www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

7 RECENSIES


De Geest van God
Ontwerp van een pneumatologie
Prof. dr. Willem J. Ouweneel
Evangelisch-dogmatische Reeks deel 1
Vaassen (Uitgeverij Medema) 2007
450 pagina’s. Prijs: 39,95 euro. 
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...
of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

Het vuur, de warmte en de wind van de Geest zijn in de voorbije eeuwen veel te weinig gevoeld in ons land. Het is bijzonder verblijdend dat in de laatste decennia daarin een grote verandering is gekomen.. Aan de andere kant is het goed een stap terug te doen: een stap die leidt tot kritische bezinning en grondige theologische refl ectie. Naast opbouwende, direct toegankelijke geschriften over de persoon en het werk van de Heilige Geest is er steviger kost nodig.
Het is evenzeer van belang de bijbelse leer aangaande de Heilige Geest te verstaan en het kaf van het koren te scheiden. Is alle vuur en warmte wel echt afkomstig van de Heilige Geest? Is alles wat waait en bruist altijd van de Geest? Wie en wat is de Heilige Geest eigenlijk? Wat betekent Hij voor het werk van God in deze wereld, in kerken en gemeenten en in de persoonlijke levens van gelovigen? De bron voor de beantwoording van zulke vragen kan alleen de Heilige Schrift zijn, zoals de christelijke theologie door de eeuwen heen haar verstaan heeft en zoals ook wij haar vandaag proberen te verstaan.

Prof. dr. Willem J. Ouweneel (1944) doceert theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit (Leuven/Heverlee, B.), de Evangelische Theologische Academie (Zwijndrecht) en de Evangelische Hogeschool (Amersfoort).

Dit is het eerste deel van een geplande dogmatische reeks. Lees meer recensies:

1. De Geest van God...
2. De Christus van God...
3. Het schepping van God...
4. Het plan van God...
5. Het zoenoffer van God...
6. Het heil van God...
7. De Kerk van God, deel 1...
8. De Kerk van God, deel 2...
9. Het verbond en het koninkrijk van God
10. De toekomst van God
11. Het woord van God
12. De glorie van God
 


7. - 5 september 2007 - www.digibron.nl...

Nog radicaler dan de kerk van het Oosten

Recensie door Ds. W. van Vlastuin

We zijn ontzettend arm als we Christus alleen als onze Verlosser kennen en de gaven van de Geest missen. Die stelling verdedigde dr. Ouweneel in 2004 in zijn boek "Meer Geest in de gemeenten". Nu heeft hij opnieuw een boek geschreven: "De Geest van God. Ontwerp van een pneumatologie".

Zoals Ouweneel in het voorwoord aangeeft, was er behoefte aan theologische reflectie over de thematiek van de Heilige Geest en Zijn werk. In dit boek wil hij een bijdrage aan de theologische bezinning geven. Hij meent dat er geen tegenstelling gemaakt moet worden tussen theologie en geloof, verstand en hart. Dit is voor hem een opmerkelijke uitspraak, aangezien hij op 23 juli 1993 in een interview in het Reformatorisch Dagblad verklaarde dat theologie en geloof niet dezelfde werkelijkheid van God bestuderen. Blijkbaar is hij thans teruggekomen op deze visie. Dit acht ik winst.

Het nieuwe boek van Ouweneel heeft veel te bieden. Talloze teksten over de Heilige Geest worden uitgelegd, waarbij soms een verrassend licht op bepaalde passages wordt geworpen. Het is indrukwekkend hoeveel literatuur de schrijver heeft doorgewerkt voor deze publicatie. Soms weet hij in een paar korte opmerkingen de essentie van een wetenschappelijk boek weer te geven. Dit betekent dat zijn studie als naslagwerk een grote betekenis heeft.

Daar is het in dit boek echter niet om begonnen. We nemen de schrijver en zijn werk alleen serieus als we dit geschrift bevragen op de theologische beslissingen. Er zijn talloze van deze beslissingen. Een grondtrek is de nadruk op de vrijheid van de Heilige Geest. Daarom wordt er principieel een onderscheid gemaakt tussen het geloof en de doop met de Geest. Om de vrijheid van de Geest wordt de doperse traditie onvoorwaardelijk gewaardeerd ten opzichte van de Reformatie waarin op verschillende wijzen Woord en Geest veel meer bij elkaar werden gehouden. Door deze vrijheid van de Geest komt er ruimte voor gaven, tongen en genezingen.

Streeptheologie
Hoewel de opmerking wordt gemaakt dat we niet alles uit het Nieuwe Testament een-op-een naar onze tijd kunnen overplaatsen, blijkt dit inzicht in het geheel van het boek niet te functioneren. Het besef van de eenmalige en unieke geschiedenis waarin God Zich heeft geopenbaard wordt hier kort door de bocht als ''streeptheologie'' afgedaan, zonder dat de problematiek daarvan verder wordt uitgewerkt.
Lees verder...


6. Kerkblad van het Noorden - 26 mei 2007 - www.kerkbladvoorhetnoorden.nl

De Geest van God

Recensie door D. Visser

De vergeten God. Zo zou men de Heilige Geest kunnen noemen. In veel dogmatieken staat geen pneumatologie (leer van de Geest). W.J. Ouweneel constateert dat en schreef zelf een ontwerp van een pneumatologie.

Ouweneel wil een dogmatische reeks van vijf boeken schrijven. Het eerste deel 'De Geest van God' is onlangs verschenen. Het is uitgegeven bij Medema in Vaassen. Het is een prachtig boek van 450 bladzijden, mooi gebonden en rijk aan inhoud.

Opsomming
Deze studie begint met een voorwoord, gebruikte afkortingen en een inleiding. Ze wordt afgesloten met een bibliografie, een verklarende woordenlijst, een personenregister, een zakenregister en een Schriftplaatsenregister. Dat maakt haar heel gebruiksvriendelijk. 

Eerst wordt in twee hoofdstukken de geschiedenis van de pneumatologie behandeld. Daarna gaat het over de persoon en de kracht van de Heilige Geest, over zijn werk in het OT en over Christus en de Heilige Geest. In hoofdstuk 7 wordt de komst van de Heilige Geest behandeld. Daarna komen geloven en wandelen door de Heilige Geest aan de orde. Ook de woonplaats, de volheid en de gaven van de Heilige Geest komen aan bod. Hoofdstuk 13 gaat over de ingeving en de verlichting door de Heilige Geest, terwijl het laatste hoofdstuk gaat over de toekomst van de Heilige Geest. 

Waardering
Het is ongebruikelijk om een dogmatische reeks te beginnen met een deel over de Heilige Geest. Het is van groot belang dat aan de Heilige Geest en zijn werk alle aandacht wordt besteed. 
Ook is het van het grootste belang dat, bij alle stemmen over de Geest, het duidelijk is wat het bijbelse geluid is. Daar is Ouweneel in dit boek naar op zoek. Daarbij leest hij primair het Woord van God. In zijn studie volgt hij grotendeels de lijn van de Bijbel, zoals blijkt uit de bovenstaande opsomming. Hij geeft veel bijbelse citaten. Belangrijke teksten krijgen meer aandacht. 

Deze aanpak verdient waardering. Evenals de openheid waarmee Ouweneel in gesprek is met vele theologen uit alle tradities. Zo is hij tot zijn pneumatologie gekomen, in de overtuiging dat hij door de Geest gedreven werd. Door het zo te formuleren, lijkt het welhaast of zijn boek bijbelboek is. Zo zal hij het niet bedoelen. Zo heb ik in elk geval deze studie niet gelezen. Ik heb veel waardering voor haar. Maar er zijn ook punten die bij mij vragen en verbazing opriepen.

Schetsmatig
In nog geen 50 bladzijden geeft Ouweneel een schets van de geschiedenis van de pneumatologie. Dat kan niet, al kan het in zo'n studie moeilijk anders. Wat wel anders had gekund, is de verdeling van de aandacht. In hoofdstuk 2 wijdt hij enkele bladzijden aan de tijd van de Reformatie en springt daarna over naar de Nederlandse situatie in het calvinisme, vanaf Abraham Kuyper. Vervolgens schetst hij de nieuwere, charismatische, ontwikkelingen die zich daarin voordoen. Hij waardeert die positief. Deze schets is te uitvoerig in verhouding tot de gegevens uit de geschiedenis. Bovendien past ze meer als artikel in een tijdschrift dan in deze studie. 

Ook de pinkster- en charismatische beweging komen aan bod. Het is volgens Ouweneel haar verdienste dat zij de Heilige Geest weer de plaats heeft gegeven die Hem toekomt. Dat is zijn overtuiging ondanks de tekortkomingen die hij signaleert en die hij zelfs als gevaren van het vlees typeert. Daarbij denkt hij aan: biblicisme, een sensationele hang naar bijzondere ervaringen, een overtrokken aandacht voor bepaalde gaven van de Geest en wetticisme. 
Ouweneel signaleert ook veel goeds in andere tradities, maar het goede in de charismatische beweging steekt voor hem boven alles uit. Dat brengt hem tot de uitspraak dat hij respect heeft voor het geweldige werk van de Heilige Geest in de charismatische vernieuwingsbeweging. Deze kwalificatie lijkt me niet juist. Het zou nog te begrijpen zijn als hij respect uitte voor deze beweging, maar nu gaat zijn lof te hoog. 

Geestelijke groei
Een pneumatologie is alleen zuiver als ze het verband tussen de Here Jezus Christus en de Heilige Geest goed ziet. Met deze opvatting van prof. W.H. Velema is Ouweneel het eens. Terecht voegt hij eraan toe dat het van belang is hoe het verband tussen pneumatologie en christologie is. 
Als belangrijk punt brengt hij naar voren dat de Geest in alle waarheid leidt. Dat concretiseert hij door te stellen dat de Reformatie terecht de rechtvaardiging uit geloof centraal stelde. Maar wie zegt dat zij nu nog centraal moet staan, denkt volgens hem ahistorisch. Die ziet blijkbaar niet dat het leerstuk van de rechtvaardiging in het NT slechts een ondergeschikte rol speelt.
Zo oordeelt hij ook over het centraal stellen van de kerkvraag in de 19e eeuw door o.a. evangelischen. Het gaat nu om de oecumene van het hart. In het begin van de 20e eeuw stelde de pinksteropwekking begrijpelijk de Geestesdoop centraal. Maar het is ahistorisch om dat nu ook nog te doen. 
De Geest is allang weer verder getrokken. Het gaat Hem om de geestelijke groei van de gelovigen naar Gods beeld in Christus toe. Conservatieve christenen blijven hangen in hun traditie; reformatorische in de 16e, evangelische in de 19e en charismatische in het begin van de 20e eeuw. Dit zijn stoutmoedige gedachten. Zijn het ook uitingen van de Geest? 
Ik zou rechtvaardiging, kerkvraag en Geestesdoop niet zomaar op één lijn zetten. Verder had ik graag argumenten gezien voor de bewering dat geen van deze drie in het NT centraal staat. Ik kan het niet meemaken dat hij de rechtvaardiging een doorgangsstadium in een groeiproces noemt. Hij onderstreept dat groeien door genade geschiedt, maar men moet er zich wel actief voor openstellen. Wie dat niet doet, kan wel een wedergeboren mens zijn, maar is niet vrijgemaakt. Dat onderscheid leest Ouweneel af uit Romeinen 7. Zijn uitleg heeft me niet kunnen overtuigen. 

Verbazing
Ouweneel verdedigt "vallen in de Geest". De bijbelse voorbeelden waarmee hij dat doet, hebben me verbaasd. Hij noemt o.a. Abraham die op zijn aangezicht viel toen God aan hem verscheen, koning Saul in Endor, de soldaten die Jezus gevangen kwamen nemen en Johannes op Patmos toen Christus zich in heerlijkheid aan hem openbaarde. Dit is minder dan inlegkunde. 
Dat is ook zo als hij de knecht van Abraham een type van de Heilige Geest noemt. Abraham zelf zou een type van God de Vader zijn, Isaäc van God de Zoon en Rebekka van de Gemeente als bruid van het Lam. Meestal exegetiseert hij zorgvuldiger. 

Inspiratie
Als het gaat om de persoon en het werk van de Geest is deze studie op veel punten een goede gids. Boeiend is het hoofdstuk over de inspiratie van de Bijbel. De Schrift is door de Geest geïnspireerd. Maar om Gods Woord met vrucht te lezen heeft de lezer de verlichting van de Geest nodig. Inspiratie en verlichting onderscheidt hij terecht. Een andere belangrijke onderscheiding die hij maakt is die tussen inspiratie en openbaring. Heel de Schrift is geïnspireerd. Maar zij bevat ook uitspraken die geen openbaring van God zijn. Zo zijn woorden van valse profeten overgeleverd omdat God wilde dat wij die leerden kennen, maar uiteraard zonder ze te geloven.

Gids
Er is van deze studie veel te leren, uiteraard in de eerste plaats wat de pneumatologie van Ouweneel is. Het mag duidelijk zijn dat hij zich breed heeft georiënteerd. En dat hij vooral eerbiedig naar het Woord van God wil luisteren. Daarom is het een goede gids in de huidige discussies over de Heilige Geest, al moet u zich in alles door deze Gids laten leiden. 


5. Nederlands Dagblad - 18 mei 2007 www.nd.nl

Werk van de Geest hoog op de agenda 

Recensie door C.G. Geluk

Opvallend is dat in onze tijd van individualisme en groeiend gebrek aan Bijbelkennis de belangstelling voor het werk van de Geest, in het bijzonder voor zijn gaven, zo groot is. Om een subjectivistisch omgaan hiermee en om ontsporingen te voorkomen, is goed bijbels onderricht essentieel.

Ouweneel biedt in dit verband als eerste deel van een geplande dogmatische reeks van vijf delen een studie aan over de Heilige Geest. Hiermee wil hij aansluiten bij de geestelijke vernieuwing die hij signaleert, terwijl deze studie ook bedoeld is om het kaf van het koren te scheiden. Want niet alleen de Geest is werkzaam, de geesten zijn het ook.

Het nieuwe boek van Ouweneel De Geest van God, bestaat uit twee gedeelten. Het eerste (historische) deel handelt over de geschiedenis van de pneumatologie. Hierin gaat de auteur onder andere in op de onderwaardering van de Geest, met name in de Westerse kerk. Hij noemt het de verdienste van de pinkster- en charismatische beweging dat zij ervoor heeft gezorgd dat de Heilige Geest nu hoog op de theologische agenda staat. In het tweede (systematisch theologische) deel komen de Heilige Geest, zijn persoon, kracht en werk uitvoerig aan de orde.

Ouweneel is blij dat wij het vuur, de warmte en de wind van de Geest meer voelen dan in voorbije eeuwen, maar tegelijk waarschuwt hij dat onze eigen geest niet de plaats moet innemen van de Heilige Geest. Hij signaleert dat in de traditionele kerken het ambt de charismata vaak heeft verstikt, maar ook dat in bepaalde charismatische kringen de bezonnenheid van het ambt tegen de extase van de charismata wordt uitgespeeld. In de ontwikkelingen die gaande zijn kunnen beide tradities in een vruchtbare dialoog veel van elkaar leren en meer oog krijgen voor de tekortkomingen van de eigen traditie. Mee eens!

Verbreding en verdieping
Vanuit wie de Geest is en wat de Geest doet, gaat de auteur in op wat geloven en wandelen door de Geest is. Wat dit betreft is er een fundamenteel verschil tussen de oud en de nieuwtestamentische tijd. In de oudtestamentische tijd was de Geest nog niet uitgestort op alle vlees, slechts op enkelingen. Sinds Pinksteren is dit anders. Er is sprake van verbreding en verdieping. Verbreding: alle gelovigen ontvangen de Geest. Verdieping: de Geest maakt nu ook woning in de gelovigen. Hierdoor wordt het geloofsleven rijker, voller en vruchtbaarder. De Geest is nu ook de Geest van de verzegeling en van de vervulling, aldus Ouweneel.

Het is voor mij een grote vraag of gezegd kan worden dat er in het Oude Testament geen sprake was van de inwoning van de Geest in de gelovigen. Er is ook in de oude bedeling zoveel geloofsintimiteit dat deze niet anders verklaard kan worden dan door deze inwoning. Ik voeg me wat dit betreft bij het gezelschap van de meeste Latijnse kerkvaders die zeiden dat de oudtestamentische gelovigen op grond van hun geloof in de komende Christus de Geest als inwonende Geest hadden ontvangen. Het verschil zit 'm mijns inziens niet in het wezen maar in de volheid van het werk van de Geest die in het Oude Testament 'enkele' gelovigen vervult, anticiperend op en profetisch heenwijzend naar het volbrachte werk van Christus, en in het Nieuwe Testament 'alle vlees' vervult vanuit de realiteit van dit volbrachte werk.

De gaven van de Geest
Ouweneel schrijft verhelderend over de gaven van de Geest. Wat de toepassing daarvan betreft meent hij dat gelovigen zich in principe naar alle gaven mogen uitstrekken, mits dit vanuit de liefde gebeurt. Mij heeft hij hier niet van overtuigd. Sluiten alle gaven aan bij de plaats die elke gelovige heeft in Gods Koninkrijk? Verder, nog afgezien van het soevereine gegeven dat de Geest eenieder toedeelt 'gelijk Hij wil', zie ik niet hoe de gedachte dat iedere gelovige naar elke gave mag verlangen ecclesiologisch ingevuld zou moeten worden.

De Geest spreekt anders dan vroeger, zegt de schrijver. 'De Schrift blijft dezelfde, maar de wijze waarop de Geest spreekt vanuit het ene woord, verandert met elke generatie.' De vraag is of dit ook niet toegepast moet worden op de wondergaven van de Geest. In plaats van er zo strak vanuit te gaan dat alle gaven altijd en overal voor alle gelovigen openstaan, zou de vraag aan de orde kunnen komen of dat wel de bedoeling van de Geest in elke situatie is. Zowel in de geschiedenis als in de veelkleurigheid van de wereldkerk zien we dat de contextualiteit van het werk van de Geest een belangrijk gegeven is.

Ouweneel probeert vanuit de Schrift steeds de brug te slaan naar de tijd van nu en naar het persoonlijke geloofsleven. Hij verricht zijn werk grondig en schrijft met passie. De opbouw van zijn studie is duidelijk en samenhangend.

Wezenlijk bij het theologiseren, ook over het werk van de Geest, is de vraag welke visie op de Schrift je hebt. Belangrijk is wat Ouweneel schrijft over openbaring als goddelijke manifestatie van de waarheid, inspiratie als goddelijke registratie van de waarheid en verlichting die nodig is voor het verstaan van de waarheid. Het boek wordt besloten met een hoofdstuk waarin bemoedigend wordt geschreven over het werk van de Geest in eschatologisch perspectief. De Geest is gave voor de eindtijd en ziet uit naar Jezus als de hemelse Bruidegom.

Manco
Ouweneel zou meer aandacht hebben kunnen geven aan de relatie Geest en wet. Summier komt deze relatie wel aan de orde maar niet als apart aandachtsveld. Het is opvallend dat het woord 'wet' ook niet in het zakenregister voorkomt. Terwijl in de Schrift de Geest en de wet zo nauw met elkaar verbonden zijn. Het wandelen door de Geest zou aan de hand van de wet ethisch meer uitgewerkt hebben kunnen worden. Dat Ouweneel dat niet gedaan heeft, heeft naar ik aanneem te maken met een andere visie op de betekenis van de wet in de nieuwtestamentische tijd. Ik ervaar dit als een manco.

Jammer is dat regelmatig geringschattend wordt gedaan over degenen die op bepaalde punten een andere mening hebben. Bijvoorbeeld dat de gevestigde kerken o zo bang zijn dat de Geest (!) uit de fles wordt losgelaten en dat zij daarbij 'gelukkig' altijd op 'excessen' kunnen wijzen. En over de stellige indruk dat bepaalde opvattingen over de charismata bedácht zijn omdat men graag wil dat het waar is dat deze al ophielden aan het eind van de eerste eeuw. Ik heb me aan een aantal van dit soort opmerkingen, die ik beneden wetenschappelijk niveau vind, gestoten. Deze benadering past niet bij de stijl van de Geest. Dat vind ik ook van de manier waarop hij naar een van zijn boeken verwijst: 'mijn populaire boek Meer Geest in de gemeenten'.

Rare vergissingen

Overgenomen van de weblog van Willem Ouweneel

Normaal ga je als auteur niet op recensies over je eigen boeken in; je laat de recensenten rustig hun eigen mening. Maar soms kom je gewone vergissingen tegen, die buitengewoon hinderlijk kunnen zijn.

Het gaat over mijn boek 'De Geest van God' (zie de recensies op www.vergadering.nu).

Cees Geluk neemt mij kwalijk dat ik mijn eerdere boek 'Meer Geest in de gemeenten' 'populair' noemde en ziet daar een vorm van zelfstreling in. Uit het verband blijkt echter zonneklaar dat ik 'populair' hier bedoel als tegengestelde van 'wetenschappelijk'.

Tjerk de Reus neemt mij kwalijk dat ik het boek van Cees van der Kooi over de H. Geest niet besproken heb. Als Tjerk even gerekend had, had hij zelf kunnen zien dat het boek van Van der Kooi nog niet uit was toen mijn eigen boek ter perse ging...

Toch dank ik Cees en Tjerk dat ze vriendelijke aandacht aan mijn boek hebben willen besteden!

Weblog WillemOuweneel.nl...

Mijn kritische opmerkingen nemen niet weg dat ik dit boek waardevol vind. Het biedt veel studiemateriaal en het kan dankzij de zaken en tekstregisters ook dienen als naslagwerk. Ook al verschilt men op een aantal punten, onder andere als het gaat om de gaven van de Geest, met de auteur van mening, wie een speciale studie wil maken van de Heilige Geest en zijn werk, ontvangt in dit boek heel wat stof tot bezinning en verwerking.


4. CV-Koers - april 2007

De Geest van God 

Recensie door Tjerk de Reus


Willem J. Ouweneel schreef een brede studie over de persoon en het werk van de Heilige Geest. Een veelzijdig boek dat de lezer zonder meer veel te bieden heeft. Toch is het ook een eenzijdig boek. Ouweneel heeft belangwekkende meningen, maar hij gaat soms te gemakkelijk voorbij aan het werk van andere theologen.

De persoon en het werk van de Heilige Geest staan prominent op de agenda in kerkelijk Nederland. In vooral de pinkstergemeenten staan de Geest en zijn gaven en krachten al decennia in het centrum van de aandacht. In de gevestigde kerken is daaraan lang voorbijgegaan, maar die tijd is definitief voorbij. Binnen het wereldwijde christendom speelt het pinkstergeloof of varianten daarvan de eerste viool. Kun je dat eenvoudigweg afwijzen? Nee, zeggen veel mensen in de Nederlandse protestantse kerken. Want de charismatische en evangelische geloofsbeleving lijkt tegemoet te komen aan een diep ervaren behoefte aan een intensere relatie met God, aan meer effecten van het heil in het dagelijkse en persoonlijke leven. Die behoefte is mede ontstaan door een zekere gespletenheid die moderne westerlingen ervaren: de relatie tussen God en geloof enerzijds en de feiten van de krant en de praktijk van alledag anderzijds is vaak maar heel dun. Je leeft in twee werelden, waarbij duidelijk is dat de wereld van het geloof vaak maar mager present is en in het slechtste geval terrein verliest.

Willem J. Ouweneel theoloog en schrijver van talloze boeken is blij dat veel mensen in de kerken deze schraalheid als een probleem zijn gaan ervaren. Hij schreef een paar jaar geleden het boek Meer Geest in de gemeenten, waarin hij zijn lezers aanspoorde om meer te verwachten van de vervulling met de Geest. Hij wees tal van zwaktes aan in de kerken en in het geloofsleven van christenen. Toen Ouweneel dat boek schreef, wist hij al: ik zal ooit een bredere studie aan dit onderwerp gaan wijden. Die studie is nu verschenen: De Geest van God. Het is, zo legt Ouweneel uit in zijn voorwoord, een boek waarin hij 'een stap terug' doet om eens grondig na te denken over alles wat zich vandaag roert in kerkelijke kring betreffende de Heilige Geest. Het boek bevat dus een pneumatologie: een leer aangaande de Geest. Het voordeel van zo'n aanpak is de breedte ervan: de auteur laat niet alleen hem aangelegen punten de revue passeren, maar probeert een totaalbeeld te scheppen van de persoon en het werk van de Geest.

Alleen al bij het bladeren door dit boek is duidelijk dat Ouweneel zijn lezers veel te bieden heeft. Hij gaat om slechts een paar dingen te noemen in op de persoon van de Geest in Oude en Nieuwe Testament, op metaforen voor de Geest (lucht, adem, wind etcetera), op het werk van de Geest in schepping, cultuur en geschiedenis, op de relatie tussen Christus en de Geest, en op de plaats van de Geest in de gemeente. Uiteraard krijgt de doop met de Geest of de vervulling met de Geest ook veel aandacht. Het valt op dat Ouweneel talloze handreikingen doet om bijbelpassages beter in beeld te kunnen krijgen, waar het gaat om de Geest. Het boek bevat dus niet alleen hoofdlijnen en dwarsdoorsneden, maar ook veel exegese.

Vreemd
Het is niet reëel om in het korte bestek van deze bespreking concreet in te gaan op de vele stellingnames van Ouweneel. Het is duidelijk dat hij een correctie beoogt van het reguliere kerkelijke spreken over de Geest. Hij aarzelt niet om de kerkelijke traditie als eenzijdig en schraal te betitelen. Zijn inspiratiebronnen daarbij zijn tal van bijbelstudies en theologische boeken vanuit de hoek van de pinkstergemeenten. Maar hij put ook uit andere bronnen: de brede evangelicale beweging, die wereldwijd grote aandacht heeft voor het werk van de Geest.

Ouweneel zou Ouweneel niet zijn als hij zich niet scherp kantte tegen allerlei opvattingen over de Geest en zijn werk, waarin andere accenten gelegd worden dan hij graag zou zien. Maar juist daar laat hij ook iets liggen. Zijn sterke drang de Geest ruim baan te geven leidt tot een verkokerde blik. Dat valt te merken aan de termen die hij kiest en de manier waarop hij ontwikkelingen in het verleden benoemt. Je hoeft niet eens een specialist te zijn om in te zien dat hij grote delen van de kerkgeschiedenis en een reeks theologen die daarin optreden, onrecht aandoet alleen al door hen niet serieus te nemen. Ouweneel heeft het moeiteloos over de 'onderdrukking van de Geest' die inherent is aan het protestantisme. Calvijn en Luther krijgen de zwartepiet toegeschoven, in het bestek van nauwelijks drie bladzijden. Meer recente theologen (zoals O. Noordmans) worden even genoemd, maar krijgen geen aandacht. Dat is op z'n minst vreemd. Dat geldt ook voor het recente boek Tegenwoordigheid van Geest van dr. Kees van der Kooi, hoogleraar charismatische vernieuwing aan de VU. Waarom noemt Ouweneel dit boek niet eens? Maar vooral: waarom gaat hij er niet op in? Je kunt natuurlijk wel allerlei onbekende Amerikaanse bronnen citeren over de vernieuwing door de Geest, maar waarom niet in gesprek gaan met de protestantse broeders in eigen land?

Het is kortom een boek dat je moet lezen met de gave van het 'onderscheiden der geesten’. Ouweneel heeft zonder meer belangwekkende meningen, maar zijn verhouding tot de christelijke geloofstraditie laat zien hoe weinig belang hij stelt in de opinies van anderen. 


3. Friesch Dagblad - 22 maart 2007

De Geest in de spotlights in dogmatiek Ouweneel 

In 'De Geest van God, Ontwerp van een pneumatologie' zet de bekende theoloog Willem J. Ouweneel, de Heilige Geest in de spotlights. Dit eerste deel van zijn Evangelisch-dogmatische Reeks is een gerijpt studiewerk, concludeert Jan Hoek. ,,Helaas vindt in dit werk geen echte ontmoeting plaats tussen de evangelicaal-charismatische pneumatologie en de klassiek-gereformeerde pneumatologie.” 

Boekrecensie door Jan Hoek

In dit lijvige boek van 450 bladzijden besteedt Ouweneel - onder meer hoogleraar filosofie en systematische theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven / Heverlee - veel ruimer aandacht aan persoon en werk van de Geest dan in dogmatieken gebruikelijk is. Het is daarbij even opmerkelijk als ongewoon dat Ouweneel zijn geplande vijfdelige ‘Evangelisch-dogmatische reeks’ met de pneumatologie - de leer van de Heilige Geest - begint. 

Daarachter ligt een duidelijke drive. De auteur is van mening dat ‘het vuur, de warmte en de wind van de Geest in de voorbije eeuwen veel te weinig gevoeld zijn in ons land’. Hij ziet zich een kentering voordoen nu de charismatische beweging internationaal, maar ook in Nederland, om zich heen grijpt. Het verheugt Ouweneel dat in de gevestigde kerken meer ruimte is gekomen voor de charismatische dimensie van spiritualiteit, waarbij de Geest niet een theoretische notie is, maar ervaren wordt als een geweldige kracht in het persoonlijke leven.




Ruime oriëntatie 

Dit boek heeft als gerijpt studiewerk veel te bieden. Voorgangers zullen het bij de preekvoorbereiding met vrucht raadplegen aan de hand van de tekstverwijzingen. Er is volgens mij geen tekst in de bijbel waarin de Heilige Geest genoemd wordt, of Ouweneel wijdt er een korte of meer uitvoerige beschouwing aan, waarbij meer dan eens verrassende verbanden worden gelegd en inspirerende denkduwtjes worden gegeven. 

Geïnteresseerde gemeenteleden vinden hier veel bijeengebracht wat ze anders moeten zoeken in een halve bibliotheek van werken over de Geest. Met name bijbels-theologische verbanden komen breed aan de orde. Uiteraard krijgen de doop en vervulling met de Geest en de gaven van de Geest in het leven van de gelovigen en van de gemeente uitvoerige aandacht. We vinden hier naast bijbeluitleg brede oriëntatie in hedendaagse evangelicale literatuur, terwijl rooms-katholieke, oosters-orthodoxe en protestantse auteurs van allerlei snit niet ontbreken. Dit geeft het boek een levendig en dialogisch karakter. Het is niet doctrinair in die zin dat de auteur met oogkleppen op alleen vanuit zijn eigen paradigma en slechts in gesprek met geestverwanten zijn leerstellingen ontvouwt. 

Anderzijds is het duidelijk waar hij staat als evangelisch-charismatisch man, als baptist en als dispensationalistisch-chiliast. Dat is prima, het geeft helderheid over de positie die iemand inneemt en het is toe te juichen dat daarbij de intentie wordt uitgesproken werkelijk te komen tot ‘over en weer naar elkaar luisteren, het openstaan voor elkaars argumenten, het corrigeren van visies die eeuwenlang klakkeloos zijn overgenomen, maar vandaag niet meer houdbaar blijken, het nieuw leren lezen van allerlei bijbelgedeelten’ (p. 24). En toch is het juist op dit aangelegen punt dat het boek mij teleurstelt. 

Gemiste kans 

Helaas vindt in dit werk geen echte ontmoeting plaats tussen de evangelicaal-charismatische pneumatologie enerzijds en de klassiek-gereformeerde pneumatologie anderzijds. Dat is een gemiste kans en valt mij eerlijk gezegd ook van de schrijver tegen. Ik krijg de indruk dat hij wél verlangt dat reformatorischen zich openstellen voor de gezichtspunten die charismatischen aandragen, maar dat hij voor de omgekeerde beweging niet echt open staat. Dat roept de verdenking op dat hij meent gewoonweg verder te zijn op de weg van inzicht en dat hij met zeker ongeduld achterom kijkt naar de broeders en zusters die nog een inhaalmanoeuvre moeten voltrekken. Dat is nu niet bepaald een goed uitgangspunt voor dialoog! 

Het is tekenend dat Luther en Calvijn in het historisch overzicht van de pneumatologie met een enkele pagina worden afgedaan De intenties van Luther in zijn ‘theologie van het kruis’ en in het nauw bijeenhouden van Woord en Geest, worden niet gepeild. Er is beslist onvoldoende aandacht voor Calvijns spreken over de mystieke unie met Christus dankzij het innerlijk werk van de Geest. 

Ouweneel zoekt aansluiting bij de oosters-orthoxe leer van de ‘theopoièsis’, de vereniging met God, terwijl hij dichterbij huis vergelijkbare visies bij Calvijn en de Nadere Reformatie totaal over het hoofd ziet. Het is merkwaardig dat hij wel uiterst kritisch de protestantse scholastiek aanduidt, maar niet ingaat op de geweldige rijkdom in aandacht voor de Geest bij het gereformeerd piëtisme. 

Verder gaat de auteur niet of nauwelijks in op protestantse theologen in het Nederlandse taalgebied die diepgaand over de pneumatologie hebben nagedacht, bijvoorbeeld O. Noordmans, A.A. van Ruler, J.G. Woelderink, H. Berkhof, A. van de Beek. Hier noem ik ook C. van der Kooi, die bij uitstek een goede gesprekspartner voor Ouweneel zou zijn omdat hij vanuit een duidelijk gereformeerde positie zoekt naar verantwoorde charismatische verrijking. 

Geen ontmoeting 

Jammer is het dat de kritische vragen die door bijvoorbeeld J.W. Maris jaar en dag zijn gesteld, in het geheel niet worden opgepakt. Het is al met al zeer te betreuren dat in een werk dat niet als vlugschrift is bedoeld, maar een positie voor langere tijd bepaalt, van een echt vruchtbare ontmoeting tussen evangelisch-charismatisch en gereformeerd nog geen sprake is. Bovendien komt zo de Nederlandse couleur locale te kort. Een Nederlandse evangelische dogmatiek moet zich mijns inziens breed, overigens zeker niet uitsluitend, op de discussie in Nederland richten. Wanneer Ouweneel wil dat zijn geluid in de kerken werkelijk gehoord wordt, moet hij zelf blijk geven van een echte luisterhouding en de bereidheid inzichten vanuit de gereformeerde traditie te verwerken. Nu volstaat hij met het aanwijzen van tekortkomingen daarin.

Met bijzondere interesse las ik het hoofdstuk over openbaring en inspiratie. Ouweneel is door R. van der Ven (in diens boek ‘Sluiers over de Schrift’) en in zijn voetspoor recentelijk ook door Kees Haak in het vrijgemaakt - gereformeerde tijdschrift ‘De Reformatie’ ervan beschuldigd het gezag van de Schrift te ondermijnen. Ik ben ervan overtuigd dat deze scribenten hun beschuldigingen onmogelijk kunnen staven aan de hand van wat Ouweneel in dit boek schrijft. 

Hij stelt hier namelijk onomwonden dat de ‘vorm’ van de Schrift even gezaghebbend en onfeilbaar is als de ‘inhoud’. Beide zijn ze ‘geestelijk’, dat is gewerkt door Gods Geest (p.339). Dat de Schrift door de Geest geïnspireerd is, betekent dat het spreken van de Schrift een en hetzelfde is als het spreken van de Geest. ‘Het eeuwige Woord is de Schriftwoorden in hun eenheid en integriteit, en de Schrift is het Woord van God in zijn verscheidenheid en divergentie’ (p.342). Daar is geen woord Spaans bij. Ik ben dankbaar met deze heldere visie die volledig ‘de ontische status van de Schrift als geïnspireerd door de Heilige Geest’ handhaaft. Het zou de genoemde beschuldigers sieren op dit punt hun aanklachten in te trekken of op z’n minst te nuanceren, en excuses aan te bieden.

Het is een goede zaak dat Ouweneel de hermeneutische vragen rond het verstaan van de Schrift onder ogen ziet. Inzicht in hermeneutiek kan ons helpen om onderscheid te maken tussen enerzijds diepe geloofsovertuigingen en anderzijds theologische visies die wij met de beste bedoelingen ontwikkelen, maar die altijd betrekkelijk blijven. Zo kan bijvoorbeeld geen enkele inspiratietheorie het diepe geheim van de theopneustie (het geademd zijn door de Geest) van de Schrift adequaat verwoorden. Daarmee stelt Ouweneel uiteraard niet dat alle waarheid relatief zou zijn. Vanuit een gelovige luisterhouding leren wij de stem van de Auteur, de Heilige Geest, in de teksten verstaan. Door vast te houden aan het absolute transcendente uitgangspunt van alle gelovige theologie blijven we bewaard voor het postmoderne relativisme. Met andere woorden: De Schrift is de volstrekte geopenbaarde waarheid. Ons verstaan van de Schrift is altijd gebrekkig en voor correctie, verdieping en verrijking vatbaar. 

Vanuit deze tegelijkertijd besliste en bescheiden grondhouding moet er toch ook openheid kunnen zijn voor wat in dit boek nog niet aan de orde is: een betekenisvolle dialoog tussen charismatische en gereformeerde christenen. 

N.a.v.: Prof. dr. Willem J. Ouweneel, De Geest van God. Ontwerp van een pneumatologie, Evangelisch-dogmatische Reeks deel 1. Vaassen (Uitgeverij Medema) 2007. 450 pagina’s. Prijs: 39,95 euro. 

Prof. dr. Jan Hoek is buitengewoon hoogleraar gereformeerde spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit (vestiging Kampen) en hoogleraar systematische theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven / Heverlee.


2. Opwekking - 1 mei 2007

De Geest van God 

De Heilige Geest is onderwerp van veel inspirerende boeken. Dit boek doet een stapje terug: een stap die leidt tot kritische bezinning en grondige theologische reflectie. Ouweneel gaat diepgaand in op onderwerpen als: pneumatologie, de persoon, de kracht, de komst van de Heilige Geest, Christus en de Heilige Geest, geloven en wandelen door de Heilige Geest, de volheid en de gaven van de Heilige Geest, en de toekomst van de Heilige Geest.

Verder een uitgebreide bibliografie, persoonsregister en een verklarende woordenlijst.
Boeiend populairwetenschappelijk studiemateriaal voor de ‘ontwikkelde leek’.


1. NBD Biblion - 1 maart 2007

De Geest in de spotlights in dogmatiek Ouweneel 

Recensie door
Jenno Sijtsma

Sinds zijn ‘Meer Geest in de gemeenten’ (2004) is de auteur intens bezig met de Heilige Geest en dan met name de werking van de Geest in de gemeente. Dit boek is het eerste deel van een geplande dogmatische reeks die Deo Volente uit vijf delen zal bestaan.

De auteur begint bij een onvoorwaardelijk luisteren naar en (proberen te) verstaan van de Heilige Schrift. Hij bespreekt de pneumatologie de eeuwen door, gaat vervolgens in op de persoon, de kracht en het vroegere werk van de Heilige Geest, Christus en de Gemeente, de woonplaats en de volheid van de Heilige Geest, de gaven, ingeving en verlichting van de Heilige Geest en de toekomst van de Heilige Geest.

Centraal staat dat de gelovige de Geest heeft ontvangen, maar moet (leren) wandelen in de kracht van de Geest, en zich uitstrekken naar alle negen wondergaven, zoals in 1 Kor.12-14 beschreven. Er is geen andere weg dan het Schriftgetuigenis en daarom wijst hij terecht de streeptheologie af. Een omvangrijk, geleerd, maar ook bewogen handboek, waarmee de gemeente haar voordeel tot beleving en eer van God kan doen.

www.vergadering.nu