www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

4 RECENSIES


Jezus, Israël en de kerk
Over de messiaanse oorsprong van de kerk uit de volkeren
Drs. Gijs van den Brink
Uitg. Centrum voor Bijbelonderzoek, Veenendaal 2010
ISBN 9789077651995
144 blz. € 14,95
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...

of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

De eerste christengemeente: wat kunnen we daarvan leren voor de wijze van samenkomen nu? Lessen uit het verre verleden, in een actuele context: de emerging churches. 

Dr. J. Hoek schrijft hierover o.a. in zijn voorwoord: "Wat mij in dit boek aanspreekt, is met name de nauwe samenhang tussen (...) de leer aangaande de kerk en de leer aangaande de toekomst. Voorts dat de auteur er geen twijfel over laat bestaan, dat de kerk verworteld is in Israël en dat Gods weg met het volk van de Joden op bijzondere wijze voortgaat." 

De bekende publicist Henk Medema zegt over het boek het volgende: "De auteur laat ons overtuigend zien, dat de begintijd van de Gemeente zich uitstrekt naar de eindtijd, hoe de Gemeente pas echt gaat leven als zij zich uitstrekt naar de Parousia, de aanwezigheid én wederkomst van onze Heer. Mijn hart gaat sneller kloppen als hij ons langs deze weg voert naar de wortels in Jezus en naar een eenvoudig huisgemeente-model."
 

4 RECENSIES


4. Issuu website Raymond R. Hausoul - 2012 - http://issuu.com/raymond_hausoul

Jezus, Israël en de kerk

Boekrecensie door Raymond R. Hausoul

In zijn nieuwste pennenvrucht zoomt Gijs van den Brink in op de relatie tussen de christelijke toekomstverwachting en de wijze waarop de christelijke gemeente van Christus zich in deze wereld profileert. Welke consequenties heeft Gods plan met Israël en de volken voor jouw leven? Wat is de kerkgemeenschap die de Heer in de uitvoering van dat plan voor ogen heeft?

Diverse onderwerpen passeren in dit boekje de revue: profetische verwachting van de Messias, de verwerping van de Messias door Israël, de verkondiging van het Godsrijk dat zijn voorvervulling ontvangt in het messiaanse vrederijk en uiteindelijk zijn voltooiing geniet in de nieuwe schepping. Hiermee schetst het boek in grote lijnen het heilsplan van God met deze wereld. Een aspect dat me aansprak was dat de schrijver in het spreken over de Bijbelse toekomstverwachting deze keer niet Mt24 centraal uitwerkt, maar zich veelmeer richt op het daarvoor liggende slot van Mt23. Hierin uit de Heer Jezus zijn weeklacht over Jeruzalem en krijgt de toekomstverwachting een veel diepere dimensie. Gijs van den Brink staat dan ook uitvoerig stil bij de vraag wat Christus’ weeklacht ons vanuit Daniëls profetische visioenen vertelt over de weg die God met het volk Israël gaat. Het onderscheid tussen Israël en de volken blijft bestaan in de heilsgeschiedenis. In de eindtijd verwacht Gijs van den Brink zelfs een grootschalige bekering te mogen zien bij het volk Israël voordat de wederkomst van Christus plaatsvindt. Ook na de wederkomst speelt het joodse volk samen met de stad Jeruzalem een grote rol op het wereldtoneel en krijgt het zelfs een centrale rol. Zoals het tijdperk van de heidenen ontstond doordat het joodse volk Christus en zijn evangelie afwees, zal het tijdperk van de heidenen ten einde gaan als Israël zich bekeert.

Vooral de heldere weergave die het boek van het zendingsbevel in Mt28 en Hd1 biedt, zal hierbij voor velen in evangelische kringen een grote openbaring zijn. Terecht wijst Gijs van den Brink er namelijk op dat de eerste christenen nooit de opdracht ontvingen om op zendingsreis te gaan naar andere volken - dat gebeurde pas veel later in de heilsgeschiedenis. Veelmeer begrepen ze vanuit de voorafgaande openbaring dat alle volken naar Jeruzalem zouden komen om daar het evangelie te vernemen en het als dusdanig mee te nemen naar hun eigen land (vgl. Hd2). Dit en vele andere zaken die de schrijver uitwerkt, tonen hoe gemakkelijk wij ons eigen kerkmodel in het Nieuwe Testament teruglezen en daarmee, voor een groot deel, de betekenis van de tekst overzien.

Erg boeiend vond ik verder Van den Brinks poging om een onderscheid te maken tussen de nieuwtestamentische status van de oudsten en die van de opzieners. Oudsten zijn volgens hem gerespecteerde ouderen van waaruit opzieners voortkomen. Deze ouderen dragen verantwoordelijkheid voor de geestelijke inhoud van de meervoudige huisgemeenschappen, celgroepen of kringen die in elke woonplaats bestonden (105,109). De opzieners daarentegen, dragen eveneens geestelijke verantwoordelijkheid over deze huisgemeenschappen, maar dan meer in de zin van het besturende en coördineerde. Het zijn bestuurders van de stads- of streekgemeente die vanuit de oudsten worden gekozen: ‘De door Titus benoemde oudsten [RRH: lees ‘ouderen’] krijgen nu de titel “opziener”, omdat ze nu niet alleen meer gezag hebben vanwege hun leeftijd, maar een functie hebben gekregen en de daarbij horende arbeid doen’ (106). Paulus zou dan eerst tot Titus spreken over het aanstellen van ‘oudsten’ per stad (1:5) en vervolgens vloeiend overgaan in het geven van aanwijzingen tot het aanstellen van ‘opzieners’ uit deze groep van oudsten (1:7). Daardoor lijken beide benamingen erg nauw bij elkaar te staan. Het boek stimuleert dan ook ten volste om verder hierover na te denken.

Qua leesbaarheid is het boek van harte aan te bevelen voor iedereen die geïnteresseerd is in de vraag wat nu de plaats van de gemeente is in Gods heilsplan. Hoe moeten wij ons op aarde in de fase tussen Pinksteren en Parousia (Christus’ komst) verhouden? Enige aandachtspunt voor een herdruk (die zover mij bekend al in de running is), is de keuze van een wat dunnere papiersoort. Door het dikkere papier, is het moeilijk bladeren doorheen het boek. Dat is echter geen verwijt aan de schrijver, maar aan de drukker. De lezer moet er zich dan ook niet laten door afhouden om de rijke inhoud van dit boek tot zich te mogen nemen. 

Raymond R. Hausoul werkte voor de Evangelische Christengemeente Vlaanderen (ECV), is als docent verbonden aan de Evangelische Toerustingsschool Vlaanderen, het Instituut voor Bijbelse Vorming en Bijbelschool C7.
- Meer artikelen op zijn issuu-website: http://issuu.com/raymond_hausoul



3.
De Oogst
- september 2010 - https://issuu.com/thdv/docs

Jezus, Israël en de kerk

Een verrassend boek met een correcte volgorde in de titel. Hierdoor worden verwachtingen gewekt die de schrijver in 143 pagina’s voor een groot deel waarmaakt. Ds. Hette Abma besloot zijn positieve recensie in Profetisch Perspectief dan ook met de opmerking dat het boek ‘helaas wat beknopt is gebleven’.

Recensie door Jan van Barneveld

De schrijver, nieuwtestamenticus drs. Gijs van den Brink, is stichter van de evangelische leef- en woongemeenschap Elim te Doorn en een van de redacteuren van de bekende ‘Studiebijbel’. Ik probeer in twee oneliners het boek samen te vatten: ‘Van Jeruzalem naar Doorn’ en: ‘Van de eerste gemeente naar Elim’. Daar zit heel wat tussen. 

Eerst legt de schrijver uit dat hij bij zijn bijbeluitleg kiest voor de heilshistorische benadering. Immers, de Bijbel legt zichzelf uit. Vervolgens, en dit is een interessante en actuele zaak, ziet hij de ecclesiologie (leer over de gemeente van Jezus Christus) als onderdeel van de eschatologie (leer over de eindtijd). 

In hoofdstuk twee legt hij uit hoe de ‘zeventig jaarweken’ uit Daniël 9 de heilsgeschiedenis tot de wederkomst van de Here Jezus omvatten. Hoofdstuk drie gaat over het Koninkrijk van God dat zich manifesteert in twee gestalten, die parallel lopen met Jezus’ komst in nederigheid en Zijn komst in heerlijkheid. 

Hoofdstuk 4 gaat over de landbelofte voor Israël die vandaag nog geldig en bijzonder actueel is. Belangrijk is het grote aantal teksten dat de schrijver aandraagt. Dikwijls wordt deze landbelofte niet alleen door profeten, maar ook in het Nieuwe Testament verkondigd. 

Gedegen Bijbelkennis
Inderdaad probeert de schrijver dicht bij de Bijbel te blijven – een teken van zijn gedegen bijbelkennis en van zijn eerbied voor Gods Woord. De belezenheid van de schrijver komt naar voren in zijn vele citaten van andere theologen en uitvoerige bibliografie. Zijn uitleg over het voorkomen van Israël in Openbaring (hoofdstuk 5) is boeiend. 

Dan maken we de sprong van Jeruzalem naar Doorn. Een sprong waarvoor mijns inziens een langere polsstok en een grotere aanloop voor nodig is. Van den Brink schrijft dat de eerste gemeente, niet alleen in Jeruzalem, bestond uit huisgemeenten. Jezus beperkte Zijn bediening tot Israël, en de eerste gemeente in Jeruzalem was Joods. Maar er zijn verschillende profetieën over het ‘toestromen van de volken’, vooral in de eindtijd. De messiaanse gemeente is dus een Joodse eindtijdbeweging. Ook voor ons vormen huisgemeenten, geleid door oudsten, het model voor de kerk. 

Kort twee kritische opmerkingen: in de uitvoerige lijst van activiteiten van Elim vind ik geen onderdeel in de eredienst dat betrekking heeft op Israël. Juist voor gemeentes die opvolger willen zijn van de eerste, messiaanse gemeente in Jeruzalem blijft de opdracht: ‘Troost, troost Mijn volk’! 
De schrijver wijst het gebruik van hermeneutische (uitlegkundige) sleutels bij de uitleg van de profetieën af. Maar doen alle auteurs van het Nieuwe Testament dat niet? 

Een verrassend boek met een correcte volgorde in de titel. Hierdoor worden verwachtingen gewekt die de schrijver in 143 pagina’s voor een groot deel waarmaakt. Ds. Hette Abma besloot zijn positieve recensie in Profetisch Perspectief dan ook met de opmerking dat het boek ‘helaas wat beknopt is gebleven’. Wat de kamerling doorgaf was: ‘Hij predikte hem Jezus’ (Hand. 8:35). Deze boodschap was voor de kamerling tegelijk de uitlegkundige sleutel waardoor hij Jesaja 53 kon verstaan. Een sleutel voor onze tijd is dat we nu leven ‘in de tijd van het herstel van Israël’. Dit boek is het niet alleen waard om te lezen, maar ook als studieboek belangrijk. Hartelijk aanbevolen.


2. Profetisch Perspectief - augustus 2010 - www.profetischperspectief.nl 

Jezus, Israël en de kerk

Recensie door G. Hette Abma

Wie is dat eigenlijk: Gijs van den Brink? Als we enigszins vertrouwd zijn met de namen van mensen die hun sporen verdiend hebben op het theologisch terrein, kunnen we ons zomaar vergissen. Om elk misverstand uit te sluiten: drs. G. van den Brink is de stichter van de evangelische woongemeenschap Elim in Doorn. Vooral geniet hij echter bekendheid als redacteur en auteur van de commentaarserie 'Studiebijbel', die wordt uitgegeven door het Centrum voor Bijbelonderzoek te Veenendaal.

Kortgeleden is een beknopt boek van zijn hand verschenen onder de titel Jezus, Israël en de kerk. Graag vestig ik de aandacht op deze publicatie. We krijgen daarin bouwstenen aangereikt voor wat we in het geijkte jargon noemen de eschatologie en de ecclesiologie. Met heel wat meer woorden in gewoon Nederlands gezegd gaat het bij eschatologie om alles wat over de toekomstverwachting gaat, en is ecclesiologie de omschrijving van de manier waarop de gemeente van Jezus zich manifesteert. Het mooie is dat je meteen een brokstuk in handen hebt, want de schrijver heeft zelf reeds met goed cement de ene steen aan de andere verbonden.

Heilshistorisch uitgangspunt

Als we willen bouwen hebben we een deugdelijk fundament nodig. Gelukkig verschaft Gijs van den Brink ons eerst helderheid over de manier waarop hij de Bijbel leest. Om in de sfeer van de bouwkundige beeldspraak te blijven — je eerste indruk is die van een fundamentalisme. Het verzet tegen de historisch-kritische benadering is groot. Men wil dan namelijk een tekst ontdoen van alles wat eraan geklit zit, zodat je de historische kern overhoudt. Maar dat loopt op een teleurstelling uit: er blijkt meestal niets van over te blijven. Van de weeromstuit kiezen de zogenaamd bijbelgetrouwe gelovigen voor de starre benadering van het fundamentalisme: het is waar omdat het in de Bijbel staat. Als gedegen exegeet kan de auteur daarmee niet uit de voeten. Maar met redenen omkleed geeft hij aan waarom ook de zogenaamde literair-structurele hermeneutiek hem niet echt bevredigt. Uiteindelijk kiest hij voor de heilshistorische benadering. Daarbij beroept hij zich op hedendaagse auteurs als Kevin J. Vanhoozer en Nicholas Wolterstorff. Uitvoerig citeert de laatstgenoemde auteur uit een boek dat de theoloog Herman Ridderbos in 1955 publiceerde: Heilsgeschiedenis en Heilige Schrift. Van harte beveelt Gijs van den Brink ieder die met deze vragen bezig is aan deze studie te lezen. Wie minder tijd heeft kan ook kennis nemen van het betreffende hoofdstuk in zijn eigen boek: Op betrouwbare grond (Heerenveen, 1999).

Wat is de winst van het heilshistorisch uitgangspunt? De visie op de Bijbel is gefundeerd op de Schrift zelf. Je hebt niet allerlei leeswijzers nodig of ingewikkelde inspiratie-theorieën. Maar het bewaart ons wel voor dogmatisme, waarbij de kerkelijke traditie gaat heersen over de Schrift. Wat dit oplevert blijkt uit de verdere bestudering van het boek waarop ik dus graag wil attenderen.

Joodse toekomstverwachting

Gijs van den Brink wil laten zien hoe de ecclesiologie een onderdeel is van de eschatologie. Met een verwijzing naar het boek Daniël maakt hij duidelijk dat de nieuwtestamentische gemeente onderdeel is van de Joodse toekomstverwachting.
Meestal begint het je te duizelen als iemand begint te spreken over de zeventig jaarweken (Dan. 9:24-27). Als een bekwaam gids leidt de auteur ons echter over het hobbelachtige terrein en komt tot de eenvoudige slotsom: in het betreffende gedeelte van de profetie krijgen we een overzicht van de heilsgeschiedenis vanaf Daniël tot aan de voleinding. Hij toont aan dat het einddoel van de eindtijd is de majestueuze aanwezigheid van God temidden van zijn volk. Dit zal gerealiseerd worden als de Mensenzoon in heerlijkheid komt op de wolken des hemels.

Messiaanse rijk
Als we dit alles lezen hoeft het ons niet te verwonderen dat Gijs van den Brink graag wil laten zien welke centrale rol de thematiek van het Koninkrijk Gods speelt in de verkondiging van Jezus. In de toekomst zal het zichtbare koningschap van God over de wereld werkelijkheid worden. Wie dit oerbijbelse gegeven weer ontdekt, bemerkt hoe de gemeente van Jezus in Israël is geënt en hoe de weg van God met zijn volk op een bijzondere manier voortgaat. In een sympathiek `Woord vooraf' schrijft prof. dr. Jan Hoek met het oog daarop: ‘Voor Van den Brink impliceert dat een chiliastisch standpunt. We behoeven hem daarin niet te volgen om toch vol gespannen verwachting te letten op Israël als bijzonder teken der tijden.' 
Ook al wil ik niet graag minder vriendelijk overkomen, toch geloof ik daar niets van. De geschiedenis der kerk leert ons immers dat er zonder het verlangen naar de komst van het vrederijk nog nooit sprake is geweest van een `gespannen verwachting'? De alles beslissende vraag blijft altijd weer: heeft dat komende Rijk nu echt voeten in de aarde of niet?

Landbelofte
Naar het oordeel van Gijs van den Brink lezen we het Nieuwe Testament meestal met een bril die door de westerse theologische traditie wordt gekleurd. Hoe is het anders te verklaren, vraagt hij zich verbijsterd af, dat we keer op keer te horen krijgen dat het Nieuwe Testament geen landbelofte voor Israël kent? Te weinig geven we ons rekenschap van de verwachting die leeft binnen het Jodendom van de intertestamentaire tijd. Ten tijde van Jezus is het land naast de tempel en de Tora een hoofdthema. God heeft het land onvervreemdbaar aan Israël gegeven. Eens zullen de apostelen oordelen (of: regeren) over de twaalf stammen van Israël (Mat.19:28). Vanwege de hoop op die toekomst moest Paulus zich voor Agrippa verantwoorden (Hand.26:6-7).

De verwachte bekering van Israël en het herstel van Israël zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Helaas hebben de vijanden van Israël vaak meer besef van de betekenis van de landbelofte, dan de doorsnee christen.

Een volk apart
Meer dan alleen interessant is het overzicht dat we krijgen van de plaats van Israël in het boek Openbaring. Het is toch de theologie als serieuze wetenschap geklaagd dat een predikant kan
promoveren op een proefschrift waarin hij betoogt dat er in het laatste bijbelboek geen sprake is van een specifieke plaats voor het uitverkoren volk van God! Gijs van den Brink komt op grond van nauwgezet exegetisch onderzoek tot de slotsom dat de niet-Joodse volken weliswaar eens volledig participeren in het eeuwig heil, maar dat er volgens de Openbaring ook op de nieuwe aarde een onderscheid blijft tussen de bewoners van het nieuwe Jeruzalem en de volkeren daaromheen.

Als de schrijver de lijnen doortrekt naar vandaag, komt er de klemtoon op te liggen dat Israël naast de kerk een tot het einde der tijden durende betekenis heeft volgens de prediking van Jezus en de apostelen. Met een verwijzing naar de boeken van Jurgen Moltmann stelt hij dat 'door de kruisiging Christus de Heiland van de heidenen is geworden en Hij bij zijn parousie zal tonen dat Hij ook de Messias van Israël is'. Vandaar dat hij komt tot de fundamentele these: 'Met de verwachting van het herstel van Israël blijft ook de landbelofte van kracht.' Hoe ambitieus de onderneming ook mag zijn: wie een Israël-theologie wil opbouwen zal deze bouwsteen niet verachtelijk een plaats ontzeggen!

Huisgemeenten

Ten slotte schrijft de auteur nog over de messiaanse gemeente. Zonder twijfel komt hij terecht tot de conclusie: 'Voor de snelle verbreiding van het Evangelie zijn de huisgemeenten in de vroege kerk belangrijk geweest.' Vervolgens gaat Gijs van den Brink wel erg vlot te werk wanneer hij de betekenis daarvan voor de kerk in de 21e eeuw aangeeft. Wij komen dan zonder veel omwegen bij de Elimgemeente terecht. Frappant dat hij deze typeert als een 'postmodern praktijkvoorbeeld'. Daarbij mis ik namelijk de waardering voor wat er in de loop der eeuwen is gegroeid. Heel voorzichtig schrijft dr. Hoek: `Waarschijnlijk verschil ik met de schrijver in de waardering van de historische ontwikkelingen in het kerk-zijn door de eeuwen heen en de leiding van de Heilige Geest in die ontwikkelingen.' Zo ben ik er vast van overtuigd dat de geschiedenis geen heilig spel is waarin we nog weer een keer helemaal `terug naar af' kunnen. Wel is het van belang ons af te vragen hoe we in een geseculariseerde samenleving onze winst kunnen doen met de kennis van het ontstaan van de gemeente van Jezus. En daarbij kan het helaas wat beknopt gebleven boek van Gijs van den Brink ons grote diensten bewijzen. Van harte aanbevolen ter lezing en bestudering.


1. Nederlands Dagblad - 18 juni 2010 - www.nd.nl

Jezus schuil achter Israël

Boekrecensie door Henk de Jong

Gijs van den Brink schreef dit boek vanuit zijn betrokkenheid bij de Elimgemeenschap, een soort huisgemeente in Doorn. Hij is in deze studie op zoek naar een evangelische ecclesiologie, evangelisch in de zin van: op het evangelie van Jezus gebaseerd. Het verrast daarbij dat hij in de titel van zijn boek Israël tussen Jezus en de kerk in zet. Hij wil daarmee aangeven dat de messiaanse gemeenschap van Jezus Christus in Israël en uit Israël is ontstaan.

Zijn bezwaar is namelijk dat de messiaanse gemeente in de achter ons liggende tijden teveel vanuit de latere kerkleer is benaderd. Het boek besteedt daarom uitvoerige aandacht aan de plaats van het volk en het land Israël na de komst van Jezus. Daar leest dan de auteur de door de Bijbel bedoelde gemeentestructuur uit af.

In het tweede hoofdstuk ‘Hoe Jezus het boek Daniël las’ probeert Van den Brink aan te tonen dat de nieuwtestamentische gemeente onderdeel is van de joodse toekomstverwachting. Omdat dit hoofdstuk nogal ingewikkeld is, valt te vrezen dat hij aan genoemd doel voorbijschiet. Zelf kwam ik er maar moeilijk doorheen.

Het derde hoofdstuk ‘Het messiaanse rijk in de prediking van Christus’ is toegankelijker geschreven.
Daarin wordt uiteengezet dat het Koninkrijk van God zich manifesteert in twee gestalten die parallel lopen met Jezus’ komst in nederigheid en zijn komst in heerlijkheid. Hierbij komt ook ter sprake wat Jezus in Lucas 17:21 zegt, dat het Koninkrijk Gods ‘bij u’ of ‘onder u’ is. Omdat het hier tegen de Farizeeën gaat, moeten wij volgens Van den Brink het Griekse 'en humin' niet vertalen met ‘in u’, maar met ‘bij u’ of ‘onder u’. Maar er staat in het Grieks niet 'en humin' maar 'entos humoon' en volgens mij kan dat niet anders vertaald worden dan met ‘binnenin u’. En dan gaat het dus (wat de auteur ontkent) wel terdege om de onzichtbare en geestelijke werkelijkheid van het Koninkrijk van God.

Goede Farizeeën

Het bezwaar dat dit in zich hebben van het Koninkrijk Gods van de Farizeeën toch niet gezegd kon worden, is te ondervangen door de overweging dat het hier niet over vijandige Farizeeën hoeft te gaan. Er waren ook wel goede gesprekken tussen Jezus en hen (Marc. 12 : 34). Bovendien zou het ‘jullie’ ook wel opgevat kunnen worden in de betekenis van ‘men’, zoals ook wij wel kunnen zeggen: je moet de huid niet verkopen aleer de beer geschoten is. ‘Je’ is daar ‘men’.
Bij ieder mens is het deel hebben aan het Koninkrijk Gods een inwendige zaak.
Dat zou ook een goede aansluiting geven bij wat Jezus in dit verband zegt over dat koninkrijk, dat het niet komt met uiterlijk gewaad, in waarneembare vorm, en dat je niet vrijblijvend en afstandelijk kunt zeggen: het is hier of daar. Jezus waarschuwt in de volgende verzen de discipelen voor de moeilijke tijden die aan zullen breken, ,,de dagen dat gij zult begeren één der dagen van de Zoon des mensen te zien en gij zult die niet zien’’, enz. Hoe die zware tijden door te komen?




Wel, op de manier dat je de genadewerkelijkheid van het Koninkrijk van God diep in je hebt, zoals de kameel de dorre woestijnen oversteekt uit kracht van het water dat hij binnenin zich heeft.

Dat de schrijver een tegenstander is van het vergeestelijkt lezen van de Schrift, blijkt ook duidelijk uit het vierde en vijfde hoofdstuk van zijn boek, ‘De landbelofte en het herstel van Israël’ en ‘Israël als volk en land in het boek Openbaring’.

Het valt in deze hoofdstukken op dat aan niet-canonieke joodse geschriften uit later tijd een vrij belangrijke uitlegkundige rol wordt toegeschreven bij het lezen van nieuwtestamentische teksten. Zo krijgt het woord van Jezus in Matt. 19:28: ,,Ik verzeker jullie, bij de wedergeboorte, wanneer de Mensenzoon op de troon van zijn heerlijkheid zetelt, zullen ook jullie die Mij gevolgd zijn op twaalf tronen zetelen, om te oordelen over de twaalf stammen van Israël’’, dit commentaar mee: ,,Het herstel van de twaalf stammen in het land Israël is een centraal thema in de boeken Henoch, Psalmen van Salomo, Baruch, 4 Ezra, het Testament van de 12 Patriarchen, de Sybillijnse oraken en Tobit’’ en de slotsom: ,,Binnen het Jodendom in de eerste eeuw van onze jaartelling is het onmogelijk dat Jezus met zijn uitspraak over de twaalf stammen een andere verwachting onder woorden zou brengen dan in eerder vermelde boeken’’.

Contouren

Het is waar dat Van den Brink voorafgaand aan die reeks apocriefen van zoëven enkele passagen uit de canonieke profeten aanhaalt, maar in één daarvan lees ik: ,,Dit land nu zult gij onder u verdelen naar de stammen Israëls; gij zult het tot een erfdeel verloten onder u en onder de vreemdelingen die onder u vertoeven en die onder u kinderen verwekt hebben; dezen zult gij als onder de Israëlieten geborenen beschouwen; in de stam waarbij de vreemdeling vertoeft, daar zult gij hem erfdeel geven, luidt het woord van de Here HERE’’ (Ez. 47 : 21–23).

Is het nu zo misplaatst als ik vanwege die vreemdelingen hier uit de verte de contouren zie opdoemen van het geestelijke Israël, bestaande uit die Joden en heidenen die zich onder de heerserstaf van Jezus en zijn apostelen voegen om samen het Israël Gods te vormen? Maar daarvoor moet je bij die apocriefen niet zijn.

Ik heb me afgevraagd wat bij Van den Brink eigenlijk de functie is van deze hoofdstukken over de landbelofte voor Israël. Ze zijn toch voor het doel van dit boek niet nodig, zou je zeggen? Ze lijken er met de haren bijgehaald. Maar hoofdstuk 7 ‘Heil voor de volken’ bracht de oplossing. Daarin namelijk laat de auteur zien dat de wereldkerk uiteindelijk niet ontstaat door een gaan van de apostelen naar de volken maar door de toestroom van de volken naar Sion, zoals we daarvan bij de profeten lezen.

De centripetale beweging van dat toestromen naar Sion moet je serieus nemen, meent de schrijver. Met haar zending heeft de kerk op die toebrenging een voorschot genomen. Terecht of onterecht, dat is me niet helemaal duidelijk geworden. Die toestroom was door God eigenlijk gepland na Israëls bekering tot Christus, maar de volgorde is dus omgedraaid: nu gaan de volken voor en Israëls bekering komt, zegt Romeinen 11, aan het eind.

Maar zo blijft dus de oriëntatie heel de geschiedenis door op Israël en Jeruzalem gericht. Inderdaad komt op deze manier Israël in dit boek tussen Jezus en de kerk in te staan, dat is van de auteur volkomen consequent gedacht. Vandaar natuurlijk ook dat die landbelofte nu nog geldig is, ze speelt een blijvende rol. Dat wordt pas anders als je Christus gaat zien als de vervulling van de Sionsbelofte. Dan wordt land tot aarde, wereld, zoals in Ef. 6 : 3.

Panisraëlitisch

Het is nu vanuit deze Israël-oriëntatie dat de schrijver directieven afleidt voor de inrichting van de huisgemeenten, waarvan die van Doorn een exemplaar is. Omdat mijn bespreking niet te lang mag worden heb ik dat laatste deel van het boek maar onbesproken gelaten. Het geeft zo al genoeg stof tot overdenking. Ik vrees dat bij deze panisraëlitische theologie Jezus op de duur schuil zal gaan achter Israël. Onbedoeld, dat is zeker, maar toch.

www.vergadering.nu