www.vergadering.nu De Leesmap www.vergadering.nu

Bode - april 2007

Wij hebben een altaar
  – een plaats waar wij Hem kunnen ontmoeten

door Simon Streuper

In tegenstelling tot de priesters van het Oude Verbond, die het altaar letterlijk in hun handen door de woestijn naar het beloofde land moesten dragen, hebben wij een immaterieel altaar, een altaar dat we niet in onze handen kunnen nemen of in een aanhangwagen kunnen laden. Een altaar (een ander woord dat er ook op wijst, is 'tafel') is een door God aangegeven verheven plaats waar we Hem kunnen ontmoeten.

Vroeger stond het koperen brandofferaltaar in de voorhof van de tabernakel, waar God te midden van zijn volk woonde en troonde. Toen de Samaritaanse vrouw aan Jezus vroeg of zij in Jeruzalem of op de berg Gerizim God moest aanbidden, kreeg zij als antwoord dat de Vader aanbidders zoekt die Hem aanbidden in geest en in waarheid. Daarmee werd aangeduid dat het religieuze systeem van de tempeldienst te Jeruzalem terzijde zou worden gesteld en er een heel nieuwe situatie ontstaan zou, waarin niet de uiterlijke vorm, maar de innerlijke gezindheid telt. 

Deze verandering vond plaats toen Jezus Zichzelf als offerlam gaf. Toen Hij zijn leven aflegde, scheurde het voorhangsel van boven naar beneden en had het brandofferaltaar op het tempelplein geen enkele betekenis meer. De tempel in Jeruzalem werd vervangen door een andere tempel, die van het lichaam van de gelovige waarin de Geest van God woont, en het altaar in de tempel werd vervangen door Christus die in ons hart woont. Hijzelf is zowel het offer als het altaar.

Het onzichtbare altaar waardoor wij met God, Christus en medegelovigen behoren te communiceren, is geestelijk van aard en mobiel. Het is hét communicatiemiddel van de nieuwe wedergeboren mens. Het vergezelt ons waar we ook gaan of staan. Wanneer de gezindheid van ons hart in orde is, is deze tafel altijd en overal functioneel. Van de eerste christenen staat geschreven dat ze elke dag trouw en eensgezind samen in de tempel kwamen, ze braken het brood bij elkaar thuis (= vierden het avondmaal) en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde. Maar het altaar functioneert evengoed wanneer je er alleen voor staat.

De spijs van de tafel van de Heer
Ezechiël, Maleachi en Paulus gebruiken ook de uitdrukking 'de tafel van de Heer' als verwijzing naar het koperen brandofferaltaar. Onder het Oude Verbond was deze tafel het centrum van de eredienst. De voorhof waarin het altaar stond, was het feestterrein waar God zijn hoogtijdagen organiseerde. De Heer zei tegen Mozes: 'Zeg tegen de Israëlieten: Dit zijn de hoogtijdagen van de HEER, die je als heilige dagen samen moet vieren. Dit zijn mijn hoogtijdagen' (Lv23:1 2). Let wel: het gaat in de eerste plaats om de blijdschap die de Heer vindt in ZIJN feesten rondom ZIJN tafel, gebouwd op ZIJN gezag en naar ZIJN voorschrift met daarop de offeranden die Hij ZIJN spijze noemt.

Aan deze tafel ontmoette God de offeraar en 'aten' zij met blijdschap van hetzelfde offer. Wanneer dit al gold voor de eredienst rondom het altaar van het Oude Verbond, hoeveel te meer geldt dit dan voor hen die aanzitten aan de tafel van het Nieuwe Verbond! Dat God aanbidders zoekt, betekent in feite dat Hij bij zijn schepselen ZIJN voedsel zoekt om ZIJN feest met de aanbidder(s) te vieren. Bij de eerste christenen vond God wat Hij zocht: ZIJN spijs. Door het geloof in het volmaakte offer van de Heer Jezus waren deze gelovigen tot God gebracht en daardoor in vreugdevolle gemeenschap verbonden met de Vader en met elkaar.

Dit alles werd collectief tot uitdrukking gebracht wanneer zij samen 'het brood braken' rondom het altaar (of de tafel) van de Heer, waaraan zij feest vierden. Een sprekend voorbeeld hiervan leest u in Lc15:2. Het verwijt van de farizeeën aan het adres van Jezus was: 'Deze ontvangt zondaars en eet met hen.' Dit geeft de Heer aanleiding om drie gelijkenissen te vertellen.




In de gelijkenis van de verloren zoon laat Jezus zien hoe de Vader zondaren ontvangt en met hen eet; luister maar: 'Maar de vader zei tot zijn slaven: Brengt vlug het beste kleed hier en trekt het hem aan en doet hem een ring aan zijn hand en schoenen aan zijn voeten. En haalt het gemeste kalf en slacht het, en laten wij een feestmaal hebben, want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden. En zij begonnen feest te vieren.' In de persoon van de vader zien wij God; in de teruggekeerde zoon het beeld van een berouwvolle zondaar; en in het gemeste kalf een verwijzing naar het offer, want zonder bloedstorting is er geen vergeving, dus: een verwijzing naar Christus, het offer.

De echo hiervan vinden we terug in de eerste Brief van Johannes: '…en ónze gemeenschap is met de Vader en zijn Zoon Jezus Christus (1:3). Samen gezeten aan één tafel delen zij de blijdschap die het gevolg is van de liefde die van de Vader naar de Zoon, van de Zoon naar de verloste zondaren en van de verloste zondaren stroomt, en daarna terugstroomt naar de Vader en de Zoon. Het sluit aan bij Jezus' gebed tot zijn Vader: '( ... ) zoals U Vader in Mij en Ik in U, opdat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelooft, dat U Mij gezonden hebt.' Evenals bij 1Ko10 waar Paulus de gemeenschap die wij met God hebben aan de tafel des Heren benadrukt en in hoofdstuk 11 ons vermaant op een waardige wijze deel te nemen aan de maaltijd des Heren.

Deze gemeenschap is een bron van blijdschap, van vrede en van kracht voor de pelgrims die in verbondenheid hier beneden hun weg moeten vinden. Dit gaat natuurlijk ook op voor wie alleen hun weg moeten gaan. Het stelt hen in staat alle problemen het hoofd te bieden en alle wanhoop te boven te komen. Het versterkende voedsel dat wij onderweg nodig hebben, is altijd binnen ons bereik.

David zegt in Ps23 dat de Heer zijn herder is, en hem niets ontbreekt. Hij spreekt niet alleen over grazige weiden en stille wateren, maar ook van een dal van diepe duisternis waar hij door moet gaan, over een stok en een staf die hem vertroosten, en over een tafel die de Heer voor hem aanricht ten overstaan van hen die hem vrees en angst aanjagen. De herder is er en schenkt hem spijs voor de reis. Zou God niet zijn spijs gevonden hebben bij David die deze vertrouwende gezindheid openbaarde?

Ongetwijfeld is het voor God ook een oorzaak van grote blijdschap geweest dat er Hebreeën waren die de roof van hun goederen met blijdschap hebben aanvaard, omdat ze wisten dat ze een beter en blijvend goed in de hemel hadden. Zij offerden geld en goed voor de Heer. Voor Hem was dit een spijs. Zij konden dat 'met blijdschap' doen, omdat zij 'een altaar hadden', niet dat in Jeruzalem dat geen dienst meer deed, maar een geestelijk altaar, dat is het fundament van de verzoening dat diep in het hart verborgen is. Een tafel waaraan niemand minder dan de Here God bij ons aanschuift, en wij bij Hem. Het lijkt als twee druppels water op wat we lezen in Op3:20 waar de Heer Jezus zegt: 'Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij,.' Wij hebben een tafel en we hebben ook het recht daarvan te eten. Een recht gegrond op pure genade.

De Leesmap-index


 

www.vergadering.nu