www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

5 RECENSIES


Gaven voor de gemeente
over het werk en de gaven van de Heilige Geest
Drs. R.].A. Doornenbal en dr. P.A. Siebesma (red.)
Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer 2005
9789023919148
255 blz. € 17,50

Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...
of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

De belangstelling voor de persoon, het werk en vooral de gaven van de Heilige Geest is de laatste tijd in de kerken toegenomen. De tijd dat alleen in charismatische kring over de gaven van de Geest gesproken werd, ligt achter ons. Opvallend is echter dat gesprekken over deze thematiek vaak tot verhitte discussies leiden. Dit heeft meestal te maken met eenzijdigheden in visies. Dit boek wil christenen helpen een evenwichtige visie te ontwikkelen op de persoon, het werk en de gaven van de Geest. Dit gebeurt vanuit een grondige bezinning op het spreken van Oude Testament en Nieuwe Testament, van de geloofsleer en de kerkgeschiedenis. Een rode lijn in dit boek is dat de gaven (charismata) niet zijn gegeven tot ontplooiing van onszelf, maar tot opbouw van de gemeente. Vandaar de titel: Gaven voor de gemeente. De Heilige Geest is het immers die de gemeente opbouwt en via de gemeente werkt tot welzijn van allen. De bijdragen zijn geschreven vanuit een enthousiasme voor wat God vandaag wil geven aan zijn gemeente. Vanuit dit enthousiasme zoeken de auteurs naar balans. Wat nodig is, juist bij deze materie, zijn evenwichtige theologische bezinning en kerkelijke structuren die ruimte bieden en tevens bescherming tegen uitwassen.


5. De Oogst - april 2006

Stromen van levend water, onder redactie van Ronald Westerbeek, 134 blz,; € 7,50; Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, 2005.
en
Gaven voor de gemeente, onder redactie van drs. R.J.A_ Doornenbal en dr. PA. Siebesma, 255 blz.; € 17,50; Boekencentrum, Zoetermeer, 2005.

Ik geloof in de Heilige Geest

Boekrecensie door K. de Jong

In veel kerken worden elke zondag de twaalf Artikelen des geloofs gelezen. In artikel acht belijden we: 'ik geloof in de Heilige Geest'. Niet veel kerkbezoekers zullen gemakkelijk een antwoord kunnen formuleren op de vraag wat dat geloof voor hen inhoudt.

Het geloof in de Heilige Geest is voor velen ondoorzichtig gebleven. Om verschillende redenen wordt de Heilige Geest als bedreigend gezien. Sommigen zijn bang voor verstoring van de rust. Godsdienstig zijn is immers veel comfortabeler dan gelovig zijn. Volgens hen moeten we vooral gewoon doen en niet overdrijven. Anderen zijn bang voor verwarring. Deze angst lijkt legitiemer. De geschiedenis, ook de recentere, laat zien dat in tijden dat er veel nadruk op de Geest werd gelegd het meerdere malen uit de hand is gelopen. En toch blijkt er altijd opnieuw weer verlangen naar het werk en de gaven van de Geest te zijn.

Verlangen en verlegenheid

In 2005 verschenen twee boeken die u, als u dat verlangen ook hebt, niet ongelezen mag laten. Het ene boek draagt de titel 'Stromen van levend water'. Het handelt over werken met de gaven van de Geest in de gemeente. Het is een bundeling van artikelen die eerder in het maandblad CV-Koers verschenen. Dit boekje is redelijk eenvoudig te lezen. Uit een onderzoek onder predikanten blijkt er behalve verlangen naar de gaven van de Geest ook veel verlegenheid te zijn.

Gebrek

Het andere boek kreeg de titel 'Gaven voor de gemeente', en gaat over het werk en de gaven van de Heilige Geest. Het verscheen onder redactie van drs. R.J.A. Doornenbal en dr. R.A. Siebesma. Dit boek vergt meer inspanning, maar uw moeite wordt rijkelijk beloond. Het boek opent met een uitspraak van de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk uit 1960: 'Wanneer in onze tijd de gaven en krachten van het Koninkrijk zich niet of slechts spaarzamelijk in de kerk openbaren, dan ligt dit niet aan het feit dat die gaven er alleen voor de begintijd waren, maar dan komt dit doordat de kerk lijdt aan gebrek aan de Heilige Geest.' Wat jammer dat er met deze uitspraak verder weinig tot niets gedaan is. Wellicht vanwege het gesignaleerde gebrek. Maar toch, ook in zulke tijden steekt het verlangen de kop op.

Geschiedenis

In 'Gaven voor de gemeente' wordt er niet gemakkelijk voor het ene of het andere standpunt gekozen. De auteurs, M.J. Paul, A. Romkes, J. Hoek, R.J.A. Doornenbal en P.A. Siebesma, gaan zeer gedegen te werk. Hun bijdragen zijn evenwichtig en prikkelend. Doornenbal geeft in twee hoofdstukken 'lessen uit de geschiedenis' een zeer inzichtgevend verslag van hoe door de eeuwen heen de gemeente is omgegaan met de gaven van de Geest. Hij maakt duidelijk dat er uit de geschiedenis heel wat valt te leren.

De Gever

Siebesma geeft in zijn bijdragen een heldere uiteenzetting over de gaven van de Heilige Geest in het leven van de gelovige en in de gemeente. Hij begint met een vijftal principes. Eerste principe: God is de Gever. En uit de Schrift weten we dat Hij rijkelijk uitdeelt. Het lezen van deze boeken maakt dorstig.


4. Ellips - 10 maart 2006

De tragiek van het conflict

Recensie door Dr. Klaas van der Zwaag

Wat verbindend zou moeten werken de Heilige Geest, die (kerk)muren slecht roept de laatste tijd eerder verdeeldheid op. Jammer. De bundel Gaven voor de gemeente doet een poging om eerlijk en evenwichtig een gevoelige materie te behandelen.

De generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk constateerde al in 1960 dat die kerk lijdt aan gebrek aan de Heilige Geest. Wie zou dat niet van elke kerk kunnen zeggen? Het boek onder redactie van Doornenbal en Siebesma wil een bijdrage bieden om concrete handreikingen te doen aan christenen die openstaan voor het werk en de gaven (Grieks: charismata) van de Heilige Geest. De auteurs erkennen dat er snel eenzijdigheden ontstaan als het gaat om het werk en de gaven van de Heilige Geest. Vandaar dat zij stellen dat de gaven er zijn voor de gemeente. Als een rode draad door het boek loopt de overtuiging dat de gaven er zijn ten nutte van het geheel, niet om zich erop te verheffen. Dat gebeurt volgens hen snel als het gaat om de meer spectaculaire gaven zoals profetie en tongentaal.

Het boek zet historisch in met een beschouwing van dr. M.J. Paul over de werkingen van de Geest in het Oude Testament. De Geest werkt met name in de gezagsdragers van Israël en wordt nauwelijks genoemd in relatie tot het gewone volk. Er zijn volgens dr. Paul onvoldoende gegevens om aan te nemen dat men in de tijd van het Oude Testament de Geest van God gezien heeft als een zelfstandige persoon. Hij wordt niet duidelijk onderscheiden als de Heilige Geest in de Drie eenheid, maar meer als de Geest die uitgaat van God, invloed uitoefent en bijzondere werkzaamheden verricht.

Dr. Paul ziet het Pinksterfeest niet primair als een zendingsfeest, maar als het feest van de toerusting van de gelovigen. De teruggetrokken en bevreesde gelovigen worden vervuld met kracht en spreken het Woord van God met veel vrijmoedigheid. De profetische werkzaamheid is volgens Paul niet gestopt met het Oude Testament. De gave van de profetie behoort immers tot de charismata die nagestreefd dienen te worden (1 Kor.14:1). Calvijn biedt volgens Paul hier opening als hij zegt dat God apostelen, profeten en evangelisten 'in het begin van zijn rijk [heeft] opgewekt, en [dezulken] wekt Hij ook nu en dan op, naar de noodzakelijkheid der tijden eist.'


Het Nieuwe Testament biedt een schat van gegevens over het werk van de Heilige Geest, zo constateert drs. A. Romkes. Jezus is de uiteindelijke Gezalfde (Messias), die blijvend vervuld zal zijn met de Heilige Geest om het heilsplan uit te voeren. Pinksteren is niet het begin van het werk van de Heilige Geest, maar het startsein voor de wereldwijde doorbraak ervan. De Geest zal het werk van Jezus voortzetten, Hij geeft geen rechtstreekse, nieuwe inzichten in de betekenis van Jezus Christus, los van de apostolische traditie. De Geest sticht een nieuwe gemeenschap, waarin jood en heiden delen. Romkes stelt dat het vervuld worden met de Heilige Geest niets te maken heeft met allerlei 'piekervaringen', maar met een blijvende verandering van gedrag en levensstijl, een gave die God wil geven op het gebed en een gevolg is van de verkondiging van het Evangelie van Jezus Christus.

De gaven van de Geest, waarvan vooral sprake is in 1 Kor. 12, zijn in hun veelkleurigheid het werk van dezelfde God, die deze gaven vrij verleent. De oorsprong ervan is de Heilige Geest, die zijn gaven naar eigen believen uitdeelt. Gaven zijn geen doel, maar middel. Criterium is dat de gemeente gesticht wordt en het Evangelie verder komt en vrucht draagt in de wereld. Het draait om de onderlinge liefde. De gaven zijn de verpakking waarin de liefde geschonken wordt. Ook Romkes waarschuwt ervoor dat het werk van de Heilige Geest een geïsoleerd thema wordt. 'De Geest is niet uit op het bevorderen van spirituele gevoelens. Het is de Geest van Christus die ons wil brengen tot de belijdenis dat Jezus Heer is' (67).





Dr. J. Hoek plaatst in zijn hoofdstuk 'Ruim baan voor de Geest' enkele dogmatische kanttekeningen. De gereformeerde geloofsleer kan volgens hem van harte openstaan voor genadegaven als tongentaal en profetie omdat dit geen openbaringsgaven zijn, op één lijn met de inspiratie van de apostelen. Christus zal zijn gemeente tot de jongste dag toerusten met bijzondere geestelijke gaven met het oog op haar opdracht in de wereld. De kerk en de gelovige doen zich tekort wanneer zij zich niet openstellen voor alle gaven van de Geest (75). Met alles wat er mis is in de pinkster en charismatische beweging kunnen we volgens Hoek van hen leren de directe persoonlijke ervaring van de Geest en de nadruk op totale overgave, het zicht hebben op de rijkdom die ons in Christus geschonken is, het bezitten van volwassen geloofskennis van God waarin groei en leven zit. 'Er zijn heel wat kerkelijk meelevende mensen die wel trouw in de kerk komen, maar nauwelijks kunnen spreken van een persoonlijke relatie met God' (87).


De historische hoofdstukken willen aantonen dat de bijzondere gaven van de Geest niet ophielden na de vroege kerk. Drs. R.J.A. Doornenbal constateert een ‘charismatisch manco' bij Calvijn (een term van C. Graafland), die feitelijk alleen de bekeringservaring als ervaring erkent. De 'streeptheologie' (die bijzondere gaven van de Geest beperkt tot de tijd van het Nieuwe Testament) heeft volgens Doornenbal duchtig doorgewerkt na Calvijn, zoals in de Nadere Reformatie en het puritanisme. Hij stelt dat Calvijn de ambten eenzijdig accentueert ten koste van de veelheid van functies en diensten in het Nieuwe Testament. Daardoor vormen de ambtsdragers een zeer bijzondere categorie in de gemeente. Voor leken, laat staan vrouwelijke leken, was er geen plaats (hoewel vrouwen in de vroege kerk volgens hem een belangrijke rol in de plaatselijke gemeenten vervulden). In de oude kerk was er echter geen tegenstelling tussen ambt en charisma. Doornenbal erkent overigens de vele misstanden die er zijn geweest als gevolg van elitaire houdingen, esoterische vormen van bijbeluitleg, verheerlijken van persoonlijke ervaringen (ten koste van de Bijbel), overspannen eindtijdverwachtingen, enzovoorts. Maar allerlei misbruik en manipulatie onder het mom van de 'leiding van de Geest' heffen de noodzaak van het openstaan voor het werk en de gaven van de Geest niet op, wil althans de kerk niet de stilte en rust van het kerkhof laten zien.


De laatste drie hoofdstukken zijn van de hand van dr. R.A. Siebesma. Hij voert een pleidooi voor de gaven in de gemeente, maar stelt dat die niet ten koste mogen gaan van de overgave aan God en de liefde voor het geheel. De Geest mogen we niet voorschrijven hoe Hij te werken heeft. Het uiteindelijke doel is om dienstbaar te zijn aan God zodat Hij tot zijn doel komt met een ieder van ons. Het bezitten van bijzondere gaven zegt nog niets over heiligheid van de gelovige en over de vrucht van de Geest. Zonder liefde leiden de gaven tot excessen. Het verlangen naar gaven dient voort te komen uit het verlangen anderen te helpen en op te bouwen.

Siebesma wijst ook kritisch naar de gelovigen. Dat zij soms zo weinig van de Geest ervaren kan ook zijn vanwege onbeleden zonden en het bedroeven of uitdoven van de Geest. De noodzaak van bezinning op de Geest is volgens hem alleen maar toegenomen en versterkt door de toenemende groei van de pinksterkerken en mensen uit eigen kring die ervaring hebben met de bijzondere gaven van de Heilige Geest. We kunnen het werk van de Geest niet ‘organiseren’, maar ons er wel voor openstellen of afsluiten.


Samenvattend: het boek is een goed middel tot bezinning op de thematiek van de Geest. Het is wellicht bekend dat de puriteinsgezinde Martyn Lloyd-Jones de doop met de Geest ('second blessing') verdedigde die de gelovigen meer bewust en krachtig zouden moeten maken in hun geloof. In de huidige discussies wordt soms te veel gewerkt met valse dilemma's, zoals Woord tegenover Geest. Het verlangen naar 'meer van de Geest' is niet strijdig met de nadruk op het Woord alléén. De Geest bekrachtigt het Woord en leert de gelovige alles uit Christus te nemen. De Geest heeft in het verleden nauwelijks zelfstandig aandacht gehad in de heilsleer. Dat bewaart ook voor het isoleren van het werk van de Geest.

In deze bedeling is het de roeping van de gemeente om toegerust te zijn voor de dienst aan Christus, als de Koning van de kerk, niet alleen om het eigen kindschap te verzegelen, maar ook om wervend als gemeente te staan in deze wereld. Dan ligt het accent niet op spectaculaire gaven, zoals tongentaal, dienst der genezing, uitdrijven van demonen, of wat dan ook, maar op het gewone werk van de Geest: het toebrengen van zondaren en versterken van de gelovigen. Een brug tussen 'reformatorisch' en 'evangelisch' is niet te slaan door de introductie van de charismatische beweging in de kerken maar door een evenwichtige verhouding tussen Woord en Geest. Wie excessen of het buitengewone voorstaat, eindigt vroeg of laat in mensenwerk (rechts of links in de kerk!), maar wie alleen het Woord handhaaft zonder recht te doen aan het werk van de Geest, dreigt in verstarring en verkilling te verzanden. Alle kerken hebben de bede nodig: 'Kom, Heilige Geest, ontwaak en doorwaai onze hof, ook die van onze kerken!'


3. Reformatorisch Dagblad - 15 februari 2006 - www.refdag.nl

Eenzijdig beeld van geestesgaven 
Recensie door Ds. C. Harinck

De gaven van de Geest staan in de belangstelling. Dat blijkt uit diverse publicaties. Er is behoefte aan onderwijs op dit terrein. Vanuit deze behoefte is een boek verschenen van diverse auteurs over de gaven van de Geest. 

Een boek over de gaven van de Geest is op zichzelf toe te juichen. Het moet dan echter wel objectief onderwijs zijn. Ik frons echter mijn wenkbrauwen wanneer de eerste regels van dit boek beginnen met de uitspraak: „Wanneer in onze tijd de gaven en de krachten van het Koninkrijk zich niet of slechts spaarzamelijk in de kerk openbaren, dan ligt dit niet aan het feit dat die gaven er alleen voor de begintijd waren, maar dan komt dit doordat de kerk lijdt aan gebrek aan de Heilige Geest.” Het oordeel staat dus al vanaf het begin vast. 

Dr. M. J. Paul opent met de werkingen van de Geest in het Oude Testament. Hij wijst op de vele voorzeggingen van een rijkere mededeling van de Geest in de heilstijd. Bijzondere gaven en krachten van de Geest waren er reeds onder het Oude Testament. Deze gaven werden geschonken als toerusting voor het werk des Heeren. Zo wil dr. Paul ook Pinksteren zien. Hij noemt dit „het feest van de toerusting van de gelovigen.” Hij ziet hier overeenkomsten met het Oude Testament. Hij ziet deze bijzondere gaven terugkeren als God met Zijn Geest krachtig zal werken onder het Joodse volk. 

Drs. A. Romkes behandelt daarna het werk van de Heilige Geest in het Nieuwe Testament. Onder het Nieuwe Testament wordt de uitzondering van het Oude Testament regel. De Heilige Geest vervult dan alle gelovigen. De doop met de Heilige Geest ziet hij in dit licht. Het gaat dus niet om een ”second blessing”. Romkes toont aan dat het werk van de Geest vooral in verband staat met de nieuwe geboorte. Het doet mij verder goed dat de waarschuwing van de apostelen voor bedrieglijke wonderen bij hem een plaats krijgen. Hij meent wel dat de bijzondere gaven in de kerk zullen blijven tot aan de wederkomst van Christus. 

Dr. J. Hoek wil dat er ruim baan gemaakt zal worden voor de Geest. Hij begint met te stellen dat de geestelijke armoede de oorzaak is van het ontbreken van de geestesgaven in de kerk. De vraag hoe het dan komt dat ten tijde van de Reformatie, toen de kerk wel bloeide, deze gaven ook niet aanwezig waren, wordt niet beantwoord. Hij komt daarna al vlug tot de stelling, dat er geen ”deugdelijke” argumenten zijn om te zeggen, dat deze geestesgaven zijn opgehouden. Er worden echter daarna door hem geen ”deugdelijke” argumenten aangedragen voor het tegendeel. Hij ziet overeenkomsten tussen de pinksterervaring zoals die in bevindelijke kring voorkomt en de geestesdoop in de pinksterkerken. Zijn conclusie is, dat de kerken veel kunnen leren van de charismatische beweging. 

Drs. Doornebal behandelt lessen uit de kerkgeschiedenis. Hij stelt dat de geschiedenis leert dat geneeswonderen, bevrijding van boze machten en allerlei bovennatuurlijke charisma’s altijd in de kerk aanwezig zijn geweest. Het is maar wat je onder kerk verstaat. Wanneer je allerlei sekten erbij betrekt, kom je inderdaad vreemde dingen tegen. Hij bestrijdt vooral de streeptheologie en heeft kritiek op de verambtelijking van de reformatorische kerken. 

Dr. Siebesma handelt over de gaven van de Geest in het leven van de gelovige. Hij staat vooral stil bij de tongentaal. Hij kent zelfs geneeskracht toe aan het bidden in tongentaal. Hij wijst daarbij wel op ontsporingen. Zijn conclusie is, dat de kerken in de leer moeten gaan bij de pinksterkerken. 

”Gaven voor de gemeente” geeft een eenzijdig beeld. Dit komt omdat het geschreven is door voorstanders van de charismatische gaven. Men moet er beslist andere boeken naast lezen. Bij al de beschreven ervaringen mis ik de boetvaardige tollenaar en de Christus, Die met God verzoent. Dat zijn toch veel belangrijker zaken dan een herinvoering van allerlei geestelijke, ja, soms overgeestelijke ervaringen.


2. Nederlands Dagblad - 25 november 2005 - www.nd.nl

Pleidooi voor 'meer van de Geest'

DOOR ROEL SIKKEMA

De laatste tijd wordt in orthodox-gereformeerde kring steeds vaker gesproken over de gaven van de Heilige Geest. Langzamerhand lijkt er een grotere openheid te komen voor bijzondere gaven als klanktaal (tongentaal) en gebedsgenezing. Te denken valt aan de opvattingen van dr. J. Hoek onlangs in een interview in het blad CV-Koers, of aan die van de vrijgemaakt-gereformeerde ds. Gert Hutten. En, om dichter bij huis te blijven, de korte meditaties die momenteel in de rubriek Stilgezet van deze krant verschijnen.

Gisteren is in Ede een congres gehouden over de gaven van de Geest. Daar kwamen ook medewerkers van de Christelijke Hogeschool Ede aan het woord. Enkelen van hen stonden aan de wieg van dit boek. Het boek kreeg niet zomaar z'n titel, zo wordt in het woord vooraf uitgelegd. De gaven van de Heilige Geest zijn niet bedoeld voor een persoonlijke geloofsexpressie, maar functioneren alleen goed in de gemeente. Je moet er anderen mee dienen. Tongentaal heeft alleen zin als die wordt uitgelegd, zeggen de auteurs met een beroep op Paulus.

Onvolkomene

Het boek heeft een heldere opbouw. Na enkele hoofdstukken over het optreden van de Heilige Geest in het Oude en Nieuwe Testament (door dr. M.J. Paul en drs. A. Romkes) volgen enkele dogmatische kanttekeningen (door dr. J. Hoek), trekt drs. R.J.A. Doornenbal enkele lessen uit de kerkgeschiedenis, terwijl dr. PA Siebesma het boek afsluit met enkele hoofdstukken over het werk van de Geest in de huidige kerkelijke praktijk.

De bijzondere gaven zijn niet afgesloten met de dood van de apostelen, stellen de auteurs. Van een 'streeptheologie' moeten ze niets hebben. Aanhangers daarvan zeggen met een beroep op 1Korintiërs13:8 dat tongentaal na de apostolische tijd zal verstommen. Dat 'verstommen' staat er ook, maar volgens Romkes moeten ze dan ook de rest van het vers goed lezen, waar staat dat profetieën en kennis afgedaan zullen hebben. "Het onvolkomene zal pas verdwijnen als het volmaakte gekomen is". En dat is niet na de apostolische tijd, maar pas in het hiernamaals, aldus Romkes.

Toch betekent dit niet dat volgens de auteurs allerlei bijzondere gaven van de Geest met open armen ontvangen moeten worden. Doornenbal laat niet alleen zien hoe vroeger over die 'streeptheologie' werd gedacht, maar bespreekt ook allerlei charismatische uitwassen, zoals die van Thomas Müntzer en de Chinees Hong Yiuquan. Die meende in de negentiende-eeuw dat hij een broer van Jezus was en dat God (zijn vader dus) hem had opgedragen het land van de Manchu-heersers te verlossen. Een burgeroorlog met vele duizenden doden was het gevolg. Toch eindigt Doornenbal zijn overzicht niet negatief. Waar gehakt wordt, vallen spaanders. "Maar: er wordt tenminste gehakt, men strekt zich in openheid en afhankelijkheid uit naar God en verwacht dat Hij iets doet. En dit gebeurt dan ook. Mensen van buiten de kerk komen tot geloof. Voor veel christenen komt de Bijbel tot leven als nooit tevoren." Doornenbal bepleit een gezond evenwicht russen ervaring, instituut en theologie.

Niet extatisch

Siebesma wijst erop dat de Geest een "veelheid van gaven" heeft. Iedereen krijgt verschillende gaven en moet daarom ook niet jaloers zijn op anderen die misschien opvallender gaven hebben gekregen. Dat is moeilijk, want vandaag de dag vinden veel gelovigen het moeilijk om met dit principe van verscheidenheid om te gaan. Men ervaart het als bedreigend wanneer medegelovigen in bepaalde zaken anders handelen of denken en daardoor een andere weg gaan dan zij, in plaats van het als verrijking te zien".

Volgens Siebesma is het bijzonder van de geestesgaven "dat God ze geeft aan gelovigen die zichzelf niet capabel achten voor een bepaalde taak en dat Hij hen die zichzelf wel als geschikt beschouwen, laat wachten". Daarom mag volgens hem het rondbrengen van het kerkblaadje of koffieschenken niet als een charisma worden gezien.

Niet extatisch

Siebesma staat open voor het spreken in tongen, dat volgens hem niet extatisch van aard is, zoals vaak wordt gedacht Het is ook geen onsamenhangend gebrabbel, maar het spreken in een taal die jezelf niet verstaat, zoals van iemand die zonder dat hij het wist Koreaans sprak.

Hij noemt ook het 'zingen in tongen', gebaseerd op 1Korintiërs14:15. Een klassiek voorbeeld daarvan is het Te Deurn, dat door Ambrosius en Augustinus zou zijn geïmproviseerd en onder meer de basis is van het lied 'Grote God, wij loven U'.

Het boek eindigt met de beschrijving van enkele kerken die wel of niet ruimte boden voor charismatische groepen. In Ghana zijn twee presbyteriaanse kerkverbanden, waarvan de ene wel en de andere niets van doen wilde hebben met charismatici. Het is boeiend te zien waarom de ene kerk nu wel en de andere niet bloeit.

Gaven voor de gemeente is een boeiend geschreven boek, dat in de meningsvorming rond het thema 'Gaven van de Geest' een belangrijke bijdrage kan leveren.


1. EO-Visie - 24 november 2005
 
Gaven van de Geest blijven heet hangijzer

Van Vlastuin, Sleebos en Siebesma in discussie
 

Wie is wie?
V.l.n.r.:

Dr. Wim van Vlastuin is predikant van de Hersteld Hervormde Gemeente Katwijk en docent systematische theologie aan de VU namens de Hersteld Hervomde Kerk.

Peter Sleebos is voorzitter van de Verenigde Pinkster en Evangeliegemeenten (VPE) en gastdocent van Azusa Theologische Hogeschool (VU).

Prof. dr. Pieter Siebesma is als docent Hebreeuws en Oude Testament verbonden aan de Christelijke Hogeschool Ede. Daarnaast is hij buitengewoon hoogleraar Judaica en Semitische taal- en letterkunde aan de Evangelische Faculteit te Leuven en in Madras, India

Zijn de gaven van de Heilige Geest nog steeds beschikbaar voor de christelijke gemeente? Of dienden zij met eerbied gesproken alleen als 'kickstart' voor de eerste eeuwen van het christendom? Deze vragen staan momenteel volop in de belangstelling. De meningen blijken verdeeld.

Recent verscheen bij uitgeverij Boekencentrum Gaven voor de gemeente, Over het werk en de gaven van de Heilige Geest. Dit boek, dat vooral is geschreven voor mensen met een reformatorische achtergrond, wil christenen helpen een evenwichtige visie te ontwikkelen op de Persoon en het werk van de Heilige Geest. Een van de auteurs, dr. Pieter Siebesma, gaat op verzoek van Visie in gesprek met twee anderen die intensief hebben nagedacht over het onderwerp: dr. Wim van Vlastuin en Peter Sleebos.

Temidden van de huidige kerkelijke malaise is er een breed verlangen naar meer van de Heilige Geest. Denk aan dhet recente pleidooi van de Hervormde theoloog dr. Jan Hoek in CV-Koers om ruim baan voor de Geestesgaven te maken. Is dat inderdaad 'Gods uitweg' naar meer leven in de gemeente?

Van Vlastuin opent de discussie: "De verlegenheid om de geestelijke crisis in de Nederlandse christenheid is herkenbaar. De vraag hoe daar verandering in kan komen, is wettig. Maar als we denken dat de bijzondere Geestesgaven de oplossing zijn, slaan we een verkeerde weg in. Het gaat niet om de buitengewone gaven, maar om het gewone werk van de Geest.

We kunnen de geestelijke crisis, onze geesteloosheid, niet compenseren door buitengewone gaven van de Heilige Geest, zoals tongentaal en profetie. Al hebben wij heel veel gaven, hebben we dan het gewone werk van de Geest? Is er dan heiligmaking, hemelsgezindheid, sterven aan onszelf en leven uit de verzoening? Ik krijg de indruk dat je je met de buitengewone gaven terugtrekt in een soort comfortabel bad. Je moet echter gewoon in de weerbarstige werkelijkheid van alledag staan. Dáár voltrekt zich de heiligmaking, daar is de kracht van de Geest. We moeten niet gericht zijn op ervaringen, maar op de boodschap van de Schrift, op Christus en de verzoening in Hem. Ik ben bang dat de aandacht voor de buitengewone gaven eerder beschadiging voor de kerk en het christelijke leven geeft, dan een opwekking. Daar waarschuwde de grote opwekkingsprediker Jonathan Edwards al voor."

"Ik denk dat we in de eerste plaats terug moeten naar Jezus' belofte van de Geest," reageert Sleebos. "Die belofte geldt nog; wij mogen daarvoor openstaan. Ten tweede - dan sluit ik een klein beetje aan bij jou, Wim - begint voor mij het werk van de Heilige Geest bij het kennen van Zijn Persoon en niet bij wat Hij allemaal doet. Het moet ons te doen zijn om de Gever, niet om de gaven als zodanig. Maar Hij geeft inderdaad gaven tot opbouw van individuele gelovigen en van de gemeente. Het gaat God niet om het spectaculaire. Het gaat Hem om het bovennatuurlijke, dat doet wat onze beperkingen te boven gaat. Wat wij moeten leren, is op een natuurlijke manier omgaan met bovennatuurlijke dingen. Maar ik geloof zeker dat dit verlangen naar meer van de Geest inderdaad Gods weg is voor nieuw leven in de kerk. Want Jezus' belofte geldt nog steeds."

Siebesma: "Als er wordt gezegd dat de buitengewone gaven dé oplossing zijn voor onze kerkelijke problemen, dan zeg ik: nee! Dat riekt naar het zoveelste Amerikaanse systeem. Waar wél een oplossing in zit, is in onze gelovige overgave aan God en aan de Heilige Geest."

Zijn de gaven volgens u ook vandaag nog beschikbaar voor de gemeente?

Siebesma: 'In ons boek Gaven voor de gemeente benadrukken we dat de Geest werkt zoals Hij wil en gaven geeft aan wie Hij wil. Wij beschikken niet over de gaven, maar als wij ons overgeven aan God, dan kan de Geest ons gaven geven zoals Hij dat wil. Het Nieuwe Testament spreekt heel duidelijk over die bovennatuurlijke gaven. Waarom zouden we ons er nu niet naar mogen uitstrekken? Denk aan 1 Korinthe 14:1, we mogen streven naar de gaven. Gaven zijn overigens geen doel, maar een middel waardoor God tot Zijn doel kan konnen."

"Ik denk dat wij die gaven niet moeten zoeken," zegt Van Vlastuin. "Dat met 'streven' of 'ijveren' vertaalde werkwoord in 1 Korinthe 14:1 ziet meer op een houding, dan op een actief erbij betrokken zijn. Paulus schreef 1 Korinthe in een specifieke situatie. in deze gemeente was de gave van profetie aanwezig; de apostel zegt dat men daar op zich positief tegenover mag staan. Wanneer er in andere Nieuwtestamentische brieven wordt opgeroepen tot heiliging, worden er actieve woorden als strijden en zoeken gebruikt. Maar dat soort woorden vind je nergens als het gaat om de gaven van de Geest. Kortom: ik vind in de Bijbel geen uitdrukkelijke opdracht om de gaven te zoeken."

Beperkingen


Sleebos leest de Bijbel anders. "Dat we de gaven wel degelijk mogen zoeken, heeft allereerst te maken met het zoeken van de Persoon van de Heilige Geest, Die onze Helper en Ondersteuner is. Hij wil ons toerusten met zaken die buiten onze natuurlijke beperkingen reiken. Gaven zijn geen beloning. Ook het spreken in tongen niet. Het zegt niets over jouw christen zijn. Het is geen prestatie. Het zijn genadegaven. Als God Zijn genadegaven beschikbaar stelt, wie ben ik dan om te zeggen dat ik ze niet wil hebben? Bovendien zie ik nergens in de Bijbel dat de gaven zijn opgehouden met de apostelen. Ik zie juist dat Paulus in 1 Korinthe 13 zegt dat de gaven pas op zullen houden als het volmaakte is gekomen. Het volmaakte is nog niet gekomen."

"De gaven zijn nog steeds beschikbaar voor de gemeente," valt Siebesma Sleebos bij. "In India heb ik van nabij genezingswonderen meegemaakt. Ik ontmoette een vrouw met elefantiasis (huidziekte, red.). Artsen zeiden dat ze er niet van kon genezen, maar nadat er voor haar was gebeden, gebeurde het wonder. Ik heb met eigen ogen gezien dat wat in Handelingen gebeurt, ook nu voorkomt."

Van Vlastuin: "Maar is dat écht hetzelfde als in Handelingen?"

"Ik zie geen verschil," reageert Siebesma.

Van Vlastuin: "Ik zie verschil tussen genezing op gebed en de gave van genezing. Bij genezing op gebed is ook de ruimte om te zeggen: 'Uw wil geschiede'. Iemand kan dus ook niet genezen, zonder dat je hoeft te concluderen dat er iets hapert, of zo. God geeft niet dat iedereen geneest. Maar voor mijn besef gaat de gave van genezing echt verder. Als Petrus die verlamde man bij de Schone Poort aanspreekt, is er niet de mogelijkheid dat hij niet opstaat! Als iemand de gave van genezing heeft, zoals de Bijbel daarover spreekt, moet die gave ook altijd werken. Daarom moeten we hier goed onderscheiden."

Siebesma: "We hebben hier te maken met een verschil in vooronderstellingen: zijn de gaven beperkt tot het apostolische tijdperk, of niet? In ons boek heeft Robert Doornenbal aangetoond dat de bijzondere gaven van de Geest door de hele kerkgeschiedenis heen zijn voorgekomen, ook in de gereformeerde traditie. Inclusief genezingen, uitdrijven van demonen en spreken in tongen."

Lopen we met elkaar niet het gevaar dat de huidige nadruk op de bijzondere Geestesgaven het belangrijkste werk van de Geest gaat overschaduwen: het overtuigen van zonde en het brengen tot Christus?

"Er moet balans zijn tussen Woord en Geest," stelt Sleebos. "Een evangelist die bijvoorbeeld een genezingsbediening heeft, moet ook het Woord verkondigen en uitleggen. Nooit alleen maar de Geest, zonder het Woord. Maar het omgekeerde geldt ook: niet alleen het Woord zonder dat er ruimte is voor de Heilige Geest. Dat zie je bijvoorbeeld ook in Handelingen 8, waar gesproken wordt over een opwekking in Samaria."

"Handelingen 8 is een goed voorbeeld," vindt Van Vlastuin. "Als Filippus daar preekt, komen er velen tot geloof en bekering. De gaven van de Geest komen echter pas als de apostelen er zijn, na de handoplegging. Dit laat voor mij zien dat de gaven iets apostolisch zijn."

"Je kunt het ook anders uitleggen," oppert Siebesma. "De Samaritanen komen tot bekering. Zij zijn de aartsvijanden van de Joden. De apostelen gaan er daarom heen, om te bevestigen dat het echt het werk was van God."

"Jawel," beaamt Van Vlastuin, "maar die bekeringen hebben dan al plaatsgevonden! Dan denk ik aan Hebreeën 2:3 en 4: God gebruikte de apostelen om met tekenen en wonderen het Evangelie te bevestigen. Het is een sterk voorbeeld dat die gaven en tekenen behoren bij de tijd van de apostelen."

Sleebos: "In Joël 2 lees ik dat God Zijn Geest uit zal storten in het laatste der dagen. Dat is niet alleen de tijd van de apostelen, maar ook de tijd erna."

Hoe weet je nu, als iemand een bepaalde gave heeft of denkt te hebben ontvangen, dat die gave echt van God is? 'Toetsen aan het Woord' is dan misschien makkelijker gezegd dan gedaan!

"Dat is waar," erkent Siebesma. "We moeten dan ook oppassen dat de gaven van de Geest niet worden losgekoppeld van het Woord van God. De kerkgeschiedenis leert dat er heel veel ontsporingen zijn geweest. Als ik over de 'kerk' van de antichrist nadenk, bekruipt me soms het angstige gevoel dat dit waarschijnlijk een zeer charismatische figuur zal zijn! Er zijn valse gaven, maar er zijn ook gaven van de Geest. Ik wil me niet laten leiden door de angst voor excessen, maar door Gods Woord. Als de Bijbel zegt dat wij ons ernaar mogen uitstrekken, dan moet ik God daarin gehoorzamen. Maar daarin blijf ik alert."

Sleebos: "Het is niet zo moeilijk om het vuur van de Heilige Geest te doven. Dan moet je gewoon niets doen. Het is veel moeilijker om ermee te leren omgaan op de juiste manier. Zoals Paulus het ook bedoeld heeft in 1 Korinthe 14: we moeten proberen om er met orde in de gemeente ruimte aan te geven. De gave van wijsheid wordt niet voor niets als eerste genoemd: je hebt wijsheid nodig om erop een goede manier mee om te gaan. Natuurlijk is hierbij de toetsing aan het Woord van God en aan de vrucht van de Geest nodig."

Van Vlastuin: 'Ik zie het streven naar de bijzondere gaven van de Geest als een bedreiging voor gezond geestelijk leven in de gemeente, onder andere - er zijn veel meer redenen - omdat er een splijtzwam door kan ontstaan in de gemeente: de een is ervoor, de ander ertegen. Wij willen allemaal wel iets bijzonders. Het eigene van de Heilige Geest is juist dat Hij ons leert niet op de Geest te vertrouwen, maar op het Woord. Het eigene is dat Hij niet iets toevoegt, maar ons iets toe-eigent. Hij is de Geest van de Vader; Hij eigent ons het schepselmatige leven toe: onze roeping in dit aardse leven. Hij is ook de Geest van Christus; Hij eigent ons al Christus' schatten toe. Dáár moeten we op gericht zijn."

Gert Jan Schaap en Dirk van Genderen

www.vergadering.nu