dat wij ook nog ongeloof hebben. 
Het is helemaal niet zo, dat wij minder hebben dan de mensen in het verleden, die zo succesvol zijn geweest en grote dingen hebben zien gebeuren. Wij hebben gewoon méér. Wij hebben meer ongeloof. Zij hadden een eenvoudig, kinderlijk geloof, ze hadden een mosterdzaadje-geloof, en die hoeveelheid geloof is genoeg om bergen te verzetten, als je geen ongeloof hebt dat het tegenwerkt. 

Als je merkt dat je tegengewerkt wordt door een natuurlijk ongeloof, maar je hebt werkelijk geloof in de dingen van God, tot op het punt dat je er ook naar handelt, en je hebt verwachting, maar ziet tóch niet de juiste resultaten, dan zal het in negen van de tien gevallen een kwestie zijn dat er gewoon natuurlijk ongeloof is. Je hebt je zintuigen niet geoefend tot op het punt waarop ze werken vanuit het goede. In plaats daarvan opereren ze vanuit het verkeerde, ze worden gedomineerd door wat je kunt zien, horen, voelen, proeven en ruiken. 
En dat kun je veranderen door gebed en door vasten. Er zit meer aan vast. Soms zijn er ook andere mensen bij betrokken, Het kan de houding en het ongeloof van de mensen om je heen zijn wat een rol speelt. Markus 6 laat zien dat Jezus, die volmaakt in geloof functioneerde nog steeds werd belemmerd door het ongeloof van andere mensen. In het achtste hoofdstuk van Markus, zie je hoe Jezus een blinde man bij de hand neemt en buiten het dorp leidt om voor hem te bidden. Vanwege het ongeloof van de mensen daar. En dat beïnvloedde de manier waarop deze man kon ontvangen. En daarom vroeg Jezus deze man wat hij kon zien en Hij bad nogmaals voor hem. 

Er zijn dus heel wat dingen bij betrokken, maar ik geloof dat de dingen die wij in deze serie hebben gedeeld fundamenteel zijn. En ik beloof je dat dit je leven zal veranderen. Als je hiernaar geluisterd hebt en dit heeft geen radicaal verschil gemaakt in de manier waarop jij gelooft, dan verwacht ik dat je óf al op de juiste manier gelooft, óf de boodschap van deze serie niet echt bij je binnengekomen is. Ik geloof echt dat het zó krachtig is. Ik moedig je daarom aan, als je niet de juiste resultaten ziet, als jouw leven niet effectief is, als jij niet het overvloedige leven ervaart dat God jou beloofd heeft, en het manifesteert niet in jouw leven, als dit onderwijs de manier waarop jij gelooft niet heeft veranderd, dan moet je nog een keer naar de hele serie luisteren. 
Want ik beloof je, dat de dingen die je nodig hebt, hier in deze serie staan, dit zijn fundamentele dingen die jou in die richting duwen. 
Ik prijs God daarom gewoon, omdat ik geloof dat dit een groot verschil gaat maken in jouw leven. En ik moedig je aan hierin te volharden, door te gaan en sterker en sterker te worden in de genade van de Heer Jezus.


 

www.vergadering.nu