www.vergadering.nu Recensie-index www.vergadering.nu
2
RECENSIES
De boeken van Willem J. Ouweneel
Heiliging
Willem J. Ouweneel
Praktische heiliging moet blijken uit alledaagse leven
Uitg. Medema, Vaassen 1999, 159 pag. Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)... of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl
Op het verlanglijstje staat vermoedelijk niet bovenaan: heilig worden. Maar het kan best komen omdat wij niet zo goed weten wat het werkelijk is. Namelijk: dicht bij de Vader zijn. Op de Zoon van God gaan lijken. Door de Geest van God vervuld worden. En zelfs als we het zo eenvoudig zeggen, is er nog heel wat te vertellen, om er handen en voeten aan te geven. Met het oog daarop is dit boek geschreven. Wie het leest, gaat verlangen naar heiliging. |
 |
Nederlands Dagblad, 17-8-1999
recensie door dr. M.J. Arntzen
W.J. Ouweneel heeft een lezenswaardig boekje geschreven over een onderwerp dat ons allen ter
harte moet gaan: de heiliging. Het is het vijfde en laatste deel van een serie over het
geloofsleven in het algemeen.
We vinden in dit werkje enigszins herziene bijbellezingen die de auteur vanaf 1994 in
verschillende plaatsen heeft gehouden. In vijf hoofdstukken wordt achtereenvolgens gesproken
over de heiligheid van God, van Christus, de Heilige en Rechtvaardige, dan over hen die
geheiligd worden. in het vierde en vijfde hoofdstuk gaat het over de roeping tot heiliging (,,Weest
heilig, want Ik ben heilig") en over het volbrengen van de heiligheid.
Heel mooi in dit boek is de ernst die wordt gemaakt met een heilig leven naar Gods geboden,
waarbij alle wetticisme wordt gemeden. Ook trof mij de grote eerbied voor de Schriften, die ons
ook hier de weg moeten wijzen.
In het eerste hoofdstuk wordt al heel wat aan de orde gesteld. Ouweneel beklemtoont dat Gods
heiligheid eigenlijk zijn wezen uitdrukt; met name ook zijn verhevenheid, luister en majesteit,
met verwijzing o.a. naar de lofzang van de serafs in Jesaja 6. De schrijver betoogt ook dat Adam
vóór de zondeval niet heilig was, wel onschuldig. Heiligheid komt alleen aan God toe en aan de
gelovige ná de val in zonde. Heiligheid zou namelijk horen bij de verloste mens (p. 14). Ik
meen echter dat Adam naar Gods beeld was geschapen in ware gerechtigheid én heiligheid (Ef.
4:24). De heiligheid die de eerste mens bezat, en door eigen schuld verloor, wordt hersteld en
vernieuwd door Christus.
In het tweede hoofdstuk horen we van Christus' heiligheid. Ouweneel zet uiteen dat Christus het
ware heiligdom werd voor Israël. In de tabernakel en tempel troonde God; daar was Hij in Zijn
heiligheid en heerlijkheid tegen
woordig. Maar Christus is de vervulling van de tempel: Christus blijft ons heiligdom, ook als de
aardse tempel verdwijnt (Joh. 1:14). En zo blijft Gods heiligheid en heerlijkheid ook wonen
onder de gelovigen.
'Positioneel' en praktisch
Interessant wordt het, wanneer het over onze heiligheid gaat. Ouweneel onderscheidt nogal
uitdrukkelijk tussen een positionele en een praktische heiliging. De eerste hebben we in
Christus. We kregen die op het moment dat we tot geloof kwamen ("werden
wedergeboren"). Vandaar uit komen we tot de praktische heiliging.
Maar iemand die (positioneel) in Christus geheiligd is, kan nog wel eens heel onheilig leven.
Als voorbeeld worden de Korinthiërs genoemd. Zij waren toch heiligen en geheiligd in Christus.
Het onderscheid dat hier wordt gemaakt, doet mij denken aan het spreken over 'staat' en 'stand'
in de gereformeerde geloofsleer. Ouweneel verwijst daar ook naar. Naar onze gerechtvaardigde
staat zijn we kinderen van God, maar in ons leven blijkt dat niet altijd. We leven vaak beneden
onze stand.
Echter, wij - in onze reformatorische traditie - verbinden de staat meestal met de
rechtvaardiging. Met die staat is het in orde. Maar met onze stand (in de heiliging) is het niet
al te best. We laten nogal wat steken vallen. Ouweneel zegt (m.i. terecht) dat we ook in
beginsel al geheiligd zijn, naar onze staat heiligen in Christus. In feite belijden we dit als
gereformeerden ook. Christus is ons óók tot heiliging gegeven (1 Kor. 1:30). Hoe zou het
komen, dat we uitsluitend bij de rechtvaardiging van toerekening spreken, terwijl er toch ook
een toegerekende heiliging is? Volgens antwoord 60 van de Catechismus schenkt en rekent God ons
de volkomen heiligheid van Christus toe, alsof ik nooit zonde had gehad of gedaan. Dat komt
wellicht door de ernst die we maken met het strenge oordeel van God dat we verdiend hebben. En
misschien is er bij de gereformeerden nog een wat dieper besef van onze radicale verdorvenheid.
Ouweneel benadert het reformatorisch standpunt vaak zeer dicht.
Nu betoogt hij, dat voor ons het gebod geldt: Wees wie je (in Christus) bent. We kunnen er niet
maar op los leven en dan toch een beroep doen op onze (positionele) heiligheid in Christus.
Geen tweedeling
Ouweneel wil ook niet weten van een tweedeling van het leven, een heilig en een profaan terrein.
Onze praktische heiliging moet blijken in ons alledaagse leven, in ons huwelijk, ons gezin, op
ons werk. Heel lezenswaard is ook het laatste hoofdstuk over het volbrengen van de heiliging.
Ook hier valt op de nuchterheid en de ernst waarmee gesproken wordt. De auteur wil heiliging
niet zien als een proces. Maar er is wel geestelijke groei. We hebben ons telkens opnieuw aan de
Here toe te wijden, terwijl we Hem toch al toebehoren. Terecht verwerpt de schrijver ook, dat we
steeds zouden moeten vragen: "Wat zou Jezus doen?". Dat is een oneigenlijke vraag.
Niemand zou dan nog aan zijn postzegelverzameling kunnen werken of een uurtje kunnen gaan
tennissen.
Het is een indruk van dit boekje. Leest u het zelf maar. Het is de moeite waard. Ik ben blij met
dit werkje, waar zo duidelijk bijbelse richtlijnen gegeven worden en voortdurend wordt gewezen
op de Krachtbron, nu we geroepen zijn tot een heilig, God toegewijd leven.
Heiliging
Willem J. Ouweneel
"Oogst", het maandblad van de "Stichting
tot Heil des Volks"
september 1999
Door P.d.B.
In Heiliging, het vijfde deeltje in de serie
'Geloofsleven', zijn bewerkte bijbellezingen opgenomen. Ieder hoofdstuk begint met minimaal vier
tekstgedeelten uit de Bijbel die handelen over heiligheid. Heiligheid hoort bij God. De mens was
in het paradijs niet heilig. Wel leerde de mens door de zondeval wat onheiligheid is. Daarom is
het een groot wonder dat God ons door Jezus heilig wil maken. Volgens de auteur, Ouweneel, kun
je in de Bijbel duidelijk zien dat de mens na de verlossing door Christus meer terugkrijgt dan
die door de zondeval is kwijtgeraakt. Heiligheid is iets dat we ontvangen, we kunnen het niet
zelf maken. Heel mooi beschrijft de auteur dat wij Gods heiligheid kunnen weerspiegelen: zoals
de zon de maan weerspiegelt. Maar de maan is geen zon en zal ook nooit de zon worden. Zo worden
ook wij nooit zo heilig als God.
Het tweede hoofdstuk behandelt dat God zich in Jezus als de Heilige heeft geopenbaard. De auteur
wijst daar op door de engel Gabriël aan te halen, die tegen Maria zei: '...daarom ook zal dat
Heilige dat geboren zal worden, Gods Zoon worden genoemd'. In het derde hoofdstuk wordt
geschreven over 'zij die geheiligd worden'. De Brief aan de Hebreeën komt uitgebreid aan de
orde. In die brief wordt het woord heiligheid in verband gebracht met het priesterschap. Als
onderbouwing noemt de auteur: 'En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig
volk' (Ex.19). Verder besteedt de auteur veel aandacht aan de praktische betekenis van de
heiliging. In de kern komt het er volgens hem bij heiliging op aan dat je je voor eens en altijd
aan de Here toewijdt. De moeilijke vragen worden niet uit de weg gegaan: 'hoe kun je in de
besteding van je vrije tijd heilig blijven?' Mij is door dit boek goed duidelijk geworden wat
heiliging inhoudt. Door de overvloed aan tekstverwijzingen kun je het meerdere malen lezen en er
toch steeds weer nieuwe dingen uit halen.
N.a.v. Heiliging, Willem J. Ouweneel, 159 blz., f19,95. Uitgeverij Medema, Vaassen, 1999.
|