De heftige perikelen rond Harry Potter
door Prof.dr. W.J. Ouweneel
Van christelijke zijde is zeer verschillend
gereageerd op de vier boeken die J.K. Rowling tot dusver schreef over de jonge
'tovenaar' Harry Potter. Prof. Ouweneel probeert in dit artikel het debat rond deze
Potterboeken een beetje in het vizier te krijgen.
Zelden heeft een serie kinderboeken in korte tijd zo'n
overweldigend succes geboekt én zoveel discussie losgemaakt als de reeks die de
Britse schrijfster Joanne K. Rowling (geb. 1965) heeft geschreven over de
tovenaarsleerling Harry Potter. Vier van de zeven geplande delen zijn inmiddels
verschenen (1997-2000), vertaald in veertig talen, verspreid in tientallen miljoenen
exemplaren, overladen met bekroningen en prijzen. Tot dusver verschenen de volgende
delen: [I] Harry Potter en de Steen der Wijzen, [II] Harry Potter en de Geheime
Kamer, [III] Harry Potter en de Gevangene van Azkaban, en [IV] Harry Potter en de
Vuurbeker (de Nederlandse vertalingen zijn van Wiebe Buddingh').
Korte Inhoud
Harry Potters ouders, beiden grote magiërs, zijn kort na zijn
geboorte vermoord door Heer Voldemort (de verpersoonlijking van het Kwaad). Harry
wordt opgevoed door zijn oom en tante, de fam. Duffeling, die Dreuzels (mensen
zonder toverkracht) zijn en hem haten. Met elf jaar komt Harry op de Zweinstein
Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. De opleiding duurt zeven jaar; elk van de
zeven geplande Potterboeken behandelt één schooljaar. Naast Harry zijn er
hoofdrollen weggelegd voor zijn vrienden Ron Wemel en Hermelien Griffel, de
opzichter Rubeus Hagrid, de rector Albus Perkamentus, leraren als Minerva Anderling
en Severus Sneep, Harry's pleegvader Sirius Zwarts en natuurlijk Voldemort zelf. In
elk van de boeken heeft Harry, de strijder voor de Goede Zaak, een nieuwe gruwelijke
confrontatie met Voldemort, waarin hij steeds zegeviert; maar Voldemort wordt
tegelijkertijd steeds sterker, zodat met des te grotere spanning uitgezien wordt
naar de volgende Potterboeken. Zal ook daarin het Goede steeds blijven zegevieren?
Spannend, fantasierijk en humoristisch
Puur literair gezien hebben deze boeken alles wat goede kinderboeken dienen te
hebben: de verhalen zijn razend spannend, ongelooflijk fantasievol, met verrassende
ontknopingen en ook nog eens bijzonder humoristisch (al vind ik de kwaliteit verre
achterblijven bij Tolkien, met wie Rowling nog al eens vergeleken wordt). Maar de
discussie die met name in christelijke kring is opgekomen, gaat niet zozeer over de
literaire kwaliteiten van de Potterboeken, maar over deze vraag: is het geoorloofd,
of wijs, om kinderen boeken in handen te geven waarin toverij zo¹n grote rol
speelt? Achter deze vraag steekt een aantal verwante vragen, zoals: Om wat voor
soort 'toverij' gaat het in de Potterboeken? Welke rol speelt de toverij daarin
precies? Wat zijn de bedoelingen van Rowling met het overmatig gebruik van toverij
in haar boeken? Zijn boeken waarin toverij een rol speelt, schadelijk voor kinderen,
en in welke zin dan?
Dit artikel heeft het karakter van een meervoudige
boekbespreking. Voor mij liggen twee Nederlandstalige geschriften (en dat is slechts
een minieme keuze uit de stortvloed van boeken, tijdschriftartikelen en websites in
allerlei talen over de Potterboeken), die twee nogal verschillende opvattingen
presenteren. Ten eerste een anonieme (waarom!?) uitgave van de Stichting Bijbel
& Onderwijs (B&O) te Amersfoort [2000?], Herrie om Harry: Hoe gaan we om met
de boeken van de schrijfster Joanne K. Rowling? (12 pag.). Ten tweede een boekje van
John Houghton, Harry Potter: Een uitgelezen kans, een vertaling van een Engels
geschrift, in het Nederlands uitgegeven door De Vuurbaak, Barneveld 2001 (80 pag.,
fl. 17,50).
In het Duits verscheen een boekje van Klaus R. Berger, Harry
Potter: Zauberlehrling des 21. Jahrhunderts, uitgegeven door de Verlag und
Schriftenmission der Evangelischen Gesellschaft für Deutschland, Wuppertal 2000
(124 pag.). De B&O-brochure leunt blijkbaar sterk aan tegen Bergers opvattingen,
maar ik vind het boekje van Berger evenwichtiger. Daarom is mijn advies aan B&W-lezers
die zich nader willen informeren, kennis te nemen van zowel het Duitse boekje van
Berger (te bestellen bij de Stichting B & O) als het Nederlandse boekje van
Houghton.
'Herrie om Harry'
De B&O-brochure bevat waardevolle aanwijzingen, maar
overspeelt haar hand helaas sterk, waardoor de brochure ongeloofwaardig wordt. De
Potterboeken worden onterecht van bepaalde zaken beschuldigd, waardoor de boeken
erger worden voorgesteld dan ze zijn. Daardoor worden helaas ook de wél terechte
waarschuwingen van de brochure minder geloofwaardig en wordt het gestelde oogmerk
niet bereikt. Ik noem de volgende onterechte beschuldigingen:
- Op pag. 4 worden citaten uit hun verband gerukt om de
Potterboeken te bezwadderen. Zo worden de machten van het kwaad geciteerd met de
suggestie dat die de sfeer van de boeken bepalen. Ook verderop worden die
machten in de brochure gehekeld alsof Rowling kinderen onder invloed van die
machten zou willen brengen. In werkelijkheid is het andersom: dit zijn juist de
machten die in de boeken met alle kracht bestreden worden.
- Op pag. 5 en verder wordt toverzaken in de Potterboeken
ongenuanceerd aangeduid als satanisme. Dat is een van de ergste blunders van de
brochure en hoogst misleidend. Ik vraag me af of Rowling in de satan gelooft,
maar in ieder geval heeft ze in interviews aangegeven dat ze niet eens in magie
gelooft, laat staan dat ze kinderen tot magie zou willen verleiden. Zelfs echte
magie (als het paranormale verschijnsel der psychokinese) is als zodanig niet
per se 'satanisch', laat staan de fantasie-hocus-pocus van de Potterboeken.
Daarom mag Rowlings versie van 'magie' niet onder het hoofdje 'satanisme' worden
gebracht, evenals de Narnia-boeken van Lewis niet 'satanisch' zijn omdat er
heksen in voorkomen. Het is dan ook eenvoudig niet waar dat Rowling de bedoeling
heeft 'kinderen vertrouwd te maken met de wereld van het occulte' (pag. 7), laat
staan met de wereld van Satan. Dat dit intussen wél zou kunnen gebeuren, is
kwalijk genoeg, maar wel heel iets anders. Men kan van Rowling niet verwachten
dat zij onderscheidt tussen 'haar' magie en echt satanisme (pag. 9), als zij in
dit laatste niet eens gelooft.
- Pag. 5: Satanisten mogen geen principieel (wel natuurlijk
een praktisch) verschil tussen witte en zwarte magie erkennen, maar dat zegt
niets. Rowling is geen satanist; zij gebruikt de witte magie in haar boeken als
kenmerkend voor de goede, en zwarte magie als kenmerkend voor de kwade machten.
Dat is beslissend voor de beoordeling van haar boeken. Het gaat er niet om wat
satanisten van magie vinden, maar hoe Rowling haar eigen vorm van magie in haar
boeken gebruikt.
- Pag. 5: Ik begrijp niet wat de brochure bedoelt met: 'men
kan zijn lotsbestemming niet in eigen hand nemen' (hoezo, bestáát er dan
zoiets als het lot!?) en ook niet dat de Potterboeken zouden suggereren dat men
dat wel kan. Ook Klaus Berger plaatst de god-loze Harry tegenover de christen,
die door God geleid wordt. Maar kan men dan nog wel één niet-christelijk
kinderboek aanbevelen? Als men al per se een parallel wil trekken, is Harry, die
zijn 'lot' ook niet kan bepalen maar wel zijn verantwoordelijkheden neemt, dan
niet een treffend getuigenis tegenover die christenen die vanuit een overtrokken
predestinatieleer God en zijn voorzienigheid bijna gelijk stellen aan een soort
Noodlot?
- Pag. 7: 'Met de boeken van Harry Potter komt een eindeloze
stoet van gruwelen op onze kinderen af.' Dat is domweg onwaar, zoals iedere
lezer kan bevestigen. Zeker, het element horror is duidelijk in de boeken
aanwezig. Maar wat mij eerder 'stoort' is dat er in de boeken wel érg veel
aandacht aan óngruwelijke sport, onnozele kinderperikelen en dito klasgekrakeel
wordt besteed, als een echte persiflage van de Britse kostschool. Er zit m.i. te
veel horror in de Potterboeken om nog kinderboeken te zijn, en te veel
kindergedoe om echte grote-mensenboeken te zijn.
- Pag. 7v.: De brochure onderschat het humoristische in de
boeken, in concreto de wijze waarop met magie en mantiek de draak wordt
gestoken. De lessen waarzeggerij van prof. Zwamdrift worden belachelijk gemaakt
en totaal niet serieus genomen. De vele vormen van magie in de boeken zijn er
'zo dik opgelegd' dat deze kinderfantasie weinig of niets gemeen heeft met de
echte wereld van de magie. Het valt m.i. heel gemakkelijk aan kinderen uit te
leggen dat de echte (psychokinetische) magie (wit of zwart!) en mantiek (vooral
de psychedelische waarzeggerij) mensen in contact kan brengen met de wereld van
de demonen, maar dat dat met de fantasie-hocus-pocus in de Potterboeken niet
gebeurt. Eten dat zomaar op tafel verschijnt, foto¹s die 'leven', bizarre
sprookjeswezens, vliegende auto's en zwerkbal - ze bestaan wel in de wereld van
Harry Potter, maar niet in die van het occulte.
- Pag. 8: Kinderen zullen zich inderdaad met Potter en zijn
vriendjes 'identificeren' - dat gebeurt toch met alle hoofdpersonen in een goed
verhaal? - maar daaruit volgt niet automatisch dat kinderen een hang naar het
demonische ontwikkelen. Zeker, er zullen best Potterfanaticusjes zijn die op
bezemstelen rondrennen of met speelgoedtoverstafjes zwaaien - en daar word ik
echt niet blij van - maar geen enkel kind kan daardoor occult belast raken.
Misbruik
Anderzijds is het wel waar dat satanskerken, magische orden,
spiritistische groepen, paranormale genezers e.d. van hun kant op de Pottergekte
zouden kunnen inspelen om (jonge) mensen op hun (veelal echte!) magie opmerkzaam te
maken. Men kan Rowling, die van dit soort 'kerken', orden en bewegingen niets moet
hebben, niet de schuld van dit misbruik geven. Maar de vraag voor ons is wel of men
de Potterboeken zonder zorgvuldige ouderlijke begeleiding aan kinderen in handen
moet geven. De boeken parodiëren op zaken waar noch Rowling noch de (post)moderne
mens nog in gelooft - de wereld van de magie - maar waarvan de christen weet dat ze
wel degelijk een pendant in de demonische wereld hebben. Het is inderdaad niet
ondenkbaar dat kinderen door de Potterboeken een ongezonde belangstelling voor die
vormen van magie ontwikkelen die bepaald níét onschuldig zijn. Of dat echter
betekent dat men (oudere) kinderen de lezing van de Potterboeken moet verbieden,
betwijfel ik; dat soort verboden maakt het verbodene (vooral als alle kinderen in de
klas er enthousiast over praten) alleen maar aantrekkelijker. De ouders dienen de
lezing van de Potterboeken veeleer kritisch te begeleiden door het gelezene met de
kinderen door te spreken. Maar dan wel in alle nuchterheid; Rowling zelf zegt ergens
dat zij duizenden kinderen ontmoet heeft die haar boeken gelezen hebben, maar 'geen
van hen is naar mij toegekomen met de mededeling dat hij of zij door Harry Potter
heks of tovenaar is geworden'.
Occult?
Er wordt in de B&O-brochure heel slordig (om niet te zeggen
misleidend) omgesprongen met het begrip 'occult'. Het opvoeren van een tovenaar in
een roman maakt dat boek nog niet 'occult', want 'occult' is:
- (a) dat wat stamt uit de sfeer van de echte (paranormale en
demonische) Geheimwissenschaft, sedert eeuwen gevoed door het heidense denken
(ook onder de korst van de christelijke beschaving), en/of:
- (b) dat wat 'occulte belasting' over iemand brengt (d.i.
neurotische en klachten als gevolg van contacten met occultisten, gepaard gaande
met paranormale verschijnselen en een sterke concentratie van de stoornissen in
het godsdienstige leven).
Punt (a) is niet van toepassing; daarvoor is het getover in de
Potterboeken te veel kinderlijke persiflage, die met de echte magie weinig of niets
te maken heeft. Punt (b) is evenmin van toepassing; niemand kan, zoals gezegd,
occult belast raken door het lezen over tovenaars en door het spelen met
kindertoverspullen. Als het anders was, zouden bijna alle westerse christenen door
Donald Duck, de Smurfen en Asterix - om van Hamlet, Macbeth en Faust maar te zwijgen
- allang occult belast zijn geraakt.
Zoals Visie-redacteur Arie Verhoef het in zijn artikel over de
Potterboeken ('Niet vluchten voor Harry Potter', CV-Koers, dec. 2000, pag. 62-64)
terecht uitdrukte: het toveren van Harry Potter is niet te vereenzelvigen met het
toveren waarvan God een afschuw heeft; het is bij Rowling slechts een hulpmiddel om
de lezer te laten zien hoe wij als moderne maatschappij functioneren. Verhoef: 'Een
akelige surftocht langs de sites van de Anti-kerk levert geen spoor van satanisch
Pottertriomfalisme op'. De scheiding tussen de werkelijke wereld en de
fantasiewereld biedt kinderen voldoende afstand om de eventueel enge dingen te
verwerken (al vindt Verhoef blijkens een recente Visie-recensie die scheiding in
deel IV minder worden). Er komt in wezen niets occults in de Potterboeken voor. Zo
zei ook onze mederedacteur Henk P. Medema in een recente toespraak tot de
Samenwerkende Christelijke Boekhandelaren over de Potterboeken: 'de heksenjacht ten
spijt die sommige orthodoxe christenen geopend hebben, zijn het geen occulte
boeken.' Wie Panoramix in Asterix al 'occult' noemt, zal van de uitspraak van
Verhoef resp. Medema niets snappen; maar wie probeert enigszins wetenschappelijk
verantwoord met het begrip 'occult om te gaan, snapt het wel.
'Harry Potter: Een uitgelezen kans'
In de genoemde Vuurbaak-uitgave van John Houghton
wordt een m.i. veel genuanceerder - een veel minder bangelijk en reactionair -
standpunt geboden dan in de B&O-brochure. Houghton citeert Lindy Beam (christen-specialist
op het gebied van jeugdcultuur), die (net als Verhoef) zegt: 'kinderen die lezen
over Harry zullen waarschijnlijk weinig of niets te weten komen over de werkelijke
wereld van het occulte' (pag. 9). Het 'spiritueel verkeerde aan Harry Potter' ziet
zij niet zozeer daarin 'dat er gelonkt wordt naar duistere bovennatuurlijke
krachten', maar dat er juist 'helemaal geen enkele vorm van bovennatuurlijke macht
of morele autoriteit erkend wordt' (pag. 9v.).
Na zelf de Potterboeken gelezen te hebben vind ik
mijn eigen kritische oordeel verrassend goed bij Verhoef en Houghton terug. Hier
geen ongenuanceerd 'nee' (alsof je met verbieden iets bereikt!), hier geen zware
overdrijvingen die de beoordeling ongeloofwaardig maken, maar precies wat de
ondertitel van Houghtons boekje zegt: een 'uitgelezen kans om onze kinderen bij hun
ontwikkeling te begeleiden' (pag. 11). Hij betoogt dat de wereld van Harry Potter er
één is 'waar de scheidslijnen tussen goed en kwaad duidelijk getrokken zijn en
waar het goede uiteindelijk zal overwinnen, omdat een systeem van waarden en normen
de basis van die wereld vormt' (pag. 13). Dat lijkt me terecht! Al zijn die waarden
en normen niet expliciet-christelijk, en al worden ze ook door de helden van het
verhaal wel eens overtreden, ze functioneren wel degelijk.
Magie als literair hulpmiddel
Houghton (pag. 16v.) stelt wel de terechte vraag of Rowling nu per se van 'magische'
zaken gebruik moest maken om haar verhalen op te vullen; kon dat ook niet met
moderne technologie, science fiction of gewone kinderlijke vindingrijkheid? Rowling
zal daar ongetwijfeld op antwoorden dat dit haar eigen vrije keuze is, en dat ze er
niets bijzonders mee bedoelt, juist omdat ze helemaal niet in magie gelooft. De
magie is hier een literair hulpmiddel, meer niet. Als christen kun je daar
ongelukkig mee zijn - maar je mag er ook niet méér achter zoeken dan er werkelijk
achter zít. Ook christen-schrijvers als C.S. Lewis (in zijn Narnia-verhalen voor
kinderen) maakt gebruikt van magische symbolen, zonder dat hij simpelweg om die
reden ervan verdacht kan worden kinderen tot magie te willen aanzetten.
Mythisch en mythologisch
Opmerkelijk vind ik het hoe Houghton een 'mythische' structuur in
de Potterboeken aanwijst die z.i. ook aanwezig is bijv. in de Odyssee, de
Arthur-legenden, de reizen van Sindbad (Duizend-en-een-nacht), en meer recent in
Tolkiens In de ban van de ring en in films als De tovenaar van Oz en Star Wars, en
vooral... in de Bijbel zelf (pag. 33vv.). Houghton betoogt dat de Bijbel wel
mythisch, maar niet mythologisch (in de zin van fictief) is. Zijn terminologie is
beslist niet correct, zelfs verwarrend, want Houghton legt nergens uit hoe hij
'mythisch' precies definieert. Maar zijn bedoeling lijkt me wel duidelijk: met
mythisch bedoelt hij het tegenovergestelde van het soort kinderboeken dat sommige
christen-critici lijken te wensen: gladjes, veilig, logisch, braaf, fantasievrij en
dus oninspirerend. De Bijbel is 'echt gebeurd', maar het is ook een bijzonder
'spannend verhaal'. Zeker, de Bijbel gaat van een waar, en de Potterboeken van een
deels onbijbels wereldbeeld uit - maar beide hebben een spannende, inspirerende,
bepaald niet 'veilige' en zeer inspirerende narratieve (verhalende) structuur. (C.S.
Lewis sprak daarom zelfs van de 'diepere magie' van het kruis van Christus.)
Verschillende moraal
Houghton legt m.i. goed uit hoe men de bezwaarlijkheid van het
deels onbijbelse wereldbeeld van de Potterboeken kan inschatten (pag. 37-41).
Daarover kunnen de meningen uiteengaan. Ten eerste: de Potterboeken gaan wel
degelijk uit van een zekere moraal - maar hoe 'sterk' is die moraal? In welke mate
spoort zij met een christelijke moraal? Ten tweede: is het juist, wat Houghton zegt
(pag. 39), dat Jezus ook 'magisch' is!? Is dit wenselijk taalgebruik? Erachter zit
de vraag: hoe verhoudt de 'witte magie' (de aanwending van bovennatuurlijke krachten
voor positieve doeleinden) zich tot de bijbelse wonderen? Kan witte magie ooit uit
God zijn? Daarover denkt enerzijds de B&O-brochure m.i. te negatief en
anderzijds Houghton te gemakkelijk. Het laatste woord is hier nog niet over gezegd,
omdat een christelijk paradigma voor de parapsychologie naar mijn weten nog nooit
behoorlijk en vakkundig is uitgewerkt (vgl. mijn De zesde kanteling, p. 514-520).
Maar zelfs al zou witte magie ooit uit God zijn, dan nog ontbreekt in de
Potterboeken een wereldbeschouwing waarin God uiteindelijke de dragende grond van de
moraal en van alle menselijke handelen is. In dat opzicht ziet Houghton (m.i.
terecht) toch een wezenlijk (zij het impliciet) verschil met de genoemde boeken van
christenen als Tolkien en Lewis (pag. 49, 57). Rowling is én literair én moreel
verre de mindere van deze twee grote Britse schrijvers.
Houghton ziet nog meer bezwaren, zoals het elitaire karakter
van de Potterboeken: het contrast - en de strikte 'apartheid' - tussen de wereld van
de Dreuzels en die van de tovenaars (pag. 58vv.). Eens een Dreuzel, altijd een
Dreuzel; er is voor deze mensen geen hoop (behalve dat ze af en toe kinderen krijgen
die wel magisch begaafd zijn, zoals Hermelien) en er wordt door de tovenaars diep op
neergekeken. Maar m.i. slaat ook Houghton af en toe een beetje door: 'Harry's wereld
is zuur, bleek, grauw en somber. Het kwaad ligt op de loer en er heerst een sfeer
van morele dubbelzinnigheid. (...) Iedereen is door zijn geboorte gedoemd tot een
leven vol angst voor het kwade.' Kom nou, zó grauw en somber ervaar ik de boeken
niet. Maar het horror-element is zeker sterk aanwezig; en Verhoef, in zijn recente
recensie van Potter IV in Visie, heeft gelijk als hij zegt dat de boeken steeds
grimmiger worden. Wat dat betreft is er trouwens een parallel met Tolkien: wat begon
als een kinderboek (De Hobbit), groeide uit tot een grimmig grote-mensenboek over de
eindeloze strijd tussen goed en kwaad (In de ban van de ring).
Houghtons boekje eindigt met een m.i. goed slotadvies (hst.
7): het heeft geen zin te proberen je kinderen het lezen van dit soort boeken te
verbieden. Ze groeien nu eenmaal op in een postmoderne, neopagane (nieuw-heidense)
wereld, waarin dit soort denkklimaat heel gewoon is. Laat de (oudere) kinderen de
boeken lezen, maar praat er met hen over, ontwikkel hun kritische zin, breng hun het
verschil tussen de Potter-hocus-pocus en de echte magie bij, en vooral: leer hen
deze verhalen te vergelijken met het meest grootse Verhaal ooit geschreven: het
Evangelie. Afgezien van enkele m.i. zwakke punten is het boekje van Houghton een
bruikbare introductie tot de problematiek rond Harry Potter.
Bibliografie:
- Anoniem, Herrie om Harry: Hoe gaan we om met de boeken van
de schrijfster Joanne K. Rowling? Amersfoort: Uitgave Stichting Bijbel &
Onderwijs (B&O), [2000].
- Berger, Klaus R., Harry Potter: Zauberlehrling des 21.
Jahrhunderts. Wuppertal: Verlag und Schriftenmission der Evangelischen
Gesellschaft für Deutschland, 2000 (124 pag.).
- Houghton, Harry Potter: Een uitgelezen kans, vert. uit het
Engels. Barneveld: De Vuurbaak, 2001 (80 pag., fl. 17,50). Medema, H.P., 'Uw
volgende klant is Harry Potter...', Op de Hoogte 8, nr. 3 (2001), p. 16-19.
- Verhoef, Arie, 'Niet vluchten voor Harry Potter', CV-Koers,
dec. 2000, pag. 62-64.
Uit: Bijbel en Wetenschap (website) december 2001
Tijdschrift van de Evangelische Hogeschool
Email: b-w.eh@solcon.nl
Abonnement: € 22,50 per jaar
Nieuwe naam Bijbel & Wetenschap wordt ”Ellips” |