www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

6 RECENSIES


De Kerk van God - deel 2
Ontwerp van van een historische en praktische ecclesiologie

Dr. Willem J. Ouweneel
Uitg. Medema, Heerenveen 2011
520 blz. geb. 37,95
ISBN: 9789063536077
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...

of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

Dit is het tweede deel van een evangelisch-dogmatische ecclesiologie, een leer over de Kerk. In het eerste deel worden de elementaire begrippen van een bijbelse kerkleer behandeld. Dit deel behandelt de profetische geschiedenis van de Kerk, de gemeentetypen, de liturgie, de ziekenzalving, het avondmaal, Kerk en wereld, diaconaat, eigentijdse kerkvisies en messiaanse gemeenten. Ten slotte vormt de behandeling van het thema Kerk en eindtijd de overgang naar het volgende deel over de eschatologie.
De thema's liturgie, ziekenzalving en avondmaal worden vanuit bijbel en vanuit historisch-theologisch oogpunt besproken. Daarnaast hebben deze hoofdstukken ook praktische implicaties, die toepasbaar zijn in de kerk. Aan het slot de brandende vragen: gaan we het einde, de teloorgang van de kerk tegemoet? Of mogen we een grote opwekking verwachten?
Prof. dr. Willem J. Ouweneel doceert theologie aan de Evangelische Theologische Universiteit (Leuven/Heverlee, B.) en is oud-docent van de Evangelische Theologische Academie (Zwijndrecht) en de Evangelische Hogeschool te Amersfoort.

Dit is het achtste deel van een geplande dogmatische reeks. Lees meer recensies:

1. De Geest van God...
2. De Christus van God...
3. Het schepping van God...
4. Het plan van God...
5. Het zoenoffer van God...
6. Het heil van God...
7. De Kerk van God, deel 1...
8. De Kerk van God, deel 2...
9. Het verbond en het koninkrijk van God
10. De toekomst van God
11. Het woord van God
12. De glorie van God

6 RECENSIES


6 . Leren leven - 2011 - http://jmzwart.wordpress.com...

(9) De Kerk van God II

Boekrecensie door Mark-Jan Zwart

Dit achtste deel van de evangelisch-dogmatische reeks vond ik moeilijker om doorheen te komen dan de andere delen. Toch zaten er zeker boeiende gedeeltes in. Met name door zijn gebruikelijke heldere wijze van analyseren weet Ouweneel grote onderwerpen in een overzichtelijk kader te brengen, zoals de analyse van verschillende kerktypen aan de hand van de criteria ‘hoogkerkelijk’ (ceremonieel) en ‘laagkerkelijk’ (sober), ‘objectivistisch’ (leer) en ‘subjectivistisch’ (beleving), ‘vrijzinnig’ (eigentijds) en ‘rechtzinnig’ (traditioneel-historisch), of de behandeling van eigentijdse kerkvormen aan de hand van een aantal criteria die bepalen wat een gemeente tot gemeente maakt. 

Veel andere onderwerpen heeft Ouweneel al in andere boeken uiteengezet, zoals de kerkhistorische opvatting van Openbaring 2-3, het sacrament van de ziekenzalving, de betekenis van de eeuwige Torah en de vraag of we nog een grote opwekking kunnen verwachten.


5 . Biblion - 2012 - www.deboekensalon.nl 


Boekrecensie door Biblion

In dit achtste deel van zijn evangelisch-dogmatische reeks behandelt de auteur vanuit een evangelische c.q. orthodox-christelijke invalshoek historische en praktische onderwerpen. Na een bespreking van gemeentetypen en een profetische uitleg van Openbaring 2 en 3 behandelt hij de liturgie, de ziekenzalving en het avondmaal achtereenvolgens bijbels-theologisch en historisch-theologisch. 

Vervolgens gaat hij in op kerk en wereld, diaconaat, eigentijdse kerkvisies, messiaanse gemeenten en kerk en eindtijd. Helder en duidelijk komt een veelheid van onderwerpen aan de orde; vaak is het ook een bewerking en uitbreiding van eerder werk van de auteur. 

Christus wil Zijn Gemeente op aarde heerlijk, zonder vlek of rimpel zien, aldus de auteur, en de eenheid van de Geest is nodig binnen de kerken. Volgens Ouweneel leven we in de eindtijd, is bidden met 'Als U wilt' dikwijls een verkapt ongeloof en er zou veel meer aandacht moeten zijn voor de doop in, de vervulling met en de gaven van de Geest.

Opnieuw een veelzijdig, open, maar bovenal erudiet werk voor meelevende gemeenteleden en ambtsdragers.


4. Oogst - december 2011 - www.habakuk.nu

De kerk van God

Boekbespreking door Pieter Siebesma

In twee lijvige delen van elk ruim vijfhonderd pagina’s heeft Willem Ouweneel een studie geschreven over de Kerk. Ik heb ze met veel genoegen en instemming gelezen. Vooral het tweede deel, dat ingaat op de praktijk, sprak me aan.

De schrijver is er goed in geslaagd op een heldere en overzichtelijke wijze een evangelische visie op de Kerk te beschrijven, terwijl hij daarnaast op een eerlijke manier de reformatorische en rooms-katholieke opvattingen bespreekt. Natuurlijk kan men op detailpunten van mening verschillen, dat is ook haast onvermijdelijk, maar ik verwacht dat de meeste evangelische gelovigen (ook binnen de traditionele kerken) met de hoofdlijn zullen instemmen.

Simple church
Verder besteedt hij, als een van de eersten, aandacht aan nieuwe en hedendaagse vormen van kerk-zijn, zoals huiskerken, de simple church en de emerging church. Dit heeft gevolgen voor hoe je de ondergrens van een gemeente definieert. Binnen de gereformeerde dogmatiek bestaat daar een zekere verlegenheid over, maar je kunt niet een stroming negeren die wereldwijd honderden miljoenen christenen omvat. Ook wordt de Messiaanse Beweging besproken.

Ten slotte vind ik zijn hoofdstukken over sektarisme goed. Zijn uitspraak: ‘Een denominatie die de avondmaalsviering alleen openstelt voor de eigen leden, is puur sektarisch’, onderschrijf ik van harte.
Van harte aanbevolen.

N.a.v. De Kerk van God I en II, Ontwerp van een elementaire ecclesiologie
Auteur: dr. W.J. Ouweneel
560 en 518 pagina's. Prijs: 37,95 euro per deel. 
Uitgeverij Medema, Heerenveen 2011.


3. Sofie - september 2011 - www.sophieonline.nl

De kerk: transcendente en immanente gemeenschap

Boekbespreking door Klaas van der Zwaag

In evangelische kringen is het aantal studies over de kerk beperkt. Reden voor dr. Willem Ouweneel om in zijn dogmatische reeks twee forse delen te wijden aan een evangelische ecclesiologie. Het resultaat is een diepgravende en veelzijdige studie, waarbij bijbelse, historische, filosofische en theologische gegevens nauw met elkaar verbonden worden.
Filosofisch gesproken is de kerk niet alleen de transcendente gemeente, een geestelijke gemeenschap met een hemelse oorsprong, maar ook de kerk zoals ze in de geschiedenis tot uiting komt, de immanent-historische kerk van de menselijke verantwoordelijkheid, aldus Ouweneel. De reformatorische wijsgeer Herman Dooyeweerd formuleert het zo: „Naast de gemeente in haar transcendente eenheid en volheid is er ook haar modaal functioneren binnen de empirische werkelijkheid." Ouweneel maakt regelmatig gebruik van een filosofische aanpak die verhelderend werkt in de behandeling van thema's.

Een theoloog kan academisch gekwalificeerd zijn, maar daarmee is hij nog geen bijbelse leraar. Men moet als leraar geroepen zijn en aan bijbelse kwalificaties voldoen. Iemand kan voortreffelijk academicus zijn, maar niet het vermogen hebben om zijn luisteraars innerlijk te raken. De theologie is een logisch gekwalificeerde bezigheid, die zich primair tot de rede van de luisteraar richt; de leraarsbediening is een pistisch gekwalificeerde bezigheid, die zich primair tot het hart van de luisteraar richt.

Ouweneel stelt heel wat onderwerpen aan de orde, zoals kerk en Israël, het bestuur van de kerk, het verschil tussen kerk en sekte, de verhouding van kerk en wereld, de sacramenten (doop en avondmaal), de Geestesgaven (vooral ziekenzalving), kerk en eindtijd, de positie van de Messiaanse gemeenten. Ouweneel opteert voor een horizontale kerkstructuur (in plaats van een hiërarchische) met een krachtige morele (niet formeel-organisatorische) inbreng van de apostolische bediening. Hij vindt dat het hoog tijd is dat de kerk weer vrijmoedig spreekt over de apostolische en de profetische bediening. Er gebeuren nog steeds veel tekenen en wonderen. Echte apostelen van de Heer kennen ook vandaag nog die wonderen en tekenen in hun bediening.

De kern van de verkondiging van het Evangelie is niet dat individuele mensen in de hemel komen, maar hoe mensen gezamenlijk onder de heerschappij van Christus gebracht worden. Ouweneel beschouwt zichzelf als een rechtzinnig christen voor zover hij zich diep verbonden weet met de geloofsvoorstellingen van de kerk van alle eeuwen, en hij van de Schrift gelooft wat zij van zichzelf getuigt, namelijk het geïnspireerde Woord van God dat gezag heeft over alle levensterreinen, inclusief wijsbegeerte en wetenschap. Maar hij beschouwt zich in die zin als vrijzinnig christen, omdat geen enkele kerk, geen enkele traditie of confessie hem dwingt te geloven zoals hij gelooft. Hij is rechtzinnig christen voor zover hij het goddelijk karakter van de Bijbel voluit erkent en Christus uitdrukkelijk als zijn Verlosser en Heer aanvaardt, maar ook vrijzinnig christen omdat hij tevens voluit het menselijk karakter van de Bijbel erkent en Christus uitdrukkelijk ook als ethisch voorbeeld voor zijn levenswandel ziet.

Er is veel te citeren uit deze rijke boeken. Wie de kerk in zijn transcendente wezen en oorsprong en zijn immanent-historische verschijningswijze wil kennen, kan hier uitstekend terecht. Hij krijgt inzicht in de bijbelse grondpatronen van de gemeente, maar neemt ook kennis van de situatie van de kerk in de moderne wereld. Ouweneel geeft een goede aanzet tot een complete ecclesiologie waar alle aspecten van de kerk (theoretisch en praktisch) met elkaar vervlochten zijn.

N.a.v.:
De Kerk van God I
Ontwerp van een elementaire ecclesiologie
Willem J. Ouweneel
Uitg. Medema, Heerenveen 2010
560 blz., € 37,85

De Kerk van God II
Ontwerp van een historische en praktische ecclesiologie
Willem J. Ouweneel
Uitg. Medema, Heerenveen 2011
518 blz., € 37,95


2. Nederlands Dagblad - 6 mei 2011 - www.nd.nl 

Rooskleurige toekomst voor de Kerk

Recensie Jan Hoek

Onverstoorbaar gaat prof. dr. Willem J. Ouweneel door met het bouwen aan zijn Evangelisch Dogmatische Reeks, waarvan twaalf delen zijn voorzien.

Het onlangs verschenen achtste deel gaat over de Kerk van God vanuit historisch gezichtspunt en met het oog op de praktijk. In deel zeven waren reeds principiële lijnen behandeld. 

Wat biedt dit lijvige boekwerk? Na een typering van gemeentetypen (hoogkerkelijk, laagkerkelijk, vrijzinnig, rechtzinnig, objectivistisch, subjectivistisch) volgt een (mijns inziens overigens volstrekt niet overtuigende) ‘profetische uitleg’ van Openbaring 2 en 3. De zeven brieven worden betrokken op zeven tijdperken in de kerkgeschiedenis c.q. typeringen van dwarslagen in het christendom.

Vervolgens worden aan liturgie, sacramenten, ziekenzalving en avondmaal telkens zowel een Bijbels-theologisch als een historisch-theologisch opstel gewijd. In deze hoofdstukken biedt Ouweneel een schat aan informatie. Daarbij verwerkt en actualiseert hij eerdere publicaties van zijn hand. Het lijkt mij een mooi project om zo eerder ingenomen posities deels te bevestigen, deels te hernemen en vooral in een groter verband te plaatsen.

Terecht voert hij een pleidooi om de aanbidding veel meer ruimte te geven in de erediensten dan traditioneel gebruikelijk is. Ik onderschrijf zijn pleidooi voor een frequentere avondmaalsviering (‘Heel praktisch kan men stellen dat men zó vaak avondmaal moet vieren als nodig is om zich steeds weer te herinneren wat Christus voor de zijnen volbracht heeft, maar niet zo vaak dat het een sleur, een onnadenkende gewoonte wordt’).

Boeiend en evenwichtig is het hoofdstuk over Kerk en wereld. Hier citeert Ouweneel met instemming ‘de prachtige bewoordingen’ van antwoord 123 van de Heidelbergse Catechismus over de betekenis van de bede ‘Uw koninkrijk kome.’ Leerzaam zijn de hoofdstukken over diaconaat (terecht heel breed opgevat in mondiaal perspectief) en eigentijdse kerkvisies (zoals die van de emerging churches). In de beschouwingen over ‘messiaanse gemeenten’ zoekt de schrijver behoedzaam, en ook wel wat moeizaam, een weg tussen verschillende standpunten inzake de vraag of en in hoeverre de Torah voor respectievelijk joden en christenen is afgeschaft. Zijn visie op onderscheid en samenhang tussen ‘mozaïsche Torah’ en ‘messiaanse Torah’ raakt aan de gereformeerde visie op de nieuwtestamentische vervulling van de oudtestamentische wet. De wegen gaan echter beslist uiteen wanneer Ouweneel veronderstelt dat het Joodse volk tijdens een toekomstig duizendjarig vrederijk weer de mozaïsche wet gaat onderhouden in de gestalte van een ’milleniaristische Torah’. Ik plaats na dit vluchtige overzicht bij enkele punten een kanttekening.

Zorgvuldig en zelfkritisch
Het is zeker verdienstelijk dat Ouweneel een over het algemeen objectieve weergave van standpunten verbindt met een beargumenteerde eigen positiekeuze. Hij geeft een en andermaal aan dat hij het een kwalijke en schadelijke zaak acht dat christenen elkaar zo vaak lichtvaardig verketteren. Daaraan wenst hij niet mee te doen, maar hij wil zorgvuldig de intenties van anders denkende christenen honoreren en evalueren. In dit boek komen we daarvan inderdaad enkele mooie voorbeelden tegen, bijvoorbeeld als hij de typering van de rooms-katholieke visie op de eucharistie (transsubstantiatie) als ‘vervloekte afgoderij’ op goede gronden beslist afwijst, zonder overigens te verzwijgen dat hij deze leer beslist als een dwaling ziet.

Ook schuwt Ouweneel zelfkritiek niet en uit hij zich scherp over allerlei excessen in evangelische en vooral in charismatische kringen. Terecht wijst hij in dat verband op het noodzakelijke evenwicht tussen Woord en Geest. Bij de behandeling van Jakobus 5:15 geeft hij aan dat dit vers niet in volstrekt absolute zin mag worden opgevat, alsof elke zieke voor wie gelovig gebeden wordt volgens een ijzeren automatisme gezond zou worden. 

Ik geef één voorbeeld van Ouweneels pogen om aan zijn theologische ’tegenstanders’ het volle pond te geven. Zelf wil hij geen enkele verbindingslijn trekken tussen de zondag als rustdag en het vierde gebod van de Decaloog. Toch geeft hij wél aan dat dit gebod een veel bredere impact heeft door terug te gaan op de scheppingsweek en dat de sabbat een wijdere betekenis heeft dan slechts binnen het kader van de mozaïsche Torah. Ik zou hem willen vragen: ‘Is het dan zo vreemd wanneer gereformeerden stellen dat de zondagsviering op een of andere wijze te maken heeft met het vierde gebod?’ Dan is meteen het probleem opgelost dat negen van de Tien Geboden wel deel uitmaken van de ‘messiaanse Torah’ (de in Christus vervulde wet), en alleen het vierde gebod buiten de boot zou vallen.

Opmerkelijk vind ik Ouweneels waardering voor de sacramenten, waarbij het niet alleen gaat om wat wij als gelovigen doen jegens God, maar ook om wat God aan ons doet. Dat laatste wordt in evangelische kring nogal eens miskend.

Uitglijders
Toch lukt het Ouweneel niet altijd om anders denkende christenen recht te doen. Om een reëel beeld te schetsen, noem ik enkele uitglijders. Zo zegt hij dat verbond en uitverkiezing ‘de twee grote thema’s in de theologie van Johannes Calvijn’ zijn en voegt daaraan toe: ‘Niets is typerender voor het calvinisme dan deze twee onderwerpen.’ Op de tweede zin valt het nodige af te dingen, de eerste is zonder meer een misser.

Het centrale thema bij Calvijn is de geestelijke eenheid met Christus door het geloof (unio mystica cum Christo) die door Gods kinderen in blijde zekerheid wordt ervaren. Verder spreekt Ouweneel over ‘Calvijns onbijbelse visie op de (baby)doop’ zonder zijn eigen baptistische standpunt ook maar voor een millimeter te relativeren. En: ’Calvijn sluit zich geheel en al aan bij de onbijbelse berustingsleer die we ook terugvinden in HC zondag 10’. Hier zou toch genuanceerd moeten worden tussen de intenties van Calvijn en de Heidelberger enerzijds en de eenzijdige interpretaties van bepaalde volgelingen anderzijds. Later doet Ouweneel dat wel enigszins door te spreken over ‘een doffe berusting en gelatenheid, die zo vaak een gevolg is van een al te letterlijk nemen van Zondag 10’.

Verder doet Ouweneel het klassieke gereformeerde avondmaalsformulier onrecht wanneer hij opmerkt dat dit strikt genomen de geloofszekerheid van de participanten zou ondermijnen. Het is beslist niet zo dat het avondmaalsformulier zou leren dat we door de viering tot geloof komen. De formuleringen geven aan dat we door gelovige viering geestelijk gesterkt worden en groeien.

Bevlogen slot
Het laatste hoofdstuk is het meest bevlogen en vol van de hoop op een grote opwekking in de eindtijd. Graag deel ik met de auteur deze verwachting van een wereldwijde geestelijke herleving in samenhang met de bekering van het volk der Joden tot Messias Jezus. Ik ga echter niet met hem mee in zijn visie dat deze opwekking waarschijnlijk wel aan de traditionele, gevestigde kerken voorbij zal gaan. Er klinkt iets triomfalistisch door in de opmerking dat van de ongeveer 130.000 mensen die elke dag wereldwijd tot geloof komen ‘het aller-, allergrootste percentage de geloofsdoop door onderdompeling ontvangt’ en dat ‘in de eindtijd geestvervulde christenen daarover nauwelijks meer van mening zullen verschillen.’ Het lijkt mij beter iets bescheidener te zijn bij het doortrekken van trends. God kon zich kon nog wel eens verrassend naar de gevestigde kerken wenden, zodat er op zondagen in de gemeenten weer tientallen kinderen worden gedoopt, al dan niet samen met hun pas bekeerde ouders. 


1. Reformatorisch Dagblad - 7 april 2011 - www.refdag.nl 

Dr. Ouweneel noemt zich recht- én vrijzinnig

Boekrecensie door Dr. ir. J. van der Graaf

Nog maar kort nadat dr. Willem J. Ouweneel het eerste deel over de kerk in zijn twaalfdelige Dogmatische Reeks uitbracht, verscheen nu het tweede deel over de kerk (deel 8 in de reeks). Mij dunkt dat Ouweneel in zijn slaap de printer aansluit op zijn grijze cellen zodat de productie van zijn publicaties ononderbroken doorgaat.


Ook nu weer een boek van ruim 500 pagina’s. In het eerste deel kwamen elementaire aspecten van de kerkleer aan de orde, in dit deel gaat het over gemeentetypen, de liturgie, de sacramenten, ”kerk en wereld” en ”kerk en eindtijd”. Een boek met zo veel thema’s en subthema’s valt slechts aanduidenderwijs te beoordelen.

Ik trek wat lijnen vanuit het begin, het hoofdstuk over gemeentetypen. Ouweneel begint met te zeggen dat er rond 1800 wereldwijd 500 kerkgenootschappen of denominaties waren en nu 40.000; en Nederland is daar een afspiegeling van. Beschamend! Ouweneel maakt onderscheid tussen voor-reformatorisch, reformatorisch en nareformatorisch, maar ook tussen hoogkerkelijk en laagkerkelijk. Wat het laatste betreft gaat Ouweneel wel heel kort door de bocht als hij zegt dat de „uitgesproken hoogkerkelijke christen” bijna altijd een aanhanger is van „de babydoop” en de „uitgesproken laagkerkelijke christen” bijna altijd de geloofsdoop aanhangt. Terwijl hij even eerder zegt dat in het algemeen de calvinisten –tussen de hoogkerkelijke anglicanen en lutheranen in– meer laagkerkelijk zijn. Maar laat ik de meest uitgesproken laagkerkelijke protestanten nemen, te weten de oud gereformeerden. Geloofsdoop is daar verre! Laagkerkelijkheid valt bij Ouweneel eigenlijk samen met evangelicalisme.

Ouweneel onderscheidt ook ”subjectivistisch” en ”objectivistisch” als het om gemeentetypen gaat; ofwel bevindelijk en niet-bevindelijk. Nu heb ik nog nooit een sluitende definitie van bevinding gelezen – het is geen locus in de dogmatiek. Dus ook Ouweneel moet volstaan met het duiden van stromingen, waarbij hij (ten onrechte) de nadruk op predestinatie kenmerkend acht voor de subjectivistische stromingen en nadruk op het verbond voor ”de calvinistische objectivisten”. Elke schematisering gaat hier mank......

Lees verder...  | Link werkt niet? Klik hier...



www.vergadering.nu