www.vergadering.nu De Leesmap www.vergadering.nu


ELLIPS – Nummer 8 · december 2002 · [boekenrubriek]

‘Jezus Christus vs. Julius Caesar?’

Prof.dr. WILLEM J. OUWENEEL

Onlangs verscheen een omvangrijk boek getiteld: Was Jezus Caesar? Over de Romeinse oorsprong van het christendom, vertaald uit het Duits en geschreven door Francesco Carotta (1946), een man die theologie, industriële techniek, filosofie en linguïstiek gestudeerd en zijn brood verdiend heeft als informatica-ondernemer en uitgever. Het nawoord is geschreven door prof. dr. Erika Simon, archeologe en overtuigd katholiek.

Het boek schildert tot in de fijnste details de overeenkomsten tussen Julius Caesar en Jezus Christus (let op de initialen!). Beiden hadden de hoogste afstamming, en wel van Aeneas resp. David. Beiden begonnen hun loopbaan in een noordelijke buurstaat: Gallië resp. Galilea. Beiden hadden nachtelijke ontmoetingen, en wel met Nicomedes resp. Nicodemus. Beiden namen het op voor de gewone mensen en botsten met de leiders: de senaat resp. het sanhedrin. Beiden waren strijdbaar én opmerkelijk edelmoedig: de clementia Caesaris resp. ‘Hebt uw vijanden lief’. Beiden komen na omzwervingen aan in de hoofdstad, Rome resp. Jeruzalem, waar zij eerst in triomf worden ingehaald en vervolgens worden vermoord. Beiden werden verraden: door Brutus resp. Judas. In beide gevallen is er iemand die zijn handen in onschuld wast: Lepidus resp. Pilatus (door metathesis kan men de ene naam uit de andere afleiden). Beiden werden ervan beschuldigd zichzelf tot koning te hebben verheven: koning der Romeinen resp. der Joden. Beiden droegen een rode koningsmantel en een kroon: een lauwerkroon resp. een doornenkroon. Beiden werden vermoord: Caesar met dolken doorstoken, Jezus gekruisigd, maar ook met een steekwond in zijn zijde. Beiden werden op ‘dezelfde’ datum omgebracht: op de 15e maart resp. op de 15e nisan. Beiden werden (in Carotta’s woorden) na hun dood door hun volgelingen vergoddelijkt: als Divus Julius (Goddelijke Julius) resp. als Jezus Christus Zoon van God.

Natuurlijk beseft Carotta ook hoe enorm de verschillen zijn: Caesar was een veldheer en politicus, en Jezus was een veldprediker en wonderdoener. Maar ook Caesar verrichtte wonderen, o.a. het trotseren van een stormachtige zee en de opwekking van een dode, terwijl omgekeerd de bediening van Jezus, gericht tegen de demonen, een vorm van geestelijke oorlogsvoering was. En Jezus zei o.a.: ‘Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard’ (Matt. 10:34). En zo gaat Carotta verder met het schilderen van de overeenkomsten, tot de meest wonderbaarlijke details aan toe. Zelfs als veel van zijn beweringen geen hout zullen blijken te snijden, dan nog is het eindresultaat indrukwekkend.


Welke conclusie?

Maar nu komt Carotta’s conclusie: de verhalen rond Jezus van Nazareth zijn niets anders dan een joodse verbastering van de verhalen rond de Romein Julius Caesar, die een eeuw eerder leefde. Met andere woorden: Jezus Christus is niemand anders dan Divus Julius. Grondig analyseert Carotta het ‘Romeinse’ evangelie van Markus, dat volgens hem laat zien hoe de Caesarlegenden stuk voor stuk getransponeerd werden naar een joodse context. Het evangelie van Markus zou de visie van Marcus (!) Antonius op Caesar weergeven, en het evangelie van Johannes de visie van Octavianus (de latere keizer Augustus).

Wat moeten we nu met zo’n ‘reconstructie’ van de geschiedenis aan? Alle bezwaren ertegen, die onmiddellijk bij ons opkomen, worden al stuk voor stuk in het boek ‘weerlegd’. Maar wat m.i. het hoofdbezwaar is, daar kan Carotta toch niet omheen: hoe kan er al in de eerste eeuw in Israël, ja, al vóór de verwoesting van Jeruzalem (70 n.C.), een enthousiaste menigte van tienduizenden joodse volgelingen van Jezus bestaan, als er nooit een joodse Jezus zou hebben bestaan die kort tevoren gestorven (én opgewekt) zou zijn? Het christendom kon slechts ontstaan dankzij de oog- en oorgetuigen van Jezus, die zijn persoon en leer onder Israël en de heidenen verkondigden (vgl. Luk. 1:1-4; Hand. 1:8; 2:32; 1 Kor. 15:1-8). Hoe kan het bestaan dat zovelen uit het joodse volk, dat de Romeinse bezetter haatte, in een Jezus gingen geloven die door joodse schrijvers was ‘samengesteld’ uit de legenden rond de Romein Julius Caesar?

Om deze en andere redenen is de theorie van Carotta uiterst ongeloofwaardig. Waarom er in ELLIPS dan toch aandacht aan geschonken? Omdat de overeenkomsten die Carotta aandraagt, mij grotendeels wel degelijk geloofwaardig lijken! Alleen trek ik er een totaal andere conclusie uit dan Carotta doet, een conclusie waarop ik in mijn boek De negende Koning (waarvan ook de tweede druk thans helaas is uitverkocht) al geanticipeerd heb. Mijn eigen stelling luidt als volgt: de wereldgeschiedenis kan bezien worden als de grote worsteling tussen Jakob en Esau, d.i. tussen Israël en Edom (dat is in de joodse traditie het Romeinse rijk!), oftewel tussen de God en de Messias van Israël enerzijds en de god van het Romeinse rijk (dat is volgens Openb. de draak, d.i. de satan) en de keizers (caesars!) van dat rijk anderzijds. In deze stelling staat de Messias van Israël, Jezus Christus, lijnrecht tegenover de caesar van het Romeinse rijk.

Julius Caesar werd na zijn dood verheven tot het rijk der goden en zelfs gelijkgesteld met de hoofdgod, Jupiter, of met diens zoon, Apollo. Welnu, in mijn De negende Koning heb ik al uitvoerig gewezen op de treffende overeenkomsten tussen Apollo en Christus, én op het contrast tussen hen (p. 326v.). Die opmerkelijke overeenkomsten, die Carotta nu ook voor Caesar en Christus aantoont, heb ik in mijn De negende Koning geprobeerd geestelijk te duiden (net als de overeenkomsten tussen Christus en Osiris/Horus, Adonis, Bacchus enz.). Zoals het beest uit de aarde er uitzag als het Lam (Openb. 13:11), zo vinden we in de geestelijke wereld nog talloze andere imitaties van Lam. In de vier grote wereldrijken, die tot het einde van de geschiedenis tegenover het Lam staan, was Julius Caesar een van de knapste anticiperende imitaties van Jezus Christus die de ‘goden’ achter de geschiedenis ooit hebben geproduceerd. Caesar was de man van het letterlijke zwaard, die Rome groot gemaakt en haar daarmee tot de grootste tegenspeler van de God van Israël gemaakt heeft. Christus was de Man van het figuurlijke zwaard, die binnen enkele eeuwen zijn geweldloze volgelingen vooral binnen de grenzen van het Romeinse rijk heeft geworven en zo de geestelijke strijd met dit rijk heeft aangebonden. Dat na de Constantinische wending (312 n.C.) diezelfde christenen zich uitleveren aan de Romeinse caesar en juist het Rome van Caesar het centrum van het christendom wordt, is een duister gegeven in de eeuwenlange botsing tussen de God van Israël en de god van Rome. (Zie daarover weer uitvoerig mijn De negende Koning).


F. Carotta, Was Jezus Caesar? Over de Romeinse oorsprong van het christendom, Soesterberg: Uitgeverij Aspekt 2002, 432 blz.

Bron: http://www.carotta.de/subseite/echo/ellips.html 

De Leesmap-index


 

www.vergadering.nu