Bijbelgetrouw, krachtig en praktisch onderwijs van Andrew Wommack
Overzicht van de vertaalde bijbelstudies van Andrew Wommack, klik hier...

Financieel Rentmeesterschap - 5

Andrew Wommack

Deel 1: Wat is een rentmeester?
Deel 2: De eerste stap naar voorspoed
Deel 3: De oneerlijke rentmeester
Deel 4: Voorspoed is niet voor jezelf
Deel 5: De tienden
Deel 6: Partnerschap in het Koninkrijk

Oorspronkelijke title: Financial Stewardship - 3. ‘The Unjust Steward’
Gedownload als MP3 bestand van TV)

Inleiding:
Voorspoed begint bij het begrijpen van onze rol. Wij zijn Gods rentmeesters. Onze levens, talenten, mogelijkheden en het wonen in een land met ongekende mogelijkheden, zijn allemaal door God gegeven gaven. In dit onderwijs zul je een heel nieuwe waardering krijgen voor de waarheid: ‘Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij’ (Handelingen 17:28).

Deel 5: ‘De tienden’

Vandaag ga ik verder met het onderwijs over financieel rentmeesterschap. En vandaag ga ik spreken over de tienden. En we gaan het hebben over wat de Schrift te zeggen heeft over de tienden.
Nogmaals, mijn benadering is anders dan hoe ik andere mensen erover heb horen prediken. Daarom wil ik je wat achtergrondinformatie geven. Ik ben opgevoed onder de leer dat de tienden een verplichting was. Mij is in feite geleerd dat de tienden iets is wat je God schuldig bent, en dat je vervloekt bent met een vloek als je geen tienden geeft, zoals in Maleachi 3. Die verzen gaan we over enkele minuten behandelen. Ik had dus die gedachtegang. Ik kan me herinneren, toen ik nog in mijn confessionele kerk zat, toen ik tiener was, dat ze mij vroegen om een kleine preek te geven over de tienden. En ik nam Maleachi en sloeg de mensen ermee om de oren. Je bent vervloekt met de vloek, je berooft God. God zal je te grazen nemen, etc. etc. Zo ben ik in principe opgevoed en zo heb ik het vroeger ook aan andere mensen voorgesteld. Dat is dus mijn achtergrond. 

Toen ik later in de genade van God kwam, begon ik te begrijpen dat niets van wat ik doe mij voor God meer aanvaardbaar maakt, of minder aanvaardbaar, dat God van mij houdt onafhankelijk van mijn prestaties. En ogenblikkelijk begon dit onderwijs dat ik had ontvangen en waar ik andere mensen mee om de oren had geslagen ter sprake te komen; dit onderwijs van ‘het is een schuld en een verplichting en je bent vervloekt, God zal je wel krijgen als je geen tienden betaalt’. Laat me even een gedeelte uit het Nieuwe Testament voorlezen, uit 2 Korintiërs 9 vers 6 waar staat: ‘Bedenkt dit: wie karig zaait, zal ook karig oogsten, en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk oogsten. 7 En ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief.’

De meesten van ons zijn wel vertrouwd met die laatste zinsnede in dit vers, dat God een blijmoedige gever liefheeft. Maar het éérste gedeelte zegt dat je moet doen naardat je in je hart hebt voorgenomen, niet met tegenzin óf gedwongen. 

Ik weet niet hoe je naar dit vers kunt kijken, en dan naar mijn eerste uitspraak over de tienden, en de houding waarin ik ben opgevoed, dat je vervloekt bent, en God tegen je zal zijn, dat je God berooft en dat de vloek van God over je zal komen. De reden waarom jij je tienden geeft, is dat je niet onder die vloek wilt komen. In zekere zin zullen sommige mensen nu beledigd zijn, maar kunnen anderen dit wel meevoelen en begrijpen. Het is net als zwijggeld betalen aan God. Net alsof de maffia op je af komt en ze zeggen: ‘Nou, er zijn nogal wat berovingen en inbraken. Bedrijven hier in de omgeving vliegen in brand en worden vernield. Maar als jij me iedere maand wat geld geeft, zal ik ervoor zorgen dat er niets gebeurd.’ Het blijkt natuurlijk dat zíj degenen zijn die alle overvallen en inbraken plegen, maar als jij ze betaalt, zullen ze je niet aanvallen. 
En in zekere zin is dit hoe sommige mensen de tienden beschouwen. Het is net zwijggeld, je betaalt God zodat Hij je met rust laat en houdt zo deze vloek op een afstand. Als dat het motief is waarom je geeft, dan maak je het motief dat hier in 2 Korintiërs 9 wordt gegeven ongedaan of ontkracht je het. Geef niet met tegenzin of gedwongen, omdat God een blijmoedige gever liefheeft. 

Ik geloof dus werkelijk dat in het Nieuwe Testament dit het motief is voor ons geven. En sommigen hebben mij door de hele serie heen horen zeggen, dat 2 Korintiërs 8 en 9 helemaal over geld gaat. Het is in feite het meest complete deel in de Schrift dat over geld spreekt. En het eindigt dit onderwijs in deze twee volle hoofdstukken door in 2 Korintiërs 9:15 te zeggen: ‘Gode zij dank voor zijn onuitsprekelijke gave!’ Dit geeft een samenvatting van waarom we aan de Heer zouden moeten teruggeven onder het Nieuwe Verbond: omdat Hij zich aan ons gegeven heeft. Hij heeft zijn liefde al aan ons betoond, Hij heeft ons al in alles voorzien en dus is ons geven een uitdrukking van onze dankbaarheid. Een uitdrukking van onze waardering voor alles wat Hij voor ons heeft gedaan. En ik geloof dat dít het overheersende nieuwtestamentische motief is.

Ik ga terug naar een vers dat ik al heb gebruikt uit 1 Korintiërs 13:3 waar staat dat als je al jouw goederen zou geven om de armen te voeden, en zelfs al zou jij je lichaam geven om te worden verbrand, maar je doet het niet door de goddelijke liefde (agape), dan baat het je niets. Het motief achter je gift is dus veel belangrijker dan je gift zelf. En als het motief vanuit het Nieuwe Testament dus is: niet met tegenzin of gedwongen omdat God een blijmoedige gever liefheeft - en dát is de juiste motivatie - dan is dat een volkomen andere motivatie dan het oudtestamentische Maleachi 3:9 waar staat dat je vervloekt bent met de vloek als je geen tiende geeft. En wat is dan de juiste?

Ik kwam dus uit deze zware achtergrond, waar het niet volledig werd uitgelegd, maar in feite werd gezegd, dat als je geen tienden gaf, God je ging treffen met de vloek en Hij je wel zou krijgen. Wij motiveerden mensen dus om te geven uit een gevoel van schuld en verplichting, om de wraak en de vloek van God te weerhouden. Onder het Nieuwe Verbond ervoer ik de genade van God en moest ik God vragen om opheldering over deze zaken. En ik wil enkele heel eenvoudige dingen met jullie delen, die ik geloof betreffende de tienden. Dus laten we eens opzoeken Maleachi 3 vers 8. Dit zal voor velen van jullie een vertrouwd gedeelte zijn. Hier staat: ‘8 Mag een mens God beroven? Toch berooft gij Mij. En dan zegt gij: Waarin beroven wij U? In de tienden en de heffing. 9 Met de vloek zijt gij vervloekt, en Mij berooft gij, gij volk in zijn geheel. 10 Breng de gehele tiende naar de voorraadkamer, opdat er spijze zij in mijn huis; beproeft Mij toch daarmede, zegt de HERE der heerscharen, of Ik dan niet voor u de vensters van de hemel zal openen en zegen in overvloed over u uitgieten. 11 Dan zal Ik, u ten goede, de afvreter dreigen, opdat hij de vrucht van uw land niet verderve en opdat de wijnstok op het veld voor u niet zonder vrucht zij, zegt de HERE der heerscharen.’ 

Dit vers 8 zegt: “Mag een mens God beroven? Toch beroven jullie Mij. En jullie zeggen: ‘waarin beroven wij U?’ In de tienden en offergaven.” Ik weet zeker dat l velen van jullie dit hebben horen zeggen: ‘Je berooft God als je de tienden niet betaalt.’ En daarom onderwijzen ze dat de tienden een schuld, een verplichting is. Ik heb het zelf ooit op deze manier gehoord: Dat je tienden een schuld is, een betaling die je móet betalen alleen al om de vloek te weerhouden je te treffen. En van je tienden krijg je geen enkele opbrengst. Alleen het offeren boven de tienden uit geldt als zaaien en geeft je een oogst, zoals bedoeld in 2 Korintiërs 9:10: ‘Hij nu, die zaad verschaft aan de zaaier en brood tot spijze, zal u uw zaaisel verschaffen en vermeerderen, en het gewas uwer gerechtigheid doen opschieten, en Lukas 6:38: Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw schoot geven. Want met de maat, waarmede gij meet, zal u wedergemeten worden.’ 
Sommige mensen geloven dus dat het enige geld waar je een opbrengst van krijgt, als je het geeft, het geld is, dat je bóven de tienden uit geeft. Maar de tienden is in principe een schuld. Die moet je betalen, net als een rekening, en daar krijg je geen opbrengst van. Door de tienden te betalen vermijd je alleen de vloek. En mensen ontlenen deze gedachtegang hier aan Maleachi 3 vers 8. Maar dat schendt het vers dat ik gebruikt heb uit 2 Korintiërs 9:7, dat je niet met tegenzin of gedwongen moet geven, want God heeft de blijmoedige gever lief. 

En merk ook op wat er staat in vers 8. Uit gemakzucht missen mensen deze waarheid, maar het is heel duidelijk. Daar staat: ‘Waarin beroven wij U?’ In tienden én heffingen (offers). Als iemand zegt dat je nog steeds in deze schuld staat en als je niet deze schuld van de tienden betaalt, dan ben je vervloekt met de vloek als je Maleachi 3 gebruikt om dat te beweren, want daar staat dat je vervloekt bent als je niet tienden EN offers betaalt. Een tiende betekent gewoon heel eenvoudig 10%. Dat is oudnederlands om te zeggen dat één tiende een tiende is. 
Ik hoorde iemand zeggen - ik heb het nooit persoonlijk nagetrokken - die al die offers die je moest brengen nazocht, de verschillende zondoffers, de feesten, vredeoffers en al die dingen, en als je al de tienden én de offers die door de oudtestamentische wet werden voorgeschreven, bij elkaar telde, dan kwam dit neer op 33%. Als iemand dus Maleachi 3:9 gaat gebruiken om te zeggen ‘je bent vervloekt met de vloek als je geen tienden geeft’ dan zou het schriftuurlijk juist zijn als je daar ook nog offeranden bijtelt tot in totaal 33%! Dan zou je moeten zeggen dat als je niet minstens 33% geeft, dan ben je vervloekt.
Ik ken een heleboel mensen die prediken dat als je niet de tienden geeft, dan ben je vervloekt met de vloek, maar zij geven echt geen 33%! Dat is dus niet schriftuurlijk. Als jij gelooft dat je onder dit voorschrift moet leven dat hier staat, dan zul je moeten zeggen dat alles wat minder dan 33% is, je nog steeds onder de vloek brengt. Maar ik geloof niet dat dit waar is. Maar iemand zegt: ‘Maar dat staat toch gewoon in de Bijbel, dus hoe kun je hier omheen?’ Nou, ik probeer niet hier omheen te draaien, maar hoe wil je dit dan wel op een correcte manier interpreteren?

Laat me een schriftgedeelte gebruiken dat in Galaten 3 staat. Ik heb heel veel onderwijs over dit onderwerp, maar geen tijd om dit nu allemaal te behandelen. Maar er is een verschil tussen de oudtestamentische wet en de straf en de toorn en de hardheid van de oudtestamentische wet, en de genade uit het Nieuwe Testament, waar wij ons tegenwoordig onder bevinden. In Galaten 3:10 staat: ‘Want allen, die het van werken der wet verwachten, liggen onder de vloek; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.’
Dat is een citaat uit het laatste vers van Deuteronomium 27. Dit is dus een verwijzing naar dat vers, en dat zegt in principe dat je de héle wet moet houden, niet maar een gedeelte ervan, niet dat je zoveel mogelijk je best doet. Als jij je niet aan íeder deel ervan houdt, dán kom je onder de vloek. En de mensen die onder de oudtestamentische wet leven, slaan wel heel gemakkelijk dít punt over. Het is geen kwestie van zo goed mogelijk je best doen en de genade van God vult het verschil aan. Je vertrouwt óf op de genade van God en wordt daarom aanvaard door God - níet gebaseerd op jouw prestaties - óf als je op jouw prestaties vertrouwt, maar dan ontbreekt de genade volledig. Je moet 100% volmaakt zijn, óf je moet jezelf vernederen en de genade van God ontvangen. Het is óf het een óf het ander. In vers 11 staat dan: ‘En dat door de wet niemand voor God gerechtvaardigd wordt, is duidelijk; immers, de rechtvaardige zal uit geloof leven. 12 Doch bij de wet gaat het niet om geloof, maar: wie dat doet, zal daardoor leven.’ 

Mensen, dit is een krachtig Schriftwoord, maar ik ga hier niet over prediken omdat ik verder wil met mijn onderwerp. Ik wilde je vooral het vólgende vers laten zien in Galaten 3:13 waar staat: ‘Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt. 14 Zo is de zegen van Abraham tot de heidenen gekomen in Jezus Christus, opdat wij de belofte des Geestes ontvangen zouden door het geloof.’
Dit schriftgedeelte zegt dat Christus ons heeft verlost van de vloek van de wet. Maar wát is de vloek van de wet? Die vloeken kun je opgesomd vinden in Deuteronomium 28:15-68. Maar ook hier in Maleachi 3:8 waar staat: ‘Mag een mens God beroven? Toch berooft gij Mij. En dan zegt gij: Waarin beroven wij U? In de tienden en de heffing. 9 Met de vloek zijt gij vervloekt, en Mij berooft gij, gij volk in zijn geheel.’ 
Wist je dat Maleachi 3:8 en 9 spreekt over de vloek van de oudtestamentische wet? En Christus heeft ons hiervan verlost. Ik geloof gewoon niet dat wij vervloekt zijn als wij geen tienden geven. Ik geloof ook niet dat het slim of verstandig is! Ik geloof nog steeds dat de tienden van toepassing zijn. Laat me je dat aantonen in Genesis 14, waar Abraham deze grote veldslag had gewonnen, en terugkwam naar de stad Jeruzalem. En Melchizedek was de priester van de allerhoogste God en ook de koning van Jeruzalem. En Abraham betaalde tienden aan Melchizedek. Dat is de allereerste keer dat tienden worden genoemd in de Bijbel. En vervolgens in Genesis 28 zie je dat Abrahams kleinzoon Jakob de ervaring had dat hij ging slapen en een droom kreeg en een ladder zag die helemaal tot in de hemel reikte, en de engelen van God die opklommen en neerdaalden. En toen hij wakker werd, richtte hij een steen op en zalfde die met olie en zei: ‘Zeker is dit een huis van God’, en hij noemde die plaats Bethel wat betekent: ‘Huis van God’ of ‘Broodhuis’. En toen zwoer hij een eed in Genesis 28:20 waarin hij zei dat als God alles zou doen wat Hij beloofd had, en hem veilig teug zou brengen, dat hij dan stipt de tienden zou geven van alles wat hij zou ontvangen. Genesis 28:20. En Jakob deed een gelofte: Indien God met mij zal zijn, en mij behoeden zal op deze weg, die ik ga, mij zal geven brood om te eten en klederen om aan te trekken, 21 en ik behouden tot mijns vaders huis wederkeer, dan zal de HERE mij tot een God zijn. 22 En deze steen, die ik tot een opgerichte steen gesteld heb, zal een huis Gods wezen, en van alles wat Gij mij schenken zult, zal ik U stipt de tienden geven. Wij zien dus dat Abraham en zijn kleinzoon Jakob tienden betaalden. Het is heel goed mogelijk dat Isaäk, Abrahams zoon, ook tienden betaalde, maar dat staat niet specifiek in de Bijbel voorzover ik mij herinner. Maar het was blijkbaar een familiegebruik. Maar pas toen de wet werd gegeven, werd het tot een inzetting en een gebod verheven. 

Toen de Heer het volk verloste uit het land Egypte, was de engel des doods rondgetrokken en had alle eerstgeboren zonen gedood van de Egyptenaren en van alle vee. Maar omdat alle Israëlieten dat offerlam hadden geslacht en het bloed aan de deurposten van hun huis hadden gestreken, was de engel des doods hen voorbijgegaan. Toen zij het land Egypte verlieten, zei God: ‘Ik heb al jullie eerstgeborenen deze dag gekocht, omdat Ik hun leven heb gespaard. En daarom moeten jullie vanaf nu een betaling geven voor ieder eerstgeboren kind en ieder eerstgeboren dier. En ze moesten betalingen gaan geven. Exodus 13: 1- 16. Het was bijna een soort belasting die Mozes had ingesteld voor de bouw van de tabernakel. En al die verschillende dingen die gegeven moesten worden waren vereist. Maar onder de oudtestamentische wet werd de tiende ingesteld en strikt afgedwongen. En hier in Maleachi 3:8 en 9 spreken deze verzen erover dat als je deze tienden niet afdroeg, de vloek van God over je zou komen. Maar zoals ik al heb aangegeven in Galaten 3, zijn we verlost van de vloek, zodat we nu de zegen ontvangen in plaats van de vloek.

Ik wil duidelijk maken dat de tiende al functioneerde vóór de oudtestamentische wet. Abraham en Jakob leefden honderden jaren voor de wet werd gegeven, maar gaven toch tienden. En de tiende wordt óók in het Nieuwe Testament genoemd. Jezus noemde haar. Sommige mensen voeren dan aan dat Jezus het Nieuwe Verbond nog niet had ingesteld. Maar zelfs in het boek Hebreeën hoofdstuk 7 wordt de tiende opnieuw genoemd en het onderwerp van geven wordt heel vaak genoemd. En ik geloof dat onder het Nieuwe Testament de tienden niet wordt afgedwongen, zoals onder het Oude Testament, maar dat het principe om een tiende te nemen van wat je hebt, en het aan de Heer terug te geven een Bijbels principe is, dat niet alleen maar oudtestamentische wet is. Het is dus niet voorbijgegaan. Ik geloof dat tienden geven ook tegenwoordig een juist iets is om te doen. 

Máár als je ze geeft met de gedachtegang uit Maleachi 3, zo van: ‘ik móet de tienden geven, want anders komt de toorn van God over me’, maakt dat je gave volledig onbruikbaar! Nogmaals verwijs ik naar het schriftgedeelte dat ik al heb gebruikt uit 1 Korintiërs 13:3 dat als je alles wat je hebt geeft om de armen te voeden of zelfs je lichaam geeft om te worden verbrand, maar niet vanuit Gods liefde of barmhartigheid, dan baat het je niets. Het motief achter je gave is belangrijker dan je gave zelf. Als jij geeft uit schuld, of gedwongen, uit noodzaak of verplichting, dan maak jij je gift onbruikbaar! Als bij het enige wat bij voorspoed kwam kijken dit van toepassing was: Lukas 6:38 ‘geef en u zal gegeven worden, een goede, gedrukte en overlopende maat zullen mensen in uw schoot geven. Want met de maat weermee u geeft zal u gegeven worden’, als dat het enige was dat speelde bij voorspoed, je geeft en boem: het komt weer bij je terug, en volgens Markus 10 wel honderdvoudig, als dat het enige was wat er speelde, dan zouden velen van jullie nu multimiljonair zijn! Als je alles wat je ooit gegeven hebt zou nemen en met 100 vermenigvuldigen, dan kan ik je verzekeren dat velen van jullie meer dan een miljoen dollar zouden hebben. Maar weet je waarom velen van jullie niet zo welvarend zijn? Omdat het motief achter je gave belangrijker is dan je gave zelf! 

En nogmaals verwijs ik naar 1 Korintiërs 13:3, als jij je lichaam zou geven om te worden verbrand, of alles wat je bezit, maar je doet het niet gemotiveerd uit liefde, dan baat het je helemaal niets! Je hebt je gave onbruikbaar gemaakt. Ik weet dat dit een krasse uitspraak is, maar ik geloof dat het helemaal waar is. Ik geloof dat dit de reden is dat sommige mensen zó trouw zoveel geld hebben gegeven, maar vanuit deze manier van denken dat het een schuld is, een verplichting! God zal me vervloeken met de vloek als ik niet geef. Als dat de manier is waarop je denkt, kan wel de kerk waaraan je geeft er baat bij hebben, of het individu aan wie jij je geld geeft, maar jij hebt er zelf helemaal niets aan. Je zult daar géén oogst van ontvangen. Je zult jouw financiële zaad met een goed hart moeten planten. Met het júiste hart, gemotiveerd uit liefde, als een blijmoedige gever, niet uit noodzaak of gedwongen. En als je dat motief schendt, heb je je gave onbruikbaar gemaakt.

Ik zeg nu dus niet, en luister naar me, ik zeg dus niet dat je geen tienden zou moeten geven! Maar ik zeg dat de motivatie achter je tienden moet veranderen. Ik geloof dat ze onder het Oude Verbond 10% gaven vóór ze de openbaring hadden over Gods liefde en genade op de manier dat wij het nu hebben. Dat de nieuwtestamentische genade oneindig meer superieur is aan de oudtestamentische wet. En onder het Nieuwe Verbond hebben wij vele beloften aangaande een honderdvoudige opbrengst. Geef en u zal gegeven worden, etc. Als de oudtestamentische heiligen 10% gaven, dan geloof ik dat er geen manier is dat wij onder het Nieuwe Testament minder dan 10% zouden moeten geven. Ik geloof dat je veel meer dan 10% zou moeten geven. Weet je, ik weet niet exact hoeveel wij geven, maar mijn vrouw en ik hebben al vanaf het begin een ‘giften’ rekening, waarop we al onmiddellijk 20% geven en die gebruiken we voor onze gaven. En we geven nog heel wat geld daarnaast, ik weet niet precies hoeveel, maar ik schat ergens rond 25% van ons bruto inkomen dat we aan de Heer teruggeven. En ik zeg dat niet uit zelfzuchtige motieven, maar alleen om te zeggen dat ik zelf dit in de praktijk breng. Ik predik dus niet dat wij vrij zijn van tienden, zodat we niet meer hoeven te geven. Maar ik predikt dit zodat we onze motieven kunnen zuiveren. Dit vers gebruik ik haast iedere dag. 1 Korintiërs 13:3 zegt dat als je al je goederen geeft om de armen te voeden, of je lichaam om te worden verbrand, maar je doet het niet gemotiveerd uit goddelijke liefde, dan heb je er helemaal niets aan. Je motief is dus heél, héél belangrijk. En als je nog steeds geeft vanuit het oudtestamentische motief, een geven uit angst voor straf, uit vrees dat er een vloek komt, dan maak je je gaven onbruikbaar. Je hebt er helemaal niets aan. Je moet je motieven reinigen. 

Er was een man die voor mij werkte, in het begin van onze bediening, toen wij voor het eerst naar Colorado Springs verhuisden. Dat zal ergens rond 1980 zijn geweest. En deze man en zijn vrouw kwamen voor mij werken. En toen in de 80-er jaren, verdienden ze beiden rond $ 3000 per maand. Ze werkten allebei. Voor jou lijkt dat misschien niet veel, maar toen in de ’80 jaren was dat een heleboel geld, en ze verdienden heel wat meer dan ik. Ze waren dus best welvarend en in goeden doen. Ze kwamen voor mij werken en kregen deze waarheden onder de knie. Het gaat er niet om dat je wel of geen tienden betaalt. Ik geloof dat je op zijn mínst een tiende zou moeten betalen, en meer dan dat, maar de kern is dat je niet met tegenzin geeft of uit noodzaak. Jouw gave maakt God niet echt blij en baat jou niets, tenzij je het geeft met de juiste instelling. En toen zij dit begrepen, Larry was het soort kerel die als hij een cheque uitschreef, en als hij bijvoorbeeld 3010 dollar had verdiend, dan schreef hij zijn cheque uit met $ 301,- Ik bedoel, tot op de cent nauwkeurig schreef hij het uit, nam precies 10% en betaalde dat alsof het een rekening was. Hij gaf het niet vrijmoedig, maar ervaarde het als een schuld en verplichting. En zij waren trouw in het geven van tienden, maar zo betaalden zij hun tienden. 

Maar, in ieder geval, ook al hadden ze een prima inkomen, in vergelijking met 1980, leek het steeds maar alsof ze tekort kwamen. Hun auto ging stuk, en dan gebeurde dit en dat. Ze zaten krap bij kas. Hij hoorde mij spreken over het motief achter je geven, en hij stemde met zijn vrouw overeen, en ze baden erover en nu zeiden ze: ‘Wij gaan geven zoals wij dat in ons hart voornemen. We gaan ons niet meer beperken en tot op de laatste cent nauwkeurig de tienden opschrijven. We gaan geven op de manier dat wij ervaren dat God wil dat wij geven. Ze begonnen dus op die manier te geven. En na een paar maanden, 3 of 4 maanden, leek het wel alsof ze meer geld hadden, dan ooit tevoren. Ze waren voorspoedig en het leek alsof ze over gingen houden. En zijn eerste gedachte toen hij dit merkte was: ‘Ik zal wel, omdat ik nu geen berekeningen meer maak, minder hebben gegeven, zodat we nu meer hebben.’ Hij voelde zich daar schuldig over dus ging hij al zijn gaven en zijn overschrijvingen nakijken en optellen. En weet je wat er was gebeurd? Ze waren met hun gaven gestegen tot rond de 25%. Ze waren dus van 10% gestegen naar 25% in hun geven. En toch hadden ze méér geld vrij om maar uit te geven zoals ze wilden, dan toen ze precies op de cent af 10% gaven. 

De reden waarom ik dit verhaal vertel, is om toe te lichten dat als je geeft, zelfs je tienden, of je geeft zelfs je lichaam om te worden verbrand, en alles wat je hebt om de armen te voeden, maar niet gemotiveerd uit liefde, dan baat het je niets. In het Nieuwe Testament zijn motieven, de instelling van je hart, in feite belangrijker dan de daden. In het Oude Testament staat: ‘Gij zult niet doden’, maar Jezus kwam langs en zei in de bergrede dat als je boos bent zonder reden, dat je dan al moord hebt gepleegd in je hart. Matteüs 5:21,22. Onder het Oude Testament staat er dat je geen overspel mag plegen. In het Nieuwe Testament staat dat als je alleen al begeerte in je hart hebt, je al schuldig bent aan overspel. Vers 28. Enzovoort, enzovoort. Jezus ging verder dan alleen daden en kijkt naar de motieven van ons hart. En dat staat ook in 2 Korintiërs 9:7 waar staat: geef niet met tegenzin of gedwongen want God heeft een blijmoedige gever lief. 
Wij moeten afstand nemen van de oudtestamentische motivatie waarbij je de tienden geeft uit schuld en verplichting en als betaling om Gods vloek van je weg te houden. Je moet die motivatie veranderen en in het Nieuwe Verbond ingaan, waar je nu vrij bent, niet zodat je geen tienden geeft, maar nu tienden geeft uit een blijmoedig hart. Je kunt het nu uit een blijmoedig hart geven, in plaats van met tegenzin of gedwongen. Nogmaals, ik wil helder stellen dat ik niet zeg dat we niet moeten geven, of geen tienden geven. Maar ik zeg dat de schuld, de verplichting en de straf van de oudtestamentische wet, en dat je een vloek afroept in plaats van een zegen, van ons is afgenomen door de verzoening die Jezus voor ons tot stand heeft gebracht. Wij zijn nu vrij. Hij heeft ons verlost van de vloek van de wet. Hij heeft ons verlost van het afroepen van de vloek als wij geen tienden geven. 

Betekent dit dat wij niet langer tienden geven? Nee, het zegt alleen maar dat we van de vloek zijn bevrijd. En het betekent dat als wij nu de tienden geven, of andere gaven, wij het niet meer doen uit schuld, of verplichting, met tegenzin en afgedwongen, maar dat wij het nu met een blijmoedig hart kunnen doen. Dus vragen sommige mensen: ‘Waar gáát dit dan nu helemaal om hier, je zegt nog steeds dat mensen tienden zouden moeten geven'. Maar ik zeg dat het allemaal om motivatie gaat. De motivatie is voor God van doorslaggevend belang. 
Ik kan dit vergelijken met een ouder en een kind. Laten we zeggen dat je kind achttien of negentien jaar oud is, en uit vrees voor jou, vrees voor straf, een fysieke afstraffing of kamerarrest of hun auto in beslag nemen, iets wel of niet doen. Als de enige reden dat zij iets zouden doen wat goed is, zou zijn omdat ze wisten dat jij ze zou gaan straffen en dat ze ervoor zouden moeten boeten, weet je, je zou dan inschikkelijkheid kunnen verkrijgen. Maar laat me je vragen: zou je daar echt tevreden mee zijn? Zou je je daar echt blij en tevreden door voelen, dat je kinderen de juiste dingen doen, als je zou wéten dat ze het alleen maar doen omdat ze bang zijn, dat jij ze gaat straffen? Dat je iets wegneemt van ze of iets doet? Weet je, ik ben een ouder en ik kan je verzekeren dat dit niet is wat ik van mijn kinderen verlang. Jazeker, ik wil dat ze doen wat goed is, maar ik wil dat ze het doen omdat zij verlángen het te doen, omdat het in hun hart is en niet omdat ze bang zijn voor mij dat ik ze afdwing en forceer om het te doen. 

In zekere zin kon God onder het Oude Testament niet met ons omgaan op de manier zoals wij met onze kinderen omgaan, omdat de Schrift in 1 Korintiërs 2:14 zegt: ‘Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.’ – Hij kan het niet begrijpen omdat het alleen geestelijk te begrijpen is. Dus een verloren mens, waar dit over spreekt, was niet in staat om het ware hart van God te begrijpen en ze konden de liefde van God helemaal niet begrijpen. En wat moet je dan doen? Het is net als bij een kind. Je kunt niet wachten tot een kind twintig jaar oud is en alles begrijpt, voordat je ze gaat vertellen ‘dit is goed en dat is verkeerd, doe dat niet, maar dit’. Hoe krijg je een kind zover dat het gaat doen wat juist is vóórdat ze het gaan begrijpen? Heel eenvoudig. Je vertelt ze, als je dit doet, krijg je een pak voor je broek. Als een kind jong is, begint het zo de juiste dingen te doen, niet omdat het in hun hart is om het goede te doen, maar omdat ze bang zijn voor straf. Maar als ze opgroeien, zou het volkomen verkeerd zijn als iemand die vijftig of zestig jaar oud is, en nog steeds alleen maar de juiste dingen doet omdat hij bang is voor een pak voor zijn broek. Dan klopt er iets niet. 

Het is maar een tijdelijke oplossing, alleen maar tot je volwassen genoeg bent dat je kunt begrijpen en zelf kunt redeneren. Dan doe je nog steeds wat juist is, maar niet meer omdat je bang bent dat je gestraft wordt, maar omdat je de voordelen begrijpt en weet dat er consequenties zijn verbonden aan je handelingen. 
Op heel reële wijze was dit aan de hand met de mensheid. Vóórdat Jezus kwam, en de wedergeboorte mogelijk maakte, konden mensen niet begrijpen en niet het goede motief in hun hart hebben. God vertelde hen dus wat juist was om te doen. Onder andere de tienden betalen. En als je het niet doet, zegt Maleachi 3:9: ‘Ik zal je vervloeken. Je zult onder een oordeel komen.' En zelfs een verloren mens kan dát begrijpen. Maar nu we wedergeboren zijn onder het Nieuwe Verbond, en nu Gods Geest binnenin ons leeft, heeft God de vloek verwijderd. Er bestaat niet langer de vrees voor oordeel. Maar betekent dit dat wij niet nog steeds doen wat juist is? Nee, je doet nog steeds wat juist is. 

Dit voorbeeld heb ik eerder gebruikt en sommigen van jullie hebben dit zeker gehoord. Ik ben opgegroeid langs een drukke stadsweg. En mijn moeder, mijn vader was gestorven toen ik nog jong was, mijn moeder gaf me er flink van langs als ik die straat overstak zonder beide richtingen uit te kijken. Ze sloeg me niet verkeerd, het was geen kindermishandeling. Ik zeg alleen dat ik een pak voor mijn broek kreeg en zij me vertelde: ‘Doe dat niet meer’. En ik heb een stapel pakken voor mijn broek gekregen, omdat ik achter een bal aanrende, de straat op en zo. Toen ik jong was, stopte ik en keek ik beide richtingen op voor ik de straat overstak, niet omdat ik bang was voor auto’s of zo. Ik dacht echt niet eens aan dat soort dingen. Ik deed het omdat ik bang was dat mijn moeder mij een pak voor mijn broek zou geven. Maar nu ben ik 56 jaar oud, en ik kan je verzekeren dat als ik nu een straat begin over te steken en aan iets anders zat te denken, of met jou in gesprek zijn, en er niet aan zou denken als ik dan de straat over zou steken zonder beide richtingen uit te kijken en dat zou overleven, en plotseling zou beseffen: ‘O nee, ik heb niet beide richtingen uit gekeken voordat ik de straat overstak’. Als ik dan opeens paranoïde zou worden en zeggen: ‘Alstublieft, zeg niet tegen mijn moeder dat ik dit gedaan heb. Ze zal me er van langs geven.’ Als man van 56 jaar, mijn moeder is nu 93, kan ik je verzekeren dat als het puntje bij paaltje kwam, ik haar aan zou kunnen. Ik ben niet bang voor een pak slaag van mijn moeder. Maar betekent dat nu dat ik zomaar de straat oversteek, omdat niemand me meer een pak slaag geeft, en ik vrij ben om te doen wat ik wil? Natuurlijk ben ik nu helemaal vrij om dat te doen, maar het zou nog steeds verkeerd zijn om de straat over te steken, zonder op te letten of er verkeer aan komt. De echte reden waarom ik beide kanten op kijk om de straat over te steken is niet, dat ik anders een pak slaag krijg, maar gewoon dat je in leven blijft en heelhuids de overkant haalt, zodat je niet onder een auto komt. 
Op dezelfde manier heeft God onder het Oude Verbond ons opgedragen de tienden te betalen. Abraham en Jakob gaven tienden voordat de oudtestamentische wet ter sprake was. Maar toen de oudtestamentische wet kwam, heeft God deze straf erop gezet dat jij je tiende moet betalen, omdat je anders vervloekt wordt met de vloek, en dat had nut en doel voor mensen die niet wedergeboren waren en die niet werkelijk de wet van God in hun hart geschreven hadden. Het gaf hen zo een motivatie om het juiste te doen. 

De Schrift zegt in 1Johannes 4 vers 18: ‘18 Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit; want de vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde.’ Als jouw motivatie om iets te doen angst is, en dan bedoel ik niet een eerbiedige vrees, waar je het doet uit respect en liefde en bewogenheid voor God, maar dat je het doet omdat je bang bent vervloekt te worden met een vloek als je het niet doet. Dan zit daar vrees in. Maar volmaakte liefde drijft vrees uit. Er is helemaal geen vrees in Gods liefde. Zij die in vrees functioneren, doen het juiste uit vrees gestraft te worden. Het kan je bewegen om wel het juiste te doen, maar het zal je ook kwellen. En dat was maar een tijdelijke motivatie die God gebruikte om mensen tienden te laten geven. 

Onder het Nieuwe Testament zeg ik niet dat we moeten stoppen met tienden geven. Dat is helemaal niet wat ik zeg, maar ik zeg dat we onze motivatie moeten zuiveren en erkennen dat we van de vloek zijn bevrijd, Galaten 3:13, zodat de vloek niet op mij komt als ik geen tienden geef. Maar ik moet nog steeds tienden geven, net zoals ik nog steeds beide kanten op kijk voordat ik een straat oversteek. Ik doe het zodat deze principes, zoals: ‘Geef en u zal gegeven worden’, Gods wetten in werking stellen. Maar ik doe het niet gemotiveerd door vrees. 

In Maleachi 3 staat ook, ik heb er al op gewezen, dat je Hem niet alleen berooft in tienden maar ook in offeranden. Maar er staat verder in vers 11: ‘Dan zal Ik, u ten goede, de afvreter dreigen, opdat hij de vrucht van uw land niet verderve en opdat de wijnstok op het veld voor u niet zonder vrucht zij, zegt de HERE der heerscharen.’ In deze zelfde context over tienden en offeranden, en vervloekt met de vloek, spreekt dit er dus ook over dat als je wél tienden geeft, God de afvreter zal dreigen ten voordele van ons. Dit spreekt natuurlijk over satan, het bestraffen van de boze zodat de zegeningen van God op ons zullen komen in plaats van de vloek.
Nu, onder het nieuwe verbond maakt de Schrift iets bijzonder duidelijk. Er zijn verschillende plaatsen, en een daarvan is Jakobus 4:7 waar staat: ‘Onderwerp u dus aan God en weersta de duivel en die zal van u vluchten’. Dit legt de verantwoordelijkheid om de duivel te weerstaan bij ons. God is degene die de kracht heeft. Het is Gods kracht achter ons, maar wíj moeten de duivel weerstaan om hem van ons te laten vluchten. Als er geen weerstand bieden van onze kant is, zal er ook geen vluchten zijn van de kant van de duivel. 

Het punt dat ik hier wil duidelijk maken is dat sommige mensen, die onderwijzen over de tienden, zeggen: ‘Als je wel tienden geeft, dan zal God bovennatuurlijk de afvreter (de duivel) voor je bestraffen.’ Nou, onder het Oude Verbond hadden de mensen geen autoriteit zoals wij die hebben als gelovigen van het Nieuwe Verbond. Zij hadden de naam van Jezus niet. Jezus had nog niet satan en al zijn macht vernietigd en hem de sleutels van de dood en van de hel afgenomen. Satan was de god van deze wereld en dus hadden de oudtestamentische heiligen niet de macht en het gezag om iets te doen tegen de vijand zoals wij dat hebben. En daarom moest God voor hen de duivel weerstaan. God moest zelf de duivel bestraffen. Maar onder het Nieuwe Verbond staat er dat jíj de duivel moet weerstaan, en dat hij van jóu zal vluchten. 

Dus als jij deze schriftgedeelten over de tienden wilt nemen en dan zegt: ‘Als ik tienden geef, zal God de verslinder voor mij bestraffen en dat gebeurt dan automatisch. Ik hoef geen weerstand te bieden of iets te doen. God zal dat voor mij doen’, dan is dat géén nieuwtestamentische opvatting. Er zijn veel schriftplaatsen die dit ondersteunen, maar dit stuk uit Jakobus 4:7 maakt het heel duidelijk dat jíj de duivel moet weerstaan. Satan vlucht niet rechtstreeks voor God. Jezus en satan zijn elkaar al tegengekomen en hebben al strijd geleverd, en Jezus heeft hem overwonnen, en er bestaat gewoon geen strijd meer tussen Jezus en de duivel. Maar satan komt tegen óns in het geweer, dus moeten wij de autoriteit die Jezus ons geschonken heeft nemen en wíj moeten de duivel weerstaan en hem van ons zien vluchten. 

Als je een demonisch probleem zou hebben en je zou zeggen: ‘Oh God, haal alstublieft die duivel van mij af; satan ik vraag je te vertrekken in de naam van Jezus,’ dan is dat gewoon niet de manier om het te doen. Je vraagt niet de duivel en je vraagt ook niet aan God. Wat je moet doen is jóuw autoriteit opnemen en jíj weerstaat. Het woord voor ‘weerstaan’ betekent: ‘actief strijden tegen’. Je spreekt tegen de duivel en gebruikt je autoriteit in Jezus. En als jij zo weerstand biedt, zal hij van jou vluchten. Dat is nu het nieuwtestamentische concept. Dus nogmaals, teruggaand naar Maleachi 3:11 waar staat dat God de afvreter zal bestraffen als je tienden geeft en al die dingen doet, nogmaals, dit is dus een bewijs dat dit een oudtestamentisch schriftgedeelte is. Het is geen zonde, het is niet verkeerd, maar het is niet compleet. We hebben nu een beter verbond en God is niet boos op je als je geen tienden geeft. 

In vers 10 staat: ‘Breng de gehele tiende naar de voorraadkamer, opdat er spijze zij in mijn huis; beproeft Mij toch daarmede, zegt de HERE der heerscharen, of Ik dan niet voor u de vensters van de hemel zal openen en zegen in overvloed over u uitgieten.’ In dit vers kun je heel veel dingen vinden. Er is dus sprake van de zegen die op ons zal komen als wij tienden geven. Die zal de overvloed van God vrijzetten. Zóveel overvloed dat je zelfs geen opslagruimte genoeg zult hebben om het te ontvangen. Ik heb dit punt al gemaakt, dus ik ga het niet allemaal opnieuw behandelen, maar als je begint 'een deel' af te halen van wat je hebt, dat is wat het woord tiende betekent, dat betekent tien procent, je spreekt over het afnemen van een deel van wat je hebt en het aan God geven, door het te geven aan de kerk, of aan mensen, of een of ander goed doel, dan gaan mensen onmiddellijk denken: ‘Maar ik heb dit geld nodig! Ik kan gewoon niet zonder. Dit geld houdt mij in leven.’ Maar dit vers zegt, en er zijn nog vele andere waar we al over gesproken hebben, dat als je de hele tiende in de voorraadkamer brengt, dat God de vensters van de hemel zal openen en zegeningen zullen je leven binnenstromen. 

Ik weet dat iemand die nog niet écht geprobeerd heeft tienden te betalen en nog niet vastgesteld heeft dat deze zegen waar is, het als dwaasheid klinkt. Maar het is waar, ik kan er van getuigen. In onze samenkomsten heb ik mensen gevraagd hun hand op te steken of ze tiendengevers waren en tóch méér voorspoedig waren door het geven van tienden, dan toen ze honderd procent voor zichzelf hielden. En dan gaan er vele, vele handen de lucht in. Ik kan je garanderen dat er over de hele wereld mensen zijn, die al ervaren hebben dat dit waar is. En dít is wat dit zegt, dat als je geeft, God de vensters van de hemel gaat openen en jij meer voorspoedig en welvarend begint te worden met slechts 90% dan ooit tevoren met 100%. En sommigen denken, dat is rekenkundig niet mogelijk. Het is inderdaad rekenkundig niet mogelijk, maar wel mogelijk bij God. Alles is mogelijk bij God. Dit is dus nog eens het bewijs dat God niet bezig is met van ons af te nemen, maar juist probeert aan ons te geven en ons te zegenen. Maar onderdeel daarvan is, dat wij die stap in geloof nemen en Hem vertrouwen en geven. 

Er staat ook dat je de gehele tiende naar de voorraadkamer moet brengen. We hebben al gesproken over de tienden en vastgesteld dat de vloek daarvan is weggenomen, maar dat het nog steeds de bedoeling is dat wij tienden geven én offeranden. Een andere vraag die ik heb en die mensen steeds aan mij stellen is: ‘Wáár moeten we de tienden aan geven?’ Heel veel mensen zijn hierover in verwarring. En er zijn heel veel mensen die denken dat hun tiende op allerlei verschillende manieren gebruikt kan worden. Op de allereerste plaats waren de tienden in het Oude Testament toen het geïnstitutionaliseerd en geregeld werd, gegeven aan het werk van God. Ze werden gegeven aan de priester die de offers brachten of rechtstreeks aan de tempel gegeven. Er waren ook andere offers, en verplichtingen, en de feesten en allerlei dingen, maar de mensen moesten tevens een tiende betalen. En die tienden ging rechtstreeks naar de dienaren. Het werd niet per se rechtstreeks naar de tempel in Jeruzalem gebracht. Want in het Oude Testament bestond er maar één tempel. En vóór de tempel bestond er maar één tabernakel. Er was dus maar één aanbiddingsplaats en ze brachten hun tienden niet rechtstreeks naar de aanbiddingsplaats, maar naar de dienaren, de priesters. Ik kan heel veel tijd besteden om dit te bewijzen, maar als je een beetje vertrouwd bent met de Schriften, of je kunt het zelf opzoeken, is dít de manier waarop God de priesters onderhield en hen in staat stelde om hun taak uit te voeren, doordat de mensen hun tienden rechtstreeks naar de bedienaren brachten, in de lokale plaatsen, waar ze honderden kilometers verwijderd waren van Jeruzalem. Daar brachten ze de tienden van hun graan, hun winst en al dat soort dingen, rechtstreeks naar de dienaren. Zo werd het gedaan onder het Oude Verbond. 

Tegenwoordig zijn er heel veel mensen die prediken dat de voorraadkamer waar hier over gesproken wordt in Maleachi 3:10 (‘Breng de gehele tiende naar de voorraadkamer’) de plaatselijke kerk is. En dat jij je gehele tienden aan de plaatselijke kerk zou moeten geven. Ik heb zelfs wel eens een prediker horen zeggen dat je én de tienden en alle andere offers aan de plaatselijke kerk zou moeten geven. En dat de kerk verantwoordelijk is om die weer te verspreiden over bedieningen, zoals die van mij. Dat is wat we ‘parakerkelijke’ bedieningen noemen. En dat de kerk verantwoordelijk is om aan al deze verschillende bedieningen te geven. Ik ben het daar totaal niet mee eens. Omdat onder andere er geen kerk bestaat die alle parakerkelijke bedieningen begrijpt en kent, alle gevangenisbedieningen, zendelingen, ál de mensen die al die verschillende soorten bedieningen doen. Geen enkele kerk kan volledig op de hoogte zijn van de duizenden en duizenden bedieningen en dienaren, alleen al hier in de Verenigde Staten, alle mensen die het evangelie dienen. En als het van de kerken af zou hangen of ze gefinancierd zouden worden, geloof ik gewoon niet dat het zou gebeuren. 

De kerk waar ik zelf heen ga, is bijvoorbeeld een heel grote kerk. En ik heb die man dit horen zeggen: ‘Breng alle tienden én alle offeranden naar deze kerk en wíj zullen het verdelen.’ En deze man, ik klaag niet of zo, maar ik geloof dat ze ons $ 50 per maand gaven. Dat was hun bijdrage aan onze bediening. Wist je dat wij bijna een miljoen dollar per maand nodig hebben om te functioneren. En op deze manier, een heel grote kerk, ik geloof 10.000 mensen of zo, die ons vijftig dollar per maand geven, gaat dat gewoon niet lukken. Dat is gewoon niet efficiënt. 

En daar komt nog bij dat de mensen zélf moeten leren om van God te horen. Ik geloof gewoon niet dat het goed is voor het lichaam van Christus dat je maar al je tienden en offers neemt en aan de pastor geeft, en dat de pastor de volle verantwoordelijkheid krijgt deze fondsen wereldwijd te verspreiden. Ik denk niet dat dit voor jou als individu goed is. Je zou dan helemaal niets horen over het luisteren naar de stem van God, je zou niet de zegen ontvangen om te weten dat jouw gaven rechtstreeks naar die of die bediening gaan, kijk eens wat ik hen help om te bewerken. Ik ben het er dus duidelijk niet mee eens dat je ál je tienden en al je offers, alles wat je geeft rechtstreeks aan de plaatselijke kerk moet geven. Ik geloof dat niet en denk dat het erg beperkend is. 

Andere mensen zullen zeggen: ‘Nou, offers, dat is wat je stuurt naar al die verschillende bedieningen, en al die verschillende dingen die plaatsvinden, maar je tiende moet je naar de plaatselijke kerk brengen.’ Laat me het volgende zeggen: ik geloof dat dat de ideale situatie zou zijn. Dat denk ik echt. Ik geloof dat de tienden naar de plaatselijke kerk zouden moeten gaan, áls, en dát is de voorwaarde, áls de plaatselijke kerk jou voedt en bedient én de allereerste verdedigingslinie is voor jou in Gods systeem tegen de duivel en jou goed doet. En dát is wat de plaatselijke kerk zou moeten zijn. Als de plaatselijke kerk dus juist functioneert en doet wat ze zou moeten doen, dan heb ik niets aan te merken op iemand die de tienden aan de plaatselijke kerk geeft, omdat ik geloof dat de plaatselijke kerk echt in de frontlinie staat van Gods systeem. Ik sta volledig achter de plaatselijke kerk en geloof dat we plaatselijke kerken nodig hebben en we niet ons geld naar dienaren, zoals ik en andere bedieningen moeten geven, als de plaatselijke kerk daaronder zou lijden. Ik ben het er dus helemaal mee eens, dat áls de plaatselijke kerk functioneert zoals ze zou moeten, dat je tienden naar de plaatselijke kerk zouden moeten gaan. 

Maar kijk hier eens goed naar. Er staat, breng de gehele tienden naar de voorraadkamer. Het woord voorraadkamer is een ‘woordbeeld’ van iemand die naar de plek gaat, waar je je voedsel opslaat, de proviandkamer. En je brengt dus je hele tienden daarheen, waaruit je gevoed wordt, en als je later honger krijgt, ga je naar deze voorraadkamer, naar deze dingen die je apart gezet hebt. Het wordt de kerk genoemd, of in het Oude Testament zou dat de dienst van God zijn, een voorraadkamer. Dit spreekt eigenlijk over: daar waar je gevoed wordt. En dit is wat ik geloof, dat je zou moeten geven, waar je gevoed wordt. Als je dus naar een goede plaatselijke kerk gaat, kan de plaatselijke kerk je voeden op een manier die een bediening als de mijne nooit zou kunnen. Ik kan misschien 30 minuten per dag via televisie je huis binnenkomen; en met tapes, cd’s, dvd’s, boeken en video’s en websites en dat allemaal. Je kunt gebruik maken van mijn onderwijs en daaruit heel wat voeding halen voor zover dit het Woord van God betreft. Maar als je midden in de nacht gebed nodig hebt, je wordt wakker met een blindedarmontsteking en je hebt iemand nodig om je bij te staan en te geloven voor genezing, kun je mij niet bellen. Ik kan niet komen en jou bedienen. Maar een plaatselijke kerk zou wel kunnen komen en bediening aan je uitoefenen. Ze kunnen naast je staan en met je bidden. 

Als je problemen in je huwelijk hebt, kun je raad en advies krijgen in die kerk. Als je hulp nodig hebt bij de opvoeding van je kinderen, voor het bijbrengen van de juiste waarden, kan de plaatselijke kerk jou dienen op manieren dat ik niet kan. Ik kan je kinderen niet persoonlijk leren kennen en ik kan je niet voorzien van een rolmodel. Mij op televisie zien, kan iemand tot op zekere hoogte helpen, maar dat is totaal niet te vergelijken met het zien van de pastor van de plaatselijke kerk, die de strijd en de problemen kan zien, de ziekte in het eigen gezin, de financiële problemen en dat soort dingen. En hoe je door al deze dingen heen God blijft verheerlijken en erdoorheen komt. Díe ervaring is gewoon boekdelen waard. Echt boekdelen. En het punt dat ik wil maken, is dat als je naar een goede plaatselijke kerk gaat, die kerk jou kan dienen op manieren die een bediening zoals de mijne nooit zou kunnen. En daarom denk ik dat zij je tienden waard zijn. En daar heb ik geen enkel bezwaar tegen. Ik geloof helemaal niet dat er enig gebrek aan geld is in het lichaam van Christus. Ik ben helemaal niet op dat geld uit. Ik zou volkomen tevreden zijn als iedereen die dit programma ziet, tienden geeft aan de plaatselijke kerk. Ik zou dat geweldig vinden áls ze naar een goede lokale kerk gaan die werkelijk in hun behoeften zou voorzien. 

Maar dit is de realiteit, en ik vind het verschrikkelijk om te moeten zeggen, maar het is waarschijnlijk een juiste constatering, dat de grote meerderheid van de mensen niet in sterke, goede plaatselijke kerken zitten. In plaats daarvan zitten ze in kerken, waar het gewoon pijn doet om naar de kerk te gaan. En ik zeg dit op basis van gesprekken met zóveel mensen. Ik heb echt mensen bij duizenden ontmoet, die zeggen: ‘De kerk waar ik heen ga predikt deze boodschap helemaal niet. Ze zitten daar ons maar te veroordelen en te vertellen dat God boos op ons is. Ze zeggen dat God degene is die de aanvallen van terroristen stuurt, en de orkanen. En dat God degene is die deze ziekte en gebreken veroorzaakt. En er zijn heel veel kerken die dingen propageren, zodat als jij je tienden daaraan geeft, jij een deelgenoot wordt van de negatieve dingen die zij doen. Er zijn kerken hier in Amerika die homoseksuelen aanstellen in de bediening en hun goedkeuring eraan hechten. Er zijn kerken die de ‘Nationale raad van kerken’ steunen, die zo ongeveer tegen álles is waar God voor is. Er zijn kerken betrokken in sociale kwesties die volkomen tegen het Woord van God in gaan. Er is gewoon een heleboel rotzooi aan de gang. Er zijn kerken die de mensen helemaal niet voeden. Ze onderwijzen de waarheid niet. En jij neemt je geld, je tienden, en geeft aan deze kerken en zegt: ‘God, ik sta hier niet achter, ik weet dat het niet goed is, maar ú hebt gezegd: breng de hele tienden naar de voorraadkamer.’ De voorraadkamer is daar waar je gevóed wordt! 

Laat ik het je op déze manier vertellen: je gaat naar een kerk, die het Woord van God niet onderwijst, maar je voelt je verplicht. Misschien ben je iemands vrouw, en je man gaat daarheen. En om de vrede in het gezin te bewaren en in ieder geval te zorgen dat je gezin naar de kerk gaat, heb je een compromis gesloten en je gaat naar een kerk die het Woord van God niet onderwijst om je echtgenoot tevreden te stellen. Of misschien staat de naam van je over-over-overgrootvader gebeiteld in een van de kerkbanken en je gaat daar al jaren naar toe; het is gewoon een familietraditie. Wat ook de redenen zijn dat je daar naar toe gaat, als het je niet voedt, en je geeft toch je tienden aan die kerk, dan is dat net als gaan eten bij McDonalds, maar hen niet betalen, maar de straat oversteken en naar Wimpie gaan en hen betalen voor het voedsel dat je bij McDonalds hebt gegeten. Dat is verkeerd. En in het natuurlijke gebied, als je zoiets doet, gaan ze de politie bellen en word je vervolgd, omdat je moet geven waar je gevoed wordt. 

Dus nogmaals, als de plaatselijke kerk functioneert zoals ze zou moeten, is er geen enkele manier waarop een parakerkelijke bediening op kan wegen tegen de plaatselijke kerk. De plaatselijke kerk is geweldig. En God wil dat jouw tienden daarheen gaan, áls het een gezond functionerende plaatselijke kerk is. Maar de realiteit is dat de meerderheid van de plaatselijke kerken helemaal geen leven gevende en God dienende organen zijn. En als jij je geld daaraan geeft, ‘bootleg’ (= illegaal kopiëren) je in zekere zin het evangelie van mijn programma of van anderen. Sommigen buiten de Verenigde Staten kennen dit begrip misschien niet. Je wordt dus gevoed door mijn programma. God spreekt tot jou door mij heen, maar jij geeft je geld ergens anders, omdat het de ‘lokale kerk’ is; maar die voldoet helemaal niet aan de voorwaarden. Ze bedienen helemaal niet in de kracht van de Heilige Geest, of ze ontkennen de kracht van de Heilige Geest. Ze geloven niet in spreken in tongen, ze geloven niet in genezing of voorspoed. Ze prediken het Woord van God niet. Maar je steekt daar toch je geld in, dan is dat onverantwoordelijk. Ik weet dat nu heel wat pastors boos op me worden. Maar nogmaals, ik zeg, als het een goede kerk is, dan zeg ik dat de plaatselijke kerk mensen kan bedienen op manieren die ik zelf echt nooit zou kunnen. Maar als je niet naar een van deze leven gevende goede plaatselijke kerken gaat, zou jij je geld daar niet in moeten steken en daar allemaal aan meebetalen. En ik weet dat sommige mensen hier echt heel boos over worden, maar ik denk dat dit je vrij zal maken. 

Het is echt heel belangrijk waar jij je geld geeft. Sommige mensen denken: ‘Welnee, dat is niet belangrijk, zolang ik maar geef. God ziet mijn hart en dat is het enige dat er toe doet.’ Maar de Schrift spreekt op veel verschillende plaatsen, Galaten 6 en 2Korintiërs 8 en 9 en vele andere plaatsen, over jouw gift, jou geven als een zaad. En als jij denkt dat het er niet toe doet waar jij een zaad plant, dan kan ik je verzekeren dat je geen goede oogst gaat krijgen als jij denkt dat je een zaad in beton kunt planten en dezelfde oogst zou kunnen krijgen als wanneer je de grond bewerkt en het in rijke vruchtbare grond plant, het bemest en alles doet wat nodig is. Het doet er wel degelijk toe waar jij je zaad plant. En als iemand denkt: ‘Nou, het doet er niet toe, ik geef gewoon en God kan doen wat Hij wil, Hij kent mijn hart en ik heb gegeven, dat is het enige dat er toe doet’, nee, het is echt belangrijk wáár je geeft. En de allesoverheersende richtlijn voor geven, niet de énige richtlijn, maar de voornaamste, is dat je moet geven, daar waar je gevoed wordt. 

Als je nogmaals terugkeert naar de illustratie die ik in het begin van dit onderwerp heb gegeven, gingen in het Oude Testament de tienden naar de plaatselijke Leviet, die in dat gebied degene was die de offers bracht en die Gods vertegenwoordiger voor hen was. En zij brachten hun tienden aan die plaatselijke bedienaar. Ze gaven het niet aan een bouwproject in Jeruzalem of zoiets. De tempel was iets heel anders. Daar brachten ze offeranden en gaven voor het onderhoud en zo. Ze gaven ook offers aan de hogepriester, etc. Maar ze gaven hun tienden rechtstreeks aan hun plaatselijke Leviet. Met andere woorden, ze gaven hun tienden aan de persoon die hen voedde met het Woord van God. Die hen onderwijs gaf en vertelde over de wetten en wegen van God. Het schriftuurlijke basisprincipe is: geef waar je gevoed wordt. 

Broeders en zusters, ik weet dat mensen mij hierover gaan aanvallen. Ik zeg dit niet met enige bijbedoeling, maar omdat het de waarheid is. Maar als ík degene ben, die je voedt met het Woord van God, en jij gaat naar een dode kerk die tegen vele van de voorschriften van de Bijbel is, maar om wat voor reden ook ga je daar heen, en je geeft hén je tienden, dan is dat verkeerd. Je moet geven waar je gevoed wordt. En nogmaals, laat ik het op deze manier zeggen: als je in een dode kerk zit, zal ik je adviseren, in plaats van je tienden naar mij te sturen, die kerk te verlaten en een levende kerk te zoeken.

Maar er zijn sommige mensen die in kleine plaatsen wonen, of wat er ook aan de hand is. Om wat voor reden ook is er helemaal geen kerk beschikbaar die doet wat je nodig hebt. En als jij in die situatie zit, en ík ben degene door wie jij je voedsel ontvangt, dan is het schriftuurlijke principe om jouw tienden naar de voorraadkamer te brengen. Ik ben niet tegen het ontvangen van tienden. Als wij mensen hebben die opbellen en zeggen: ‘Ik wil mijn tienden geven,’ laat ik mijn helpers terugbellen en zeggen: ‘Je zou in een plaatselijke kerk moeten zijn en hen je tienden geven, áls het een goede lokale kerk is.’ De enige reden dat wij het in ontvangst willen nemen, is als er geen goede lokale kerk is, waarvan je voelt dat ze het waard zijn je tienden te ontvangen. Dat doen we meestal. Ik zeg dit helemaal niet om je over te halen je tienden naar mij te sturen. Maar ik zeg dit om uit te leggen dat de Schrift zegt dat je de tienden naar de voorraadkamer moet brengen. En als je dit zou toepassen, en geven waar je gevoed wordt, zou het verschillende dingen tot stand brengen. Dat zou een heleboel problemen oplossen. En ik zeg je dat dit belangrijk is. Dit gaat verschil uitmaken in de oogst die je krijgt, als je leert te geven waar je gevoed wordt. Niet te geven waar erom gebedeld wordt of onder druk gezet wordt of waar het traditie is om te geven. Geef gewoon daar waar je gevoed wordt. Breng de tienden naar de voorraadkamer. Daar waar jij je voedsel ontvangt, daar zou jij je tienden moeten brengen. Is dat niet heel eenvoudig? 

Laat me nu in het Nieuwe Testament Galaten 6 opzoeken en kijken naar een gedeelte over geven. Galaten 6:6 waar staat: ‘En hij, die onderricht wordt in het woord, dele van alle goed mede aan wie dat onderricht geeft.’ Het woord mededelen hier betekent letterlijk ‘geven’ of ‘teruggeven’; daar spreekt het over. Als jij onderricht ontvangt in het Woord, word je verondersteld te geven aan degene die jou onderwijst in het Woord. In vers 7 staat: ‘Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. 8 Want wie op (de akker van) zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten, maar wie op (de akker van) de Geest zaait, zal uit de Geest eeuwig leven oogsten. 9 Laten wij niet moede worden goed te doen, want, wanneer het eenmaal tijd is, zullen wij oogsten, als wij niet verslappen. 10 Laten wij dus, daar wij de gelegenheid hebben, doen wat goed is voor allen, maar inzonderheid voor onze geloofsgenoten.’ Er zijn nog heel veel andere Schriftplaatsen die ik naar voren kan brengen om dit te ondersteunen, maar in principe zegt dit dus dat je moet geven waar je gevoed wordt. Je moet daar geven, waar God tot je spreekt. 

Persoonlijk, mijn vrouw en ik, dit is niet om te zeggen dat iedereen moet doen wat wij doen, maar zo doen wij het, wij hebben een giftenrekening, waar we een zekere hoeveelheid geld van ons inkomen in storten en dat gebruiken wij om allerlei soorten bedieningen te ondersteunen. Wij steunen mensen die over de wereld reizen, zendelingen in Roemenië, we hebben mensen die drugs- en alcoholcentra leiden. Wij steunen allerlei verschillende dingen. Maar wij gaan niet zo heel vaak naar onze plaatselijke kerk. Soms gaan we maar eens per maand of per twee maanden, omdat ik zoveel reis en zoveel verschillende dingen doe. Dus persoonlijk geven wij niet onze tienden aan een plaatselijke kerk, omdat het niet de plaats is, waar wij in hoofdzaak gevoed worden. Dus nemen wij onze tienden en verdelen die over de bedieningen die echt in onze levens gesproken hebben en ons gediend hebben. En vervolgens geven we ook nog ‘liefdadigheid’. Wij geven niet uitslúitend aan mensen die ons voeden. Als dat de énige richtlijn zou zijn die wij gebruiken bij het geven, zouden sommige van die zendelingen, die een bediening verrichten voor mensen, die heel weinig geld hebben en hen niet werkelijk kunnen onderhouden, terug moeten komen naar de Verenigde Staten of Europa om hun ondersteuning bij elkaar te krijgen. Als het de énige richtlijn is om te geven aan de mensen die jou voeden, zou je nooit geven aan een doel waar jij niet direct baat bij had. Je zou niet aan een gevangenisbediening geven, je zou niet aan een zendeling geven, of aan sommige van die weeshuizen of dat soort dingen. 

Maar er is ook nog een liefdadigheidsbediening, daar wordt over gesproken in Jakobus 2, dat als jij je broeder of zuster in nood ziet en je hart voor hen toesluit, hoe kan de liefde Gods dan in je wonen? Ik heb dus dit schriftgedeelte uit Maleachi 3 gebruikt om te spreken over alle tienden naar de voorraadkamer brengen, maar het is niet de énige plaats waar je geeft en geeft waar je gevoed wordt. Je geeft óók bepaalde doelen die je ondersteunt, aan dingen die het waard zijn, en waarvoor God je hart aanraakt. Maar het basisprincipe, en nogmaals, er zijn meerdere redenen om te geven, maar het meest belangrijke principe is om te geven, zoals staat in Maleachi 3:10 en Galaten 6:7 dat als je onderricht hebt ontvangen: je geeft aan de persoon die je onderwezen heeft. Geef daar waar jij je voedsel vandaan krijgt. 
Ik weet dat er mensen zullen zijn, die wat ik zeg onmiddellijk zullen gebruiken om te beweren dat ik dit met bijbedoelingen zeg. Nee, ik zeg je gewoon de waarheid. Dit is wat het Woord van God zegt. Ik zeg dit niet voor mijn eigen voordeel. Maar ik zeg wel dit: dat als je stopt met geven, daar waar gebedeld wordt, onder druk gezet, geïntimideerd, gemanipuleerd of veroordeeld wordt om te geven, het verschillende dingen zou bewerken. 

Nummer één: je zult gaan oogsten op basis van wáár je geeft en hóe je geeft. Sommige mensen zijn het niet met me eens, maar ik heb dat punt al eens gemaakt dat er verschil is tussen het planten van een zaad op een vruchtbare plek en het planten in beton. Het maakt wel degelijk uit wáár je geeft. Je oogst gaat tot op zekere hoogte afhangen van hoe vruchtbaar de grond is waarin jij dat zaad plant. Als jij geeft aan iets marginaals, wat niet het werk van de Heer volbrengt, ga je daarvan niet dezelfde oogst ontvangen als dat je het plant op een plek die heel vruchtbaar is, en waar het Woord van God bediend wordt. Dus in je eigen voordeel moet je leren je zaad te planten op een goede plek. 
Maar dan komt daar nog een ander ding bij dat erdoor bewerkt wordt. Zoals velen van jullie weten zijn er enorme hoeveelheden bedienaren en dan heb ik het niet alleen maar over in de kerk. Vele radio- en televisiepredikers zijn berucht vanwege de manier waarop zij mensen manipuleren, smeken, druk uitoefenen en zeggen dat als jij niet geeft, ze hun televisie- of radiobediening moeten opgeven. Ze hebben allerlei extraatjes en aanbiedingen. Ik heb wel eens mensen gezien die groene touwtjes verkochten voor voorspoed, rode touwtjes voor genezing en al dat soort verschillende dingen. Ze gebruiken trucjes en manipulatie om mensen onder controle te krijgen, en bedelen en smeken. Ik heb zelfs eens een vrouw gesproken die een brief had, waar stond: ‘Lieve Stella, of …..ik weet niet meer wat haar naam was, maar de brief was gepersonaliseerd en daar stond: ‘God maakte mij vanochtend om drie uur wakker en bracht jouw naam in mijn gedachten en heeft mij gezegd dat ik jou moest zeggen, dat als jij mij duizend dollar geeft, de mensen voor wie je aan het bidden bent allemaal gered zullen worden, dat je genezing, voorspoed en bevrijding zult gaan zien.’ Deze vrouw kwam naar me toe, ze was arm en zei: ‘Ik zou met veel moeite duizend dollar bij elkaar kunnen schrapen, maar ik heb niet het gevoel dat ik dit aan hem wil geven. Maar deze man werd midden in de nacht wakker gemaakt en kreeg mijn naam en zegt dat ik dit zou moeten doen. Wat moet ik hiermee?’ Ik heb die brief genomen en verscheurd. Ze zei: ‘Hoe kun je dat nou doen?’ Ik zei: ‘Die brief heeft hij aan wel honderdduizend mensen gestuurd en een computer heeft het gepersonaliseerd, en dit is niks anders dan manipulatie en controle.’ 

Maar sommige mensen géven aan dit soort dingen. En ze denken dat waar ik geef en hoe ik geef feitelijk onbelangrijk is. Want God kent mijn hart en zolang ik het goed bedoel, ongeacht de bedoeling van de prediker die mij tot geven heeft bewogen, God zal me zegenen en alles komt goed. Maar dat is helemaal niet waar. Er zit wellicht een gedeeltelijke waarheid in, omdat je niet iedereen persoonlijk kunt kennen. Maar ik zeg wel dat je binnen alle redelijkheid je verstand moet gebruiken. En als jij geeft aan iemand die een offer binnenhaalt op een goddeloze manier, door jou onder druk te zetten en te bedelen, dan doe je een paar dingen. Eén daarvan is, dat je die persoon vertelt dat het wérkt. Het werkt, dus doe het nog maar een keer. Ik vind het vervelend dit te zeggen, maar ik geloof dat de meerderheid van het geven in het lichaam van Christus dit soort emotionele dwangmatige soort geven is. 
Ooit zijn er zelfs mensen naar mij toe gekomen, die fondsenwervers zijn, en dat soort dingen doen voor hun levensonderhoud. Iemand kwam naar me toe en had 22 miljoen dollar opgehaald met één brief voor een of andere bediening. En hij vertelde me, dat als ik met déze kleur inkt zou onderstrepen en dít in de marge zou toevoegen en als ik foto’s erbij zou zetten van baby’s met opgezwollen buiken en zeggen: ‘Geef alstublieft om deze mensen in Afrika te voeden’, hij mij een miljoen dollar kon garanderen. En ik zei: ‘Maar ik heb helemaal geen weeshuis in Afrika. Dat doe ik helemaal niet.’ Hij zei: ‘Dat doet er helemaal niet toe. Die andere man heeft zo 22 miljoen opgehaald en die doet het ook niet. Maar dit zet mensen aan het geven.’ Weet je, dat is gewoon misdadig. Dat is oneerlijk. Ik heb die vent verteld dat hij moest maken dat hij wegkwam. Al het geld dat ik al had betaald om hem te laten komen mocht hij houden, maar zó erg heb ik geld niet nodig. Ik vroeg hem weg te gaan. 
Maar weet je dat er een heleboel mensen zijn die jou onder druk zetten, je dingen op de mouw spelden, op je emoties spelen. Je wilt niet écht geven, maar voelt je verplicht om te geven. Je voelt je schuldig als je niet geeft. En íedere keer als je in reactie op zoiets geeft, heb jij je stem uitgebracht en gezegd: ‘Ik sta achter wat je doet’. En je moedigt die persoon aan om met die praktijken door te gaan. Weet je, dat moet stoppen. Er zijn enkele waardevolle zaken die je hulp waardig zijn, en dat is prima in orde. Ik zeg niet dat je niet moet reageren op dat soort zaken, maar er zijn mensen die dit misbruiken en manipuleren. 

Bijvoorbeeld, er was iemand die lid was van mijn raad van bestuur. En hij was een keer in een kerkdienst waar de voorganger een offer ophaalde. En hij zei: ‘Ok, we gaan dit offer tellen en zien of het voldoende is, voor wat ik vanavond nodig heb.’ En hij liet de mensen gewoon wachten, terwijl het geld geteld werd. En hij zei: ‘Dit was niet genoeg’, dus liet hij de schalen nog eens langsgaan. En hij liet het offer weer tellen. En hij zei zelfs, ik weet niet of het echt zo was, maar hij zei: ‘Ik heb de deuren op slot gedaan, de ‘ushers’ staan bij de deuren en niemand gaat weg totdat ik dit x-bedrag aan dollars heb.’ Hij telde de tweede collecte. Ze kwamen nog duizend dollar te kort en deze man bleef maar zeggen: ‘We gaan niet weg tot het bij elkaar is. Ik weet dat God me heeft gezegd dat ik dit moest doen.’ En in ieder geval gaf deze man die in mijn bestuur zat duizend dollar weg alleen maar om die man zijn mond te laten houden en te gaan zitten en hem en de andere mensen te laten gaan. En in zekere zin zullen mensen zeggen: ‘Nou, daar heb ik begrip voor’ Maar als ik daar was geweest was ik opgestaan en had ik die kerel de oren gewassen. Want als je aan zóiets geeft, moedig je ze aan! 

Het is net als bij een politicus. Je hebt geen enkel recht om te mopperen en te klagen over een politicus als je op hem gestemd hebt. Als jij op hem gestemd hebt, ben jíj degene die hem aan de macht hebt geholpen. En als hij iets verkeerds doet, stem je niet meer op hem. Stem je tégen hem. En als predikers aan het manipuleren zijn en jou onder controle brengen vanwege de financiën, stop met aan ze te geven. Weet je waarom predikers dit soort technieken gebruiken? Weet je waarom ze het zelfs tot een wetenschap hebben gemaakt, zoals van welke kleur zet mensen aan om het meeste te geven en al dat soort dingen? Dat mensen hun brood kunnen verdienen met rondreizen en brieven schrijven? Omdat ze psychologie gebruiken en de tactieken van deze wereld om te manipuleren en te controleren. En de reden dat zij dit doen is: omdat het werkt. 

Ik vind het vreselijk dit te zeggen. Maar dit is één van de redenen dat ik hierover onderwijs, dat we volwassen moeten worden. En je moet voldoende rijpheid en zekerheid in de Heer hebben, dat je schriftuurlijke richtlijnen gaat volgen. Je geeft waar je gevoed wordt. Je geeft als je een nood ziet en er bewogenheid in je opkomt. Maar niet alles wat goed is, is van God. En zelfs al spreekt God dit tot iemand anders, dan wil dat niet zeggen dat Hij daarmee tot jou spreekt. God kan je leiden in je geven. En er zijn verschillende richtlijnen die je daarbij gebruikt. Maar de voornaamste daarvan is en wat de meeste problemen zou oplossen, is als je geeft waar je gevoed wordt. Wie gebruikt God om jou te dienen? Door wie spreekt God in jouw leven? Als je dat zou kunnen vaststellen en daar je geld gaat geven, je geld gaat zaaien, waar je gevoed wordt, zou het een heleboel dingen bewerkstellingen. 

Het zou je meer vruchtbaar maken in je oogst, omdat je zaait in goede grond. Het zou een bemoediging zijn voor de mensen die werkelijk het lichaam van Christus voeden en een ontmoediging voor de mensen die manipuleren en controleren. Als wij stoppen met reageren op dit soort dingen: ‘Als je duizend dollar geeft kan ik je garanderen dat jij de redding van deze persoon kunt kopen’. En al die andere dingen die aan de gang zijn, als jij stopt met in dat soort dingen te trappen en schriftuurlijke principes gaat gebruiken voor je geven, weet je wat er dan zou gebeuren met mensen die níet het Woord onderrichten en die mensen niet voeden, maar bij wie de focus is gericht op fondswerving? Dan zouden hun financiën opdrogen. Ze moeten dan een van tweeën doen. Als ze niet oprecht waren in het dienen van God, stoppen ze ermee en verlaten de bediening. Dan roei je dat misbruik uit in het lichaam van Christus. Als ze wel echt toegewijde dienaren zijn, maar van het juiste spoor afgedwaald en in deze praktijken waar ze mensen manipuleren verzeild zijn geraakt, dan worden ze ontmoedigd om dat te doen. Ze zouden gaan kijken naar de mensen die wél het lichaam van Christus voeden en zeggen: ‘Die mensen zijn voorspoediger dan al die tactieken, die groene touwtjes, rode touwtjes en al het spul dat ik verkoop.’ En dan zouden ze gewoon beginnen het Woord te prediken. Je zou hen dan aanmoedigen terug in het goede spoor te gaan. En vervolgens zouden de mensen die wél het Woord van God prediken zó gezegend zijn en zo bemoedigd, dat ze over zouden lopen en uitbreiden en voorspoediger worden. 

Dit is zó eenvoudig dat je iemand nodig hebt om je te helpen het verkeerd te begrijpen. En je hoeft ook niet enorme bedragen te zenden. Soms spreken mensen over het geven van duizend dollar of tienduizend of wat dan ook. Je zou gewoon íets kunnen geven, íets doen. Recent hoorde ik een paar mensen op de radio toen ik ’s avonds naar huis reed, en deze mensen zegenden me en spraken in mijn leven. Er waren twee van wie ik niet wist wie ze waren. Maar ik heb ze een klein briefje geschreven, op hun website, en ik heb geld gestuurd naar predikers die het waarschijnlijk niet met me eens zijn. Ik zeg niet dat het mensen moeten zijn die leerstellig precies zoals ik denken. Maar ik wist dat God door hen heen had gesproken en dat het mij gediend had. En dus stuur ik ze gewoon vijf dollar of tien dollar. Als je een hamburger koopt betaal je geen honderd dollar. Je betaalt vijf dollar en zij verdienen hun geld door de aantallen. 
Op dit moment heb ik geen exacte cijfers over hoeveel mensen wij bereiken. Maar alleen al in de Verenigde Staten bereiken we mínstens een miljoen mensen. Nogmaals, ik zeg het niet voor mijn eigen voordeel, maar dit is de waarheid. Ik zou dit ook zeggen als ik op iemands anders programma zou spreken. Als de mensen die door dit programma gevoed worden maar íets zouden geven. Nogmaals, mogelijk bereiken wij een miljoen mensen alleen al in de Verenigde Staten en we bereiken ook nog honderden miljoenen mensen in India, Afrika, Australië, over heel Europa, die mogelijk dit programma kunnen ontvangen. Er zijn miljoenen mensen die dit programma iedere dag zien. Besef je dat als iedereen die hierdoor gezegend is, dus niet degenen die kritisch en boos zijn en het niet met me eens zijn, maar alleen diegenen die gezegend zijn, als íeder persoon één dollar zou sturen, en wij één miljoen of vijf miljoen mensen zouden hebben die één dollar zouden sturen, dan zou dat al onze recordontvangsten volkomen overtreffen. Als mensen alleen maar zouden leren om te geven waar je gevoed wordt. 

Als je niet gevoed wordt, hoef je geen theorie te ontwikkelen over waarom je niet gevoed wordt, het is misschien een slechte dag voor die persoon, of God wil niet dat je door die persoon ontvangt, omdat Hij je in een andere richting wil leiden. Wie weet wat de reden ook is. Maar als je wél gezegend wordt, geef dan waar je gevoed wordt. En als in de kerken die het evangelie prediken iedereen die naar die kerk gaat, zou geven waar ze gevoed worden, dan garandeer ik je dat die kerken zoveel geld zouden hebben, dat ze geen cent zouden hoeven lenen, of zich in de schulden steken om gebouwen te bouwen die nodig zijn om de dingen die God hen wil laten doen uit te voeren. Parakerkelijke bedieningen als die van mij, ik kan je garanderen dat wij miljoénen mensen bereiken en als mensen geven waar ze gevoed worden, zouden we zó’n overvloed hebben, dat we kunnen gaan waar we maar willen en de zending vermeerderen. We kunnen dan echt álles doen wat God op ons hart legt zonder er twee keer over na te denken. Als het lichaam van Christus alleen maar zou leren om te geven waar ze gevoed worden. 
Maar weet je dat er een heleboel mensen zijn die geld besteden aan dingen die hen helemaal niet voeden, maar aan mensen die hebben geleerd hoe ze hen moeten manipuleren, omdat ze zich veroordeeld voelen. Mensen die geleerd hebben op uw emoties in te spelen, en dat soort dingen. En het trieste feit is, dat de gemiddelde persoon niet verstandig genoeg is om dit soort dingen te onderscheiden en daarom gaan ze er maar mee door. Je stemt iedere keer vóór dat soort misbruik, iedere keer als je daaraan geeft. 

Ik was een keer in een kerkdienst. Dit was lang geleden toen ik achttien jaar oud was. En ik zat in een evangelisatiedienst. En de spreker stond op en zei: ‘We gaan een offer ophalen, en ik wil dat niemand honderd, vijftig of tien dollar geeft. Als jij naar de film zou gaan, zou je drie dollar betalen.’ Dat zegt je wel hoe lang geleden dit was. ‘De avondprijs voor een film zou drie dollar zijn. Ik wil dat íedereen drie dollar geeft. En als je geen drie dollar hebt, steek je hand omhoog en iemand bij je in de buurt zal met je delen, want ik wil dat íedereen in deze zaal drie dollar geeft in deze offerande.’ Ik beschouw zoiets als niets anders dan manipulatie en controle. Ik gaf zo niet naar wat ik in mijn hart had voorgenomen. Hij vertelde mij hoeveel ik móest geven. En ik zat op de eerste rij. En hij zei: ‘Ik wil dat je die drie dollar omhoog houdt, en ik kijk rond om te zien of íedereen die drie dollar heeft.’ Ik zat op de eerste rij, achttien jaar oud. Ik sloeg mijn armen zó over elkaar en ik keek hem aan en dáágde deze man uit om iets te zeggen, omdat ik zou zijn opgestaan en naar hem teruggeschreeuwd zou hebben. Weet je, ik was pas achttien jaar oud, maar kon al begrijpen dat dit verkeerd was. En natuurlijk had deze vent de moed niet om mij aan te pakken. Maar het punt dat ik wil maken is, ik lééf volgens dit onderwijs. Ik geef waar ik gevoed wordt. Ik geef aan dingen waarvan ik weet dat God ze gebruikt en als het goede werken zijn, dan geef ik uit liefdadigheid aan hen. Maar de voornaamste richtlijn is: ik geef waar ik gevoed word. En ik moedig je aan om hetzelfde te doen. 
 

Deel 6: Partnerschap in het Koninkrijk

Vertaald door: Jan Vossen
Andrew Wommack en Andrew Wommack ministries kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden voor vertaal en/of interpretatie fouten van de kant van de vertaler. 
Voor reacties m.b.t. de vertaling: familyvossen@versatel.nl
Voor verdere informatie m.b.t. Andrew Wommack en zijn onderwijs: www.awme.net


 

www.vergadering.nu