Bijbelgetrouw, krachtig en praktisch onderwijs van Andrew Wommack
Overzicht van de vertaalde bijbelstudies van Andrew Wommack, klik hier...

Genade - Geloof - Geven - 1

Andrew Wommack

Deel 1: De genade van het geven
Deel 2: Genade en geloof in het geven

Oorspronkelijke titel: ‘The Grace of Giving’ 
Gedownload als MP3 bestand van TV)

Deel 1: ‘De genade van het geven’

Hoe verhoudt zich genade tot geven? Degenen die hebben begrepen dat God Zijn relatie met ons niet baseert op onze prestaties struikelen hier nog al eens over. Luister naar dit onderwijs van Andrew dat jouw zienswijze op Bijbelse basis zal veranderen. Dit is een goede aanvulling van de serie: ‘Het evangelie: De kracht Gods.’ Het vervolg op deze studie is: ‘Genade en Geloof in het geven.’ 


Vandaag begin ik met een gloednieuw onderwijs, en ik ga spreken over de genade van het geven. De reden dat ik dit doe is, omdat ik onlangs een serie heb gehouden over het boek Romeinen. En we hebben een geweldige respons gehad. Het is een van de hoogste aantallen reacties die wij ooit hebben gehad op wat wij tot nu toe in onze televisieprogramma’s onderwezen hebben. Mensen werden gewoon bevrijd toen ze gingen beseffen dat God geen relatie met ons onderhoud op basis van onze prestaties. Onze prestaties verdienen voor ons geen grip op God. En een van de zinnen die ik daarbij veel gebruikt heb, is dat geloof God niet in beweging zet. God heeft allang bewogen uit genade. En het enige dat geloof doet is eigen maken wat God al gedaan heeft. In ieder geval, ik gaf onderwijs over al deze waarheden, over de genade van God, en hoe God van ons houdt, onafhankelijk van onze daden. En God beweegt niet in onze levens als we het beter doen, en Hij houdt ook niet op met bewegen als we het slechter doen. 

God doet álles wat Hij doet door genade. En wij hebben dat door het boek Romeinen heen besproken. En zoals ik al zei was er een enorme respons. Maar er waren ook enkele mensen die met deze vraag zaten. Een dame in het bijzonder schreef mij en zei: ‘Ik heb alles ontvangen wat je hebt gezegd’, het had haar werkelijk vrij gemaakt, maar ze had deze vraag. Ze was niet kritisch, maar vroeg: ‘Hoe past geven in dit plaatje?’ De manier waarop het haar was geleerd, was dat je moest geven, en dan zou God aan jou terug geven. Met andere woorden. God reageert op jouw geven. 

Het ziet er naar uit dat de meest voorkomende manier die mensen is geleerd over geven, tegengesteld is met wat ik heb onderwezen, en met wat ik geloof dat de Bijbel ons leert over het onderwerp genade. Er zijn dus verschillende mensen die met deze vraag rondlopen. Toen de Heer mij over genade onderwees, had ik zelf dit als een van de eerste vragen. Hoe past het geven hier allemaal in? Omdat je moet geven om God je dit te laten geven. Als je geeft zal je teruggegeven worden. Het lijkt erop dat God reageert op wat jij doet. Hij beweegt dan in jouw leven afhankelijk van jouw daden. En dat schendt wat ik geloof dat de Bijbel leert over genade. Dit was dus een vraag die ik had, en ik had een antwoord nodig. 

Dit is dus eigenlijk een vervolgonderwijs op wat ik heb gegeven over de genade van God in het boek Romeinen, en ik geloof dat dit je werkelijk gaat helpen, omdat, als je dit snapt, het niet alleen verschil zal maken in je financiën en in je voorspoed, maar het zal je ook helpen nog beter de genade van God te begrijpen. Ik geloof dat het een groot verschil in je leven gaat uitmaken. 

Laat ik dit beginnen door 2 Korintiërs 8 op te slaan. In 2 Korintiërs 8 en 9 is meer informatie opgenomen in de Schrift over geven en voorspoed dan in welk ander aaneengesloten gedeelte in de Bijbel ook. Dit zijn twee hoofdstukken, helemaal gewijd aan dit onderwerp. En ik ga een deel van deze verzen lezen. Laten we beginnen met 2 Korintiërs 8:1 Wij maken u de genade Gods bekend, broeders, die aan de gemeenten van Macedonië geschonken is. En dan gaat hij verder met spreken over financiën en voorspoed. Merk op dat hier genoemd wordt ‘de genade van God’ en dat hij dan verder gaat spreken over financiën. Met andere woorden, voorspoed door geven en ontvangen is geen uitzondering op de genade van God. Het is niet een andere categorie waarin je aan déze kant in werken moet opereren en dat God alleen maar aan jou teruggeeft als jij eerst geeft en al deze dingen. Nee, dit gaat nog steeds over de genade van God die geschonken was aan de gemeenten van Macedonië. 

2 Want, doordat zij beproefd zijn gebleken in veel verdrukking, hebben hun overvloedige blijdschap en diepe armoede nog overvloedig de rijkdom van hun mildheid bevorderd; 3 want (zij deden), dat getuig ik, wat zij konden, ja meer dan dat, 4 en zij vroegen, met alle aandrang, uit eigen beweging van ons de gunst, deel te mogen nemen aan het dienstbetoon voor de heiligen’. De achtergrond van dit gedeelte is, dat de apostel Paulus onderweg was naar Jeruzalem, omdat er een hongersnood was in Jeruzalem. En de christenen in Jeruzalem waren in nood. En terwijl Paulus onderweg Macedonië en Achaje passeerde haalde hij een collecte op om naar deze mensen te brengen. Hij spreekt hier tót de mensen in Korinthe maar hij spreekt over de kerken van Macedonië, dat waren Berea, Thessaloniki en Filippi. Die worden in het boek Handelingen opgenoemd. 
En hij zegt dat deze kerken uit Macedonië hem smeekten, bij hem aandrongen, dat Paulus hen líet deelnemen aan deze offerande om geld te mogen sturen. En er staat hier in het tweede vers dat ze in een grote beproeving van verdrukking waren en dat de overvloed van hun blijdschap en hun diepe armoede nog hebben bijgedragen aan hun vrijgevigheid. Met andere woorden, dit waren geen welvarende mensen, die wat extra’s over hadden en Paulus vroegen dat mee te nemen. Integendeel dit waren mensen die diepe armoede leden. Ze hadden zelf zeer grote noden, maar vanwege de liefde van Christus in hun hart wilden ze graag aan andere mensen geven. Dat is dus de achtergrond hiervan. 

Mensen, dit is geweldig. Ik geloof voor deze dag. Ik heb het op kleine schaal gezien, maar ik geloof dat er een dag komt dat, prijs God, mensen zó’n openbaring over geven zullen ontvangen en gaan zien wat het doet en begrijpen hoe het de liefde van God overbrengt, dat mensen je zullen sméken om hun geld aan te nemen. Alstubliéft, laat me hier een bijdrage aan geven. Ik heb dat op heel kleine schaal meegemaakt, waarin ik geen collecte had opgehaald, ik was het vergeten of iets anders. En mensen kwamen naar me toe: ‘Man, je onthoudt me een zegen zo, laat me bijdragen.’ Ik heb meegemaakt dat individuen dat deden. 
Maar ik heb nog niet meegemaakt dat als er een kerkdienst was en je geen collectie hield, dat daar dan over geklaagd werd, dat de hele samenkomst erover klaagde. Dat is wel hoe het zou moeten zijn als je geven goed zou begrijpen. In feite zullen de meeste mensen, als je naar hun kerk gaat en de collecteschalen níet rondstuurt, dát als een grote zegen beschouwen in plaats van als iets negatiefs!! Je denkt dan, ‘prijs God’ dit is geweldig. Maar weet je, dat is geen juiste instelling over geven. 

Maar dit zegt dus, dat ze met grote aandrang smeekten dat Paulus en zijn gezelschap deze gave aan zouden nemen, en dat ze bij mochten dragen aan het dienstbetoon aan de heiligen. Vers 5 en zij gaven zich – zoals wij niet hadden durven verwachten – eerst aan de Here en door de wil van God ook aan ons; Met andere woorden, ze gaven niet alleen hun geld, ze gaven als eerste van alles hun hart. Ze stonden 100% achter deze liefdadigheidsgave die Paulus deed. Ze wilden graag hun liefde laten zien aan deze mensen, en ze lieten het zien door geld te geven. 

In vers 6 gaat hij verder met zeggen: met dit gevolg, dat wij bij Titus erop aandrongen om, zoals hij vroeger een begin ermede gemaakt had, nu ook dit liefdewerk bij u tot een goed einde te brengen. Let op nu dat hier in deze zes verzen die we gelezen hebben er twee keer over genade is gesproken, en in het zesde vers staat dat hij wil dat Titus dezelfde genade in jullie óók tot een goed einde brengt. 

Ik gebruik deze verzen dus om een punt duidelijk te maken. En dat punt is, dat als je geeft en God aan jou teruggeeft, zoals Lukas 6:38 belooft, dit geen uitzondering is op de genade van God. Het is niet zo dat geven niet onder de genade van God valt en dus wettisch is, zoals je een muntje in de machine gooit, de hendel overhaalt en God komt tevoorschijn. Dat je God kunt dwingen aan jou te geven. Dat is niet waar. Dezelfde principes van genade waar we onderwijs over hebben gegeven, zijn óók van toepassing op jou geven, net zoals ze van toepassing zijn op jouw rechtvaardig zijn voor God, je vreugde, je vrede, je gezondheid, je gebedsverhoring, en al het andere. Geven is géén uitzondering.

Ik weet dat sommige mensen moeite hebben die verbinding te maken. En daarom geef ik hier ook onderwijs over. Ik had dezelfde problemen met de manier waarop ik geleerd had te geven, en dát is de reden waarom het zo moeilijk is. Als wij niet al vanaf het begin verkeerd onderwezen waren, zou het niet zo moeilijk zijn de puntjes met elkaar te verbinden en te laten zien dat genade evenzeer functioneert in geven. 

Maar de reden dat mensen hier problemen mee hebben, is vanwege de wettische achtergrond waar wij uit komen, en specifiek vanwege verzen zoals Maleachi 3:8-12, waar het erover gaat dat als jij je tienden niet hebt betaald, je God berooft hebt. En je bent vervloekt met de vloek. En mensen hebben die Schriftgedeelten genomen en zeggen dat dit dus een schuld is, een verplichting. En als jij je tienden niet geeft, heeft God je vervloekt met de vloek. De toorn van God komt dan over je. 

En kijk mij maar niet zo aan, ik heb het misschien op een overduidelijke manier gesteld, en de meeste mensen zullen het niet precies zó zeggen als ik het gezegd heb, maar dit is precies de manier waarop de meeste mensen het opgevat hebben. Dat is precies de manier zoals ik het ook opgevat had. En ik zag mijn geven van tienden als een schuld, een verplichting. En ik dacht dat ik door dit te doen, ik weet dat het in zekere zin een afschuwelijke vergelijking is, maar het is echt zoals ik het zag, het hetzelfde was als beschermgeld betalen. 
Je weet dat de maffia dan langskomt en de winkeliers vertelt: ‘Weet je, er zijn hier slechte mensen in de buurt. En wij kennen Guido, en Guido komt hier straks en hij komt de boel hier verbouwen. Je ramen kapot slaan en al die andere dingen doen. Máár, als je mij een beetje geld geeft, zullen wij ervoor zorgen dat Guido jouw winkel overslaat.’ Dat is beschermgeld. Je moet het ophoesten, want anders laten ze de meute op je los. Het is afpersing, en op die manier komen zij aan hun geld. 
En in zekere zin zien veel mensen voorspoed of tienden geven op die manier. Het is net alsof God daarboven zit, en als jij je tienden niet geeft, ‘kom Ik achter je aan. Je zult ziek worden, je auto gaat stuk, je wasmachine gaat stuk, maar als jij je tienden geeft, dan zal Ik het volgende doen…’ Als dit de instelling is die jij hebt over tienden en als dit het motief is achter jouw tienden, kan ik begrijpen waarom je dit hele principe van geven en ontvangen opvat als een werk der wet, als iets wat jij doet om de zegen te kopen, of de bescherming van God te kopen. Als jij zo denkt, dan zal er zeker een probleem zijn tussen de manier waarop ik heb onderwezen over de genade van God en over het principe van geven en ontvangen. 

Maar zie je, dit is helemaal geen goede voorstelling van zaken. De oudtestamentische manier van denken is: als jij je tienden niet betaalt zal de toorn van God over je komen; de verslinder neemt je te grazen en je bent vervloekt met de vloek. Ik twijfel er niet aan dat dit gebeurd is. Het is een exact citaat, woord voor woord uit Maleachi 3, maar in het Nieuwe Testament zegt Galaten 3 dat Christus ons heeft verlost van de vloek van de wet. 

In het Nieuwe Testament is de motivatie veranderd. In 2 Korintiërs 9 vers 7 staat: En ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief. Dat vers kun je op iedere manier ontleden als je wilt, in wat voor vertaling dan ook, Grieks en Hebreeuws nakijken, maar je kunt niet om het feit heen, dat geven onder het Nieuwe Verbond niet met tegenzin of gedwongen moet zijn. Hoe je het ook wil ontleden, dit is in tegenstelling met wat het Oude Verbond zegt in Maleachi 3 dat als je niet geeft, je vervloekt bent met de vloek. Je móet dit geven of ánders… 

De manier waarop ik ben opgevoed, de denominatie waar ik uit kwam, die leerden letterlijk dat de tienden geen gift was. Het was een betaling, een schuld. Het was een verplichting. Als je het niet betaalde, was je vervloekt met de vloek. En er zat dus geen vreugde in het geven, het was een gedwongen vereiste, en er werd ook geleerd dat je geen enkele opbrengst moest verwachten van je tienden. Alleen van de offers boven de tienden uit kon je een zegen of voorspoed als oogst van verwachten. Maar de tiende waren een schuld. Die moest je gewoon betalen. 

Sommigen van jullie zullen dit moeilijk geloven. Ik groeide op in Texas. En ik ging naar een kleine Baptistenkerk en het was in geen enkel opzicht een doorsnee baptistenkerk. Het was een vreemde gemeente. Ik kan me herinneren dat de pastor preekte en ieder keer als hij preekte verloor hij wel 2 tot 5 kilo gewicht. Het zweet stroomde letterlijk uit zijn schoenen. En hij gilde, schreeuwde, en donderde. En één van zijn favoriete uitspraken, …sommigen zullen denken dat ik overdrijf, maar dit is eerlijk waar… ik zag deze kerel bovenop het stuk van de preekstoel springen waar je de Bijbel neerlegt, en stond daar boven op. Hij boog voorover, pakte de microfoon die daarop stond en schreeuwde: ‘Als jij je tienden niet betaalt, zal God het van je opeisen in doktorsrekeningen.’ Hij wilde zeggen: ‘Als jij de tienden niet betaalt, zal God je in het ziekenhuis doen belanden en dat geld uit je zak halen door rekeningen en dergelijke dingen.’ Als jij je tienden niet betaalt zal God je auto stuk laten gaan en God zal zijn tienden krijgen, op de ene manier of de andere. 

Als jij in dat soort denken bent opgevoed, en dat is jouw motief om te geven, dan schend je 2 Korintiërs 9:7 waar staat dat je moet geven, níet gedwongen en niet met tegenzin. Omdat God houdt van een blijmoedige gever. In het Nieuwe Testament geldt een ander motief om te geven dan onder het Oude Testament. Nogmaals, de reden dat ik hierover onderwijs is omdat ik die serie studies heb gegeven over het boek Romeinen, sprekend over de genade van God. Mensen hebben geschreven en zijn werkelijk met duizenden tegelijk vrijgezet zodra ze de genade en gunst van God begrepen. Maar dan stuitten ze op het punt van geven, en ze weten dat ze hun tienden zouden moeten geven, ze weten dat ze zouden moeten geven. Maar de manier waarop het hen geleerd is, was wettisch. Het ging allemaal over dat je móet geven om Gods bescherming te kopen. Je moet geven om God te weerhouden je te vervloeken met de vloek. En opeens begint dit het hele principe weer te ondermijnen, omdat ze zeggen: ‘maar geven gaat niet over genade, het gaat allemaal over de wet. Je moet geven want anders….’ 

Maar in het Nieuwe Testament geldt een andere motivatie. Je moet het motief achter je geven veranderen. Je kunt je leven niet in stukjes opdelen en zeggen dat op het gebied van emoties, op het gebied van rechtvaardiging bij God, op het gebied van mijn relaties ga ik in genade functioneren, maar op het terrein van geven en tienden betalen, is het wettisch, ik móet dit doen, want anders zal God me niet zegenen. Weet je, als je dat doet, laat je een deur in je leven openstaan, waardoor dat kleine stukje zuurdesem binnenkomt en het zal alles doordringen en voor je het weet ben je het hele idee van gerechtigheid bij God door genade kwijtgeraakt. Omdat je dit wettische stukje in je leven hebt toegelaten. In het nieuwe Testament moet je niet met tegenzin of gedwongen geven, omdat God een blijmoedige gever liefheeft. 

Hier is nog een ander vers dat het motief achter je gift vaststelt. In 1 Korintiërs 13:3 staat. ‘Al ware het, dat ik al wat ik heb tot spijs uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam gaf om te worden verbrand, maar had de liefde niet, het baatte mij niets.’ Dit gaat over geven. Het zegt al zou ik alles wat ik heb weggeven om de armen te voeden, en zelfs het ultieme offer brengen door je leven af te leggen. Al gaf ik mijn lichaam om te worden verbrand, maar als je het niet doet gemotiveerd door ‘charity’, dat is hier de agapè, de Goddelijke liefde, dan baat het je níets. Dat is een heel drastische uitspraak hier, maar ik daag je uit om hier over na te denken. En dit zal voor velen van jullie heel wat vragen beantwoorden. 

Als het enige dat er zou meespelen met voorspoed, was dat je gewoon moet geven en dan zou het honderdvoudig aan je terug worden gegeven, als dat het enige zou zijn, dan geef je gewoon en het is net als een muntje in een gokkast gooien, je haalt de hendel over en boem, dat komt er uit. Als dat het enige was wat speelde bij voorspoed. Ik kan je verzekeren dat velen van jullie hebben gegeven. Velen van jullie hebben duizenden, misschien tienduizenden dollars gegeven, maar je bent nog steeds niet voorspoedig. Je hebt nooit die honderdvoudige opbrengst gezien en volgens Markus 10 is die honderdvoudige opbrengst in dít leven, en in de toekomende eeuw eeuwig leven. Die honderdvoudige opbrengst spreekt er dus niet over dat je het ooit in de hemel ontvangt. Het zegt dat je in dít leven honderdvoudig ontvangt, mét vervolging, en in de toekomende eeuw eeuwig leven. 

Waar is die honderdvoudige opbrengst dan? Ik geloof dat in het leven van de meeste mensen de honderdvoudige opbrengst is uitgeschakeld en niet is gekomen, vanwege dit vers in 1 Korintiërs 13:3 waar staat dat als je met het verkeerde motief geeft, je de gift ongeldig maakt, het baat je niets. Met andere woorden, het motief achter je gave is belangrijker dan je gave. En als jij hebt gegeven met deze wettische manier van denken, ik móet geven, anders zal God me vervloeken, ik moet geven wil God me beschermen. God zal de verslinder in mijn leven toelaten als ik niet geef. Als jij geeft met een van die wettische, prestatiegerichte motieven achter je geven, dan heb je 2 Korintiërs 9:7 niet vervuld waarin staat dat je blijmoedig moet geven. In plaats daarvan heb je met tegenzin en gedwongen gegeven. En volgens 1 Korintiërs 13:3 heb je niet gegeven uit de motivatie van pure liefde voor God, en heeft het je daarom níets gebaat. 

Het heeft waarschijnlijk wel de persoon of de kerk aan wie je hebt gegeven gebaat, of de bediening waar je aan gegeven hebt, je zegent waarschijnlijk iemand anders met je geven, maar jij zult nooit een honderdvoudige opbrengst krijgen uit je geven als je met de verkeerde motivatie geeft. De motivatie áchter je gave is belangrijker dán je gave. En dat zijn radicale drastische stellingen. 

En de meeste mensen leren dit niet. Vooral de meeste predikers leren dit niet. En weet je waarom? Omdat sommige mensen dan gaan redeneren: ‘Ik heb de verkeerde motivatie, dus weet je wat? Ik heb er meer aan als ik mijn geld maar hou!’ Sommige mensen zullen hun geven gaan verminderen en sommige predikers zijn helemaal niet geïnteresseerd in jou en wat jij zult ontvangen door jou geven, ze zijn alleen maar geïnteresseerd dat jij aan hen geeft, en bedienen zich van iedere motivatie die ze maar kunnen gebruiken. 

In feite is het veel gemakkelijker om veroordeling te gebruiken om mensen te motiveren. Weet je, je kunt een vleselijke persoon nemen, zelfs iemand die verloren is. Als iemand die niet gered is in de kerk komt, kunnen zij heel goed begrijpen: ‘Je geeft óf 10% aan God, of Hij zal het van je afnemen door middel van doktersrekeningen.’ Iemand die verloren is, kan dat begrijpen. Een vleselijke persoon kan dat begrijpen. Iedereen kan dat begrijpen. En als je dat dus predikt als de motivatie, zal iedereen zijn zakken leeghalen. Je zult een hoger percentage aan giften binnenhalen. 

Maar als je gaat verkondigen: ‘Geef gewoon zoals je in je hart hebt voorgenomen’. Er is geen verplichting, omdat ik anders van de TV verdwijn, je hoeft helemaal niet te geven omdat ik een arme prediker ben en ik heb jou hulp nodig anders moet ik de tent sluiten. Je hoeft helemaal niet te geven, omdat God je anders zou vervloeken. Als je al die negatieve motivaties weg zou nemen van mensen. Je zegt alleen maar: ‘Geef omdat je van God houdt. Als je echt van God houdt.’ Als je dát verkondigt, zullen sommige mensen dat opvatten als toestemming om er onderuit te komen. Ze zullen zeggen: ‘Prijs God, ik hoef dus niet te geven.’ Dan heb je dus waarschijnlijk minder mensen die geven. Máár, het geven dat mensen wel doen, zal de honderdvoudige opbrengst ontvangen. Zij zullen weer voorspoedig worden als ze gaan geven uit de juiste motivatie. 

En ik geloof werkelijk dat het voor een predikant belangrijk is om de juiste motivatie achter geven uit te leggen. Het gaat helemaal niet om hoeveel geld jij kunt binnenhalen uit een collecte. Het is alleen het geld dat met het juiste hart is gegeven, het juiste motief dat werkelijk aan mensen terugkomt en hen voorspoedig maakt. Nogmaals, het type gever dat God liefheeft, is de blijmoedige gever, die niet met tegenzin en niet gedwongen geeft. Die niet geeft om de vloek te vermijden of wat ook van dit soort dingen. 

Weet je, ik zal uiteindelijk over de tienden moeten gaan onderwijzen. Omdat ik hier zó veel leerstellingen weerleg, dat de doorsnee mensen gaan denken dat ik tégen de tienden spreek. Ik spreek helemaal niet tegen de tienden. Ik geef tienden. Ik geef 10%. Ik geef veel meer dan 10% van mijn eigen persoonlijke bediening. Van de bediening hier en al die dingen. Ik geef tienden, maar ik doe het niet vanuit de motivatie dat ik het doe om Gods gunst te verwerven. Ik doe het niet om een vloek te vermijden. Ik doe het omdat ik uit liefde ben gemotiveerd om het te doen. 

Wat ik hier dus wil gaan doen is uitleggen wat de juiste motivatie is voor geven. Wáárom heeft God ons gezegd dat we moeten geven? Waarom? Zodat we Gods gunst kunnen verwerven? Dat het geven iets is dat wij doen en afhankelijk van hoe wij handelen, zal God weer aan ons teruggeven? Nee, dat is het helemaal niet. Laat me je wat verzen geven, waarvan ik geloof dat ze duidelijk maken wat Gods redenering is waarom Hij wil dat wij geven. Kijk eens naar dit vers in Psalm 50 vanaf vers 7 waar staat: 7 Hoor nu, mijn volk, en Ik wil spreken, Israël, en Ik wil tegen u getuigen: God, uw God, ben Ik. 8 Niet om uw offers berisp Ik u; uw brandoffers toch zijn bestendig voor Mij. Hier staat dat Gods probleem met het volk Israël er niet in lag, dat zij geen offers zouden brengen. Dat deden ze voortdurend. Maar je zult hier zien dat Hij boos is vanwege de houding, de instelling van hun hart. 

Ze deden wat Hij hen had opgedragen te doen, maar ze deden het niet met de juiste hartsgesteldheid. Dat stemt overeen met het vers dat ik geciteerd heb uit 1 Korintiërs 13:3 waar staat dat zelfs als je alles wat je hebt zou weggeven om de armen te voeden, of je lichaam om te worden verbrand, en geen ‘charity’ hebt, dan baat het je niets. 

Het motief achter je geven is belangrijker dan je geven. En dat is wat de Heer hier wil duidelijk maken. Deze mensen brachten wel offers, maar hun hart was ver van Hem verwijderd. En daar begint Hij hen op aan te spreken. In vers 9 staat: 9 Ik neem uit uw huis geen stier, geen bokken uit uw kooien, 10 want Mij behoort al het gedierte van het woud, het vee op bergen, rijk aan runderen. 11 Ik ken al het gevogelte der bergen, wat zich roert op het veld, staat Mij ter beschikking. 12 Indien Ik honger had, zou Ik het u niet zeggen, want Mij behoort de wereld en haar volheid. 13 Eet Ik soms stierevlees, of drink Ik bokkebloed? 14 Offer Gode lof en betaal de Allerhoogste uw geloften; 15 roep Mij aan ten dage der benauwdheid, Ik zal u redden en gij zult Mij eren. 

Laat ik een paar van deze dingen doornemen. Hij spreekt hier in feite over het oudtestamentische systeem van offers. Hij is zelf degene die deze wetten heeft gegeven. Hij is degene geweest die de kinderen Israëls heeft opgedragen deze offers te brengen. Maar Hij vermaant hen nu vanwege hun hartsgesteldheid die achter hun offers zat. En Hij zegt: het hele doel is je ontgaan. Hij zegt: ‘waarom heb Ik je eigenlijk opgedragen een offer te brengen? Is dat omdat Ik honger heb? Is het omdat Ik eten nodig heb? Nee, er is geen enkele indicatie dat God ooit die offers heeft bevolen omdat Hij ze wilde eten. Daar ging het helemaal niet om. 

En Hij doet deze uitspraak, dat is echt heel leuk. Hij zegt: ik neem geen stieren uit uw huis of bokken uit uw kooien, want elk dier uit het woud is van mij en alle vee op de bergen. Ik ken alle vogels uit de bergen en de wilde dieren in het veld zijn van Mij. Als Ik honger had zou Ik dat niet tegen jullie zeggen? Amen? Met andere woorden. Als Hij echt voedsel nodig zou hebben zou Hij heus niet op ons zitten wachten, totdat wij Hem te eten zouden geven met een offer! God is de eigenaar van alles. Hij bezit al het vee op de bergen, alle vogels, alle schapen. Hij is eigenaar van alles en bezit de heuvels en de bergen waarop ze zijn. God heeft ons niet nodig om Hem te voeren. 

Waarom heeft Hij dan om offers gevraagd? Dat wordt hier niet volledig uitgelegd, maar Hij laat in ieder geval duidelijk merken waarom Hij er níet om gevraagd heeft. Het was dus niet omdat Hij hongerig is. Maar als je naar andere verzen kijkt, is de reden waarom God mensen heeft opgedragen offers te brengen niet omwille van God, maar omwille van henzelf! Zodat zij voortdurend zouden beseffen dat hun zonden een kloof veroorzaakten tussen God en hen. En dat daar een betaling voor moest zijn. En de Heer heeft beloofd dat Híj een betaling zou doen, al vanaf het begin van de aarde. Zelfs voor de grondvesting van de aarde, omdat de Schrift zegt, dat toen Jezus werd gedood, God wist wat Hij deed. Maar er moest een volheid van tijd zijn, voor Jezus kon komen. 

Al vóór de tijd dat Jezus kwam, wist God wat Hij zou doen. In zekere zin verleende Hij genade aan de mensen onder het Oude Verbond op krediet. De betaling was nog niet verricht, maar Hij had al beloofd dat Hij zijn Zoon zou zenden, en dat Hij de kop van de slang zou vermorzelen en verpletteren. Hij had deze dingen al beloofd. En in het hart en in het denken van God was het al een voldongen feit. Maar het was nog niet fysiek gebeurd en daarom ontvingen de oudtestamentische heiligen de genade en gunst van God op krediet. De betaling was nog niet verricht, maar God zei: ‘Ik beloof jullie dat Ik voor deze zonden zal betalen.’ En dus was het bij God, in Zijn hart en verstand een voldongen feit. 

Maar de ménsen moesten inzien dat voor deze zonden geboet moest worden. Zij moesten er voortdurend aan worden herinnerd dat er bloed moest worden vergoten vanwege hun overtredingen. Het had eigenlijk rechtelijk hún bloed moeten zijn dat vergoten werd. Zíj hadden moeten sterven, zíj hadden naar de hel moeten gaan, zíj hadden moeten betalen. Maar de Heer wilde duidelijk maken dat Híj voor een vervanging zou zorgen. Dat Hij een Redder zou sturen, iemand anders die voor hun zonden zou boeten. En dat is de reden dat Hij de oudtestamentische offers had ingesteld. Om een beeld hiervan te geven. Hij liet een onschuldig lam nemen en de keel van dat onschuldige lam doorsnijden en het bloed vergieten en het lichaam verbranden op het vuur, om hen eraan te herinneren dat vanwege de dingen die jullie hebben gedaan, een onschuldig leven, een puur leven, een zondeloos leven moest worden vergoten in offerande, zodat jullie vrijuit zouden gaan. 

En het was om deze mensen eraan te herinneren dat God niet zomaar hun zonden over het hoofd zag, maar dat Hij voor hun zonden zou boeten. Er was een enorme prijs die moest worden betaald. Het was een getuigenis van de genade van God, de liefde van God, dat Hij bereid was Zichzelf te offeren. En ál deze dingen waren betrokken bij deze oude dierenoffers. Maar de reden dat God ze beval was helemaal niet voor Zichzelf. Hij wist allang wat Hij zou gaan doen. De reden dat Hij wilde dat deze mensen de oudtestamentische dierenoffers zouden brengen was voor hún belang. Zodat zij voortdurend zouden beseffen dat er een betaling moest plaatsvinden. Er móest een Redder komen. God zou gaan voorzien in de vergeving van mijn zonden. God zou mijn zonden bedekken. Het is geen kwestie dat God zich maar omkeerde en de andere kant op kijkt. God gaat letterlijk een offer brengen, zodat Zijn gerechtigheid en heiligheid recht gedaan kon worden. Dat beelden deze offers af. 

Hier heeft Hij het dus over. Hij zegt: het doel van deze offers is jullie ontgaan. Jullie dachten dat Ik honger had. Je dacht dat Ik deze dieren nodig had, dat dit in Míjn behoeften zou voorzien. Het gaat helemaal niet om Míjn behoeften. Júllie hebben nodig dat je dit begrijpt. De offers zijn voor júllie en jullie harten hebben het gemist. Het motief achter deze offers is verkeerd. 

En ik geloof dat er een volmaakte parallel is tussen deze oudtestamentische dierenoffers en de manier waarop God ons heeft opgedragen te geven in het Nieuwe Testament. Veel mensen geven, ze trekken hun 10% te voorschijn en stoppen wat in de offerschaal als die langs komt, maar het is ze volkomen ontgaan waaróm God wil dat ze geven. Hun hartsgesteldheid is helemaal verkeerd. En ik geloof dat als de Heer rechtstreeks tot ons zou spreken, Hij ons precies zo zou aanspreken op ons motief om te geven als dat Hij deze mensen deed, vanwege hun motivatie achter hun offers. 

En ik zeg je, dat ik het vervelend vind om deze dingen te zeggen. Want door dit te zeggen veroordeel ik in zekere zin mijzelf. Omdat ik een prediker ben. En predikers zijn de bron van de meeste van deze verkeerde instellingen over financiën. Dat is echt zo geweest, omdat heel veel predikers, als het aankomt op het geven van een offer het zullen voorstellen als: ‘Alstublieft, geef want ik heb dit nodig. De kerk heeft dit nodig, zonder uw geven moeten wij de tent sluiten, we kunnen onze rekeningen niet betalen.’ En zij stellen het voor, dat de ware reden waarom je zou moeten geven is, om deze arme schepselen te helpen, en te helpen al die dingen te doen. En ook al speelt dat wel degelijk een rol, want het is waar dat God het zo heeft ingesteld dat de kerk en kerkdienaren moeten leven van het Evangelie. En dat jouw geven een kerk, een bediening, een prediker helpen. Al die dingen zijn waar. Maar weet je dat het niet echt de reden is, waarom God je heeft opgedragen te geven. 

God had dit ook heel anders kunnen laten functioneren. God had het zó kunnen regelen dat iedere prediker bovennatuurlijk multimiljonair zou worden, en gewoon van de rente van dat geld zou kunnen leven, en dat je nooit mensen om geld zou hoeven te vragen. Dat had allemaal kunnen gebeuren. God had het op die manier kunnen regelen. Dat zou wel een aantal problemen veroorzaken. Het zou ervoor zorgen dat zó veel mensen predikant wilden worden, niet omdat de mensen tot wie ze prediken er beter van zouden worden, maar om zelfzuchtige redenen. Het zou heel veel mensen hebben gecorrumpeerd als God het zo in elkaar had gezet. Maar God hád het zo kunnen doen. 

Maar laat het me op deze manier stellen. Als ík een miljard dollar had. (Vroeger zei ik een miljoen dollar, maar mijn budget is nu een miljoen dollar per maand!). Nu moet het dus een miljard dollar zijn. Als ik een miljard dollar had, en op een spaarrekening kunnen zetten en van de rente leven. En als ik je nooit zou hoeven te vragen voor énig geld, wat dan ook, weet je, dan zou ik dat nog stééds doen. Omdat ik ben gaan beseffen dat de reden dat God wil dat je geeft, niet is om míjn behoeften te voorzien, het is niet om de nood van de kerk waar je heen gaat op te lossen. De echte reden dat God wil dat je geeft, is omdat Hij wil dat jij Hem als jouw bron gaat zien. Hij wil dat jij Hém gaat vertrouwen op dit terrein van je leven. 

Stop even en denk hier eens over na. De doorsnee persoon besteedt waarschijnlijk meer tijd aan werken dan aan wat dan ook. Het enige dat er misschien bij in de buurt komt is slapen, maar de meeste mensen werken zo veel dat ze niet eens aan acht uur slaap per nacht toekomen. Maar als je wakker bent, besteed je dus méér uren aan werken dan aan wat anders ook. Je besteedt meer tijd aan werken dan aan ontspanning, trainen, eten, wat dan ook. Werken beslaat het overgrote deel van onze tijd. En als jij niet oppast, omdat je zoveel inspanning steekt in je werk en zorgen voor je salaris, heb je de neiging te gaan denken dat dit geld van jóu vandaan kwam. Dat jíj het hebt verdiend. Het is van jou en dat jíj de bron van dit alles bent. 
Zo bijvoorbeeld als jij je salarisstrook ontvangt, als je werkgever jou je salaris geeft, hoeveel van jullie vallen op je knieën en zeggen: ‘Dank u wel, dank u wel dat u mij dit salaris geeft, ik verdien het niet. U bent zó vriendelijk en genadig dat u dít aan mij geeft.’ Waarschijnlijk niet zo veel van jullie. De meesten zijn als ze hun salaris ophalen zo beleefd om heel weinig te zeggen. Maar in hun hart denken ze: ‘Ik heb iedere cent hiervan verdiend, en eigenlijk meer. Je zou me eigenlijk beter moeten betalen dan wat je me nu geeft.’ Je beschouwt het helemaal niet als een gift, of als genade. Je beschouwt het als: ik heb dit verdiend en eigenlijk meer dan dat. En als je niet oppast begin je te denken dat jíj de bron bent van die voorspoed in jouw leven. 

Ik weet zeker dat er mensen zijn die denken: ‘Maar dat is precies de waarheid. Ik heb dit verdiend.’ Maar het is echt niet waar. Het is God die ervoor heeft gezorgd, als je bijvoorbeeld in de Verenigde Staten of een van de geïndustrialiseerde landen bent geboren. God heeft er voor gezorgd dat jij in zo’n land bent geboren. Je hebt dat niet zelf uitgezocht. Jij hebt er niets mee te maken gehad waar je bent geboren en wat je nationaliteit is en dergelijke dingen. God heeft je in zo’n welvarend land laten geboren worden in de meest welvarende periode van de geschiedenis van de aarde. Ik bedoel, wij hebben tegenwoordig een welvaart, waarbij de doorsnee personen leven zoals koningen en koninginnen uit het verre verleden. Wij hebben gemakken en voorzieningen, we hebben airconditioning, centrale verwarming, we hebben auto’s en al die apparaten die ons leven gemakkelijker maken. Wij leven in de meest welvarende tijd, vergelijk de koningen van zeg maar duizend jaar geleden, als zij naar jouw levensomstandigheden konden kijken. Die koningen woonden lang niet zo prettig als sommigen van jullie die in deze tijd rond de armoedegrens leven. 

Iedereen die dit programma per televisie bekijkt, heeft een niveau van welvaart, dat je in de top tien-procent van de mensen in de hele wereld plaatst. De grote meerderheid van de mensen in de wereld kan zich helemaal geen televisie veroorloven. Weet je, je bent welvarend. Je hebt die welvaart niet veroorzaakt. God is degene die jou geplaatst heeft in déze tijd, en op de plaats waar jij bent. God is degene die jou deze mogelijkheden en gunsten geeft. Het is misschien subtiel, zodat je het niet herkent en je denkt: ‘Maar ík ben er op uitgegaan en ík heb aangepakt en deze baan verworven. En mijn inspanning heeft mij dit allemaal opgeleverd.’ Er is geen twijfel aan dat jij iets moet doen. Maar het is in feite Gods zegen op jou die jou voorspoedig maakt. 

Weet je, jij bent niet degene die zichzelf ‘normaal’ heeft gemaakt. Het verschil tussen iemand wiens verstand normaal functioneert en iemand die geestelijk is achtergebleven, is maar een paar kleine chemicaliën. Het zijn heel kleine verschillen in de genen. Jij hebt het zo niet gemaakt. God heeft de gezondheid gegeven die je hebt. God heeft jou het vermogen gegeven om iets te doen en daardoor welvarend te worden. God heeft het allemaal gedaan. 

Het enige dat God hoeft te doen is iets van je wegnemen, en ik kan je verzekeren dat je hart er mee zou ophouden, je oren doof kunnen worden, je ogen kunnen op één moment blind worden. Je verstand kan ophouden met werken. Je kunt Alzheimer krijgen en al die verschillende dingen. Weet je, God is degene die jou zegent. Het punt dat ik probeer over te brengen is, dat jij kunt denken dat jij al dit geld hebt verdiend, maar je maakt gebruik van de gaven, de talenten, de vermogens in deze tijd in de wereldgeschiedenis en al die dingen. Dat zijn gaven die jou door God zijn gegeven. Dus of jij het nu erkent of niet: God is jouw bron van voorspoed. 

Sommigen van jullie kunnen nu zeggen: ‘Nou, ik snap wat je zegt en ik ben het er mee eens. Ja, God is mijn bron.’ Dat is heel gemakkelijk om te verklaren, maar de Bijbel zegt in Jakobus 2 dat geloof zonder werken dood is. Het moet verder gaan dan alleen maar erkennen ‘o ja, God is degene die mij mijn gezondheid heeft gegeven, God is degene die mij in dit land heeft laten geboren worden. God is degene die de deur voor deze baan heeft geopend. God is degene die mij mijn talenten heeft gegeven.’ Het moet verder gaan dan dat. Er moet een concrete handeling zijn, die aantoont, bewijst, dat jij werkelijk God als jouw bron ziet. En weet je wat die handeling is? God heeft gezegd: ‘Geef Mij 10%’. Niet omdat God hongerig is, niet omdat God jouw 10% nodig heeft, maar weet je, jíj hebt nodig God te vertrouwen. 

Jij hebt nodig te beseffen dat God jouw bron is. Jij moet daar aan herinnerd worden. Dat zelfs al ben jij degene die werkt, en zelfs heel hard, het is werkelijk God die jou je talenten heeft gegeven, je vermogens, deze gelegenheden etc. God is jouw bron. Hoe demonstreer je dat dan? Het is heel goedkoop om te zeggen: ‘Wel ja, ik erken God als degene die me dit gegeven heeft.’ Maar weet je, als je tot het punt komt dat je zegt: ‘O.K., Vader ik zie U werkelijk als mijn bron, en ik erken werkelijk dat wat er staat in Psalm 75:7 Want het verhogen komt niet van oost of van west, noch uit de woestijn – 8 maar God is rechter, Hij vernedert deze en verhoogt gene. Als je dat écht gelooft, laat het dan zien. Praten is gemakkelijk. Het komt op daden aan. Bewijs het. Hoe bewijs je het? Hoe handel je op een manier, die toont dat God jouw bron is? Heel eenvoudig, neem een deel van wat je hebt en geef die financiën weg.

Als er geen God zou zijn, als er geen gunst zou zijn, en dit een kwestie is dat alles wat er gebeurt door jouw eigen vermogens is voortgebracht, dat het níets te maken zou hebben met de zegen van God en de gunst van God en het allemaal op jouw schouders rust, nou, dan zou 10% weggeven van wat je hebt, je verder weg brengen van je doelen. Hier is je doel financiële onafhankelijkheid en alles hebben wat je ook maar verlangt of begeert en je komt nog tekort. Als je dan 10% neemt en weggeeft, raak je verder van je doel verwijderd in plaats van dichterbij. Als er geen God zou zijn, dan is 10% nemen en weggeven dom. Als er geen God zou zijn, die beloofd heeft dat als je geeft het aan je teruggegeven zal worden, een goede gedrukte overlopende maat. Als deze dingen niet waar zouden zijn, zou het echt het slechtste zijn wat je kon doen, om een deel van wat je hebt weg te geven. Je zou dan verder van je doel verwijderd raken in plaats van er dichterbij komen. 

Maar omdat er wel een God is, en omdat die God heeft beloofd dat als je geeft, mensen in je schoot zullen geven, bovennatuurlijk, gedrukt en geschud en overlopend zullen mensen in je schoot geven, is het een geloofsdaad als jij die 10% neemt en het eerst aan God geeft. Het is een manier om te bewijzen: ‘Vader, niet alleen met woorden zie ik U als mijn bron, maar ik geloof het met mijn hart tot het punt dat ik bereid ben er naar te handelen.’ En als je dát doet, zet het de bovennatuurlijke mogelijkheden van God vrij. 

Er is nog een andere manier om er tegen aan te kijken. Ik geloof dat God echt ‘het alleen op zondag christendom’ haat. God haat de ‘alleen maar stille tijd mentaliteit’. Sommigen zullen me echt verkeerd begrijpen, omdat ik niet zeg dat stille tijd slecht is. Er zijn sommige mensen die een 10 tot 15 minuten lees- en gebedsmoment hebben per dag. En dat is hun tijd om God te vertrouwen en hun denken op God gericht te houden en zo gauw die tijd voorbij is, gaan ze aan het werk en de rest van de dag bepalen ze helemaal zelf. En God komt nooit meer in hun gedachten. Weet je, dat is niet wat de Heer wil. 

God wil niet dat je Hem alleen maar één uur per week eert, of 15 minuten per dag in stille tijd, maar God wil werkelijk álles van je, je héle denken, al je kracht, heel je ziel, alles wat je hebt. God heeft de mens geschapen voor gemeenschap met Hem en niet alleen maar voor één uur per week gemeenschap. Niet alleen maar voor een gebedje als je op het punt staat naar je werk te gaan. Hij wil gewoon álles zijn in jouw leven. En dat niet vanwege een zelfzuchtige behoefte van Zijn kant. Hij houdt van je en wil je zegenen en aan je geven, maar Hij kan deze dingen gewoon niet in jouw leven uitstorten als er geen geloof is. Zo heeft Hij het koninkrijk opgezet, dat álles door geloof heen werkt. 

Hij wil dat jij Hem vertrouwt. God wil jou meer zegenen dan je gezegend bent. God wil je meer geven dan dat je hebt. God wil je meer helpen dan je ooit begrepen hebt. Maar wil dat kunnen gebeuren, dan moet er deze vertrouwensrelatie zijn. Ik verwijs nog eens naar Hebreeën 11:6 dat ‘zonder geloof het onmogelijk is Hem te behagen. Je móet geloven dat Hij bestaat en een beloner is van hen die Hem ijverig zoeken.’ God verlangt ernaar dat jij in geloof op Hem reageert. Hij wil jóu dus hebben. Alles van jou, niet alleen een deeltje, maar alles. Hoe krijgt Hij jou zover om Hem in jouw werkweek te betrekken? Hoe krijgt Hij jou zover om Hem tot jouw bron te maken. Jij bent degene die het werk doet. Je staat vroeg op, gaat laat naar bed, jij doet die dingen. Als je niet oppast ga je denken dat jij degene bent die dit heeft voortgebracht. Hoe krijgt God jou zover om jou in die relatie te brengen dat, ook al ben jij degene die werkt, je Hém als jouw bron ziet? 

De manier waarop Hij dat doet is zeggen: ‘Vertrouw Mij en geef Mij een deel van wat jij hebt.’ En natuurlijk is dan onmiddellijk de vraag: ‘God, ik heb alles wat ik heb nodig, en als ik een deel weggeef, kan er iets niet gedaan worden dat gedaan moet worden, omdat ik tekort kom.’ Nee, God zegt: ‘Als je aan Mij geeft, als je Mij eert met de eerstelingen van je oogst, dan zal Ik je zó zegenen dat je verhoogd zult worden.’ Je zult méér financiën binnen zien komen. Psalm 75 vers 7 zegt dat verhoging niet komt van het oosten of het westen, maar het is de Heer die de een verhoogt en een ander vernedert. God zal je promoveren. 

Ik heb hier in feite een geweldig getuigenis over van een vrouw die bij mij kwam. Zij had een baas die haar vijandig gezind was. Hij was atheïst en maakte het haar moeilijk vanwege haar christelijke standpunten. De baas zei dat hij haar wilde spreken. En deze vrouw ging naar binnen, al half verwachtend dat ze zou worden ontslagen, omdat de baas haar zo slecht had behandeld. En de baas zat daar en zei: ‘Ik weet niet waarom ik dit doe’, en hij gaf haar, ik weet niet precies hoeveel, maar het was een loonsverhoging van duizenden dollar. En de vrouw zei: ‘Ik weet wel waarom u dit doet. Dat komt omdat God van mij houdt en God zorgt voor me.’ En deze man gaf haar niet alleen die drie of vierduizend dollar per jaar verhoging of wat het was, maar terwijl hij daar mee bezig was zei hij tegen zijn secretaresse: ‘Geef haar nog 200 dollar extra per maand verhoging.’ Hij gaf haar dit allemaal en hij wilde dat niet eens. Hij zat erover te mopperen en te klagen. Maar weet je, God was de bron van deze vrouw. God is degene die haar voorspoedig maakte. En omdat zij God op de eerste plaats stelde, verhoogde God haar en zorgde ervoor dat een goddeloze baas, die haar haatte, haar een promotie gaf. 

Ik weet dat sommigen van jullie zullen zeggen: ‘Dat geloof ik gewoon niet.’ Nou, dan zal het voor jou ook niet werken. Je zult op God moeten gaan vertrouwen en Hem geloven. Deze vrouw was nog maar een jaar geleden in een ziekenhuis en zag mij op televisie. En zij zei: ‘Als ik uit dit ziekenhuis kan komen en in die samenkomst, dan weet ik dat God mij gaat genezen. En deze vrouw trok de slangen uit haar eigen lichaam, schreef zichzelf uit bij het ziekenhuis, ondanks de bezwaren van de leiding daar. Ze zeiden: ‘Je kunt dit niet doen.’ Ze zei: ‘Ik ga toch’. Ze stapte in een taxi en kwam naar de samenkomst. Dat gebeurde in Birmingham. En ik bad met deze vrouw nog voor de dienst maar begonnen was en zij genas van kanker. Haar moeder was net een paar maanden daarvoor aan kanker overleden en zij had daar zelf de grootste strijd mee. De artsen hadden verklaard dat er voor haar geen hoop meer was. Er was geen manier waarop zij kon genezen. En zij trok de slangen eruit, kwam daar en genas van kanker. Toen ik een uitnodiging deed na de dienst kwam ze naar voren en werd ze wederomgeboren. Ze was zelfs niet eens wederomgeboren. Ze was niet gered. Maar deze vrouw was in geloof uitgestapt en begon tienden te geven en God te geloven en dat was de vrouw die door haar baas werd gehaat en de promotie kreeg. 

Maar weet je, zij begon God te eren. Ze bracht God binnen haar werk naar binnen. Zij begreep: ‘God, zelfs al ben ik degene die werkt, U bent mijn bron.’ En het werkte, en God zal je verhogen. En zie je, dat is de reden waarom God je zegt om te geven. Dat is de reden dat Hij zegt dat je een deel van wat je hebt moet nemen. Niet omdat God jouw geld nodig heeft. En ook niet omdat ik jouw geld nodig heb. En sommigen van jullie denken nu: ‘Dus jij hebt mijn geld niet nodig?’ Niet echt. En sommigen zullen niet begrijpen wat ik hier zeg. Je denkt: ‘Oh ja, dat heb je echt wel nodig.’ Nou, als er niemand zou geven, het is zeker dat God geen geld bijdrukt, het gaat niet uit de lucht naar beneden zweven. Hij gaat het niet scheppen en in mijn zak stoppen, dat is tegen de wet. God gebruikt mensen. Ja, dat is waar. Maar weet je, jij bent niet mijn bron. God is mijn bron. En God zorgt er wel voor dat Hij zijn geld bij mij krijgt. Op de ene manier of de andere. Als het niet door jou komt, komt het door iemand anders. 

Ik weet dat sommigen van jullie dit niet geloven, maar dat is de reden dat jullie hier strijd mee hebben. Maar ik geloof het wel en dat is de reden dat God mij zegent. Weet je, ik ben naar een heel aantal kerken geweest, waar ze zelfs feitelijk de collecte hadden gestolen. Waar de pastor mensen vroeg om te geven. Zoals in mijn eigen thuiskerk op een keer. Ik heb daar een bijeenkomst van vijf dagen gehouden en kreeg een collecte van $50,- en ze vroegen mij een bedrag van $55, om een kopie van mijn eigen tapes mee te krijgen. Dat was het enige dat ze me gaven. En er was één persoon die naar me toe kwam, omdat hij dacht dat er iets aan de hand was, en hij vroeg mij wat er gaande was. Hij had $350,- in de collecte gedaan. Het bleek dat de pastor waarschijnlijk vijf tot zesduizend dollar achtergehouden had. Maar weet je, die man is mijn bron niet. En ik ben nooit boos op hem geworden. Ik heb hem alleen verteld: ‘Als je op deze manier leeft, zal God je niet kunnen zegenen. Jij kunt doen wat je wilt. Jij bent mijn bron niet. Het hangt niet van jou af.’ En weet je, God zond het geld op een andere manier naar mij toe. 

In ieder geval, het punt dat ik duidelijk wil maken is, dat de echte reden dat God ons zegt om te geven niet is vanwege Zíjn behoefte. Niet omdat ‘als je niet geeft ga ik je niet zegenen’ of dergelijke dingen. Het gaat er allemaal om dat wij Hem erkennen als onze bron en Hem op dit gebied vertrouwen. Het gaat allemaal om liefde, het gaat allemaal om relatie. God wil gewoon dat wij Hem tot onze bron maken voor álles. Ik weet niet of je dit begrijpt of niet. Maar als je het wel begrijpt zal het je motivatie voor geven volledig veranderen. Het is helemaal geen kwestie van een boze God die daar staat van ‘jij geeft of anders zal Ik je oordelen. Ik zal je vervloeken’, en dergelijke uitspraken. Het is niet dat God zegt ‘totdat jij geeft zal Ik niets aan jou teruggeven’. Nee, zo is God niet.

God heeft uit genade allang Zijn zegen over jou geboden. God heeft allang Zijn goddelijke gunst over jou uitgesproken. Hij wil het je geven, maar Hij wil gewoon dat jij positief op Hem reageert en Hem vertrouwt. En dus is Gods genade al gegeven. Ik ga hier een vervolg op maken en onderwijzen over genade en geloof, dat dit heel helder gaat maken. Maar het is helemaal niet zo, dat als wij geven, dat God dán opeens reageert en met ons handelt op basis van onze prestaties. Maar God heeft een volmaakt plan voor ons. God wil dat wij voorspoedig zijn, maar wij moeten gewoon meewerken met God. Geloof laat God dus niet iets doen. Onze handelingen laten God helemaal niets doen. God heeft financieel al voor ons voorzien. Hij heeft ons al gezegend. Hij heeft al Zijn zegen over ons uitgesproken, en het enige dat geloof doet, is uitstrekken en ontvangen wat God al heeft gegeven. 

Dat is een groot verschil en ik weet zeker dat sommigen van jullie dit niet hebben gepakt. Sommige mensen denken: ‘Het doet er niet toe hoe je het formuleert, het komt er allemaal op neer, dat als ik niet geef, ik niet ga krijgen.’ Nou, het is veel meer dan dat. Het gaat allemaal om de motieven. Het is geen kwestie van dat ik geef en dan gaat God op mij reageren. Nee, God heeft al een zegen op mij geboden en Hij zegt: ‘Kijk, hier is het’, en dus moet ík daarheen gaan en het halen. Ik moet Hem vertrouwen en geloven dat als ik dáár kom, dat Zijn voorziening dan óók daar is. 

Dit is nog iets anders, en als je het je kunt herinneren en het allemaal kunt bevatten, kan het je helpen het punt dat ik maak te begrijpen. Maar in 1 Koningen 17 gaf God een voorziening aan Elia. Er was een hongersnood in het land en de koning was op zoek naar Elia om hem te vermoorden. God beschermde hem en zei: ‘Ga naar de beek Krith, want Ik heb de raven geboden u daar van spijze te voorzien.’ Hij zei ik héb geboden. Hij had al tot de raven gesproken. Gods voorziening was niet gebaseerd op enige goedheid, heiligheid of prestatie van Elia. God zei: ‘Ik héb de raven geboden.’ Vóórdat Hij met Elia sprak, was de voorziening al getroffen. Hij had die raven al geboden om te gaan. 

Máár Hij zei ook: ‘Ik heb de raven geboden u dáár van spijze te voorzien.’ Niet daar waar hij was, maar dáár waar God hem opdracht gaf om heen te gaan. Sommige mensen zeggen dan: Elia kreeg dus opdracht om naar die beek te gaan, en toen hij dáárheen ging, reageerde God op hem. Nee, dat is niet waar. God had reeds de voorziening getroffen, vóórdat Elia het probleem had. God had die raven al gestuurd. Omdat de raven sneller konden vliegen dan Elia lopen, waren de raven daar al. Het voedsel lag er al op hem te wachten. Hoe denk je dat Elia erachter kwam wáár hij precies langs die beek zijn kamp moest opslaan? Dat was doordat hij de raven en het voedsel vond. De voorziening was daar al. 

God had al een voorziening voor Elia geregeld, máár Hij zond de voorziening niet naar waar Elia wás, maar stuurde de voorziening daar waar Hij Elia opdracht gaf heen te gaan. Elia moest dus wel degelijk gehoorzamen. Maar zorgde zijn gehoorzaamheid ervoor dat God iets ging doen? Nee, God had het reeds gedaan. Maar als hij niet had gehoorzaamd, als Elia was blijven zitten waar hij zat, had hij van de honger of van de dorst om kunnen komen in deze droogte. En zou dat dan hebben betekend dat God zijn behoefte niet had vervuld? Nee, God had al in zijn behoeften vervuld, maar zónd de vervulling naar de plaats van gehoorzaamheid, waar Hij Elia opdracht gaf heen te gaan.

En zo is het ook met ons. God werkt niet zo dat als jij geeft, God opeens reageert en iets aan jou teruggeeft. Nee, God heeft allang voorzien om ieder individueel persoon, die dit televisieprogramma bekijkt, welvarend te maken. God wil meer dat jij welvarend bent, dan dat je ooit welvarend zult zíjn. Ik bedoel dat God allang voorzieningen gemaakt heeft, zodat je niet alleen je basisbehoeften vervult krijgt, maar ook je verlangens vervuld worden, zodat álles gedaan kan worden. God is El-Shaddai niet El Cheapo! God is een geweldig grote God, die jou welvarend wil maken. God heeft daar geen enkel probleem mee. God heeft jou allang gezegend en welvarend gemaakt. Zelfs al doe je helemaal niet wat je zou moeten doen. Zelfs al zoek je Hem niet. Zelfs al leef je helemaal niet heilig of bestudeer je het Woord niet of bid je niet. Ook al ga je niet naar de kerk, God wil je voorspoedig maken. God wíl je zegenen. 

Máár Hij heeft Zijn Koninkrijk zó opgezet, dat er geloof van jouw kant nodig is om het te ontvangen. God heeft de voorraad al gestuurd, het gebod is al uitgegaan. Het is helemaal niet zo dat God op jou reageert als jij geeft. Maar God zegt wel dat je hem moet vertrouwen op het gebied van financiën om in staat te zijn te ontvangen. Dus hoe kun je Hem vertrouwen? Doordat je geeft en áls je geeft is dat niet het moment dat God geeft. God hééft al gegeven. Maar als jíj geeft, dan is het dat jij je zo uitstrekt naar de plaats die DAAR genoemd wordt en ontvangt wat God al heeft geboden. 
Mensen, ik weet niet of je dit kunt begrijpen. Maar dit heeft mijn leven veranderd. 

Hier is een illustratie van waar we het over hebben. Een paar jaar geleden was ik op tv en op de radio, maar we werkten op een veel kleinere schaal dan nu. Maar vanwaar we kwamen waren we werkelijk enorm gegroeid. We waren in twee jaar tijd verdubbeld en ik dacht dat we echt heel goed bezig waren. Maar op 30 januari 2002 sprak de Heer mij aan, hoe ik Hem had beperkt door mijn kleine denken. Toen ik me daarvan bekeerde begon opeens álles te veranderen. Een van de dingen die gebeurde was het volgende. We zaten in een gebouw dat maar 14.600 m2 groot was. En we hadden deze wereldwijde bediening op GodChannel en op vele televisiezenders in de Verenigde Staten. En dat deden we allemaal vanuit dit piepkleine gebouw. De mensen zaten echt boven op elkaar. Het was gewoon onwezenlijk zo krap als we zaten. We moesten dus echt naar een nieuw gebouw uitkijken. De Heer liet me zien dat ik veel te klein dacht. Ik begon uit te kijken naar een gebouw van 30.000 m2. En uiteindelijk kwamen we in dit gebouw terecht van 110.000 m2 maar hier hebben we ook al bijna geen ruimte meer. We zijn alweer met een bouwprogramma begonnen. 

Maar in ieder geval, het punt dat ik wil maken is, dat toen de Heer tot mij sprak, hoe ik Hem inperkte en dat ik groter moest gaan dromen, en dat dit gebouw beschikbaar bleek, was het gewoon een echt enorme sprong in geloof van waar ik was. Toen de Heer tot mij begon te spreken om naar dit gebouw te gaan waar we nu zijn, had ik 2,8 miljoen dollar éxtra nodig om de verbouwing af te maken, en de Heer sprak mij aan dat ik géén lening moest afsluiten. Toen ik mijn stap in geloof nam, en zei: ‘O.K., ik ga geen lening afsluiten, ik ga het zo doen, God is mijn bron, Hij is mijn voorziening,’ deed ik een aantal dingen. Er was een televisieprediker, die visie had om een bediening te starten. En uit mijn eigen bediening ging ik $ 3000,- per maand in iemand ander zijn televisiebediening stoppen. En ik ging aan andere mensen geven, $ 10.000 aan een ander, en dan weer daar. Ik begon dus te geven. Toen ik met dat geven begon, was het toen zo dat dit God overhaalde om te reageren? En mij terug te zegenen met het geld dat wij nodig hadden om dit gebouw af te bouwen? Nee, God had, als Hij mij vertelde om iets te doen, de voorziening al getroffen. Zijn genade had al in alles voorzien. De voorziening, de oplossing was er al, vóórdat de behoefte er zelfs maar was. 

Maar ík moest iets doen. Ik moest niet alleen zéggen dat ik God geloofde, ik moest ook nog in geloof hándelen. Ik moest God vertrouwen. Dus midden in ons eigen bouwprogramma, terwijl we zelf al dit geld nodig hadden, begon ik te zaaien in de bediening van een ander. Toen ik dát deed was het niet zo dat God mij toen pas ging ‘terug-zegenen’. Nee, God had de voorziening al getroffen. Maar het was dáár in geloof. En ik had nodig God te vertrouwen. Ik moest zeggen: ‘God, Ú bent mijn bron.’ Het was veel gemakkelijker geweest om iedere cent die ik kon bemachtigen vast te houden en te zeggen: ‘Ik heb iedere cent nodig om dit te kunnen betalen. Ik heb nog 2,8 miljoen dollar nodig.’ Maar wat ik deed was beginnen God te vertrouwen en ik zei dat niet alleen met woorden, maar bewees het ook door te geven. Andere mensen te zegenen, en daardoor, prijs God, zitten we nu in dit gebouw. We hebben onze deadline met twee maanden overschreden. Dat veroorzaakte heel wat ongemak, maar weet je, we hebben het gered. Prijs God. Ik heb nog nooit iets in mijn leven volmáákt gedaan, maar we hebben het gered. We zitten er, we zijn er gekomen zonder enige schuld. Maar het was niet zo dat toen ík deze dingen deed, God vervolgens díe dingen deed. Nee, God had reeds voor mij de voorziening geregeld, de voorraad was er al, maar ík moest een stap in geloof nemen. Dít is waar geven nu helemaal over gaat. Geven is in feite een hartsgesteldheid van geloof. Het gaat allemaal over het God vertrouwen. Het is een kwestie van geloof. Het is helemaal niet zo dat als je dit doet, God op jou reageert. God heeft al voor jou voorzien. Hij heeft al een zegen op jou bevolen. Maar jij hebt geloof nodig om het te ontvangen. Het is net als iemand die iets in je brievenbus heeft gestopt. En je hebt een slot op je bus. Je hebt de goederen daar al in zitten, de voorziening is al gegeven. Maar je hebt een manier nodig om die bus open te maken om het er uit te halen. En geloof is de sleutel die deze deur openmaakt en vrijzet wat God ons al gegeven heeft. 

God heeft al voorzien. God wil je zegenen, maar jij hebt geloof nodig om álles eigen te maken wat God al gedaan heeft. Jouw geloof zet God helemaal niet in beweging. God heeft allang in genade gehandeld. Maar jouw geloof is de manier waarop jij je uitstrekt en de genadegaven van God in ontvangst neemt. In Romeinen 5 zegt de Schrift dat wij door geloof de toegang hebben tot de genade waarin wij staan. Laat ik het opzoeken en voorlezen, want dit is een perfect voorbeeld van het punt dat ik probeer over te brengen. Romeinen 5: 1 Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus, 2 door wie wij ook de toegang hebben verkregen [in het geloof] tot deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods. De manier waarop je dus toegang krijgt tot de genade van God is door geloof. 
Mensen kunnen dus zeggen: ‘Ik vertrouw God, ik geloof God op dit gebied van financiën’. Maar geef je tienden? Geef je offers? ‘Oh, maar dat wil ik wel, maar ik heb niets over. Ik heb dit allemaal nodig.’ Dan kun je dus wel beweren dat je God vertrouwt en dat je geloof hebt, maar als je niet handelt naar wat Zijn Woord zegt, dan is de reden dat je niet geeft, dat je niet werkelijk gelooft dat God het vermenigvuldigd teruggeeft. 

Stel je zou nu hier voor me zou zitten, en ik had honderd dollar, en ik zou je zeggen: ‘Ik geef je deze honderd dollar, maar jij moet me éérst tien dollar geven’. Je zou in de situatie kunnen zijn dat je nu net geen tien dollar hebt. Of misschien heb je wel tien dollar, maar die heb je nodig om onderweg te tanken om thuis te komen. Of je zou er je lunch mee willen kopen of iets dergelijks. Je hebt die tien dollar wellicht nodig. Je hebt er dus al een bestemming voor. Het geld is al geoormerkt. Maar als je écht gelooft, en probeer de logica te volgen, als je écht gelooft dat als jij mij tien dollar geeft, ik jou honderd dollar terug zou geven, als je dat écht zou geloven, dan zou je, ook al had je die tien dollar nodig, een dwaas zijn als je het niet zou geven. Omdat je gewoon meer terug zou ontvangen dan wat je gezaaid hebt. Ik denk dat iedereen dit kan begrijpen. En zelfs al zou je geen tien dollar hebben, zou het nog in je voordeel zijn om je buurman aan te stoten: ‘Hé, kun je me even tien dollar lenen, ik garandeer je dat je die in enkele ogenblikken terugkrijgt.’ 
Als jij het écht zou geloven en mij werkelijk zou vertrouwen, als jij geloof zou hebben dat als ik zeg, ‘als jij mij tien dollar geeft dan geef ik je honderd dollar’, weet je, dan zou je een manier vinden om dat te geven. Zelfs al had je al een bestemming voor dat geld, zelf al had je het hard nodig. Je zou wel gek zijn als je het niet deed, omdat je daarna er beter aan toe zou zijn en meer welvarend. Ik denk dat iedereen dit kan zien en begrijpen. 

Nou God heeft óns verzekerd, ‘als jíj geeft, aan jou gegeven zal worden, een goede gedrukte en overlopende maat zal men in uw schoot geven, want naar dezelfde maat waarmede u geeft zal u gegeven worden’, Lukas 6:38. Er zijn véle Schriftplaatsen die ons verzekeren dat als wij geven, wij terug zullen oogsten. In Markus 10 staat dat je letterlijk honderdvoudig terug zult ontvangen in dít leven. Niet alleen maar in het leven dat nog gaat komen, maar in DIT leven. Een honderdvoudige opbrengst over wat je ook maar geeft. Dát zijn de beloften die God ons doet. Dus als iemand dan zegt: ‘Ik wil wel geven, maar ik heb niets tegen geven; ik zou dolgraag willen geven, maar ik heb niets over, ik heb gewoon alles nodig’, dan zeg je in feite, ook al gebruik je die woorden niet: ‘Ik geloof niet echt dat Gods beloften waar zijn.’ Omdat als je echt geloofde dat je meer zou ontvangen als je gaf, in plaats van dat je alles houdt, zou je wel gek zijn om het allemaal te houden en zo die hele overvloed mislopen die jou beloofd is. Maar dit is precies wat heel veel mensen doen. 

Stel iemand zou je vragen: ‘Ben jij een gever?’ ‘Oh ja, ja, ik vertrouw God, ik geef.’ Maar je geeft alleen maar als je iets overhoudt, als je iets extra’s kunt geven. Je geeft God hier en daar een fooi. God is niet boos op je. Ik ben niet boos op je. Ik probeer je niet te veroordelen of te laten vallen. Maar wat ik probeer duidelijk te maken is, dat je kunt zéggen dat je God gelooft, maar in werkelijkheid doe je dat niet, omdat je geen tienden geeft en geen offers geeft en de enige reden dat je het niet doet is omdat je zegt: ‘Maar ik heb dit nodig.’ Wat je dan zegt is: ‘Ik geloof niet dat God het aan mij teruggeeft’. ‘Ik geloof niet dat het terug komt’. ‘Ik vertrouw niet op de beloften van God’. 

Weet je, er kwam een man naar mij toe die mij vragen stelde over financiën. En hij vroeg, zou je voor me willen bidden? En ik vroeg: ‘Ben jij een tiendengever?’ En hij zei: ‘Jazeker, ik geef.’ Ik vroeg: ‘Geef je tienden?’’Nou, ik kan geen 10% geven.’ En hij hield maar vol, ik geef en ik doe dit, en ik vertrouw God en ik geloof in God. En ik moest hem aanspreken: ‘Je zégt wel dat je God gelooft, maar je geeft geen tienden, je geeft niet daarboven uit, het is één ding om het te zéggen, maar geloof zonder werken, is dood. Je vertrouwt God helemaal niet. Ik kan niet gewoon maar voor je bidden en je financieel gezegend krijgen als jij niet meewerkt en God vertrouwt, een stap in geloof zet en God gelooft.’ 

Ik weet dat velen van jullie niet leuk vinden wat ik zeg. En dit is niet echt waar je op zit te wachten. Ik hoor op dit moment dat over de hele wereld tv-toestellen uitgezet worden. Maar wat ik je vertel is de waarheid. En dít is waarom God ons heeft gezegd om te geven. Het is niet omdat Hij het geld nodig heeft en niet omdat Hij wanhopig is. God bezit álles, Hij heeft je helemaal niet gevraagd om te geven vanwege Hém. 

God wil dat je geeft, zodat je Hém gaat vertrouwen zodat je toegang verkrijgt tot de genade van God, door geloof. En geloof is niet alleen maar gedachten, niet alleen maar ‘oh ja, ik vertrouw dit.’ Geloof zál handelingen voortbrengen. De handelingen op zichzelf hoeven helemaal niet geloof te zijn, maar ze moeten uit geloof voortkomen. Geloof zonder werken is dood. Als jij dan zegt: ‘Ik vertrouw God, en ik geloof God,’ maar je geeft niet, dat is verkeerd. 
De échte reden is dat God wil dat je geeft niet uit werken. Het is niet zo dat jij je geven te gelde maakt en dan er iets voor terugkoopt, maar het is een stap in geloof. Het gaat allemaal om het vertrouwen op God en geven omdat je God liefhebt en Hem vertrouwt. En als dat waar is, dan zouden de mensen die echt hun geld het hardste nodig hebben en die zeggen: ‘Maar ik hou helemaal niets over om te kunnen geven’, die zijn degenen die het hardst nodig hebben om God het meest te vertrouwen. Jij zou degene zijn die het méést zou moeten geven. Ik weet niet of je dít begrijpt. Dit is een krachtige verklaring. 
God heeft allang voorzien en een zegen op ieder van ons bevolen, maar wij moeten een stap in geloof nemen en onze angst afleggen, ons ongeloof afleggen en wij moeten ons begeven naar de plaats van geloof in wat God al heeft voorzien, wil het kunnen manifesteren. En de manier waarop Hij ons die stap in geloof laat zetten is tegen ons zeggen: ‘Neem een deel van wat je hebt en vertrouw Mij. Ik beloof je dat als je aan Mij geeft, dat Ik het vermenigvuldigd aan jou terug zal geven.’ 

Mensen, ik denk dat de wíjsheid die hier achter zit echt ontzagwekkend is. En het gaat echt tegen alle normale logica in. Een vleselijk persoon kan gewoon niet begrijpen waar wij het hier over hebben. Weet je wat dit doet? Het voorkomt dat de voorspoed en de zegeningen van God functioneren in het leven van een ongelovige. In zekere zin is het voor ons verborgen. Het is als het ware gecodeerd, omdat alleen maar onder de inspiratie van de Heilige Geest, iemands verstand kan begrijpen, dat als ik een deel van wat ik heb weggeef, ik méér zal hebben in plaats van minder. Dat pást gewoon niet in het vleselijke verstand. Je hebt inspiratie van God nodig om dit te kunnen aannemen. 

En als jij dat doet en begint Hem te vertrouwen, dan is echt de enige motivatie, de enige reden om te geven, dat je de belofte van God vertrouwt. Omdat wij allemáál het geld dat we hebben nodig hebben. Ik heb voorbeelden gebruikt, hoe we vanuit deze bediening in feite een andere prediker hebben geholpen met hún gebouw, precies op het moment dat het voor ons erop of eronder was en ik íedere cent nodig had, die ik maar kon krijgen. Ik heb uiteindelijk $ 13.000 van deze bediening weggegeven om iemand anders te helpen het gebouw te krijgen waar ze voor geloofden. Ik gaf geld weg, en ik geef nog steeds geld aan een televisiebediening van een ander om hen te helpen hun doelen te verwezenlijken. En voor iemand die God niet begrijpt en God niet kent en geen openbaring van de Heilige Geest heeft, slaat dit nergens op. Omdat ik heel veel geld nodig heb. Ik heb 12 tot 1300 dollar nodig, ieder uur van iedere dag van iedere week. Hoe kan ik me veroorloven iets weg te geven? Nou, als je geven goed begrijpt, kan ik me helemaal niet veroorloven om níet te geven! Ik kan me helemaal niet veroorloven níet in geloof te functioneren. Ik kan me niet veroorloven in mijn eigen mogelijkheden te gaan functioneren en beginnen met bijeenschrapen. In plaats daarvan moet ik gaan geven, omdat geloof de toegang verschaft tot de genade van God. God heeft al in alles voorzien wat ik nodig heb, om alles te kunnen doen dat Hij me heeft opgedragen te doen. Maar ik moet in geloof blijven. En als ik uit geloof stap, als ik stop met geven, als ik wat ik heb begin op te potten, kan ik je verzekeren dat de voorziening gaat opdrogen. 

Wat er dan in feite gaat gebeuren is, dat God nog steeds de voorziening geeft, alleen komt ze niet meer tot mij, omdat ik niet meer in geloof sta, maar in vrees ga handelen. En dat is een volmaakte gelijkenis met jullie. Sommigen van jullie geven niet, omdat je bang bent dat je dit geld nodig hebt. Je zekerheid, je vertrouwen zit in je geld en het vermogen dat dit geld je geeft om je rekeningen te betalen en voedsel te kopen en dingen te doen. En je zult het misschien niet op deze manier zéggen. Als het zó duidelijk voor je was, zou je het niet doen, dan zou je veranderen. Maar dit is waar het in feite op neerkomt. Je gelooft niet echt God. Je zekerheid is in jouw geld en in jouzelf en niet in God en in Zijn beloften. En dat is de reden dat je niet hebt gegeven. 

Heel veel mensen zijn naar me toegekomen en hebben gezegd: ‘Kijk, ik wil je graag zegenen, maar op dit moment heb ik niets. Ik beloof dat als ik ooit iets overhoud, als God me ooit zegent, zodat al mijn behoeften zijn gedekt, mijn rekeningen zijn betaald, mijn huur, mijn afbetaling op mijn auto, mijn verzekering, mijn voedsel, gas, licht en water en als alles dat ik nodig heb is betaald, en ik nog iets overhoud, dán zal ik je zegenen en gaan geven.’ Maar weet je wat zo iemand zegt? En nogmaals, ik maak het wat scherper dan iemand misschien denkt, maar het is de waarheid, als je zoiets zegt, zeg je in feite: ‘Als ik kan geven wat ik heb niet nodig heb, en als dat wat ik geef aan mij teruggeven wordt, dan kan ik geven. En als de beloften niet werken en ik niet terugontvang en ik kan het dan gewoon redden, omdat mijn basisbehoeften gedekt zijn, dán zal ik geven. Ik geef als ik geen geloof nodig heb in de beloften van God.’ 

Nogmaals, de meesten zullen het niet op deze manier zeggen, maar daar komt het wel op neer. Als mensen zeggen: ‘zo gauw ik wat extra’s krijg, zal ik geven.’ Wat ze zeggen is: ‘zodra mijn basisbehoeften gedekt zijn, en als ik geef, en de beloften blijken niet te werken, het geld komt niet terug, en ik nog steeds kan rondkomen, dán ga ik beginnen met geven.’ Maar dat is ongeloof! 

Hier is nog een andere manier om dit te zeggen. Als jij iemand bent die zo welvarend zou zijn, dat je bijvoorbeeld € 10.000 of € 100.000 op de bank hebt staan of wat dan ook. En je hebt het niet nódig, en daarom geef je uit deze overvloed , maar niet op zo’n manier dat je wel móet vertrouwen dat de beloften van God waar zijn, dan geef je niet echt in geloof. Je zult een groot genoeg bedrag moeten geven, als je rijk bent. Je zult een groot genoeg bedrag moeten geven, zodat je echt op God moet gaan vertrouwen om je voorspoedig te maken. Je moet jezelf in een positie brengen dat je moet zeggen: ‘Vader, deze beloften moeten waar zijn, anders red ik het niet.’ God kijkt dus niet echt naar de hoeveelheid. Het gaat niet om wat je geeft, maar om wat je overgehouden hebt, nádat je gegeven hebt. Dat bepaalt alles. En je moet op het punt komen dat je echt afhankelijk bent dat God over de brug komt wil je het redden. 
(Noot van de vertaler: Een goed voorbeeld hiervan is daar waar Jezus bij de offerkist gaat zitten en met aandacht naar de vele mensen kijkt die er hun offergeld in werpen. Marcus 12:41-44. De Here Jezus kijkt naar HOE de mensen geven. Daarbij is de hoeveelheid niet belangrijk. De rijken wierpen er veel in van hun overvloed. Ze weten dat ze voldoende overhouden om van te leven. Ze hebben en handelen niet in het geloof dat God in al hun behoeften zal voorzien. De arme weduwe gooit er heel weinig in. Slechts enkele centen! Maar het is haar hele levensonderhoud van dat moment. Zij vertrouwt blijkbaar volkomen op God, dat Hij in haar levensonderhoud voor de volgende dag zal zorgen.)
Ik heb het dan niet over dwaas weggeven. De Schrift zegt in 2 Korintiërs 9 vers 10 dat God zaad verstrekt aan de zaaier en brood aan de eter. Je zult genoeg onderscheidingsvermogen moeten hebben om te bepalen ‘is dit brood of is dit zaad?’ Is het iets dat ik moet eten of is het iets dat ik moet zaaien. Want het is zaad voor de zaaier en brood voor de eter. Je moet voldoende verstand hebben om te bepalen of dit een zegen is die God voor jezelf heeft gegeven of om te voorzien voor je kleinkinderen of wat de situatie dan ook is, of is dit zaad om te zaaien. Er is dus een balans hierin. Ik stel dat dit principe áchter het geven, de ware reden waarom God wil dat je geeft, is dat Hij wil dat je naar de plaats gaat van geloof, waarin je erkent dat God je bron is, waarin je vertrouwt op Zijn beloften en niet alleen maar op je eigen inspanning. En ik kan je verzekeren dat ik heel veel mensen heb horen zeggen: ‘Ik wíl geven, maar ik héb gewoon niets om te geven.’ Je hebt wel dégelijk iets om te geven. Het is helemaal geen kwestie dat jij geen geld zou hebben. Het is een kwestie dat jij eerst voor jezelf zorgt, en dan wil geven van wat er overblijft. En het werkt precies andersom. 

Mattheüs 6:33 zegt: Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden. Als je dit vers binnen zijn context leest, spreekt dit over financiën. Je zoekt God éérst op het gebied van je financiën en vervolgens zal dit álles u geschonken worden. Wat is dit álles? Dat staat daarvoor in Mattheüs 6. Wat je zult eten, waar je slaapt, waar jij je mee zult kleden. Jouw behoeften. Hier staat dat God bovennatuurlijk voor jouw behoeften zal zorgen. Als jij God op de eerste plaats zou zetten en niet eerst voor jezelf zou zorgen, om al jouw rekeningen te betalen en alleen geeft als je iets extra’s hebt, zodat als de beloften niet blijken te werken, geeft dat niet, omdat je het niet echt nodig had. Als dat het enige moment is dat jij geeft, dan is dat geen geloof. 

Geloof is het Koninkrijk van God op de éérste plaats stellen en zeggen: ‘Vader, ik ga U op de eerste plaats zetten en Uw beloften zijn waar, en ik zál het Woord van God zien werken in mijn leven.’ Ik weet dat velen van jullie zeggen: ‘Ik kan gewoon niet geloven wat jij zegt.’
Zo werkt het niet. Nou, dat is de manier waarop ík werk. En dit is de manier waarop God míj voorspoedig heeft gemaakt. Weet je, op dit moment, zoals ik je al verteld heb, heb ik een miljoen per maand nodig om deze bediening gaande te houden. En wij bieden al mijn materiaal aan op basis van een gift of helemaal gratis. Hoe is dat mogelijk? Omdat ik God geloof. Op een keer zat ik in een enorm beroerde situatie. Mijn vrouw en ik hebben het weken zonder voedsel moeten stellen. Geen vrijwillig vasten, maar een gedwongen vasten. We hebben echt in jaren geen frisdrank kunnen kopen. We hadden geen geld voor frisdrank. We moesten iedere cent tien keer omdraaien en beslissen wat we deden. We hebben jarenlang niets anders dan water gedronken. En ik kan me herinneren dat Jamie enkele weken lang alleen maar wat bloem en wat zout had, en we alleen maar taartbodem maakten. We hebben weken lang alleen maar taartbodem gegeten. We leefden van popcorn. We zaten echt in een heel moeilijke financiële situatie. Maar mídden in die situaties gaf ik áltijd éérst. En ik begreep nog helemaal niet de dingen zoals ik ze nu begrijp. Ik heb echt grote en vreselijke fouten gemaakt. Ik dacht dat het zonde was, als een predikant een gewone baan zou aannemen. Dat is niet zo. En er waren verschillende dingen die ik fout deed. En dat was de oorzaak van verschillende van deze moeilijkheden. Maar desondanks kan ik zeggen dat ik áltijd éérst het koninkrijk van God zocht en Zijn gerechtigheid. 

En jij kunt daar zitten, jezelf rechtvaardigen en dit opzij schuiven met: ‘Maar je kent mij niet, en jij kent de tijd niet dat ik arm was’, maar ik verzeker je, dat het mijn geloof in God is, dat mij voorspoedig heeft gemaakt en op het punt gebracht heeft dat ik in een miljoen dollar per maand kan voorzien, en mijn rekeningen betalen. Ik bedoel, dat is niet uit te leggen. Als je mij had gekend en wist waar ik vandaan kwam, dan is er geen enkele andere verklaring buiten God om mogelijk. En dat is tot stand gekomen omdat ik God geloofd heb. En de manier waarop ik Hem geloofd heb, is dat ik áltijd geven op de éérste plaats heb gesteld. Wij gaven áltijd. Als wij honderd dollar hadden, namen we mínstens 10 dollar ervan af om weg te geven, en leefden uitsluitend van de rest. Wij gaven het nooit voor onszelf uit. 

Ik kan je verzekeren dat als jij deze instelling krijgt, je zult merken dat dit geven God niet overhaalt iets te doen. God heeft allang Zijn zegen over je geboden. Geven brengt gewoon jóu in het gebied van geloof, waar je toegang verkrijgt tot de genade, die allang is gegeven. 

Vader, vandaag bid ik dat U deze genade in geven echt gaat uitwerken in de levens van mensen. En ik vraag U, Heilige Geest, op dit moment om tot mensen hun hart te spreken, om hen dit te laten zíen. Niet uit een gevoel van schuld of verplichting, maar uit openbaring dat ze een stap in geloof nemen en het besluit nemen dat U op de eerste plaats komt in álles. Zoek éérst het koninkrijk van God en geloof dat al die andere dingen u zullen worden geschonken. Vader, ik geloof dat U deze genade uitwerkt in de harten van mensen op dit moment, en als ze daaraan gehoorzamen en er in uitstappen, dank ik U, dat een volkomen nieuw niveau van voorspoed in hun leven zal worden bereikt. En wij ontvangen dit in de naam van Jezus. Amen. 

Deel 2: Genade en geloof in het geven


[ Gedownload als MP3 bestand van: http://www.awmi.net/extra/audio/o04
Vertaling: Jan Vossen 2007. Naar beste eer en geweten vertaald.
Andrew Wommack Ministries kan geen verantwoordelijkheid nemen voor de vertaling.
Voor reacties n.a.v. de vertaling: familyvossen@versatel.nl ]


 

www.vergadering.nu