www.vergadering.nu Recensie-index www.vergadering.nu
7 RECENSIES
Joden en
christenen
Willem J. Ouweneel en Lody van de Kamp
Een verdiepend gesprek
Uitg. Jongbloed/Medema, 2013
168 blz.
€ 12,50
ISBN 9789063536664
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)... of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl
Een geloofsgesprek tussen joden en christenen is niet vanzelfsprekend. In de geschiedenis is de volwaardige plaats van het jodendom
gewoonlijk door de kerk niet erkend. Dat is niet zonder gevolgen gebleven. Een luisterende houding is daarom van groot belang. Dit
gesprek tussen Willem Ouweneel en Lody van de Kamp blijft niet aan de oppervlakte, maar raakt de wezenlijke vragen. Wat bindt ons en
wat scheidt ons? Hoe lezen we de Tenach? In hoeverre maakt de visie op Jezus het verschil?
Presentatie en Israelcursus okt. 2013...
..
7. Profetisch Perspectief - juli
2014 - www.profetischperspectief.nl
Joden en christenen
Boekrecensie door Hette Abma
Wie enigszins gehinderd wordt door kennis van de geschiedenis, beseft dat Joden niet direct staan te popelen van verlangen om het
gesprek met christenen aan te gaan. De herinnering aan de gedwongen disputaties staan in hun geheugen gegrift. Onmiskenbaar was de
bedoeling dat de christenen hun gelijk zouden halen. Joden werden tot verantwoording geroepen vanwege het feit dat zij Jezus niet
erkenden als hun Messias. Om te wreken dat ze halsstarrig vasthielden aan hun eigen overtuiging brak er na die twistgesprekken
vervolging uit.
Gelukkig leven we nu in een andere tijd. Met een boek in de hand kan ik dat aantonen. De evangelische theoloog Willem Ouweneel
verlangde ernaar in gesprek te komen met een Jood. Rabbijn Lody van de Kamp bleek bereid deze uitnodiging aan te nemen. Op de omslag
zien we een foto van de beide gesprekspartners. Het is veelzeggend dat ze met de rug naar elkaar toestaan en ze kijken strak en streng
voor zich uit. Tot een echt gesprek is het niet gekomen. Dit heeft te maken met de gekozen formule. De éne scribent poneert een
aantal theses en daar mag de gespreksgenoot dan op reageren. Er volgt dan geen dupliek meer, omdat de andere schrijver een nieuwe
thematiek met een serie stellingen introduceert. Zo blijft de sfeer goed, maar tot een echte gedachtewisseling komt het niet.
Van een 'verdiepend gesprek' is eigenlijk geen sprake. Al lukt het de beide schrijvers wel de diepste kern van hun geloofsovertuiging
aan te geven. En dat is verrijkend voor de lezers. Vooral wanneer die leren te luisteren!
Om er een frappant voorbeeld van te geven hoe een gesprek op gang zou kunnen komen, en toch helaas stokt, wil ik wijzen op de theses
van Willem Ouweneel betreffende een hot item: de Messias. Met verve beijvert de christelijke theoloog zich duidelijk te maken wat
volgens hem de messiaanse interpretatie van de boeken van Mozes en de profeten inhoudt. Diverse 'bewijsteksten' passeren de revue.
Uiteraard Micha 5 en Jesaja 53. Laconiek doet Lody van de Kamp deze interpretatie af als 'inlegkunde'. Op dit spannende moment geeft
de rabbijn te kennen, dat Jezus de beloofde Messias niet kan zijn, want dan zouden alle Joden vanuit de diaspora zijn teruggekeerd in
het beloofde land. De Messias zou als Koning heersen en de opdracht geven tot de herbouw van de tempel. Naar mijn besef is het
belangrijk voor de christelijke gemeente deze tegenspraak van Joodse zijde te leren verdragen. `Nergens gaan de wegen tussen joden en
christenen zo scherp uiteen als op het punt van Jezus van Nazaret' (pag. 15). Laten christenen bedenken dat er ontstellend veel
kerkelijk triomfalisme is. Hoe heilzaam zou het zijn, wanneer zij eindelijk zouden leren dat de bijbelse boodschap niet vergeestelijkt
mag worden. Het koninkrijk van G'd zal immers op aarde worden opgericht. Daarover spreken al de profeten. Het deed mij goed te lezen
dat Joden op grond van de Tenach uitzien naar de komst van de Messias en dat christenen spreken over de wederkomst (pag. 21). Zou het
kunnen zijn dat dit dezelfde persoon is? Ooit zei Pinchas Lapide dat we daar dan op de eerste sabbat na de komst van de Messias in de
synagoge over zouden kunnen spreken. Als ik deze opmerking hoor is mijn suggestie: waarom gaan we daar al niet veel eerder over in
gesprek met elkaar? Naar mijn overtuiging zou dit christenen een impuls kunnen geven met verlangen uit te zien naar het messiaanse
vrederijk. En dat hoeft de joden geen kwaad te doen. Integendeel!

6. -
14 december 2013 - www.digibron.nl...
Geloofsgesprek tussen rabbijn en theoloog
Boekrecensie door Dr. ir. J. van der Graaf
Theoloog dr. W. J. Ouweneel ging met rabbijn Lody van de Kamp in gesprek over de verhouding tussen Joden en christenen. Een weergave hiervan vormt het boek Joden en christenen. Een verdiepend gesprek.
Voorafgaand aan deze ontmoeting ging Ouweneel twee keer eerder een ”geloofsgesprek” aan. Eerst voerde hij een dialoog met bisschop Gerard de Korte over de overeenkomsten en verschillen tussen rooms-katholieken en protestanten. Vervolgens sprak hij met de hervormd-gereformeerde hoogleraar Jan Hoek over gereformeerden en evangelischen.
Nadat ze een aantal gemeenschappelijke geloofspunten hebben gedeeld –
voor beiden is Tenach ”Heilige Schrift” – betrekken Ouweneel en Van de Kamp in het eerste hoofdstuk hun stellingen. „De jood dient de eeuwige door te leven volgens de 613 ge- en verboden, zoals deze zijn geopenbaard op de berg Sinaï”, begint de rabbijn. „Daar is geen speld tussen te krijgen”, reageert Ouweneel. Maar gezaghebbende rabbijnen hebben daar het nodige aan toegevoegd, met niet hetzelfde gezag als Tenach zelf. En het Nieuwe Testament is „het goddelijk geïnspireerde commentaar op Tenach.”
Nog een: „De joodse Messiasverwachting gaat terug op wat de profeten van Israël de wereld toezegden”, zegt Van de Kamp. Antwoord van Ouweneel: „Maar wat men ook van Jezus en de apostelen moge denken, zij beriepen zich voor hun identiteit uitsluitend op de profetische en andere boeken van de Tenach.” Zo gaat het 21 stellingen lang. Maar de mannen komen niet nader tot elkaar. Ze passeren elkaar als schepen in de nacht.
Talmoed
De kern van het probleem ligt in de eerste van een reeks nieuwe stellingen van Ouweneel: „Joden en christenen hebben dezelfde Tenach....................
Lees
verder...
5. Nederlands Dagblad - 8 november 2013 (geplaatst 29 juli 2014) - www.nd.nl
Geloof: Niet geïnteresseerd in dialoog met christenen
Boekrecensie door Gerald Bruins
Het boek 'Joden en christenen. Een verdiepend gesprek' is om twee redenen interessant: de visie die de orthodox-joodse rabbijn Lody
van de Kamp geeft op Jezus en de ootmoedige knieval van prof. Willem Ouweneel op het punt van ‘christelijk’ antisemitisme.
Het eerste debat in deze serie met een representant van een andere religie biedt meteen een schat aan informatie voor wie wil weten
hoe joden denken over christenen. De rabbijn draait er niet om heen: Jezus van Nazaret kán volgens hem niet de beloofde Messias zijn,
want bij zijn komst zouden de joden massaal uit de diaspora teruggekeerd zijn naar Israël. Deze figuur zal het koninklijk gezag
herstellen en opdracht geven tot de bouw van de Derde Tempel. Dat heeft de Jezus van de christenen allemaal niet gedaan.
Ouweneel toont zich een waar Bijbelgeleerde als hij de argumenten van Van de Kamp tegemoet treedt met tal van ‘bewijsteksten’ uit
het Oude Testament – bij joden de Tenach – die de komst van deze ‘christelijke Jezus’ (een term van de rabbijn) juist
voorspellen. Toch is het gesprek er eentje tussen doven, want..............
Lees verder...
Lees ook: Diepe kloof na eeuwen
vijandschap...
4. - december 2013 - www.christenenvoorisrael.nl/israel-en-de-kerk
Joden en christenen
Recensie door Kees de Vreugd
Dit is een opmerkelijk en een ongemakkelijk boek. Het is opmerkelijk omdat een Jood en een christen bereid zijn om tegenover elkaar
hun stelligste overtuigingen aan het papier toe te vertrouwen over al die onderwerpen die Jodendom en christendom met elkaar verbinden
en tegelijk van elkaar scheiden, heel concreet de Tenach en de persoon van Jezus. Daarnaast wordt er veel interessante informatie
geboden over Jodendom en christendom en hun onderlinge betrekkingen. Maar het is ook ongemakkelijk, juist door die reflectie op de
geschiedenis, maar ook vanwege de christelijke inbreng in deze ontmoeting. Joden hebben die ontmoeting voor hun zelfverstaan niet
nodig, christenen kunnen niet zonder. Maar hoe staan zij erin?
Het is opmerkelijk en aanstekelijk hoever Ouweneel gaat in zijn waardering voor de rabbijnse traditie, met name de Talmoed. Kennis van
de Talmoed hebben we nodig, zegt hij. Toch blijft bij lezing de vraag aan Ouweneel hangen: welke theologische consequenties heeft dat
voor de visie op Israël? Is het alleen van belang voor ons verstaan van het Jodendom in al zijn diversiteit ten tijde van Jezus en de
eerste gemeente, of is het meer? Want ik ontkom niet aan de indruk dat hij suggereert dat de reden van Israëls voortbestaan
uiteindelijk is vanwege de eindtijdelijke profetieën die nog aan Israël vervuld moeten worden. Is er over Israël c.q. het Jodendom
christelijk niet meer te zeggen dan dat? Zit Israël theologisch gezien alleen maar in de wachtkamer van de geschiedenis? Of heeft het
in die geschiedenis niet toch een veel diepere, fundamentele rol en betekenis als volk van de Messias (ongeacht de vraag of Hij al
gekomen is)?
Rabbijn Van de Kamp verbaast zich over de gretigheid waarmee christenen luisterden naar Joodse geleerden als Pinchas Lapide. Vanuit
Joods perspectief, met zijn eerbied voor het gezag van de traditie, mag dat verbazend zijn. Maar kennelijk levert de eigen
christelijke traditie niet meer de relevantie waar deze christenen naar op zoek zijn. De traditionele theologie en het traditionele
christendom zijn verziekt door het anti-judaïsme, waardoor zij een voedingsbodem zijn geworden voor het moderne antisemitisme. In
zijn nawoord gaat Cohen Stuart daar ook op in. Juist het herwonnen Joodse perspectief op het Nieuwe Testament bood een nieuw moreel
kader, schrijft hij.
Bij de presentatie van dit boek in de synagoge in Amersfoort zei dr. H.Vreekamp dat dit boek vanaf nu verplichte kost moet zijn in de
kerk. Ik sluit me daar bij aan.
3. Theoblogie - 29 oktober 2013 - www.theoblogie.nl/joden-en-christenen
Joden en christenen
Door Willem Ouweneel [ geen recensie maar een historisch en profetisch overzicht van Joden en christenen - deze tekst sprak hij
uit tijdens de presentatie van dit boek ]
In 2005 schreef Daniel Gruber een merkwaardig boek, waarin hij een parallel trok tussen Copernicus en de hedendaagse houding van veel
christenen tegenover het joodse volk. Eeuwenlang had de mensheid aangenomen dat de aarde in het middelpunt van het heelal stond en had
men ingewikkelde theorieën bedacht om de vreemde bewegingen van de planeten weg te verklaren die niet met dit geocentrisme
overeenkwamen. Nikolaus Copernicus was de man die liet zien dat je juist van deze eigenaardige planetaire bewegingen moest uitgaan om
tot het inzicht te komen dat de aarde en de andere planeten om de zon draaien. Gruber vergeleek de Kerk met de onbeweeglijke aarde,
terwijl hij de Joden met de planetaire ‘anomalieën’ vergeleek. Het feit dat er nog steeds (vrome) Joden bestonden, betekende een
voortdurende uitdaging voor de Kerk. Die ‘anomalieën’ mochten er op haar standpunt eigenlijk niet zijn; de Joden werden
weggeredeneerd, en soms zelfs uitgedreven of gedood.
De beruchte ‘vervangingstheologie’ (het supersessionisme) is als het geocentrisme: ze leek een tijdlang te voldoen, ze leek zelfs
met het Nieuwe Testament overeen te komen, maar vandaag wordt zij in haar meest extreme vorm nog slechts door zeer weinigen
aangehangen. Vandaag maken velen in de christenheid dan ook een soort ‘copernicaanse omwenteling’ door: zij beginnen te begrijpen
dat niet de Kerk in het middelpunt staat, maar dat de christelijke Kerk én het joodse volk elk afzonderlijk ‘draaien om’ de
onwrikbare beloften van God aan Abraham (‘in hem zullen alle volken van de aarde gezegend worden’). De ‘aarde’ (de Kerk) en de
‘andere planeten’ (Israël) beïnvloeden elkaars bewegingen, maar die andere planeten draaien niet om de aarde, zoals zo veel
christenen zo lang gedacht hebben. Sámen draaien ze om iets anders – om iets dat al eeuwenlang op heel verschillende wijzen in de
Kerk en in Israël verwerkelijkt wordt.
De zon is de lichtbron waarvan zowel de Kerk als Israël leeft: ‘Bij U is de bron van het leven; in uw licht zien wij het licht’,
zegt Ps. 36. Niet de Kerk is het grote licht voor Israël, zoals zij in haar zendingsdrang zo vaak gedacht heeft, en ook is Israël
van zichzelf niet de lichtbron voor de Kerk, zoals filosemieten soms lijken te denken. Samen putten zij uit een en dezelfde lichtbron,
die als zodanig niet joods en niet christelijk is. Immers, Adam, Henoch, Noach, Abraham, Isaak en Jakob waren geen Joden c.q.
Israëlieten.
Er zijn goede tekenen dat de verhouding tussen Joden en christenen aan het veranderen is. In 1947, zo kort na de Holocaust, kwamen
zeventig deelnemers uit zeventien landen bij elkaar, Joden en christenen, om te praten over de oorzaken van het christelijk
antisemitisme. Men noemde deze Internationale Conferentie van Christenen en Joden ook Seelisberg-conferentie, omdat men bijeenkwam in
het Zwitserse Seelisberg. De christelijke deelnemers aan de conferentie publiceerden de volgende Tien Punten als aanzet tot de
dialoog; het belangrijkste vind ik
punt (5) Verdraai niet het bijbelse of nabijbelse jodendom om daarmee het christendom te verheffen.
punt (7) Geef de schuld van Jezus’ lijden niet aan alle Joden of aan de Joden alleen; bedenk dat de zonden van alle mensen Jezus aan
het kruis gebracht hebben.
punt (8) Verwijs niet naar de bijbelse vloeken of het geschreeuw van een woedende menigte (‘Zijn bloed over ons en onze kinderen’)
zonder te denken aan de oneindig veel gewichtiger woorden van Jezus: ‘Vader, vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen.’
Het omgekeerde is ook gebeurd: verklaringen van joodse zijde. Op 10 september 2000 publiceerden vier joodse geleerden een verklaring,
getekend door bijna tweehonderd andere joodse leiders, getiteld: Dabru Emet: A Jewish Statement on Christians and Christianity, in
enkele Amerikaanse dagbladen. Daarin verheugden zij zich over de sterk verbeterde joods-christelijke betrekkingen en lanceerden zij
acht stellingen. De belangrijkste vind ik
Stelling (3) Christenen kunnen de aanspraak van het joodse volk op het land Israël respecteren. (Helaas is dat slechts ten dele waar.
WJO)
St. (5) Het nazisme was als zodanig geen christelijk verschijnsel, en mag dus christenen ook niet voor de voeten geworpen worden.
St. (6) Het menselijk gesproken onverzoenlijke verschil tussen Joden en christenen zal niet worden opgelost totdat God de hele wereld
verlost, zoals beloofd in de Schrift.
In 2003 kwam er een veelbelovende respons op Dabru Emet van de kant van de Lutherse Europese Commissie Kerk en Jodendom, waarin zij
Luthers aantijgingen aan het adres van de Joden van de hand wees.
Intussen zijn er op vele plaatsen, in allerlei talen, al heel wat gesprekken tussen Joden en christenen geweest. Voorzichtig beginnen
Joden en christenen elkaar te herkennen als de oudere en de jongere broeder in dezelfde familie van Abraham.
In zowel jodendom als christendom is het licht van Gods Woord vastgehouden, maar – en hier kom ik tot een gewichtig punt – ik ben
zo brutaal dit ‘dimlicht’ te noemen. In beide stromingen wordt het licht namelijk gedimd als gevolg van een blinde vlek. De blinde
vlek van de Joden is Jezus; de blinde vlek van de christenen is Israël. De apostel Paulus zegt dat er, wat de Messias betreft, een
bedekking ligt op het hart van Israël, maar ook dat die bedekking in diezelfde Messias eens tenietgedaan zal worden. De profeet
Jesaja zegt van zijn kant dat er evengoed een bedekking op de niet-Joden ligt: Adonai ‘zal op deze berg [d.i. de berg Sion in
Jeruzalem] verslinden de sluier waarmee het gezicht van alle volken omsluierd is, en de bedekking waarmee alle naties bedekt zijn.’
Wát de profeet ook bedoelt met die ‘bedekking’, er is in ieder geval een bedekking op het hart van de volken wat Israël betreft,
maar ook die bedekking zal in de Messias eens tenietgedaan worden. Eens zullen de christenen de schellen van de ogen vallen (voor
zover dat vandaag al niet met sommigen gebeurd is) als zij zullen zien op het door de volken ‘uitgeplunderde’ Israël, dat nog
altijd Gods oogappel is: wie aan Israël komt, raakt nog altijd God zelf op een tere plek.
De schellen die thans op de ogen liggen, zijn mijns inziens een noodzaak in de regeringswegen van God. Als er geen bedekking op het
aangezicht van Israël gelegen had, zou Israël allang zijn opgegaan in de christelijke kerken en haar identiteit al eeuwen geleden
totaal verloren hebben (‘assimilatie’). Dan zou er vandaag helemaal geen volk Israël meer over zijn geweest waaraan God zijn
eindtijdprofetieën had kunnen vervullen! En als er geen bedekking op het aangezicht van de Kerk gelegen had, maar zij Israël
voortdurend met haar uitnodigende liefde had omringd, zou Israël wellicht alsnog voor de bijl zijn gegaan en haar identiteit hebben
verloren. Beide groepen, Joden en christenen, spelen, nolens volens, hun eigen, onderscheiden heilshistorische rol. Zij moeten al de
eeuwen door gescheiden optrekken, evenals zij uiteindelijk weer bij elkaar zullen uitkomen.
Esau mag daarbij Jakob niet pushen. Esau is de vader van de Edomieten, en Edom staat bij de rabbijnen voor Rome, eerst het heidense,
later het christelijke Rome. Sinds de vierde eeuw betekent Edom feitelijk zo veel als de christenheid. ‘Esau mag daarbij Jakob niet
pushen’ betekent: de christenen mogen de Joden niet voor de voeten lopen als het gaat om het gezamenlijk vinden van hun
eindbestemming. Jakob zei tegen Esau: ‘Mijn heer trekke toch vóór zijn knecht uit en ik wil op mijn gemak verder trekken naar de
tred van het vee, dat vóór mij uitgaat, en naar de tred van de kinderen, totdat ik bij mijn heer in Seïr kom.’ Dit is een diep
profetische uitspraak: het mag lang duren, maar op den duur komen Jakob en Esau toch samen aan in het land van Esau. De twee kunnen
elkaar in Gen. 33 ‘begroeten’, en dat doen welwillende, beschaafde Joden en christenen ook al sinds twintig eeuwen. Maar samen
optrekken? Nee – nóg niet.
Wíl Jakob trouwens wel naar Esau’s land, of zijn z’n woorden alleen maar een uitvlucht? Als zijn broer weg is, buigt Jakob af
naar Soekkot en bouwt er een huis voor zichzelf. De grote joodse exegeet Rasji heeft echter al gezegd dat Israël uiteindelijk toch
tot ‘Edom’ komt, met verwijzing naar de profeet Obadja: ‘Verlossers zullen de berg Sion opgaan om het bergland van Esau te
oordelen [of: er gericht te oefenen, te regeren], en het koningschap zal van Adonai zijn.’ In Gen. 33 boog Jakob nog zeven keer voor
Esau, noemde hij Esau ‘mijn heer’, en zichzelf diens ‘knecht’. Zo is het eeuwen geweest: de Joden waren – meestal
noodgedwongen – dienstbaar aan de naties. Maar uiteindelijk zal Israël zelf ‘heer’ zijn: het zal regeren over Esau. De
christenen die geloven dat er wel een geestelijke toekomst voor Israël is, maar dan binnen de Kerk (het zogenaamde ‘geestelijke
Israël’), zetten de zaak op zijn kop. Het is Jafeth die woont in de tenten van Sem, nooit andersom.
Het koningschap zal uiteindelijk geschonken worden ‘aan het volk van de heiligen van de Allerhoogste’, zegt Daniël. Het
koningschap van Israël zal een eeuwig koningschap zijn, en alle machten zullen dat volk dienen en gehoorzamen. Dat volk, dat alle
machten zullen dienen, is niet de Kerk, maar Israël. Eens zullen de heidenvolken op weg gaan naar Sion om daar de Tora te leren. Dat
Sion is niet een of ander geestelijk Jeruzalem, het is ook niet het ‘nieuwe Jeruzalem’ uit het bijbelboek Openbaring, maar het
letterlijke, aardse, fysieke Jeruzalem. Eens zal déze stad het geestelijk leiderschap over de wereld uitoefenen.
Nog belangrijker dan de vraag wie uiteindelijk over wie zal regeren, is misschien de volgende profetische uitspraak in de Ps. 133: ‘Zie,
hoe goed en hoe lieflijk is het dat broeders ook eensgezind samenwonen.’ Dit is een sjîr hamma‘alot, een ‘opgangslied’, dat
is: een pelgrims- of bedevaartslied. Joden en christenen zijn beiden pelgrims naar dezelfde eindbestemming (al beseffen zij dat vaak
niet). Dat is niet de hemel na het sterven, maar de komst van de Messias en de vestiging van zijn rijk. De Bijbel is er niet
onduidelijk over wat het hart van dat rijk zal zijn: het wordt gevestigd op de ‘bergen van Sion’ waarover Ps. 133 spreekt en
waarop de gezegende dauw van de Hermon zal neerdalen. Ps. 133 is een profetische psalm: het eendrachtig samenwonen van de ‘broers’
wordt pas in het messiaanse rijk verwerkelijkt. Het ‘leven tot in eeuwigheid’ (chajjim ‘ad-hâ‘olâm), waarmee de psalm
eindigt, is hetzelfde als het ‘eeuwige leven’ (chajjê olâm) waarover Daniël spreekt en waar de schriftgeleerde en de
synagoge-overste Jezus naar vragen. Het is het gelukzalige leven van het toekomstige messiaanse rijk. Daarin zullen de broers
eindelijk eensgezind samenwonen.
Wat een tijd zal dat zijn! De halfbroers Isaak (d.i. Israël) en Ismaël (d.i. de oorspronkelijke Arabieren), zeg maar: Joden en
moslims, zullen eindelijk gezamenlijk hun vader Abraham eer bewijzen. De tweelingbroers Jakob en Esau, zeg maar: Joden en christenen,
zullen eindelijk eensgezind samenwonen onder het dak van de Messias. Jozef en zijn elf broers, zeg maar: de Messias en Israël, zullen
eindelijk vrede gesloten hebben, als Jozef zich aan hen bekendgemaakt heeft.
Het zal zijn als de zalfolie waarmee de Messias – Koning én Priester, de ware Mozes én de ware Aäron – zeer overvloedig gezalfd
zal zijn, d.i. met de kracht van de Heilige Geest. Het is door de kracht van die Geest dat eenmaal de harten van Isaak en Ismaël, van
Jakob en Esau, en van Jozef en zijn broers, tot elkaar geneigd zullen worden. Daar zal, zoals Ps. 133 zegt, Adonai dé zegen
(habberachá) gebieden: de zegen van hun aller vader, Abraham, tot wie God ooit gezegd had: ‘In jou zullen alle geslachten van de
aardbodem gezegend worden’.
2. Vrijzicht Magazine - 20 oktober 2013 - http://vrijzichtmagazine.com
Joden en christenen, een verdiepend gesprek
Boekrecensie door Dick Houwaart
Prof.dr.W.J.Ouweneel en rabbijn L.B.van de Kamp hebben een ‘een verdiepend gesprek’ gevoerd. Na
lezing van hun gesprek vroeg ik mij af wat nu verdiepend was en waarover het eigenlijk ging. Ja, het ging over Joden en over
christenen en hun verhouding tot elkaar. Was dat wel nodig? Er zijn de laatste tientallen jaren tientallen gesprekken gevoerd, die
allemaal tot niets hebben geleid. Nou ja, soms tot wat meer begrip voor elkaar, maar dat was dan ook het minste dat verwacht mocht
worden.
Het blijkt ook weer uit dit boek, al moet worden opgemerkt dat Ouweneel als zeer orthodoxe predikant verwoede pogingen doet, eigenlijk
zeer ‘inhalig’ het Jodendom’ probeert in te lijven.
Daartoe draagt het eerste hoofdstuk: Waar staan we samen voor? in hoge mate toe bij. Het heeft mij zeer verbaas dat rabbijn Van de
Kamp met die tekst akkoord is gegaan. Er wordt alles uit de kast gehaald om maar aan te tonen dat Jodendom en christendom weliswaar
niet gelijk, maar toch bijna gelijk zijn. En dat is onzin. Wij lezen niet ‘dezelfde bijbel. We hebben niet dezelfde godsdienst. Meer
zelfs, ze verschillen hemelsbreed van elkaar.
Goed, Van de Kamp bijt in zijn commentaar op de inzichten van Ouweneel behoorlijk van zich af. Zo wijst hij de weg van het christendom
naar het zoeken van joodse elementen af, want dan zou het christendom zich zelf moeten opheffen. Interessant is ook de opmerking van
Van de Kamp dat de joods-christelijke dialoog voor de joodse gemeenschap nog voor een lange tijd als niet belangrijk zal worden
beschouwd. Als dat zo is, rijst natuurlijk de vraag waarom Van de Kamp de dialoog met deze hoogleraar van zeer orthodoxe huize is
aangegaan.
Voor vrijzichtmagazine is beider opmerking dat ‘uiteindelijk is er voor vrijzinnig geloof en dito praxis bij zowel christenen als
Joden geen plaats meer, belangwekkend. Echter, ik geloof dat zij zich schromelijk vergissen. Juist de geloofsafval in de westerse
wereld biedt kansen voor de vrijzinnigheid. Misschien niet in georganiseerd verband, maar wel daar buiten.
Ik denk bovendien dat beide auteurs nauwelijks over hun kerkelijke grenzen heen kijken. Buiten hun eigen kring is er wel zeker veel
aan de hand. Maar misschien bedoelen zij alleen dat vrijzinnigheid binnen de orthodoxe protestantse en rooms-katholieke kerken en de
orthodoxe synagogen voor vrijzinnigheid geen plaats is. En dat zal wel waar zijn.
De stelling maakt zich zelf waar, want vrijzinnigen hebben in het algemeen geen gelovige kleinkinderen, zij prijzen zich in het
algemeen vanzelf de kerk resp. de synagoge uit. De laatste woorden zijn van rabbijn Van de Kamp.
Twee andere hoofdstukken gaan over Jezus, de een van Ouweneel, de ander van Van de Kamp. Hier zijn de verschillen het helderst. Er is
geen overeenstemming mogelijk, ja zelfs een begin van verstaan is ondenkbaar. En daar komt bij dat een dialoog over de betekenis van
Jezus altijd uitloopt op een 1-0 discussie van de zijde van de christenen. Maar belangwekkender is de joodse wijze van zien, namelijk
de verwachting. De verwachting van de Masjiach. Het is een van die ‘geloofsartikelen’ die door de eeuwen heen het joodse volk bij
elkaar heeft gehouden en heeft doen overleven. En dat is heel wat anders dan de christelijke Mesias die terug zal komen.
Natuurlijk komt in die boek het antisemitisme en anti-judaïsme aan de orde en Ouweneel erkent de schuld van de kerk daaraan.
Merkwaardig vind ik het slot van het boek. Wijzen beide auteurs de vrijzinnigheid radicaal af, ze laten rabbijn A.Soetendorp van de
liberale joodse gemeenschap afsluiten. Hij spreekt over een uitgestoken hand. Hij is van mening dat de auteurs een ‘kostbaar boek’
hebben geschreven. Om even later op te merken: ‘voor mij is dit niet het einde, maar het begin van een nieuw verhaal, waarin
orthodoxe en liberale stromingen zich naar elkaar toe keren en hun bondgenootschap erkennen’.
Ik ben er beduusd van. Heb ik het dus allemaal verkeerd begrepen en naderen beide auteurs de vrijzinnigheid toch. Of is het bij
rabbijn Soetendorp als de wens die de vader van de gedachte.
Enfin, ik heb het boek met belangstelling gelezen en wie wat meer wil weten over deze dialoog moet het maar aanschaffen.
1. Indekerk Blog - 29 september 2013 - http://indekerk.be
Joden en christenen
Boekrecensie door Raymond R. Hausoul
Twee werelden
Na twee christelijk-oecumenische gesprekken, focust Willem Ouweneel nu zijn aandacht op een Abrahamitische-interreligieuze dialoog:
wat verbindt en wat scheidt orthodoxe joden en evangelische christenen van elkaar? Streng en zonder glimlach turen de auteurs op de
cover elk een andere kant op. Dat beeld karakteriseert ook de boekinhoud: orthodoxe joden en evangelische christenen leven in twee
werelden.
Jezus brengt verdeeldheid
Belangrijke aanleiding voor dit gesprek is dat beide auteurs hetzelfde Oude Testament lezen. Desondanks komt het niet tot een echt ‘gesprek’,
want terwijl de jood het Oude Testament als Woord Gods omarmt, verwerpt hij Jezus Christus als het levende Woord Gods. Al snel blijkt
dit de enorme kloof te zijn die tussen joden en christenen inloopt. Jezus brengt verdeeldheid. Echt ingaan op elkaars geloof gebeurt
weinig. Het blijft bij traditie en geschiedenis. Treffend zijn de afsluitende woorden van G.C. Stuart: ‘Omdat meningen tegenover
elkaar blijven staan, is het beter te spreken van “(schriftelijke) ontmoeting”. Rabbijn Van de Kamp schrijft terecht dat voor
Joden een “geloofsgesprek” niet nodig is, terwijl christenen door hun wortels niet om het jodendom heen kunnen’ (p145).
Tegenreactie?
Als grootste gemis in het boek ervaar ik deze keer dat een tegenreactie op de eerste reactie ontbreekt. Het blijft bij één stelling
en één reactie, zonder verduidelijking of verdieping. Dat resulteert erin dat beide auteurs dikwijls langs elkaar heen praten. Juist
het werken met tegenreacties kon dit voorkomen. Zo concludeert Willem Ouweneel (onterecht?) dat ook het jodendom de erfzonde kent
(p26,34). Doordat een tegenreactie ontbreekt, krijgt Lody van de Kamp geen mogelijkheid om dat te ontkennen of te bevestigen. Eveneens
stelt Lody van de Kamp, zonder verdere onderbouwing, dat de christelijke interpretatie van de Messias in het Oude Testament één
groot misverstand is. Doordat opnieuw een tegenreactie ontbreekt, lijkt Ouweneels hele argumentatie uit het veld te zijn geslagen door
die uitspraak. Bij het lezen mis je eenvoudig het ‘gesprek’.
Orthodoxe en liberale joden
De meest centrale onderwerpen cirkelen rondom de mondelinge Thora en de afschuwelijkheden die christenen joden aandeden in de
geschiedenis. Naast het feit dat beiden het afwijzen dat heidense christenen ‘joodje spelen’ (p25-26,33), ligt verder alle nadruk
erop dat de christen zich moeten schamen over zijn verleden, dat al begon bij de afvallige joden die het Nieuwe Testament schreven. De
vraag of deze sterke scheiding ook in het boekje was ontstaan als Willem Ouweneel het gesprek had gevoerd met de liberale jood, stelt
zich hier. De liberale jood maakt immers evenveel als de orthodoxe jood deel uit van het jodendom, en is meer te vergelijken met de
evangelische beweging die geen autoritaire mondelinge traditie kent in het christendom.
Luisteren
Concluderend bevredigt het werk mijn verwachtingen niet helemaal. Het geloofsgesprek blijft me te beperkt en te sterk gereduceerd tot
enkel het luisteren naar elkaar. Onderwerpen zoals de verlossingsweg of de toekomstige hoop komen er daarbij karig vanaf. Dat laatste
valt op: Terwijl beide auteurs hun toekomstvisie aan het begin samenhorig delen (p21-22), komt enkel van de Kamp hierop kort terug als
het gaat over de Messias en de toekomst (p75-76). Hoofdreden voor deze beperkingen is echter 2000 jaar geschiedenis. Joden en
christenen blijven daardoor in hun eigen geloof- en taalwereld opgesloten. Dat dit laatste zeker het geval is, toont het boek in alle
facetten.
|