www.vergadering.nu De Leesmap www.vergadering.nu

Bijbel en Wetenschap  Website  december 2001
Tijdschrift van de Evangelische Hogeschool
 

De heftige perikelen rond Harry Potter

door Prof.dr. W.J. Ouweneel

Van christelijke zijde is zeer verschillend gereageerd op de vier boeken die J.K. Rowling tot dusver schreef over de jonge 'tovenaar' Harry Potter. Prof. Ouweneel probeert in dit artikel het debat rond deze Potterboeken een beetje in het vizier te krijgen.

Zelden heeft een serie kinderboeken in korte tijd zo'n overweldigend succes geboekt én zoveel discussie losgemaakt als de reeks die de Britse schrijfster Joanne K. Rowling (geb. 1965) heeft geschreven over de tovenaarsleerling Harry Potter. Vier van de zeven geplande delen zijn inmiddels verschenen (1997-2000), vertaald in veertig talen, verspreid in tientallen miljoenen exemplaren, overladen met bekroningen en prijzen. Tot dusver verschenen de volgende delen: [I] Harry Potter en de Steen der Wijzen, [II] Harry Potter en de Geheime Kamer, [III] Harry Potter en de Gevangene van Azkaban, en [IV] Harry Potter en de Vuurbeker (de Nederlandse vertalingen zijn van Wiebe Buddingh').

Korte Inhoud
Harry Potters ouders, beiden grote magiërs, zijn kort na zijn geboorte vermoord door Heer Voldemort (de verpersoonlijking van het Kwaad). Harry wordt opgevoed door zijn oom en tante, de fam. Duffeling, die Dreuzels (mensen zonder toverkracht) zijn en hem haten. Met elf jaar komt Harry op de Zweinstein Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. De opleiding duurt zeven jaar; elk van de zeven geplande Potterboeken behandelt één schooljaar. Naast Harry zijn er hoofdrollen weggelegd voor zijn vrienden Ron Wemel en Hermelien Griffel, de opzichter Rubeus Hagrid, de rector Albus Perkamentus, leraren als Minerva Anderling en Severus Sneep, Harry's pleegvader Sirius Zwarts en natuurlijk Voldemort zelf. In elk van de boeken heeft Harry, de strijder voor de Goede Zaak, een nieuwe gruwelijke confrontatie met Voldemort, waarin hij steeds zegeviert; maar Voldemort wordt tegelijkertijd steeds sterker, zodat met des te grotere spanning uitgezien wordt naar de volgende Potterboeken. Zal ook daarin het Goede steeds blijven zegevieren?

Spannend, fantasierijk en humoristisch

Puur literair gezien hebben deze boeken alles wat goede kinderboeken dienen te hebben: de verhalen zijn razend spannend, ongelooflijk fantasievol, met verrassende ontknopingen en ook nog eens bijzonder humoristisch (al vind ik de kwaliteit verre achterblijven bij Tolkien, met wie Rowling nog al eens vergeleken wordt). Maar de discussie die met name in christelijke kring is opgekomen, gaat niet zozeer over de literaire kwaliteiten van de Potterboeken, maar over deze vraag: is het geoorloofd, of wijs, om kinderen boeken in handen te geven waarin toverij zo¹n grote rol speelt? Achter deze vraag steekt een aantal verwante vragen, zoals: Om wat voor soort 'toverij' gaat het in de Potterboeken? Welke rol speelt de toverij daarin precies? Wat zijn de bedoelingen van Rowling met het overmatig gebruik van toverij in haar boeken? Zijn boeken waarin toverij een rol speelt, schadelijk voor kinderen, en in welke zin dan?

Dit artikel heeft het karakter van een meervoudige boekbespreking. Voor mij liggen twee Nederlandstalige geschriften (en dat is slechts een minieme keuze uit de stortvloed van boeken, tijdschriftartikelen en websites in allerlei talen over de Potterboeken), die twee nogal verschillende opvattingen presenteren. Ten eerste een anonieme (waarom!?) uitgave van de Stichting Bijbel & Onderwijs (B&O) te Amersfoort [2000?], Herrie om Harry: Hoe gaan we om met de boeken van de schrijfster Joanne K. Rowling? (12 pag.). Ten tweede een boekje van John Houghton, Harry Potter: Een uitgelezen kans, een vertaling van een Engels geschrift, in het Nederlands uitgegeven door De Vuurbaak, Barneveld 2001 (80 pag., fl. 17,50).

In het Duits verscheen een boekje van Klaus R. Berger, Harry Potter: Zauberlehrling des 21. Jahrhunderts, uitgegeven door de Verlag und Schriftenmission der Evangelischen Gesellschaft für Deutschland, Wuppertal 2000 (124 pag.). De B&O-brochure leunt blijkbaar sterk aan tegen Bergers opvattingen, maar ik vind het boekje van Berger evenwichtiger. Daarom is mijn advies aan B&W-lezers die zich nader willen informeren, kennis te nemen van zowel het Duitse boekje van Berger (te bestellen bij de Stichting B & O) als het Nederlandse boekje van Houghton.


'Herrie om Harry'
De B&O-brochure bevat waardevolle aanwijzingen, maar overspeelt haar hand helaas sterk, waardoor de brochure ongeloofwaardig wordt. De Potterboeken worden onterecht van bepaalde zaken beschuldigd, waardoor de boeken erger worden voorgesteld dan ze zijn. Daardoor worden helaas ook de wél terechte waarschuwingen van de brochure minder geloofwaardig en wordt het gestelde oogmerk niet bereikt. Ik noem de volgende onterechte beschuldigingen:
  • Op pag. 4 worden citaten uit hun verband gerukt om de Potterboeken te bezwadderen. Zo worden de machten van het kwaad geciteerd met de suggestie dat die de sfeer van de boeken bepalen. Ook verderop worden die machten in de brochure gehekeld alsof Rowling kinderen onder invloed van die machten zou willen brengen. In werkelijkheid is het andersom: dit zijn juist de machten die in de boeken met alle kracht bestreden worden.
  • Op pag. 5 en verder wordt toverzaken in de Potterboeken ongenuanceerd aangeduid als satanisme. Dat is een van de ergste blunders van de brochure en hoogst misleidend. Ik vraag me af of Rowling in de satan gelooft, maar in ieder geval heeft ze in interviews aangegeven dat ze niet eens in magie gelooft, laat staan dat ze kinderen tot magie zou willen verleiden. Zelfs echte magie (als het paranormale verschijnsel der psychokinese) is als zodanig niet per se 'satanisch', laat staan de fantasie-hocus-pocus van de Potterboeken. Daarom mag Rowlings versie van 'magie' niet onder het hoofdje 'satanisme' worden gebracht, evenals de Narnia-boeken van Lewis niet 'satanisch' zijn omdat er heksen in voorkomen. Het is dan ook eenvoudig niet waar dat Rowling de bedoeling heeft 'kinderen vertrouwd te maken met de wereld van het occulte' (pag. 7), laat staan met de wereld van Satan. Dat dit intussen wél zou kunnen gebeuren, is kwalijk genoeg, maar wel heel iets anders. Men kan van Rowling niet verwachten dat zij onderscheidt tussen 'haar' magie en echt satanisme (pag. 9), als zij in dit laatste niet eens gelooft.
  • Pag. 5: Satanisten mogen geen principieel (wel natuurlijk een praktisch) verschil tussen witte en zwarte magie erkennen, maar dat zegt niets. Rowling is geen satanist; zij gebruikt de witte magie in haar boeken als kenmerkend voor de goede, en zwarte magie als kenmerkend voor de kwade machten. Dat is beslissend voor de beoordeling van haar boeken. Het gaat er niet om wat satanisten van magie vinden, maar hoe Rowling haar eigen vorm van magie in haar boeken gebruikt.
  • Pag. 5: Ik begrijp niet wat de brochure bedoelt met: 'men kan zijn lotsbestemming niet in eigen hand nemen' (hoezo, bestáát er dan zoiets als het lot!?) en ook niet dat de Potterboeken zouden suggereren dat men dat wel kan. Ook Klaus Berger plaatst de god-loze Harry tegenover de christen, die door God geleid wordt. Maar kan men dan nog wel één niet-christelijk kinderboek aanbevelen? Als men al per se een parallel wil trekken, is Harry, die zijn 'lot' ook niet kan bepalen maar wel zijn verantwoordelijkheden neemt, dan niet een treffend getuigenis tegenover die christenen die vanuit een overtrokken predestinatieleer God en zijn voorzienigheid bijna gelijk stellen aan een soort Noodlot?
  • Pag. 7: 'Met de boeken van Harry Potter komt een eindeloze stoet van gruwelen op onze kinderen af.' Dat is domweg onwaar, zoals iedere lezer kan bevestigen. Zeker, het element horror is duidelijk in de boeken aanwezig. Maar wat mij eerder 'stoort' is dat er in de boeken wel érg veel aandacht aan óngruwelijke sport, onnozele kinderperikelen en dito klasgekrakeel wordt besteed, als een echte persiflage van de Britse kostschool. Er zit m.i. te veel horror in de Potterboeken om nog kinderboeken te zijn, en te veel kindergedoe om echte grote-mensenboeken te zijn.
  • Pag. 7v.: De brochure onderschat het humoristische in de boeken, in concreto de wijze waarop met magie en mantiek de draak wordt gestoken. De lessen waarzeggerij van prof. Zwamdrift worden belachelijk gemaakt en totaal niet serieus genomen. De vele vormen van magie in de boeken zijn er 'zo dik opgelegd' dat deze kinderfantasie weinig of niets gemeen heeft met de echte wereld van de magie. Het valt m.i. heel gemakkelijk aan kinderen uit te leggen dat de echte (psychokinetische) magie (wit of zwart!) en mantiek (vooral de psychedelische waarzeggerij) mensen in contact kan brengen met de wereld van de demonen, maar dat dat met de fantasie-hocus-pocus in de Potterboeken niet gebeurt. Eten dat zomaar op tafel verschijnt, foto¹s die 'leven', bizarre sprookjeswezens, vliegende auto's en zwerkbal - ze bestaan wel in de wereld van Harry Potter, maar niet in die van het occulte.
  • Pag. 8: Kinderen zullen zich inderdaad met Potter en zijn vriendjes 'identificeren' - dat gebeurt toch met alle hoofdpersonen in een goed verhaal? - maar daaruit volgt niet automatisch dat kinderen een hang naar het demonische ontwikkelen. Zeker, er zullen best Potterfanaticusjes zijn die op bezemstelen rondrennen of met speelgoedtoverstafjes zwaaien - en daar word ik echt niet blij van - maar geen enkel kind kan daardoor occult belast raken.
Misbruik
Anderzijds is het wel waar dat satanskerken, magische orden, spiritistische groepen, paranormale genezers e.d. van hun kant op de Pottergekte zouden kunnen inspelen om (jonge) mensen op hun (veelal echte!) magie opmerkzaam te maken. Men kan Rowling, die van dit soort 'kerken', orden en bewegingen niets moet hebben, niet de schuld van dit misbruik geven. Maar de vraag voor ons is wel of men de Potterboeken zonder zorgvuldige ouderlijke begeleiding aan kinderen in handen moet geven. De boeken parodiëren op zaken waar noch Rowling noch de (post)moderne mens nog in gelooft - de wereld van de magie - maar waarvan de christen weet dat ze wel degelijk een pendant in de demonische wereld hebben. Het is inderdaad niet ondenkbaar dat kinderen door de Potterboeken een ongezonde belangstelling voor die vormen van magie ontwikkelen die bepaald níét onschuldig zijn. Of dat echter betekent dat men (oudere) kinderen de lezing van de Potterboeken moet verbieden, betwijfel ik; dat soort verboden maakt het verbodene (vooral als alle kinderen in de klas er enthousiast over praten) alleen maar aantrekkelijker. De ouders dienen de lezing van de Potterboeken veeleer kritisch te begeleiden door het gelezene met de kinderen door te spreken. Maar dan wel in alle nuchterheid; Rowling zelf zegt ergens dat zij duizenden kinderen ontmoet heeft die haar boeken gelezen hebben, maar 'geen van hen is naar mij toegekomen met de mededeling dat hij of zij door Harry Potter heks of tovenaar is geworden'.

Occult?
Er wordt in de B&O-brochure heel slordig (om niet te zeggen misleidend) omgesprongen met het begrip 'occult'. Het opvoeren van een tovenaar in een roman maakt dat boek nog niet 'occult', want 'occult' is:
  • (a) dat wat stamt uit de sfeer van de echte (paranormale en demonische) Geheimwissenschaft, sedert eeuwen gevoed door het heidense denken (ook onder de korst van de christelijke beschaving), en/of:
  • (b) dat wat 'occulte belasting' over iemand brengt (d.i. neurotische en klachten als gevolg van contacten met occultisten, gepaard gaande met paranormale verschijnselen en een sterke concentratie van de stoornissen in het godsdienstige leven).

Punt (a) is niet van toepassing; daarvoor is het getover in de Potterboeken te veel kinderlijke persiflage, die met de echte magie weinig of niets te maken heeft. Punt (b) is evenmin van toepassing; niemand kan, zoals gezegd, occult belast raken door het lezen over tovenaars en door het spelen met kindertoverspullen. Als het anders was, zouden bijna alle westerse christenen door Donald Duck, de Smurfen en Asterix - om van Hamlet, Macbeth en Faust maar te zwijgen - allang occult belast zijn geraakt.

Zoals Visie-redacteur Arie Verhoef het in zijn artikel over de Potterboeken ('Niet vluchten voor Harry Potter', CV-Koers, dec. 2000, pag. 62-64) terecht uitdrukte: het toveren van Harry Potter is niet te vereenzelvigen met het toveren waarvan God een afschuw heeft; het is bij Rowling slechts een hulpmiddel om de lezer te laten zien hoe wij als moderne maatschappij functioneren. Verhoef: 'Een akelige surftocht langs de sites van de Anti-kerk levert geen spoor van satanisch Pottertriomfalisme op'. De scheiding tussen de werkelijke wereld en de fantasiewereld biedt kinderen voldoende afstand om de eventueel enge dingen te verwerken (al vindt Verhoef blijkens een recente Visie-recensie die scheiding in deel IV minder worden). Er komt in wezen niets occults in de Potterboeken voor. Zo zei ook onze mederedacteur Henk P. Medema in een recente toespraak tot de Samenwerkende Christelijke Boekhandelaren over de Potterboeken: 'de heksenjacht ten spijt die sommige orthodoxe christenen geopend hebben, zijn het geen occulte boeken.' Wie Panoramix in Asterix al 'occult' noemt, zal van de uitspraak van Verhoef resp. Medema niets snappen; maar wie probeert enigszins wetenschappelijk verantwoord met het begrip 'occult om te gaan, snapt het wel.


'Harry Potter: Een uitgelezen kans'

In de genoemde Vuurbaak-uitgave van John Houghton wordt een m.i. veel genuanceerder - een veel minder bangelijk en reactionair - standpunt geboden dan in de B&O-brochure. Houghton citeert Lindy Beam (christen-specialist op het gebied van jeugdcultuur), die (net als Verhoef) zegt: 'kinderen die lezen over Harry zullen waarschijnlijk weinig of niets te weten komen over de werkelijke wereld van het occulte' (pag. 9). Het 'spiritueel verkeerde aan Harry Potter' ziet zij niet zozeer daarin 'dat er gelonkt wordt naar duistere bovennatuurlijke krachten', maar dat er juist 'helemaal geen enkele vorm van bovennatuurlijke macht of morele autoriteit erkend wordt' (pag. 9v.).

Na zelf de Potterboeken gelezen te hebben vind ik mijn eigen kritische oordeel verrassend goed bij Verhoef en Houghton terug. Hier geen ongenuanceerd 'nee' (alsof je met verbieden iets bereikt!), hier geen zware overdrijvingen die de beoordeling ongeloofwaardig maken, maar precies wat de ondertitel van Houghtons boekje zegt: een 'uitgelezen kans om onze kinderen bij hun ontwikkeling te begeleiden' (pag. 11). Hij betoogt dat de wereld van Harry Potter er één is 'waar de scheidslijnen tussen goed en kwaad duidelijk getrokken zijn en waar het goede uiteindelijk zal overwinnen, omdat een systeem van waarden en normen de basis van die wereld vormt' (pag. 13). Dat lijkt me terecht! Al zijn die waarden en normen niet expliciet-christelijk, en al worden ze ook door de helden van het verhaal wel eens overtreden, ze functioneren wel degelijk.


Magie als literair hulpmiddel

Houghton (pag. 16v.) stelt wel de terechte vraag of Rowling nu per se van 'magische' zaken gebruik moest maken om haar verhalen op te vullen; kon dat ook niet met moderne technologie, science fiction of gewone kinderlijke vindingrijkheid? Rowling zal daar ongetwijfeld op antwoorden dat dit haar eigen vrije keuze is, en dat ze er niets bijzonders mee bedoelt, juist omdat ze helemaal niet in magie gelooft. De magie is hier een literair hulpmiddel, meer niet. Als christen kun je daar ongelukkig mee zijn - maar je mag er ook niet méér achter zoeken dan er werkelijk achter zít. Ook christen-schrijvers als C.S. Lewis (in zijn Narnia-verhalen voor kinderen) maakt gebruikt van magische symbolen, zonder dat hij simpelweg om die reden ervan verdacht kan worden kinderen tot magie te willen aanzetten.

Mythisch en mythologisch
Opmerkelijk vind ik het hoe Houghton een 'mythische' structuur in de Potterboeken aanwijst die z.i. ook aanwezig is bijv. in de Odyssee, de Arthur-legenden, de reizen van Sindbad (Duizend-en-een-nacht), en meer recent in Tolkiens In de ban van de ring en in films als De tovenaar van Oz en Star Wars, en vooral... in de Bijbel zelf (pag. 33vv.). Houghton betoogt dat de Bijbel wel mythisch, maar niet mythologisch (in de zin van fictief) is. Zijn terminologie is beslist niet correct, zelfs verwarrend, want Houghton legt nergens uit hoe hij 'mythisch' precies definieert. Maar zijn bedoeling lijkt me wel duidelijk: met mythisch bedoelt hij het tegenovergestelde van het soort kinderboeken dat sommige christen-critici lijken te wensen: gladjes, veilig, logisch, braaf, fantasievrij en dus oninspirerend. De Bijbel is 'echt gebeurd', maar het is ook een bijzonder 'spannend verhaal'. Zeker, de Bijbel gaat van een waar, en de Potterboeken van een deels onbijbels wereldbeeld uit - maar beide hebben een spannende, inspirerende, bepaald niet 'veilige' en zeer inspirerende narratieve (verhalende) structuur. (C.S. Lewis sprak daarom zelfs van de 'diepere magie' van het kruis van Christus.)

Verschillende moraal
Houghton legt m.i. goed uit hoe men de bezwaarlijkheid van het deels onbijbelse wereldbeeld van de Potterboeken kan inschatten (pag. 37-41). Daarover kunnen de meningen uiteengaan. Ten eerste: de Potterboeken gaan wel degelijk uit van een zekere moraal - maar hoe 'sterk' is die moraal? In welke mate spoort zij met een christelijke moraal? Ten tweede: is het juist, wat Houghton zegt (pag. 39), dat Jezus ook 'magisch' is!? Is dit wenselijk taalgebruik? Erachter zit de vraag: hoe verhoudt de 'witte magie' (de aanwending van bovennatuurlijke krachten voor positieve doeleinden) zich tot de bijbelse wonderen? Kan witte magie ooit uit God zijn? Daarover denkt enerzijds de B&O-brochure m.i. te negatief en anderzijds Houghton te gemakkelijk. Het laatste woord is hier nog niet over gezegd, omdat een christelijk paradigma voor de parapsychologie naar mijn weten nog nooit behoorlijk en vakkundig is uitgewerkt (vgl. mijn De zesde kanteling, p. 514-520). Maar zelfs al zou witte magie ooit uit God zijn, dan nog ontbreekt in de Potterboeken een wereldbeschouwing waarin God uiteindelijke de dragende grond van de moraal en van alle menselijke handelen is. In dat opzicht ziet Houghton (m.i. terecht) toch een wezenlijk (zij het impliciet) verschil met de genoemde boeken van christenen als Tolkien en Lewis (pag. 49, 57). Rowling is én literair én moreel verre de mindere van deze twee grote Britse schrijvers.

Houghton ziet nog meer bezwaren, zoals het elitaire karakter van de Potterboeken: het contrast - en de strikte 'apartheid' - tussen de wereld van de Dreuzels en die van de tovenaars (pag. 58vv.). Eens een Dreuzel, altijd een Dreuzel; er is voor deze mensen geen hoop (behalve dat ze af en toe kinderen krijgen die wel magisch begaafd zijn, zoals Hermelien) en er wordt door de tovenaars diep op neergekeken. Maar m.i. slaat ook Houghton af en toe een beetje door: 'Harry's wereld is zuur, bleek, grauw en somber. Het kwaad ligt op de loer en er heerst een sfeer van morele dubbelzinnigheid. (...) Iedereen is door zijn geboorte gedoemd tot een leven vol angst voor het kwade.' Kom nou, zó grauw en somber ervaar ik de boeken niet. Maar het horror-element is zeker sterk aanwezig; en Verhoef, in zijn recente recensie van Potter IV in Visie, heeft gelijk als hij zegt dat de boeken steeds grimmiger worden. Wat dat betreft is er trouwens een parallel met Tolkien: wat begon als een kinderboek (De Hobbit), groeide uit tot een grimmig grote-mensenboek over de eindeloze strijd tussen goed en kwaad (In de ban van de ring).

Houghtons boekje eindigt met een m.i. goed slotadvies (hst. 7): het heeft geen zin te proberen je kinderen het lezen van dit soort boeken te verbieden. Ze groeien nu eenmaal op in een postmoderne, neopagane (nieuw-heidense) wereld, waarin dit soort denkklimaat heel gewoon is. Laat de (oudere) kinderen de boeken lezen, maar praat er met hen over, ontwikkel hun kritische zin, breng hun het verschil tussen de Potter-hocus-pocus en de echte magie bij, en vooral: leer hen deze verhalen te vergelijken met het meest grootse Verhaal ooit geschreven: het Evangelie. Afgezien van enkele m.i. zwakke punten is het boekje van Houghton een bruikbare introductie tot de problematiek rond Harry Potter.


Bibliografie:
  • Anoniem, Herrie om Harry: Hoe gaan we om met de boeken van de schrijfster Joanne K. Rowling? Amersfoort: Uitgave Stichting Bijbel & Onderwijs (B&O), [2000].
  • Berger, Klaus R., Harry Potter: Zauberlehrling des 21. Jahrhunderts. Wuppertal: Verlag und Schriftenmission der Evangelischen Gesellschaft für Deutschland, 2000 (124 pag.).
  • Houghton, Harry Potter: Een uitgelezen kans, vert. uit het Engels. Barneveld: De Vuurbaak, 2001 (80 pag., fl. 17,50). Medema, H.P., 'Uw volgende klant is Harry Potter...', Op de Hoogte 8, nr. 3 (2001), p. 16-19.
  • Verhoef, Arie, 'Niet vluchten voor Harry Potter', CV-Koers, dec. 2000, pag. 62-64.


Uit: Bijbel en Wetenschap (website) december 2001
Tijdschrift van de Evangelische Hogeschool
Email: b-w.eh@solcon.nl
Abonnement: € 22,50 per jaar

Nieuwe naam  Bijbel & Wetenschap wordt ”Ellips”

De Leesmap-index


 

www.vergadering.nu