Kerkgeschiedenis
Interessante episoden uit de vroege kerkgeschiedenis

Menu

Evangelisch-Gereformeerd

De Opwekking komt eraan

NBV recensies

Waar was God?

Abortus - Euthanasie

Kerkgeschiedenis
  
De vroege kerk - deel 1
   De vroege kerk - deel 2
   De vroege kerk - deel 3
   De vroege kerk - deel 4
   De vroege kerk - deel 5
   De vroege kerk - deel 6
   De vroege kerk - deel 7
   De vroege kerk - deel 8
   De vroege kerk - deel 9
   Rachab
   Jozef van Arimathea en Jezus
   De leeuw/Heraldiek
   Bonifatius
  
Friezen, Angelen
   Waarom Brits-Israël-visie?
  
Joden in verstrooiing

Satan

 


Uit: Een nieuw geluid - Tijdschrift over Nederlands-Israël - januari 2008

JOZEF van ARIMATHEA en JEZUS

door H.W. van Woelderen

Inleiding
Behalve voor hen die de Israël-waarheid bestuderen, is voor de gemiddelde Nederlander de legendarische geschiedenis (of de geschiedkundige legende!) dat Jozef van Arimathea en Jezus Engeland bezochten, volkomen onbekend. Het is uit de Nederlandse geschiedenisboekjes geschrapt. In de 16e en 17e eeuwse kronieken zoals van Smallegange en Van Schriek wordt het nog wel vermeld en in de middeleeuwse Vlaamse literatuur zijn Jozef van Arimathea en de graalridders zelfs een geliefd onderwerp. Na de 17e eeuw, als het nationalisme opkomt, vindt men echter in ons taalgebied vrijwel niets meer over deze figuur. De eerste die in onze taal deze verhalen weer aan de vergetelheid ontrukte was C.F.Ph.D van der Vecht in zijn boek 'Israël, Daniëls laatste wereldrijk' en in zijn blad 'Het Steenen Koninkrijk'. Tot voor kort was er echter niets in het Nederlands te vinden over dit onderwerp en moest men bij de Engelse Israël-literatuur te rade gaan.

Heeft het zin ons met oude geschiedenis bezig te houden?
Ja, het heeft zin om kennis te vergaren omtrent onze voorouders en ons te verdiepen in brokstukken van oude verhalen over de apostelen, die al dan niet in de Bijbel genoemd worden. Het heeft zin om ons daarmee bezig te houden nu er een steeds feller aanstormende cultuurloosheid op ons afkomt. Juist nú is het nodig om ons hier in het westen onze gezamenlijke culturele en bijbelse wortels weer bewust te worden. Het zijn positieve hulpmiddelen om onze Israël-identiteit terug te vinden en te verdiepen.

Eén van de kernpunten van de visie op Israël is het ingaan tegen de aloude en hardnekkige bewering dat onze voorouders nog wilde barbaren waren toen de Romeinen deze streken veroverden. Deze uitdrukking stoelt op Caesars veel gebruikte term 'barbari', wat zoveel betekent als vreemdelingen. De gemiddelde Nederlander wordt nog steeds gehersenspoeld met de idee dat de Romeinen hier de beschaving brachten en dat eeuwen daarna de Roomse Kerk ons het christendom bracht. 

Daartegenover staat de Israël-waarheid die aantoont dat de tien stammen van Israël zich onder andere namen reeds (gedeeltelijk) in onze streken bevonden en al vóór de komst van de Romeinen behoorlijk ontwikkelde cultuurkernen hadden gevormd. Wij doelen, met name in ons land, op de Friezen en de Batavieren (die geen 'beknotste' wilden waren, hun leider, Claudius Civilis, uit de eerste eeuw was van koninklijke bloede en kwam tegelijk met Caradoc, de Engelse koning, in Rome), de Kennemers en de Menapiërs. Het aantonen dat in de legende dat Jezus en de eerste apostelen naar het verborgen Huis van Israël in Engeland en de overige 'kustlanden' gingen, een kern van geschiedkundige waarheid schuilt, is het lichtend zwaartepunt van ons onderwerp. Daar kunnen we ons niet genoeg mee bezighouden!

Glastonbury, de wieg van het christendom
Omdat men deze overtuiging in de Engelse Israël-literatuur nogal eens tegenkomt, had de British Israel World Federation tijdelijk op Mount Avalon in Glastonbury haar hoofdkwartier gevestigd. Als door een magneet worden ook vele anderen door deze plek aangetrokken. Waarom juist in deze tijd? Glastonbury is tegenwoordig maar een kleine plaats in de graafschap Somerset. Het is gebouwd rond de ruïne van een oude kathedraal, een centrale plek in de legenden. Aan de ene kant van het dorp rijst een kegelvormige heuvel op, de Tor, vanwaar men een prachtig uitzicht heeft over de heuvels van Somerset. Aan de andere kant is een lagere heuvel, Weary all Hill, waar een verwaaide meidoornboom en een steen met 'AD 37' erin gebeiteld de aandacht trekken. Uiterlijk is er verder niet zoveel te beleven in dit plaatsje, behalve dat het 's zomers veel hippies aantrekt. Sommigen zoeken er Atlantis, anderen praten in zalig nietsdoen over 'Jezus als voorbeeld van de alternatieve maatschappij'. Glastonbury is 'in', maar men dient er wel op te letten 'waarin', want ook een groep pseudo druïden gaat, in het wit gekleed, op 1 mei(!) in processie de Tor op. Zelfs de Anglicaanse en Roomse kerk houden op 23 juni een processie naar de heuveltop. Laten we dus wel waakzaam zijn naar wát we willen zoeken en ook daar het kaf van het koren leren onderscheiden.

Drie perioden in de verhalen over Jozef van Arimathea’s komst
Er zijn drie perioden in de legenden te onderscheiden, namelijk de verhalen over Jezus' leven vóór zijn optreden in Palestina, vervolgens die betreffende gebeurtenissen rond het jaar 37 en als derde, die omstreeks het jaar 64. Het woord 'legende' in het Latijn betekent: 'dat wat gelezen moet worden'. Het waren de geschiedenissen van heilige mannen, apostelen, die oorspronkelijk als legenden werden aangeduid. In later eeuwen werd er meer bij gefantaseerd, maar een legende berust in principe toch altijd op ware geschiedenis.

Nu kan alles wat er van deze drie perioden wordt verteld zeker echt gebeurd zijn, maar er treedt nogal verwarring op, waarvan men de weerslag ook vindt in de hierboven aangehaalde boeken. Daarom wil ik eerst in het kort de grote lijn aangeven van de delen waaruit de verschillende verhalen bestaan, zodat men weet waarover het gaat.

Jozef van Arimathea als tinhandelaar
In deze eerste periode die zo omstreeks het twaalfde levensjaar van Jezus moet liggen, centreren zich de overgeleverde gegevens rond de tinhandel tussen Cornwall en het Nabije Oosten. Volgens een gegeven uit de Talmoed was Jozef van Arimathea de oudoom van Jezus, een broer van Maria's moeder. Deze verhalen vermelden de komst van de rijke Jozef van Arimathea in Cornwall als tinhandelaar in gezelschap van de jonge Jezus. Naar deze streken van Cornwall, waar nog overblijfselen van historische tinmijnen zijn, voert ons de film van Derek Bray. Vooral Marazion ('mara' Hebr. betekent 'bitter') en Loë aan de Cornische zuidkust bewaren deze legenden. Er wordt hier nog onderscheid gemaakt tussen een reis van Maria en Jezus als klein kind en een tocht van Jozef met Jezus als jongen van een jaar of vijftien, zonder zijn moeder.

In die laatste periode kan men ook de legenden plaatsen van Glastonbury en Pilton, nu een dorpje van een paar honderd inwoners, acht kilometer ten oosten van Glastonbury. Pilton was in de eerste eeuw een landingsplaats en haven aan het begin van de dertig kilometer lange weg over de heuvels van het gehucht Priddy naar de rotsen van de Mendips, waar de Britten reeds ver voor de Romeinse tijd koper en tinmijnen exploiteerden. Jezus zou o.a. met Jozef van Arimathea deze route gegaan zijn. 'As sure as the Lord was in Priddy' is nog een bekend gezegde onder de oudere bewoners. Verschillende overleveringen spreken van Jezus als timmerman en hersteller van boten. Hij zou een houten gebouw naar het model van de ark gemaakt hebben. Anderen spreken van een ronde lemen hut. De plaats waar hij deze bouwde wordt in ieder geval aangewezen op het veld waar nu de ruïne van de kathedraal van Glastonbury staat.

Dit alles zou hebben plaatsgevonden in de tijd van Arviragus, hertog van Cornwall, die persoonlijk bevriend zou zijn geweest met Jozef van Arimathea. In die tijd was Bran koning van Wales (later Aartsdruide). Hij was de vader van Caradoc, die we later zullen tegenkomen. Van Jezus wordt verteld dat hij les kreeg van de Britse druiden. Men moet zich hen niet voorstellen als primitieve tovenaars die mensen offerden. Er bestonden zeven universiteitssteden, centra van geleerdheid, met een rijkdom aan kennis die vér uitging boven die van de later binnenvallende Romeinen.

Tot zover de periode vóór de kruisiging. In het volgende hoofdstuk zullen we eerst de persoon van Jozef van Arimathea en diens positie in Jeruzalem onder de loep nemen. Vervolgens keren we terug naar de twee latere perioden in de legenden van Glastonbury en omstreken die betrekking hebben op de jaren 37 en 64 na Chr.

Wie was Jozef van Arimathea?
De Bijbel brengt ons voor het eerst in kennis met Jozef van Arimathea op een tijdstip dat Jezus niet meer leeft, maar nog wel aan het kruis hangt. Dit is des te merkwaardiger omdat, volgens Joodse traditie, deze Jozef Jezus' naaste bloedverwant was, namelijk de oom van zijn moeder. Deze informatie is niet in de Bijbel te vinden. Het is echter zeer aannemelijk dat hij als oudste van de familie en uit naam van Maria handelde en alleen op grond hiervan het lichaam van Jezus mocht opeisen, volgens een aldus luidende Joodse wet. Pilatus, die de Joodse wetten kende, zou ongetwijfeld het verzoek van Jozef van Arimathea zo laat op die Vrijdagmiddag niet hebben ingewilligd als de familierelatie van de Arimatheeër met Jezus niet glashelder was geweest.

Het is merkwaardig dat de evangelisten zo spaarzaam zijn met hun gegevens over Jozef van Arimathea. De Britse traditie maakt hem zelfs tot voogd van Jezus na de dood van Jozef, de echtgenoot van Maria, die volgens de overlevering - een handschrift uit de eerste eeuw beschrijft zijn dood op 111 jarige leeftijd - stierf, toen Jezus ongeveer dertien jaar oud was. Het is met deze oom en voogd dat Jezus zijn jonge jaren doorbrengt. Volgens de verhalen begeleidt Jezus Jozef op zijn reizen naar Cornwall en Somerset in West Engeland.

Dat deze centrale figuur in het leven van Jezus zo weinig wordt genoemd in de evangeliën en niet voorkomt in het boek Handelingen is des te verwonderlijker, omdat Jozef van Arimathea volgens de oudste christelijke traditie, bewaard in het Vaticaan, gekarakteriseerd wordt als 'de apostel van Brittannië' en juist hij was het die van Filippus, de apostel voor Gallië en onze streken, de opdracht kreeg om de 'Brittannische eilanden te bekeren'.

Waarom zwijgt de Bijbel over deze Jozef, de steun en toeverlaat van de jonge Jezus? Johannes 19:38 geeft ons de oplossing. Jozef was in het geheim een discipel van Jezus uit vrees voor de Joden. Slechts op één moment en wel op het meest centrale en dramatische ogenblik van de Bijbel, direct na de kruisiging, wordt Jozef van Arimathea aan de openbaarheid prijsgegeven.

Eén moment stellen alle vier evangelisten Jozef van Arimathea in het licht. Mattheüs noemt hem een rijk man die het lichaam van Jezus in zuiver linnen windt en het in zijn eigen nieuwe uit de rots gehouwen graf legt. Markus introduceert hem als een 'achtbaar raadsheer die zelf het Koninkrijk Gods verwachtte'. Pilatus schenkt Jozef het lichaam, aldus Markus. Lukas beschrijft hem als 'een raadsheer, een goed en rechtvaardig man'. Johannes onthult ons het geheim van Jozefs discipelschap. Bovendien geeft hij de meeste details. Pilatus staat toe dat Jozef het lichaam wegneemt. Wanneer dat gebeurd is, komt ook Nicodemus met een mengsel van mirre en aloë, honderd pond. Naar de begrafenisgewoonten van de Joden binden zij het lichaam van Jezus in linnen doeken. Johannes vermeldt wel de hof met het nieuwe graf, maar niet dat beide Jozefs eigendom waren. Jozef van Arimathea wordt even belicht als de bijna belangrijkste menselijke figuur uit de Bijbel.

Deze grote onbekende blijkt gerechtigd te zijn het lichaam van Jezus, die het Licht der wereld is, te balsemen en in zijn eigen tuin te ruste te leggen. Niemand weet het nog op die vrijdagavond, maar de tuin van Jozef, zijn hof, zal de plaats van de opstanding worden.

Wie is toch die mysterieuze, meest nastaande figuur, bij 'het ter helle gaan' van onze Heer. Waarom vraagt niet iedere bijbellezer zich af waarom niemand verder iets van deze Arimatheeër vermeldt? Waarom wordt Jozef na de aflegging van het lichaam van Jezus weer in bijbels zwijgen gehuld? Zouden we juist van déze mens niet veel meer willen weten? Het lijkt wet opzet! Had men opdracht om zijn verdere sporen uit te wissen? Was het voor hemzelf te gevaarlijk als hij, de geheime discipel, openlijk zou worden genoemd? Waarom maakt de Bijbel zelf Jozef tot de eerste verloren discipel, terwijl juist hij het is die verreweg de meeste apocriefe verhalen, graalsagen en middeleeuwse legenden om zich zou zien weven? Juist hem, de verdwenen Jozef, vinden wij terug als 'de apostel van Brittannië, het land van de verdwenen stammen van Israël, met name Efraïm, zoon van Jozef, Jakobs zoon, als hoofdstam.

Tienstammig Israël verdwijnt uit het Oude Testament. Jozef van Arimathea verdwijnt uit het Nieuwe Testament. Waartoe en waarmee verdween hij? Dat laatste vormt de kern van de meeste graalsagen en Middelnederlandse wonderverhalen.

De oorsprong van de Graalsagen
De oorsprong van de latere wonderverhalen over Jozef van Arimathea en het zoeken naar de verloren graal heeft eigenlijk een heel nuchter en 'medisch' begin op vrijdagavond na de kruisiging, vlak voor het invallen van de schemering en het begin van de Joodse Sabbat.
Het was noodzakelijk dat de wond in de zij, die de Romeinse soldaat Jezus toebracht om te zien of Hij al gestorven was, vóór het balsemen gereinigd werd.
Jozef neemt twee kleine glazen kruikjes ter grootte van een olie en azijnstel, zegt men en vangt in de ene het bloed op en in de andere het lymfevocht. Sommigen hebben de kruikjes zo klein gemaakt als een zilveren peper en zoutvaatje. Ze moeten in ieder geval klein geweest zijn, want Jozef bewaart ze en verbergt ze onder zijn kleed op het moment dat hij vlak voor zonsondergang gevangen wordt genomen. Tot zover is de gang van zaken nuchter en logisch.

Waar het bijbelverhaal stopt, beginnen de 1e-eeuwse handschriften. De 'Handelingen van Pilatus' (later bij ons bekend als het 'Evangelie van Nicodemus') en 'Het verhaal van Jozef van Arimathea' hadden als centraal thema: de gevangenneming van Jozef bij zonsondergang na de kruisiging. Er wordt steeds gesproken over de haast waarmee Jozef te werk moest gaan. Eerst helemaal naar het paleis van Pilatus om toestemming te vragen, daarna met grote spoed het lichaam afnemen van het kruis, dan dit zo snel mogelijk vervoeren, de afstand moet wel zes kilometer geweest zijn als de hieronder gegeven geografische beschrijving juist is het snel moeten balsemen van het lichaam, om dit dan ten slotte in vliegende haast in de tuinrots te leggen en de steen voor het graf te rollen. Dit alles bovendien nog in het diepste geheim en alleen bij Nicodemus bekend.

Dat er een reden was voor haast en geheimzinnigheid bleek toen Jozef op weg naar huis door de Joden werd opgewacht en gearresteerd. Via een soort standgericht werd hij, ten overstaan van het Sanhedrin, berecht en levend in een muur gemetseld. Een verslag, volgens Pilatus, zou in de eerste eeuw in Rome zijn teruggevonden. Latere critici verklaren het tot verzinsel omdat het vervolg van het verhaal vertelt van Jozefs bevrijding door een wonder. Dit laatste komt ook in het 'Verhaal van Jozef van Arimathea' voor en in talloze andere versies. Terwijl de ingemetselde Jozef zich in het donker bevindt, gaan de flesjes met water en bloed, die hij immers bij zich droeg, gloeien en oplichten. Ze geven hem levensadem en voeding en plotseling wordt de hele ruimte verlicht en staat de gestalte van Jezus voor hem die hem naar buiten leidt. Daarna is hij weer alleen in de nacht en in zijn eigen huis.

Waarom zouden wij dit verhaal niet geloven en de uitleiding van Petrus door dichte gevangenisdeuren wel? Wanneer wij dit verslag (met talloze gelovigen uit alle eeuwen) als juist aannemen, dan hebben wij het antwoord op de vraag waarom de Bijbel zwijgt. Het zou voor Jozef levensgevaarlijk geweest zijn om nog in Jeruzalem te worden gezien. Hij verdwijnt dus, duikt onder zouden wij nu zeggen. Volgens de overlevering hebben alleen Pilatus en Nicodemus de gebeurtenissen opgetekend. Dit zijn de enige mensen met wie Jozef in de Bijbel te zamen wordt genoemd. Het is heel aannemelijk dat Jozef vóór zijn vlucht nog een moment naar Nicodemus is gegaan, die immers getuige van de arrestatie moet zijn geweest.

Daarop aansluitend volgen de verhalen over Jozef die op zijn tochten telkens weer op wonderbaarlijke wijze geleid, gevoed en bevrijd wordt door de twee flesjes, die later geïdentificeerd worden met 'de Graal', door Jozef aan het eind van zijn leven in Avalon (Glastonbury) begraven. Niemand heeft ze ooit teruggevonden, maar de graalridderromans van de Tafelronde van koning Arthur uit de vijfde eeuw draaien om dit onderwerp. Koning Arthur zou een directe nakomeling geweest zijn van Jozef van Arimathea.

Hoewel wij veel franje van de Jozef legenden moeten verwijderen, wordt het nu toch wel duidelijk dat de kern logisch genoemd kan worden. Waar zou Jozef als tinhandelaar anders naar toe gegaan zijn dan naar de streek waar hij met Jezus is geweest, namelijk Cornwall en Somerset? Volgens de verhalen verschijnt Jozef in het jaar 31 alleen in Avalon en in 37 met een hele groep, onder wie zijn dochter Anna, zijn zoon Josefus en volgens sommigen zelfs met Maria, de moeder van Jezus.

Een ander verhaal laat hem daarna nog weer vijftien jaar in gevangenschap doorbrengen in Palestina, in een diepe put, waar hij al die jaren op miraculeuze wijze wordt gevoed en warm gehouden door de twee flesjes. Weer anderen beschrijven de Graal als de schaal die was gebruikt bij het Laatste Avondmaal en waarin Jozef het bloed uit de wond opving. Deze schaal zou later in het bezit zijn gekomen van koning Arthur en alleen voor graalridders zichtbaar zijn geweest, terwijl de 'cruets', de flesjes, een verborgen mysterie bleven.

De naam Jozef en de plaats Ramathaïm
Jozef van Arimathea is duidelijk bij de huidige theologie niet 'in'. Wie eens een aantal commentaren en theologische werken erop naslaat, die schrikt! In de zesdelige Encyclopedie van het Protestantisme, uitgave Kok Kampen, wordt Jozef van Arimathea niet eens genoemd! Evenmin in Hasting's Encyclopaedia of Religion. Maar ik ontdekte wel iets merkwaardigs. Bij vergelijking van encyclopedieën van 1900 en 1970 blijken de eerstgenoemde wel uitgebreide artikelen aan Jozef van Arimathea te wijden, maar de laatste groep niet of zijdelings. Zo bevat de Judaica van 1904 een opmerkelijk goed artikel over Jozef van Arimathea, dus van Joodse zijde, terwijl de in 1970 in Jeruzalem uitgegeven Judaica onze Jozef totaal geschrapt heeft. Jozef van Arimathea is dus niet belangrijk, noch bij de moderne theoloog, noch bij de wetenschappelijke Israëli, noch bij de huidige critische geschiedvorser, zoals professor Jan Romein, die alle Middelnederlandse stukken over Jozef van Arimathea en nog veel meer over onze Keltoscytische en Hebreeuwse afkomst naar het rijk der pseudohistorie verwijst. Is dat geen teken aan de wand? De Judaica van 1904 geeft notabene een hele beschrijving van Jozefs gevangenschap, de wonderbrengende graal en zelfs van zijn reizen naar Brittannië. Voor ons is het nu belangrijk te weten hoe deze Judaica het woord 'Arimathea' verklaart en afleidt.

De Judaica's van 1904 en 1970 leiden het woord af van Rama, een plaats even ten noorden van Jeruzalem. Veel Nederlandse commentaren waaronder Elseviers Bijbelse Encyclopedie laten een duidelijk verouderd standpunt zien, als zou hier Rama bij Lydda zijn bedoeld. Hieronder volgt een vrij navertelde versie over Jozefs woonplaats, gegeven door voornoemde Judaica's.

Arimathea is in het Grieks Ramathem en komt van het Hebreeuwse Ramathaim. Men verwarre dit niet met Rama in het land van Naftali en ook niet met het Rama in Benjamin. Het eerste is tegenwoordig een plaats benoorden Haifa; het andere ligt bij Lydda. Beide dus op grote afstand van Jeruzalem. Ramathaim, waar de Arimatheeër vandaan zou komen, ligt slechts enkele kilometers benoorden Jeruzalem op een 800 meter hoge heuvel in het land Efraïm. Voor de stam Efraim is deze plaats de eeuwen door geestelijk een buitengewoon belangrijke plaats geweest. De profeet Samuël werd hier geboren. Van hieruit richtte hij Israël en op diezelfde hoogte zalfde hij Saul tot koning. 'Rama' betekent hoogte (lofty place volgens Gesenius), hetgeen wil zeggen hoge voorname verheven plaats, dicht bij de hemel. De richteres Debora heeft er ook gewoond en volgens de Judaica was er eeuwenlang Samuëls profetenschool gevestigd. Men haalt hierbij een Joodse uitspraak aan: 'Ramata, waar de leerlingen der zieners vertoeven'. Tot zover de Judaica Encyclopedie.

Nu zijn er tegenwoordig onder ons mensen die het standpunt van prof. F. Weinreb innemen, als, zou je niets geografisch mogen situeren, maar alle namen als fasen in iedere mens moeten zien. Al zou deze visie juist zijn, dan ben ik toch blij dat ik me de werkelijke aardrijkskundige plaats van Jozefs herkomst kan voorstellen. Waarom zou men die plaats die God op aarde schiep niet mogen vergelijken met die andere hoge heuvels, de Tor en de Weary all Hill in Glastonbury, dat andere voorname geestelijke centrum in het land van Efraim, Engeland? Het doet ons de figuur van Jozef nog meer nabij komen!

Wordt Jozef, de oudoom, genoemd in de genealogie van Jezus?
Al is het geslachtsregister van Jezus in Lukas 3:24 in vergelijking tot dat van Mattheüs 1 op zichzelf een ingewikkeld onderwerp, toch wil ik mij er even mee bezighouden. Bijna alle Israël-schrijvers wijzen erop dat men de stamboom van Mattheüs moet zien als die van Jozef, nakomeling van David en Salomo en de verdere koningslijn. In dit geslachtsregister staat niet dat Jozef de vader van Jezus was.

Het geslachtsregister van Lukas 3 daarentegen is dat van Maria, die via Nathan, de broer van Salomo, wel van David maar niet van de verdere koningslijn afstamt. Dit is dus de werkelijke stamboom van Jezus, geboren uit de Heilige Geest en Maria, die echter zelf in dit geslachtsregister niet wordt genoemd. Jozef staat in de plaats van Maria, omdat vrouwen in de bijbelse stambomen meestal worden vervangen door hun naaste mannelijke bloedverwanten. Nu menen velen dat met Jozef de echtgenoot van Maria wordt bedoeld. Maar... Maria's man Jozef was immers geen bloedverwant van haar?

Toen ik mijzelf deze vraag stelde, ging mij een licht op! Is met deze Jozef soms Jozef van Arimathea, de oudoom van Jezus en Maria's naaste bloedverwant bedoeld?
De traditie zegt dat Maria de dochter is van de rijke Anna en Joachim. Jozef van Arimathea is dan de broer van deze Anna geweest; zijn eigen dochter Anna zou naar deze tante genoemd kunnen zijn. Dat deze dochter Anna later in het koningshuis van Wales introuwt zullen wij nog zien.

Het is geen gemakkelijke materie, maar het is een belangrijk onderwerp in ons verhaal dat heenwijst naar het latere Britse vorstenhuis. In Lukas 3 staat: 'Jezus, Jozef, Heli'. De vrouwen worden niet genoemd, dus Anna, dochter van Heli, valt weg. Zo ook Maria, dochter van Anna. Wie is de naaste levende bloedverwant van Anna? Haar eigen broer Jozef van Arimathea! Bij het volgende geslacht geldt hetzelfde. Ook voor Maria is Jozef van Arimathea, de naaste levende bloedverwant die, zoals wij gezien hebben, in deze positie volgens de Joodse wet het lichaam van zijn neef Jezus mag opeisen.

Hiervan uitgaande ontmoeten wij volgens de traditie broer en zus, Jozef en Anna, die beiden als zeer welvarend bekend staan. Kwam hun rijkdom soms uit de tinhandel? Wie tin en koper bezat, zo gold het in de Mendips, een heuvelrug in Somerset, was rijker dan de Romeinen, die er bezeten van waren! Wij moeten dus af van het fabeltje waarmee ons aller kerstfeestvierende hersenen jaar in jaar uit gespoeld zijn, als zouden Jozef en Maria straatarme werklieden geweest zijn. Maria's echtgenoot was van koninklijke bloede; haar moeder Anna en haar oom Jozef stamden uit een belangrijke tak van het Huis Juda, een zijlijn van de koningstak. Zij waren dus van adel en zeer vermogend. Jezus deed vrijwillig afstand van zijn aardse bezittingen. Het is een fabeltje dat Hij een pauper van geboorte zou zijn geweest.

Jozef van Arimathea stamt in dit geval via Nathan (Lukas 3) ook van David af. Dat hij, de aanzienlijke raadsman in Jeruzalem, daarom ook lid van het Sanhedrin moet zijn geweest, staat geenszins vast. Hij plant, volgens de legenden, niet alleen de staf die tot meidoorn uitgroeit over in Engelse bodem, maar hij verplant ook zijn nageslacht. Volgens Britse bronnen is Jozef de voorvader van koning Arthur. Men glimlacht wanneer oude verhalen Arthur van koning David laten afstammen, maar op grond van ons bovenstaande relaas is Arthur via Jozef een nazaat van David door Nathan en werd zijn dochter Anna de stammoeder van het vorstenhuis in Wales. Bracht Wales niet de harp van David in het Britse koningswapen?

In het eerste hoofdstuk werden drie perioden onderscheiden waarin volgens de overlevering sprake is van de aanwezigheid van Jozef van Arimathea in Engeland. In de vroegste periode, de eerste decennia van onze jaartelling, reisde Jezus als kind en als jongeman tezamen met zijn oudoom Jozef, de tinhandelaar, langs de toen bekende tinroute naar de mijnen in Cornwall en, zowel per boot als over land, naar de mijnen in de Mendipheuvels in Somerset.

In die tijd was er nog geen sprake van een Romeinse bezetting. Prins Arviragus (Gweyreidd) regeerde over Somerset en Cornwall. De vorst van het Silurische Huis in Wales, die Jezus ook gekend zou hebben, was de Aartsdruide Bran 'de gezegende', wiens kleinkinderen, de kinderen van zijn zoon Caradoc, tot de eerste christenen behoorden.

De tweede periode, die nu ter sprake komt, handelt over de tocht van Jozef van Arimathea naar Avalon Glastonbury in de eerste jaren na de kruisiging. Twee jaartallen worden genoemd: 31 na Chr. wanneer Jozef alleen komt en het jaar 37, waarin Jozef met twaalf metgezellen uit Jeruzalem een eerste nederzetting sticht in Avalon. Deze laatste episode wordt verreweg het meest beschreven en kan aangenomen worden als geschiedkundig bewezen.

Een derde periode, waarvan de overlevering spreekt, valt tussen de jaren 50 en 63. Hierover lezen wij dat Jozef ditmaal in Engeland gevangen werd genomen, maar door Evelac, de koning der Belgae, weer bevrijd. ln deze tijd wordt ook de vijandelijke bezetting van grote delen van Engeland door de Romeinen onder keizer Claudius een feit en werden Bran, Caradoc en diens inmiddels tot christenen bekeerde kinderen gevankelijk naar Rome gevoerd. Eveneens in die tijd zou de apostel Aristoboulos (Eubulus in 2 Tim.4) als raadgever van Bran in Brittannië vertoefd hebben. Over deze laatste periode zal een volgend hoofdstuk handelen, waarin ook de stamboom van Jozef van Arimathea tot koning Arthur en de Nederlands Vlaamse handschriften over Jozef en de Graal zullen worden besproken.



JOZEF van ARIMATHEA en JEZUS - deel 2


Jozef komt alleen naar Avalon in 31 na Chr.

Op Weary all Hill, op de met gras begroeide heuvel aan de zuidzijde van het huidige dorp Glastonbury, ligt naast een meidoorn met het bordje 'Glastonbury Thom' een gebroken, met onkruid overgroeide platte gedenksteen met de nog nauwelijks te lezen inscriptie: A.D.XXXI. Meen nu niet, zoals sommigen doen, dat de steen zelf uit het jaar 31 is. Hij werd daar in de 18e eeuw geplaatst door een quaker. Er wordt gezegd dat het jaartal onjuist is door het verkeerd lezen van handschriften en dat er 37 zou moeten staan. Ik stel voor beide jaartallen als juist te kwalificeren, omdat de traditie ook verschillende feiten vermeldt.

Het klinkt logisch dat Jozef eerst alléén komt om terrein te verkennen en besprekingen te voeren met Arviragus over landaankoop, voordat hij zijn lotgenoten naar deze plaats brengt. Jozef heeft in 31 vermoedelijk vanuit Cornwall per muildier de zogenaamde 'packhorseroute' gevolgd, de handelsweg over land van de tinmijnen van Cornwall door Somerset over de Mendipheuvels naar Wales. Gedeelten van die route zijn teruggevonden en worden nog als wegen gebruikt. In oude tijden was deze route in gebruik en dus bekend bij de Foeniciërs, de Cymri (Kimbren), de Belgae, maar niet bij de Romeinen. In verdroomde dorpjes van roodachtig natuursteen en gevlijd tegen de Quantock heuvels, een rug in midden-Somerset, leeft nog de traditie dat Jozef, de tinhandelaar, daar voorbijtrok.

In dat jaar 31 schenkt Arviragus Jozef twaalf stukken land, de ‘hides’, die in het Domesdaybook van 1086 worden vermeld. Hierover later meer. Als bezegeling van de aanvaarding van het geschenk plant Jozef dan zijn staf precies op de plek waar nu de bloeiende meidoorn staat naast de steen A.D.XXXI. Andere tradities zeggen dat de staf in 37 werd geplant, toen zijn metgezellen ook bij hem waren. Het jaar 31 moet twee jaar na de kruisiging zijn geweest. Algemeen wordt immers aangenomen dat Jezus' geboorte viel in 4 BC. De kruisiging zal dan hebben plaatsgevonden in 29, in Jezus' 33e jaar.

De vervolgden strandden in Marseille in het jaar 35

Het jaar 35 wordt in de 16e eeuw vermeld door kardinaal Baronius. Deze man was de toen welbekende bibliothecaris van het Vaticaan, die een manuscript vond uit de eerste eeuw. Onze Nederlandse geschiedschrijvers Van Schriek en Smallegange (16e resp. 17e eeuw) hebben het relaas, dat ongeveer als volgt luidt, van Baronius overgenomen:      'Na de steniging van Stefanus werd de belangrijkste groep christenen, onder wie met name worden genoemd Lazarus (de opgewekte), Maria Magdalena, twee Maria's, Martha en haar zwarte kamenier Sara en Jozef van Arimathea: in totaal 72 volgelingen van Jezus, allen door de Joodse regering verbannen en in een schip zonder zeilen, riemen of roer de Middellandse Zee opgedreven. De bedoeling was duidelijk. Het schip zou met man en muis moeten vergaan, maar ... God laat hen, door de stroom en de wind gestuurd, op een wonderbare wijze terechtkomen in Marseille, vanwaar de van ouds bekende tinroute over land door Gallië en Bretagne aanvangt: de muilezelweg van de Foeniciërs. Jozef moet deze route gekend hebben.'

Het verhaal van de lotgevallen der eerste christenen op hun pleisterplaatsen in Zuid-Frankrijk is fascinerend, al moet een en ander eerst ontdaan worden van een dikke roomse saus. De zwarte dienstmaagd Sara wordt daar zelfs nu nog vereerd als 'de zwarte madonna'! Nog steeds komen zigeuners ieder jaar van heinde en ver eind mei naar St.Marie de la Mer om het feest van de zwarte madonna te vieren. Het verslag van Baronius kan men ook als weerslag in de Franse literatuur aantreffen.

Het gedicht 'Mireille' van de 19e eeuwse dichter Mistral, in het dialect van de Provence, is daar een goed voorbeeld van. De stranding in Marseille wordt behalve in het door Baronius gevonden MS uit de eerste eeuw, ook vermeld in een geschrift van Rabanus, bewaard in het Magdalen College in Oxford.

Jozef en Josefus bezongen door Franse troubadours

Wij volgen Jozef nu weer op zijn tocht door Frankrijk. We lezen dat hij met zijn zoon Josefus en vermoedelijk met de twaalf metgezellen, die wij later in Avalon aantreffen, verder trok. Hij werd gesignaleerd in Aquitanië en in Bretagne. De Franse middeleeuwse graalverhalen, eeuwenlang door minstreels en troubadours bezongen, en opgetekend in de 12e eeuw, vermelden hoe Jozef de koning van Sarras bekeert. Zijn van deze naam de Saracenen afgeleid, die in de Pyreneeën rondzwierven? Aan de andere kant speelt in de roman van Lancelot, koning Evelac een grote rol. Ook deze gaat tot het christendom over en vergezelt Jozef op weg naar Engeland. Evelac of Aphalagh zou dezelfde zijn als de gelijknamige vorst der Belgae, die we later ook nog zullen ontmoeten.

Van Jozef van Arimathea zegt Van Schriek in zijn 'Van oorsprong en zaken der Kelten':
'Met hen is oock in ghelijckenperijckel over commen Josephus van Arimathea, die men houdt van Gallien voorts getrocken te zijn op Brittannien, ende aldaar eerste gheprediet hebbende het woordt des Heeren, te zijn ouerleden'.

De Franse graalliteratuur basis voor de Vlaamse

Het 12e eeuwse Frans is uitermate moeilijk te lezen, maar ook moderne bewerkingen van deze graalsagen zijn verre van gemakkelijk te begrijpen, omdat men heel charmant de lezer het ene ogenblik zich in gezelschap laat bevinden van de graalridders van koning Arthur en Parcival op zoek naar de graal (3 de eeuw), terwijl hij even later opeens weer met Jozef van Arimathea in Sarras is. Op deze Franse versies zijn de Nederlands Vlaamse manuscripten gebaseerd. Zo worden wij met verhalen geconfronteerd, die op een 21e eeuwse lezer wel een onsamenhangende indruk moeten maken. In onze taal zijn ze opgetekend in de 12e eeuwse 'Merlijn' van Jacob van Maerlant, de Lancelot en de Walewein als handschriften aanwezig in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en in de 19e eeuw in boekvorm verschenen, voorzien van commentaar door prof. W.J.A. Jonckbloet en J.van Vloten. We komen hier nog op terug.
Eén voorbeeld, een citaat uit de Nederlandse Lancelot:

'Na ons heren passie Xiiij jaar'(eigenlijk 4 en niet 14)!
'Doe Jhoseph van Arimathie, die goede ridders entie vrie' (en die vrij)!
'Die onsen here van den cruce dede, Sciet van Jherusalem mede',
'Ende vele lieden met hem also wel; van sinen geslachte, hem gevèl'(goed gezind)
'Dat si quamen in die stede van Sarras; Daer die coninc Emalas Here af was'.(Deze Emalas heet op andere plaatsen Evalac. Na diens bekering tot christen gaat Lancelot als volgt verder: )
'Ende daer na scieden die beidegader van Sarras, Joseph ende sijn vader' 'Soe dat si int Grote Bertangen quamen...`

De kern van de Franse graalverhalen is, dat Jozef op zijn tochten in Sarras steeds uitkomst en hulp krijgt door de Graal, die hij met zich meevoert. Later wordt deze schaal of beker dan teruggezocht door Parcifal, Lancelot en anderen. Plaats en tijd, ridders van het ene land en van het andere worden in deze verhalen door elkaar gehaspeld, maar zeker gaat het in dit alles om heel andere snaren, die in het innerlijk van de mens worden aangeroerd.

Jozef met twaalf metgezellen in Avalon anno 37

Jozefs reis door Frankrijk met 72 mensen heeft een merkwaardig vervolg wanneer de Britse geschiedschrijvers, zoals Beda in de 6e eeuw en William of Malmesbury in de 12e eeuw, optekenen hoe Jozef in het jaar 37 met twaalf volgelingen bij Wirrahill landt, allen zeer vermoeid (weary); vandaar dat in latere tijden in de volksmond de bewuste heuvel Weary all Hill wordt genoemd. Malmesbury bracht omstreeks 1135, betrekkelijk kort vóór de grote brand, lange tijd door in de bibliotheek van Glastonbury, die in die dagen even belangrijk was als het British Museum nu. Zijn boek 'On the Antiquities of Glastonbury' is de belangrijkste bron. Hij las ter plaatse in geschriften (die zestig jaar later volledig verbrandden), dat de apostel Filippus Jozef van Arimathea tot apostel wijdde en hem naar Brittannië zond (Omdat er later in Malmesbury's werk geknoeid is, ging men het geheel als verzinsel beschouwen, reden waarom zijn gegevens niet werkelijk tot onze geschiedschrijving zijn doorgedrongen).

Koning Arviragus ontving Jozef en de zijnen vriendelijk en de twaalf aan Jozef geschonken 'hides' werden ontgonnen. Men bouwde hutten van leem en wilgenhout en de reeds bestaande 'wattle hut' die door Jezus zelf, anderen zeggen door Jozef, was gebouwd, werd gerestaureerd. Deze hut zou het model van de tabernakel gehad hebben en was twintig meter lang en negen meter breed. Tot de reeds genoemde brand van de abdij in 1184, waarbij de beroemde bibliotheek verloren ging, zou de wattle hut het hebben uitgehouden.

Wattle betekent zoiets als wilgenteen. Wilgen groeien nog welig in de moerassige veengrond bij de rivier de Brue. Helaas was de hut voorwerp geworden van een zwaar overtrokken reliquieverering, met name in de eeuw waarin de brand ontstond, die naar men zegt opzettelijk was aangestoken met afgunst als drijfveer. Wie zal de waarheid hiervan achterhalen? Voor ons gaat het erom, zonder de plek als zodanig te vereren, dat wij beseffen hier te doen te hebben met de plaats van een eerste vrije samenleving van uit Israël verdrevenen. Ze woonden in een in twaalf stukken verdeeld gebied, een model van het komende Koninkrijk van God op aarde. Op de 'hides' zelf komen wij nog terug. Eerst wil ik nog met enkele archeologische bewijzen aantonen dat er in Avalon Glastonbury in de eerste eeuw iets bijzonders aan de hand geweest moet zijn.

Tin en loodmijnen in Mendips;
   kunstvoorwerpen uit de Belgae tijd

Dat er tinmijnen waren in Cornwall, die voor onze Billitonmijnen niet onderdeden, zal geen archeoloog meer ontkennen. Evenmin als het feit dat er lood en zelfs zilvermijnen geweest zijn in de nu slechts toeristen trekkende Mendips. Veel is over dit gebied geschreven. Men schat dat de mijnen zeker vanaf 400 vC in bedrijf waren, met als hoogtepunt 150 vC. De duidelijkste sporen lieten de Belgae na, een volk dat Somerset bezette en tot aan de invasie van de Romeinen onder keizer Claudius in 49 na Chr. de mijnen intensief exploiteerde. Veel vondsten uit de vorige eeuw, die helaas achter de gesloten deuren van het bisschoppelijk paleis in Wells zitten, hebben uitgewezen dat de Belgae, evenals de vóór hen daar wonende Kelten, tin konden mijnen, smelten en decoratief bewerken. De Romeinen moesten van hen deze kunst nog afkijken! Priddy, de plaats 'waar Jezus zeker was' blijkt getuige de opgravingen een versterkte vesting te zijn geweest en in de eerste eeuw tevens een centrum van veel tin en loodmijnen.

De zogenaamde 'lake villages'

Aan de westkant van Glastonbury tot aan het dorp Meare zijn onder het veen enige complete 'meerdorpen' gevonden. Beter zou men deze als 'zeedorpen' kunnen betitelen, want ze werden overspoeld door de zee en getijden, die bij Bristol tussen eb en vloed een verschil uitmaken van maar liefst zeven meter. De belangrijkste vondsten werden hier gedaan tussen 1910 en 1930. Helaas heeft men, na een en ander in kaart te hebben gebracht, alles weer dichtgegooid. In het museum in Taunton, dertig kilometer ten zuiden van Glastonbury, zijn nog de resten te zien van complete modellen van ronde lemen hutten van wilgenhout en leem, daterend van ongeveer 50 vC tot 80 AD, in welk jaar ze zijn verbrand. Ze hebben hetzelfde uiterlijk als de in oude boeken beschreven hutten uit de tijd van Jozef van Arimathea. Ook vond men veel tin uit de Belgae periode. De bewoners blijken te hebben geleefd van schapenteelt, van weven en merkwaardig genoeg moeten zij zich hebben beziggehouden met het dresseren van wolfshonden! Moesten die hen soms verdedigen, wanneer zij als christenen de vijand 'de andere wang' toekeerden? Men had namelijk geen oorlogswerktuigen gevonden.

De Glastonbury meidoorn

Een aardig boekje over dit onderwerp is 'The flowering Hawthorn' van H.R. Williamson, die de volksverhalen over de staf van Jozef heeft verzameld. Jammer genoeg verzwijgt hij het belangrijkste gegeven, namelijk dat botanici deze meidoornsoort uit Avalon Glastonbury, met zijn veel langere doornen en grootbloeiende witte bloemen alleen in Palestina hebben teruggevonden! Afgezien dan van de loten die inmiddels van de Glastonbury meidoorn zijn genomen en waarvan er een in Washington DC staat te bloeien, Efraïm en Manasse loten van eenzelfde stam... Deze meidoorn heeft een bloeiperiode in mei, oktober en tijdens de kerstdagen.

De twaalf 'hides' van het Domesdaybook

Nadat Willem de Veroveraar, de Normandiër, in 1066 de Britse zaak had overgenomen, beval hij al het land in verband met belastingen precies te doen beschrijven. Zo ontstond het beroemde Domesdaybook, dat letterlijk betekent: boek van de dag des oordeels. Hierin zijn alle dorpjes, landerijen en kastelen van Engeland (± 1086) beschreven, tengevolge waarvan het nu van onschatbare waarde is! Het origineel bevindt zich in het British Museum.

Onder 'Glastonbury' worden in dit boek de 'twelve hides' in het Angelsaksisch aldus beschreven: 'Het Domus Dei, in het grote monasterium van Glastonbury, genaamd: het geheim van onze Heer. Deze kerk van Glastonbury bezit in eigen ville (Frans woord!) XII hides, waarvoor nooit belasting is betaald' (vrijgesteld van belasting betekent dat hier sprake was van een koninklijk recht 'grant' dat pas onder Hendrik VIII is opgeheven).

Dit Domus Deï (Huis Gods) wordt door Malmesbury beschreven als de 'wattle hut', die destijds geheel met lood zou zijn versterkt en met de maten van de tabernakel gebouwd. Een hide is een Saksische landmaat, die al in de 5e eeuw door de historicus Beda werd beschreven en die, hoewel variërend, beschouwd werd als 'de grootte van een estate' (ons Fries voor 'state') voldoende om een gezin of huishouden te onderhouden. Een hide was 120 acres en komt in Nederlandse maten overeen met 40 hectare. Dat is voor ons, die met vruchtbaar land gewend zijn aan intensieve landbouw, een hele lap grond voor één gezin (ouders, kinderen, personeel enz), maar men dient te bedenken dat daar ter plekke er stukken bij waren met veel moerassen en rotsige heuvels. Twaalf hides zijn dan ongeveer 490 hectare; dat is hemelsbreed 7x7 kilometer. In werkelijkheid lagen de bewuste hides, waarvan verschillende kaarten bestaan, rond Glastonbury niet in een mooi vierkant, maar van oost naar west uitgerekt en met punten naar het noorden reikend, tot Pilton in het oosten en Priddy in de Mendipheuvels, die 400 meter hoog zijn. Daardoor zijn de afstanden langs de kronkelwegen veel langer dan bij een vlak stuk van 500 hectare in Nederland. Het was een rijk en gevarieerd gebied, die gift van koning Arviragus aan Jozef van Arimathea.

De twaalf hides de maten van het Nieuwe Jeruzalem?

Nu is er een fascinerend onderzoek gaande, waarin men door metingen reeds zou hebben ontdekt, dat de maten van de twaalf hides een nauwkeurig model op verkleinde schaal zijn van die van het Nieuwe Jeruzalem, beschreven in Openbaring 21:16...! In onze vertaling staat: 12000 stadiën, maar in het Engels zijn dit 'furlongs' (maat van 201 m.). De schrijver John Mitchel en zijn medewerkers hebben uitgerekend, dat twaalf furlongs 1440 acres groot is. Dat is nauwkeurig het totaal oppervlak van de twaalf hides. Mitchel zegt het zo: 'Men is hiermee op het fascinerende spoor gekomen van een eerste christelijke nederzetting in Glastonbury, welke de symbolische maat had, op verkleinde schaal, van het Nieuwe Jeruzalem'.

De lezer weet wel dat wij met gegoochel met cijfers voorzichtig moeten zijn, maar de maten van de tabernakel en van het Nieuwe Jeruzalem staan niet voor niets in de Bijbel! Zouden deze maten door Jozef en zijn metgezellen naar Avalon zijn overgebracht en daar in de aarde uitgezet?

Jozef van Arimathea en Jezus in Engeland?

De overleveringen over Jezus in Engeland zijn nuchter en feitelijk, zonder franje en wonderverhalen en daardoor geloofwaardig. Het zijn duidelijke volksherinneringen. Wanneer Jozef van Arimathea en de zijnen na de kruisiging in Engeland terugkeren en de schat van het evangelie het eerst in het land van Efraïm brengen, dan realiseert het volk van Cornwall en Somerset zich pas wie Jezus was. Jezus, die zij zich herinneren van tussen zijn twaalfde en dertigste levensjaar. Zij wijzen elkaar en hun kinderen de plaatsen aan, nu nog steeds: 'Hier in de baai van St. Just ging Jezus voor anker'. 'Hier in Falmouth landden Jozef en Jezus aan de 'Strand' en beklommen de Smithick Hill langs dit pad!' 'Jezus werkte hier in de Ding Dong mijnen' (punt van Cornwall boven Penwrith). 'Deze mijn heet nu nog 'Wheal Jesus' (wheal betekent mijn). En in Padstow aan de westkust van Cornwall weet men nog: 'Hier maakte Jozef met Jezus een tussenlanding op weg rond de kaap Lands End naar de Mendip heuvels in Somerset en uit deze bron namen ze zoet water in'. De bron heet nu nog Jesus Well, een nuchter stenen gebouwtje in een eenzaam veld. Geen franje, geen altaren, geen poppenkast, zoals helaas wel te zien is in Bethlehem, Nazareth en Jeruzalem, waar Jezus zich 'officieel' openbaarde.

In Cornwall en Somerset is zeer Keltisch! 'de waarheid tegenover de wereld' van mond tot mond overgeleverd. 'As sure as the Lord was in Priddy' is nog een bestaand spreekwoord in de Mendip heuvels. Over Glastonbury (voorheen Avalon) zijn ook geen wonderverhalen te vertellen. 'Jezus bouwde hier een hut en woonde onder ons'. 'Jezus was scheepstimmerman en maakte hier boten'. 'Jezus was hovenier en maakte harken en schoffels'. Moest Hij dan niet zijn in 'de dingen zijns Vaders'? Het antwoord hierop vindt men in Morgan's 'St. Paul in Britain'. Het boek toont aan dat in ZW-Engeland universiteiten en dus ook geleerden waren, zoals Bran de Gezegende, die Jezus bezocht moet hebben en die voor de Farizeeën in wijsheid en kennis zeker niet onderdeden. Zou Jozef van Arimathea het Oude Testament daarheen meegenomen hebben? Het Hebreeuws en het Oud Keltisch moeten in ieder geval zo verwant geweest zijn, dat men over en weer de Triaden van Wales en de Jesaja rollen kon lezen. De triaden verhalen ook dat de Kelten (de verloren schapen van het Huis Israëls) min of meer de Mozaïsche wetten hielden.


JOZEF van ARIMATHEA en JEZUS - deel 3

Jezus betaalde vreemdelingenbelasting in Palestina

Bij het eerste optreden van Jezus in Kapernaüm en Nazareth (Markus 1) blijkt men hem niet te kennen. Hij komt duidelijk van elders. Dat Hij als vreemdeling beschouwd werd, wordt bewezen door Mattheüs 17, waar de belastingontvangers aan Petrus vragen of zijn Meester het 'hoofdgeld' niet betaalt, waarop Petrus bevestigend antwoordt. Voor hoofdgeld staat in het Grieks 'didrachma'. Dit was niet de zogenaamde tempelbelasting; dan zou het woord 'shekel' (Joodse munt) gebruikt zijn. Handelaren en kooplieden in Kapernaüm werden echter als vreemdelingen beschouwd en moesten vreemdelingenbelasting betalen, die men in Griekse munt kon voldoen. Het muntstuk dat uit de bek van de vis tevoorschijn kwam, is de stater, een Grieks geldstuk, waarmee Jezus eveneens de vreemdelingenbelasting kon betalen. Hij stond dus te boek als vreemdeling. Verder blijkt uit alles dat Jezus, toen Hij woonde in 'het land van Zebulon' (Galilea), vertrouwd was met schepen en visserij en de discipelen aanwijzingen kon geven. Waar had Hij, als vreemdeling, deze kennis en ervaring opgedaan?

Graftombe en gebrandschilderde ramen in St. John's Church

De 15e eeuwse gothische kerk aan de Highstreet in Glastonbury, die Anglicaans is, maar tegenwoordig naar Rooms ritueel tendeert!, heeft aan de westkant vier gebrandschilderde ramen. Als de avondzon door het violet, het rood en het geel speelt, wordt de daaronder staande, twee meter lange en uit grijze steen gebeeldhouwde graftombe gekleurd. Deze kolos werd in de 14e eeuw gevonden in de abdij en critici beweren dat monniken het fabeltje hebben verzonnen dat het de lege graftombe, waarop nu de bijna geheel uitgesleten letters J.A. staan, van Jozef van Arimathea zou zijn.

Wie sceptisch is, dient dan wel een alternatieve verklaring te hebben voor deze oosters aandoende sarcofaag van locale steen uit ongeveer de eerste eeuw, die blijkens de ornamentiek de resten van een voornaam persoon bevat moet hebben.

Daar komt bij dat William of Malmesbury in de 12e eeuw, vóór de grote brand van 1184, het handschrift van de in de 6e eeuw levende Maelgwyn of Liandaff heeft gelezen waarin hij, blijkens zijn eigen geschriften, gegevens over deze tombe vond. In Llandaffs tijd zou de tombe in het Latijn de volgende inscriptie hebben bevat: 'Ik ging naar Brittannië nadat ik Christus ten grave droeg. Ik onderwees. Ik rustte'. De sarcofaag zelf werd in 1345, bij nasporingen op last van koning Edward III, teruggevonden. De beenderen die deze bevatte, werden in een zilveren kist gedeponeerd die verloren is gegaan.

Opvallend is het dat het bord met opschrift in de St. John's Church, waarop men dit alles kon lezen in onze tijd is weggehaald. De glas in lood ramen blijven echter, zolang het moge duren, boven deze zwijgende tombe hun onweersprekelijke kleuren en beeldenverhaal vertellen. De ramen zijn niet oud, in tegenstelling tot het 14e eeuwse gebrandschilderde raam dat Jozef voorstelt in de andere kerk van Glastonbury, de St. Benedict. De St. John's ramen zijn in 1936 geschonken toen dominee L. Smithett Lewis, schrijver van de beste boekjes over dit onderwerp, daar predikant was.

In de hoge ramen ziet men links Jozef van Arimathea met een witte ringbaard en oosters gekleed in een purperen mantel. In de ene hand draagt hij twee tinnen kannetjes, in de andere heeft hij een eenvoudige staf. Onder in de ramen zijn vier scenes uit Jozefs leven te zien: Jozef bij Pilatus, de afname van het kruis, de landing bij Weary all Hill en het planten van de staf. Op zichzelf is dit een unieke en uitzonderlijke voorstelling in een Anglicaanse kerk. Vanaf het tweede raam kijkt een figuur in rood en goud gekleed ons recht aan. Hij heeft een gekromde Griekse staf en een wat Rooms aandoende mijter met linten op het hoofd. Zijn naam staat eronder: St. Aristobulus. In het derde raam naast hem staat een eenvoudig geklede oosterling op sandalen met een geopend boek boven zijn hoofd: zijn naam is Simon Zelotus, een van de twaalf apostelen. Als vierde in de rij, naar links kijkend, zien wij een jonge vorst met kroon, gekleed in een rood en gouden tuniek: dit is Arviragus, de koning van Avalon, schenker van de twaalf stukken Land.

Deze voorstellingen komen nergens anders in Britse kerken voor, hoewel Jozef van Arimathea in verschillende oude kerkramen in Somerset is afgebeeld.

Aristobulus en Simon Zelotes in Engeland

Paulus schrijft in Romeinen 16: 'Groet hen die behoren tot de kring van Aristobulus', Dat was dus in Rome, maar Aristobulus zelf wordt niet gegroet en is blijkbaar niet aanwezig in deze 50er jaren. De gemiddelde kerkelijke encyclopedie weet niets anders van hem te zeggen dan dat hij een Romein was (dat is de vraag) en dat zijn naam betekent 'Beste Raadgever'.

Wij moeten echter naar de geschiedenis van Wales gaan om Aristobulus terug te vinden. Een en ander is ook bekend gebleven in de beschrijving van de heiligenlevens van de Grieks Orthodoxe Kerk! De beste bronnen zijn echter de lijsten van het Silurische koningshuis van Wales en de triaden (een verzameling uitspraken, steeds in drie delen opgebouwd).

Aristobulus wordt daarin genoemd de raadgever van koning Bran, de Gezegende. Men noemt hem daar Arwystli Hen, wat zoveel betekent als: 'de adviseur, de oude'. Zijn Griekse naam Aristo boulos betekent 'allerbeste raadsman'. Een dergelijke uitdrukking wordt in de Bijbel gebruikt voor Jozef van Arimathea (Markus 15). Bekleedden zij eenzelfde ambt in Israël? Volgens de bronnen uit Wales: 'Genealogies of the Saints in Britain', begeleidde Arwystli Hen koning Bran toen deze in de oorlog met de Romeinen naar Rome werd gevoerd als gijzelaar voor zijn zoon Caradoc. Toen de bejaarde koning-aartsdruïde (Bran) vrijgelaten werd, vergezelde Aristobulus hem terug naar Wales om daar voor de rest van zijn leven te blijven. Volgens de gegevens van de Benedictijner monniken in Glastonbury stierf Aristobulus in het jaar 99 in die plaats, maar volgens Grieks Orthodoxe bronnen was hij de eerste martelaar in Brittannië en zou door 'de woeste Britten' als misdadiger achter snel rijdende strijdwagens door vele steden zijn gesleept en zo in het jaar 58 de marteldood hebben gevonden. Met Smithett Lewis vind ik het aannemelijker, dat de gerespecteerde raadsman van het Siturische koningshuis, die door Paulus als 'zendingsoudste voor de Bretons' (Britten) werd aangewezen, in zijn functie bleef aan het hof en een natuurlijke dood stierf te midden van de eerste christenen in Glastonbury.

Van Simon de Zeloot (Simons de IJveraar) wordt gezegd dat hij in het jaar 41 in Avalon kwam. Van deze discipel wordt verteld dat het koude klimaat het vuur van zijn ijver niet bluste en dit hem niet verhinderde naar Brittannië te gaan. Volgens de Griekse martyrologie zou hij in Brittannië zelfs gekruisigd zijn! Ook dit laatste zouden we met een korreltje zout kunnen nemen, tenzij evenals bij Aristobulus misschien het geval zou kunnen zijn de Romeinse bezetting van Brittannië hem te pakken heeft gekregen, toen deze in de eerste eeuw de druïdische haarden van verzet trachtte uit te roeien (Romeinse bronnen). Het ontluikende christendom in het Silurische koningshuis, vorsten van de Cymri in Wales, deel van de tien stammen, wás zo'n haard en de centrale figuur daarin was Caradoc, de zoon Bran de Gezegende, die als familielid van Jozef van Arimathea, via zijn tot het christendom bekeerde kinderen, een openlijke volgeling van Jezus werd en tijdens de oorlog met de Romeinen als krijgsgevangen koning voor de keizer van Rome werd geleid.

Caradoc of Caractacus is 'onze' Gaderacht

De reeds aangehaalde Adriaan van Schrieck in zijn negende boek van de 'Oospronck ende Saecken der Kelten' schrijft in zijn moeilijke 16e eeuwse Nederlands uitgebreid over de overwinningen van Gaderacht en de 'S'hilvuren'(Siluriërs). Wie de Britse gegevens over deze tijd niet enigszins kent, zal moeilijk de fiere Caradoc in de naam 'Gader acht' herkennen. Maar Van Schrieck laat er geen twijfel over bestaan dat Gaderacht werkelijk Caradoc is. Hij vertaalt namelijk de beroemde pleitrede die Caradoc als officieel gevangene hield voor de Romeinse keizer Claudius.

Deze toespraak is opgetekend in de 'Annalen' van de geschiedschrijver Tacitus, die vermeldt hoe deze twee meter lange vorst (dus een hoofd groter dan de gemiddelde Romein!), hoewel geboeid en als een ter dood veroordeelde, fier en koninklijk rechtop door de straten van Rome liep. Zijn rede voor de keizer en de senaat en de gratie die hij daardoor verwierf, is van ongehoorde betekenis en bij ons helaas veel te weinig bekend. Deze koning der Cymri als opvolger van Cunobelinus ook vorst van alle Britten deze Gaderacht Caradoc (Latijn: Caractacus) zegt eigenlijk in het kort met zoveel woorden tegen de Romeinse keizer: 'Weet je wel wie je voor je hebt? Had je mij beleefd uitgenodigd, dan had ik je als vrij vorst welwillend in vrede bezocht; maak je in de ogen van het nageslacht niet belachelijk door mij, Caradoc, te doden. Maar als je me spaart zal in eeuwigheid jouw naam, Claudius met de mijne genoemd worden'.

Het werkte! Caradoc vond genade en zijn 'vrijspraak' werd een triomf. Caradocs rede getuigde van moed, geestelijke instelling en ontwikkeling. Paulus heeft later in Rome kennis met hem gemaakt, en niet keizer Constantijn de Grote (de Brit uit York), maar Caradoc was de eerste Britse koning, die volgeling van Jezus Christus werd; de man die als krijgsgevangen koning in Rome terechtstond, maar méér dan overwinnaar werd! En als de overlevering van Cornwall en Somerset wáár is, dan was Gaderacht- Caradoc-Caractacus zelfs een volle achterneef van Jezus en zouden zij elkaar gekend kunnen hebben. Daarom tot slot terug naar de genealogie van Jezus’ grootmoeder Anna.

Was Anna in Cornwall en haar nageslacht in Wales?

Hiervoor werd uiteengezet hoe Jozef van Arimathea de Jozef uit Jezus' geslachtsregister kan zijn, als hij daarin is opgenomen als naast levende mannelijke bloedverwant in de plaats van Maria en haar moeder Anna. Er werd tevens vermeld dat Jozef de broer van Anna was.

Ik merkte daarbij nog niet op dat Jozef ook Anna's zwager geweest kan zijn en hij in dit geval staat in de plaats van en handelt uit naam van zijn overleden broer Joachim, Maria's vader, de tweede van de drie echtgenoten van Anna. Dat Anna driemaal getrouwd was en dat zij en Joachim zeer rijk waren, is uit een handschrift uit de eerste eeuw bekend. In het Huis Bergh te s'Heerenberg hangt een schilderij van de Vlaming Quinten Matsijs (overleden 1530) waarop men Maria ziet met daarachter Anna met haar drie echtgenoten.

Dit gegeven was als zodanig in de 16e eeuw dus nog bekend. Zou men in Vlaanderen ook geweten hebben, hetgeen wij nu in oude manuscripten (Harleian MS e.a.) in het British Museum kunnen lezen, namelijk dat Anna een prinses uit Cornwall is geweest, die een dochter uit haar eerste huwelijk had, genaamd Penardin, die te boek staat als de moeder van... Bran, de Gezegende? Dan zou zij de grootmoeder zijn geweest van Caradoc. Steeds vinden wij een stukje in de legpuzzel erbij die de ware geschiedenis veelal nog spannender maakt dan sprookjes!

De overlevering van West Cornwall zegt, dat de 'Joodse' tinhandelaren Joachim en zijn jongere broer Jozef, ook Anna die 'van koninklijke bloede was' (Parlooe overlevering), na een huwelijk in Wales met een wrede echtgenoot, mee naar Palestina hebben genomen, waar Joachim haar trouwde. Penardin is dan een oudere halfzuster van Maria. Bran, Penardins zoon, is dan een half neef van Maria en zijn zoon Caradoc, de fiere Britse koning, de achterkleinzoon van Anna, die Jezus' grootmoeder is. Is het dan niet logisch dat Jezus in zijn onbekende jaren uitweek naar Cornwall, naar het huis van zijn grootmoeder en ook zijn half neef Caradoc in Wales bezocht kan hebben?

In het Middelnederlandse geschrift 'Merlijn' uit Vlaanderen, waarin sprake is van 'de ydeler (edele) staat tussen Joseph ende Brone (Bran)' wordt deze laatste beschreven als Jozefs 'schoonbroer'; soms ook als 'zwager': 'ende roepet Brone sonder letten (uitstel), Dinen zwager, die een goetman is'. In de Engelse literatuur is dit Nederlandse detail niet bekend!

Wat zou deze middeleeuwse Vlaming geweten hebben wat wij niet meer weten, namelijk dat er een familierelatie bestond tussen het Arimathese en Silurische Huis? Zou de Merlijn hier spreken van Jozef jr. wiens zuster Anna introuwt in het Silurische Huis, dat zelfs volgens de koningslijsten van Wales rechtstreeks van Brutus, de Trojaan (Darda Zera-Juda) afstamt? Van Anna jr. is bekend dat zij trouwde met de Siluriër Beli Mawr, een titel met de betekenis van 'grote heer'. Was dit Bran?

Hoe uiterst markant zijn de rode draden (Genesis 38) van het Huis Juda door de geschiedenis steeds weer bij elkaar gekomen op de Iers Schots-Wales Britse bodem en dat niet alleen Jeremia in de 6e eeuw BC de grootste schat van Israël, 'Jakobs steen' en 'de dochters van de koning' in veiligheid bracht in het toekomstige land van Efraim, de stam met het eerstgeboorterecht, maar dat ook Hij die uit het geslacht en het Huis van David is, een toevlucht vond in de 'eilanden van verre'.

De Britten zingen nog steeds William Blake's 'Jerusalem' als tweede volkslied (waarvan hier het laatste deel):
I will not cease from mental fight
Nor shall the sword sleep in my hand
Till we have built Jerusalem
In England's green and pleasant land

Bewerkt door Tj.Th. Wijsman-Everaarts

Bibliografie

Israël, Daniëls laatste wereldrijk, C.F.Ph.D. van der Vecht
De vroege Kerk, Gladys Taylor
St. Paul in Britain, R.W. Morgan
The Drama of the Lost Disciples, G.F. Jowett
Did our Lord visit Britain? C.C. Dobson
The coming of the saints, J.W. Taylor
The flowering Hawthorn, H.R. Williamson
Het Evangelie van Nicodemus
Judaïca 1904 en 1970
Elseviers Bijbelse Encyclopedie
Kronieken van Van Schrieck en Smallegange


Enkele links:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Glastonbury
http://nl.wikipedia.org/wiki/Jozef_van_Arimatea
http://en.wikipedia.org/wiki/Joseph_of_Arimathea (+ Gospel of Nicodemus)
http://nl.wikipedia.org/wiki/Keltische_christendom
http://nl.wikipedia.org/wiki/Cornwall
http://www.isleofavalon.co.uk/avalon-intro-nl.html
http://www.isleofavalon.co.uk/glastonbury-stjohns.html
http://www.isleofavalon.co.uk/avalon-abbey.html


www.vergadering.nu