Bijbelgetrouw, krachtig en praktisch onderwijs van Andrew Wommack
Overzicht van de vertaalde bijbelstudies van Andrew Wommack, klik hier...

Onze Sabbatsrust
Andrew Wommack

Het aanbiddingslied dat net is gezongen, dat wij de tempel van de Heer zijn, is een heel bijzondere ervaring voor ons, maar het is verschillend met de tijd van het oude testament, zoals we in een ander lied vanavond zongen. Wij gaan niet meer naar een bepaalde plaats, waar God woont, om zo af en toe een ontmoeting met God te hebben. Maar God woont ín ons en wij zijn altijd in de aanwezigheid van de Heer.

Wanneer je in een dienst komt, en de aanwezigheid van God ervaart, en je hebt een emotioneel gevoel, en je merkt de aanwezigheid van God op, dan komt dat niet, omdat God net is komen opdagen. God was daar allang. 
Wij wónen in de tegenwoordigheid van God, we zijn áltijd op heilige grond. Maar soms zijn er tijden dat wij doorbreken, zodat we in staat zijn om dat te onderscheiden. En de Heer liet mij denken aan Lukas 24, waar de discipelen op weg naar Emmaus zijn. Daar liepen ze de hele tijd, samen met de Heer, maar ze hadden het niet in de gaten. Ze herkenden Hem niet, totdat Hij bij hen aan tafel zat en het brood met hen brak. Toen werd het hen onthuld, maar ze waren de hele tijd al in de aanwezigheid van de Heer, maar ze hadden het emotionele gevoel of de kennis die daar bij hoorde niet, tot hun ogen werden geopend en zij in staat waren het te zien. 

Als nieuwtestamentische gelovigen, staan wij áltijd op heilige grond. Wij zijn in de aanwezigheid van de Heer, en iedere keer als wij onze natuurlijke zintuigen uitschakelen en onze zintuigen gevoelig maken voor de Heer, kunnen wij het in de aanwezigheid van God zijn ook ervaren. Is dat niet geweldig? Daar zijn heel veel toepassingen van te maken.
Maar tijdens de aanbidding weten mensen dat vaak niet, en ze doen van alles en nog wat om maar in de aanwezigheid van God te komen, in plaats van Hem te prijzen dat ze al in Zijn aanwezigheid zíjn. 

Dat is wat we vanavond deden, we probeerden niet om iets op te roepen, maar we wekten onszélf op. De Bijbel spreekt over werken om die rust in te gaan (Hebr. 4:11 ‘laten wij ons best doen deel te krijgen aan die rust’). Dat lijkt onzin voor het natuurlijke, maar wíj zijn het die moeten werken, moeite moeten doen, om de rust in te gaan. Om te erkennen wat God aan het doen is.

Vanavond gaan we een heel andere kant op. Ik zeg je dat dit het vreemdste is wat ik ooit gedaan heb tijdens de bediening over de liefde van God. We hebben wat dingen gedaan, waarvan ik normalerwijze nooit had gedacht dat we daar over zouden onderwijzen, aangaande de liefde van God. Want het ging in werkelijkheid allemaal over de liefde van God. 
We kijken even naar een schrifttekst die min of meer samenvat wat we hebben gedaan. 2 Petrus 1:1 ‘Simon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan hen, die een even kostbaar geloof als wij hebben verkregen door de gerechtigheid van onze God en Heiland, Jezus Christus: 2 genade en vrede worde u vermenigvuldigd door de kennis van God en van Jezus onze Here.’

Veel mensen verlangen naar genade en vrede. Wij willen allemaal vrede hebben. Mensen spenderen tegenwoordig miljoenen dollar om vrede te krijgen. Ze hopen het uit een fles te krijgen, of wat dan ook. Een heleboel geld en moeite wordt gestoken in een poging vrede te verkrijgen. 

En christenen komen vaak samen en bidden voor vrede, en bidden voor al deze dingen. Maar de Bijbel zegt dat vrede komt door de kennis van Hem. Als jij geen vrede hebt, komt dat doordat je jouw denken op de verkeerde dingen hebt gericht. Zoals er staat in Jesaja 26:3 ‘Standvastige zin bewaart Gij in volkomen vrede, omdat men op U vertrouwt.’

Als jij dus geen vrede hebt, komt dat niet omdat je niet hard genoeg gebeden hebt of God er niet om gevraagd hebt. Je vráágt niet om vrede. Vrede is een natuurlijk gevolg van je denken op God gericht houden. Vrede is een uitvloeisel van de kennis van God. Zien jullie dat? Als je gebrek aan vrede hebt, als je in een of ander gebied van je leven gespannen bent, komt dat omdat je jouw denken niet gericht hebt gehouden op God. 

Het is onmogelijk om te denken aan wat de duivel allemaal aan het doen is, en tegelijkertijd vrede te hebben. Als jij alleen let op de economische situatie, als je steeds luistert naar het nieuws, en de slechte berichten die worden doorgegeven, en dáár je denken op gericht houdt, is het onmogelijk dat je vrede hebt, ongeacht of je er nu Bijbelteksten over kent of wat dan ook. Je moet je gedachten op God gericht houden. Kan iedereen dat volgen? Dit is krachtig onderwijs!

En dan staat hier in vers 3 ‘Zijn goddelijke macht heeft ons alles geschonken wat nodig is voor een vroom leven, door de kennis van hem die ons geroepen heeft door zijn majesteit en wonderbaarlijke kracht (NBV).’
Alles, hier staat dus álle dingen zijn ons geschonken, door de kennis van Hem. Alles wat jij van God ontvangt, komt door de kennis van God.

Zonder kennis kun je niet geloven. Geloof is gegrond op kennis. Geloof is niet iets waar je om moet vragen. Geloof is niet iets waarvoor iemand je de handen op moet leggen en wat dan op je overgedragen wordt. Geloof is niet iets waartoe jij je kunt opwerken, dat je met kracht opwekt, of wat dan ook. Geloof komt door kennis. 

Als jij de verkeerde kennis hebt, zul je ook het verkeerde geloof hebben. In werkelijkheid zul je vrees hebben, als je de verkeerde kennis hebt. Geloof is volkomen gebaseerd op kennis. Genezing is gebaseerd op kennis. Alle dingen die te maken hebben met leven en godsvrucht, komen voort uit kennis. En de Bijbel zegt in Hosea 4:6: ‘dat mijn volk ten gronde gaat door een gebrek aan kennis.’

We hebben de kennis van God niet in ons gehad. Het is triest te moeten constateren dat veel van de kennis over God die we wél hebben, geen juiste kennis is. Het is verkeerd geïnterpreteerd, of verkeerd begrepen. Of wat dan ook, zodat je niet juist kunt geloven als je verkeerde kennis hebt.
Ik kan heel veel tijd besteden om dit aan te tonen, maar ik moet dit hier laten rusten en verder gaan, omdat ik nog heel wat te behandelen heb. Maar het is belangrijk dat je dit erkent, dat kennis, juiste kennis, de sleutel is om alles te ontvangen. Het is niet gewoon een kwestie van je gebedsruimte ingaan en te bidden. Gebed is belangrijk, maar gebed is alleen belangrijk, als je hándelt op de kennis van God. 
Er zijn mensen die hun gebedsruimte ingegaan zijn en gebeden hebben en er demonisch gebonden uit zijn gekomen. 

Iedere keer dat je wát dan ook groter maakt, bóven de kennis van God, dat is, het Woord van God, kom je in de problemen. En gebed, er is niets mis met gebed, er is niets verkeerd aan voorbede, maar het moet in evenwicht zijn met Woord van God. Het moet gaan om het bidden van het Woord van God en functioneren binnen het Woord van God. Er gaat gewoon helemaal niets boven het Woord van God uit. Niets werkt, tenzij het op het Woord van God is gebaseerd, want Gods Woord ís Zijn kennis. 

Alles komt uit kennis voort. Als jij vanavond niet helemaal in orde bent, weet je dat je dan een kennisprobleem hebt? Als je werkelijk het verzoenend werk van de Heer zou begrijpen, als je werkelijk de liefde van de Heer zou begrijpen, als je werkelijk geloof zou begrijpen, dan is er geen enkele reden waarom je vanavond niet genezen zou zijn. Het is niet genoeg om alleen te weten dat het Gods wil is, om je te genezen, maar je zult verder moeten gaan dan dat, en allerlei verkeerde kennis weerleggen, die we in ons hebben. Misschien dat God je wel ziek wil laten om je iets te leren. Of dat het misschien Gods manier om jouw leven te vervolmaken, zoals bij Job, etc. 

Dus in ieder geval is kennis belangrijk. Ik heb dit vers gelezen omdat wij een wat ongebruikelijke benadering hebben gekozen om over liefde te spreken. We hebben het over genade gehad. We hebben het over het oude en het nieuwe verbond gehad en die met elkaar in overeenstemming gebracht, en je vraagt je misschien wel af, wat dit allemaal met liefde te maken heeft. Maar wat we in werkelijkheid hebben gedaan is, onszelf de juiste kennis geven. We hebben een aantal zaken opnieuw moeten definiëren. We hebben even terug moeten gaan, en een paar misvattingen rechtzetten, die we hadden over het Woord van God. Verkeerde kennis. Want je kunt geen liefde ontvangen, tenzij je de juiste kennis hebt over God. 
Als jíj denkt dat God een schizofrene God is, die onder het oude verbond de dingen op déze manier deed, en onder het nieuwe verbond op een heel andere manier, en als je dat niet kunt begrijpen, maakt je dat bang voor God.
Vrees houdt foltering in (1 Joh 4:18, ‘want angst veronderstelt straf’). En Gods volmaakte liefde drijft vrees uit. 

Dus we hebben zaken besproken, waarvan ik geloof dat het belangrijk is, ook al leek het voor sommigen dat ik niet over liefde heb gesproken. Wij moeten ons denken in deze gebieden vernieuwen, zodat wij in staat zullen zijn om de liefde van God te ontvangen. 
Zodra je over de genade van God begint te spreken, spreek je over de liefde van God. Dat is wat Hem bewogen heeft om genadig met ons te zijn, gewoon door het feit dat Hij van ons houdt en ervoor gekozen heeft om ons lief te hebben. Amen?

In Mattheüs 14 wilde ik het voorbeeld nemen van Petrus die op het water wandelde. Eveneens als een illustratie van hetgeen waar we over gesproken hebben. Het is een heel bekend schriftgedeelte, dat begint in vers 22, waar Jezus zijn discipelen beval om de boot in te gaan. En terwijl zij in de boot zaten, bleef Jezus op het land, om te bidden. En terwijl zij midden op het meer zaten, stak de wind op, er kwam een vreselijke storm en ze stonden op het punt om te verdrinken. En Jezus komt naar hen toe, wandelend over het water, tegen de 4e wake, dat wil zeggen tussen 3 en 6 uur ‘s ochtends. Ze waren daar dus de hele nacht mee bezig geweest. Ze moeten daar minstens acht uur in gevecht met deze storm geweest zijn, en deze kerels stonden op het punt te sterven. Jezus komt lopend naar hen toe, en Petrus ziet hem, wandelend op het water en hij zegt: Heer, als U dat bent, roep mij om te komen. En Petrus stapte uit de boot, liep over het water, om naar Jezus toe te gaan. Maar toen hij naar de wind en de golven keek, die bulderden, werd hij bang en begon te zinken. En hij riep uit naar de Heer, de Heer stak zijn hand uit en trok hem omhoog, en zij liepen terug naar de boot. En ik ben ervan overtuigd dat Jezus Petrus niet op zijn rug naar de boot droeg. Hij was opgestaan en wandelde het hele stuk terug, met de hulp van Jezus. 

En toen sprak de Heer tot hem en zei: ‘Petrus, waarom ging je twijfelen?’ Ik was hierover aan het denken en op een dag drong het tot me door: waar ging Petrus eigenlijk aan twijfelen? Petrus twijfelde niet aan het feit dat Jezus op het water kon wandelen. Hij ging twijfelen dat hijzelf op het water kon wandelen. Hij ging dus aan zichzélf twijfelen. 
En dat is precies wat er gebeurd is met het lichaam van Christus. We zongen daarnet twee liederen, uit Exodus hoofdstuk 15 over ‘ik zing tot de Heer, glorieus’ en ‘Wie is zoals U, o Heer’. En dat was het lied dat ze zongen nadat zij door de Rode Zee waren getrokken, waarin ze God loofden, hoe machtig Hij wel niet was.
De meesten van ons kunnen er wel toe komen om God te prijzen voor wie Hij is. De meesten van ons geloven dat God echt álles kan doen. Als ik zou vragen, hoeveel van jullie geloven dat God kan genezen, zouden de meesten gaan staan en om het hardst roepen. Maar weet je dat dit niet alles is wat er is met betrekking tot geloof? Hebreeën 11:6 zegt: ‘maar zonder geloof is het onmogelijk Hem welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat.’ Dat is één helft. Je móet geloven dat Hij ís én dat Hij ‘een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.’

Er is dus meer dan één kant aan geloof. Het is belangrijk te geloven dat God ís, niet dat Hij wás. Dát is God prijzen, zeggen: ‘God, U kunt werkelijk álles doen.’ En dat is geweldig, maar je moet verder gaan dan alleen dat en óók geloven dat het dan ook zal werken voor jóu. Dat is de tweede helft van geloof. En dat is waar een heleboel mensen de plank misslaan. 


Veel mensen geloven wel dat God het kan doen, maar ze geloven niet dat zíj het kunnen doen, omdat zij hun positie bij God niet kennen. Ze kennen gewoon Gods houding ten opzichte van henzelf niet. Zij twijfelen aan zichzelf. Petrus twijfelde aan zichzelf. Hij twijfelde er niet aan, dat Jezus op het water kon wandelen, want hij riep uit tot Jezus, toen hij hulp nodig had. Als hij had getwijfeld of Jezus op het water kon wandelen, als hij had gedacht dat het maar een geest was die hij zag, zou hij niet geroepen hebben tot die geest om hem te redden. Hij geloofde dat Jezus op het water kon lopen, maar twijfelde eraan dat hij zelf op het water kon lopen. 

En dat is waar het lichaam van Christus in terecht gekomen is. Wij twijfelen aan onszelf. Ik bedoel niet aan ons natuurlijke zelf, wij twijfelen aan ons wedergeboren zelf. We weten niet wie wij zijn in Jezus Christus. Dat hebben we niet begrepen. 
We hebben het gehad over wat God heeft gedaan in ons leven. Hoé heeft God ons vrijgemaakt. En ik kan je zeggen dat ik geloof dat wij gisteravond een paar dingen speciaal gezegd hebben, die als jij geluisterd hebt, je leven kunnen veranderen. Dat geloof ik werkelijk. Het kan je hele houding en idee over God veranderen. Het heeft zeker die van mij veranderd. En dat is een zegen voor me geweest. 

Laten we eens kijken naar Hebreeën 4. En nogmaals, ik dacht vanavond naar een paar andere dingen te gaan, maar de Heer wil dat ik langzaam aan doe, en dat we dit nog een keer behandelen. We gaan wat dingen delen, en deze keer gebruik ik voorbeelden uit de Bijbel, die je dezelfde waarheden laten zien, waar we al over gesproken hebben. Want dit is zo in tegenstelling met het meeste van ons onderwijs en onze manier van denken, dat ik niet geloof dat één keer volstaat om het te vatten. We moeten dit nógmaals behandelen, en ik ga het op zoveel verschillende manieren zeggen, dat iedereen het te pakken krijgt. Amen? En we zullen het zó goed te pakken krijgen, dat we het niet meer kwijt raken. 

Hebreeën 4 zal ik even samenvatten. Hij spreekt erover dat Jezus beter is dan het oude verbond, dat Hij groter is dan de engelen, of wat dan ook. In Hebreeën 3 begon hij te spreken over de kinderen van Israël, die wel uit Egypte trokken, maar stierven in de woestijn. Ze zijn nooit het beloofde land binnengegaan vanwege hun ongeloof. En in hoofdstuk 4 begint hij daarom met: 1 ‘Laten wij daarom op onze hoede zijn, dat niemand van u, terwijl nog een belofte van tot zijn rust in te gaan bestaat, de indruk zou wekken achter te blijven.’ 

Hij vergelijkt óns dus als op een geestelijke reis, net zoals de Israëlieten op reis waren, en net als zij uit Egypte bevrijd werden, maar ze kwamen nooit terecht op de plek waar God ze eigenlijk had willen hebben.

Hij zegt dus dat het voor jou mogelijk is om wedergeboren te zijn, en zelfs gevuld met de Heilige Geest, en tóch niet binnen te gaan in díe plaats waar God wil dat je zou zijn. En hij gebruikt deze uitdrukking over een ‘rust’, om een speciale relatie te beschrijven, die God eigenlijk voor ons bedoeld heeft. Deze ‘rust’ is niet de afbeelding van het geestelijk vervulde leven. Ik geloof dat het geestelijk vervulde leven erin besloten is, maar dat is niet waar dit over spreekt. Je kunt geestvervuld zijn, en tóch niet ingaan in die rust, die speciale relatie, die God voor jou bedoeld heeft. 
Het spreekt óók niet over de dood, of over bij de Heer zijn. Dit spreekt over iets dat wij bereiken in dít leven en als we dit verder lezen, zul je dat wel zien. 

Hij maakt dus een vergelijking tussen ons en de Israëlieten in het Oude Testament, en vers 1 zegt, ‘Laten wij daarom op onze hoede zijn, dat niemand van u, terwijl nog een belofte van tot zijn rust in te gaan bestaat, de indruk zou wekken achter te blijven.Want ook ons is het evangelie verkondigd evenals hun, maar het woord der prediking was hun niet van nut, omdat het niet met geloof gepaard ging bij hen, die het hoorden.’.

Broeders en zusters, dit woord hier geeft ons toegang tot een relatie met God, die voor niemand van de oudtestamentische heiligen mogelijk was. Het geeft ons toegang tot een relatie met God, die ook de meeste nieuwtestamentische heiligen niet hebben bereikt. 
Maar het zal niet automatisch werken. Dit woord zal met geloof moeten worden gemengd. Wij hebben het Woord, wij hebben de instructies, wij hebben de sleutels in handen om met God te wandelen op een manier die andere mensen nooit hebben kunnen doen, maar we moeten het mengen met geloof. We moeten de leringen en overleveringen van mensen wegdoen, in geloof gaan handelen, of anders zal het niet voor ons werken. 

In vers 3: ‘Want wij gaan tot de rust in, wij, die tot geloof gekomen zijn.’
Met andere woorden, dit was altijd al Gods plan voor íedere heilige. Dit is niet alleen voor de superheiligen, voor een paar speciaal uitverkorenen, maar als jíj een gelovige bent, dan is dít waar je in moet gaan. Dít is waar God je naartoe wil leiden. Als je daar niet komt is dat niet Gods fout. Maar het is wél Gods plan en wens voor iedereen van ons. 3 (SV) ‘Want wij, die geloofd hebben, gaan in de rust, gelijk Hij gezegd heeft: Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn: Indien zij zullen ingaan in Mijn rust! hoewel Zijn werken van de grondlegging der wereld af al volbracht waren.’
Hier gebruikt hij een citaat uit Psalm 95:11 Hij gebruikt een oudtestamentisch geschrift die profeteerde over het ingaan in deze rust met de Heer. En hij gaat terug en haalt dat aan. 

In vers 4 zegt hij: ‘Want Hij heeft ergens van de zevende dag aldus gesproken: En God rustte op de zevende dag van al zijn werken; 5 en hier wederom: Nooit zullen zij tot mijn rust ingaan.6 Aangezien nog te wachten is, dat sommigen tot die rust zullen ingaan, en zij, die het evangelie eerst ontvangen hebben, niet ingegaan zijn wegens hun ongehoorzaamheid, 7 stelt Hij wederom een dag vast, heden, als Hij door David na zo lange tijd spreekt, zoals boven gezegd werd.’ En weer citeert hij Psalm 95 ’ Heden, indien gij zijn stem hoort, verhardt uw harten niet.’

Hij schrijft hier aan Joden, en de Joden hadden deze reis vergeestelijkt. Het verhaal van de Israëlieten, die uit Egypte trokken en het beloofde land binnengingen. Ze hadden dit al lange tijd vergeestelijkt tot het ingaan in een relatie met God. Maar zíj dachten dat toen de kinderen van Israël het beloofde land waren ingetrokken, dat zij deze rust al hadden verkregen. Zij dachten dat het een beeld was van ingaan in de plaats die God voor hen bedoeld had. 

Maar de schrijver van de Hebreeënbrief schrijft hier nou juist: Kijk, dat werd níet vervuld toen de Israëlieten het beloofde land binnengingen. Dat was niet de vervulling van de deze belofte. En in vers 8 verklaart hij dat verder door te zeggen: ‘Want indien Jozua hen in de rust gebracht had, zou Hij niet meer over een andere, latere dag gesproken hebben.’ En het woord Jozua is hetzelfde woord als Jezus. Het ene woord (Jozua) is Hebreeuws en het andere woord (Jezus) is Grieks. Je kunt dat controleren in Handelingen 7 waar gesproken wordt over Jezus en je weet dat het in werkelijkheid gaat over Jozua, omdat daar gesproken wordt over de opvolger van Mozes, die het volk in het beloofde land bracht. 

Hoeveel van jullie weten dat dit niet Jezus was, de Zoon van God? Dus Jezus, hier, gaat over Jozua. Als Jezus, of Jozua hen die rust zou hebben gegeven, zou Hij niet meer daarna van een andere dag hebben gesproken.
Wat hij hier bedoelt is: de kinderen van Israël gingen het beloofde land binnen, en bezaten het ongeveer 400 jaar, of 450 jaar, voordat David ten tonele kwam. David is degene die Psalm 95 schreef en zei dat er nog een rust was overgebleven voor het volk van God. Dit zei hij dus om te zeggen: kijk er is een speciale relatie, die de schrijver hier een ‘rust’ noemt en deze is nog steeds overgebleven voor óns vandaag. Het was niet voor de Joden, het wás niet vervuld, toen zij het beloofde land binnen trokken, maar het is een relatie, die God heeft bedoeld voor de nieuwtestamentische gelovige. 

Het is de bedoeling dat íedere gelovige daar ingaat, en het is nu nog niet bereikt. Vers 9 ‘Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God. 10 Want wie tot zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken, evenals God van de zijne.
11 Laten wij er dus ernst mede maken om tot die rust in te gaan, opdat niemand ten val kome door dit voorbeeld van ongehoorzaamheid te volgen.’

Vanavond wil ik dus verder gaan en deze relatie uitleggen, waarvan Hebreeën 4 spreekt. Een relatie met God, die de Bijbel beschrijft als een ‘rust’. Het is iets dat klaarligt voor íedere gelovige, máár níet iedere gelovige gaat er binnen! Dit is een illustratie van de zaken waar wij gisteravond over gesproken hebben. Dit is exact dezelfde zaak, maar vanuit een andere benadering. 

Maar nu het eerste punt omtrent het begrijpen van deze rust. Ik heb echt jaren gemediteerd over dit schriftgedeelte en me afgevraagd: ‘God, wat ís deze rust, wat wordt er bedoeld met deze relatie, waar het over spreekt.’ En ik had problemen om dit te begrijpen, omdat ik, als ik dacht aan rust, dacht aan vermoeid raken, gaan liggen en een tukje doen. Daar dacht ik aan bij het woord ‘rust’. Ik dacht aan wat voor relatie ik moet ingaan, waarin ik niet langer hoef te vasten en te bidden en het Woord bestuderen, of wat dan ook maar hoef te doen. Weet je, gewoon gaan liggen en de dingen gaan allemaal vanzelf. Lekker gaan slapen, achterover leunen, een colaatje drinken, lekker ontspannen, en het werkt allemaal vanzelf. 
En ik dacht dat er een of andere relatie was, waarin je kunt komen, waarin de dingen gewoon allemaal werken, en waarin je niet langer hoeft te worstelen. 

Maar dat is niet waarover dit spreekt. Het woord ‘rust’ hier gaat daar niet over. En dat kun je bewijzen, omdat het in vers 4 erover gaat dat God sprak over de zevende dag dat God rustte van al Zijn werken. Dit gaat erover dat toen God hemel en aarde geschapen had. Hij stopte met werken. Hij rustte van het scheppen. 

Als je nu eens nadenkt over wat het woord ‘rust’ hier betekent. Het gaat hier niet over dat God moe was, arme oude God. Hij creëerde alles, het hele Universum, nu móest Hij wel moe zijn, daarom nam God rust. Nee, het spreekt er niet over dat Hij moe was, en niet meer in staat om nog één wereldje meer te creëren. Dit gaat erover dat Hij eenvoudigweg stopte met zijn werken. Ik begon dit op te zoeken en te bestuderen. En het woord ‘rust’ wordt op heel veel verschillende manieren gebruikt. Bijvoorbeeld, een artiest schildert een schilderij. Hij schildert het, en als hij ziet dat het perfect is, of zo volmaakt als hij het maar kan krijgen, is er niets meer dat hij kan doen, dan rust hij van zijn werk. 
Dat betekent niet dat hij uitgeput is, dat hij zijn arm niet meer omhoog kan krijgen van het de hele dag tillen van die zware verfkwast. Het spreekt erover dat hij gewoon stopt met er nog iets aan te doen omdat het compleet is. Het is klaar. 
En als je kijkt naar de schepping, laten we hier eens lezen in Genesis 2, en kijk eens naar de schepping. Je zult zien, dat het dít soort rust is, die God nam. In Genesis 1 vers 1: ‘Alzo werden voltooid de hemel en de aarde en al hun heer.’ Dat betekent dat ze compleet waren. Het was niet nodig er nog iets anders aan te doen. Gen 2:2 ‘Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had.’ 
Hij stopte met werken. Niet omdat er nog iets anders gedaan moest worden en Hij even pauze moest nemen voordat Hij weer aan de slag kon. Hij stopte en Hij rustte, eenvoudigweg omdat het compleet was, het was klaar. Gen 2: 3 ‘En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat God scheppende tot stand had gebracht.’
Dus God nam geen rust vanwege vermoeidheid, maar een rust vanwege voltooiing.
Alles was gedaan, dus Hij hoefde niets meer te doen. Er was gewoon niets anders meer te doen. Als je nu terugkijkt naar het eerste hoofdstuk van Genesis, naar de schepping, dan zijn er een aantal dingen waar je op moet letten. Toen God de dingen creëerde, creëerde Hij ze in een complete vorm. 

Wist je dat als de meesten van ons zouden kunnen creëren, dan zouden we er meestal een zootje van gemaakt hebben. En wij zouden dan de rest van onze dagen door hebben moeten gaan met creëren. Bijvoorbeeld: als wij bomen hadden geschapen, hadden de meesten van ons er waarschijnlijk niet aan gedacht om ín die bomen zaden te stoppen, en fruit met de mogelijkheden om zaad voort te brengen, en die zaadproductie houdt de hele schepping gaande. Maar toen Jezus de bomen tot bestaan sprak, creëerde Hij ze op een heel speciale manier. Laten we kijken hier in Genesis het eerste hoofdstuk, en kijk in vers 11 ‘En God zei: Dat de aarde jong groen voortbrenge, zaadgevend gewas, vruchtbomen, die naar hun aard vruchten dragen, welke zaad bevatten, op de aarde; en het was alzo.’

Let op de manier waarop dit gesteld wordt. Nogmaals, als de meesten van ons de mogelijkheid zouden hebben om dingen in het bestaan te spreken, hadden wij waarschijnlijk gezegd: ‘Laten er bomen zijn! Laat er gras zijn, laten er kruiden zijn!’ Zou dat niet geweldig zijn? Maar God zei het niet op die manier, en God verspilt geen nutteloze woorden. Let daarom op de manier waarop Hij het zei: ‘En God zei: Dat de aarde jong groen voortbrenge, zaadgevend gewas, vruchtbomen, die naar hun aard vruchten dragen, welke zaad bevatten, op de aarde; en het was alzo.’

God sprak opzettelijk over vruchtbaar geboomte, vrucht naar zijn aard dragend, met zaad daarin, enzovoorts. Door het op díe manier uit te spreken, schiep Hij alles door woorden. En door het op die manier te spreken, creëerde God niet alleen het universum, maar Hij gaf de schepping het gebod tot voortplanting, om de schepping voort te zetten. Nou, dit is echt belangrijk, want nadat God de eerste bomen geschapen had, heeft Hij daarna nooit meer opnieuw een boom hoeven scheppen. 

Wist je dat toen God de eerste koe geschapen had, Hij vanaf dat moment nooit meer een koe heeft hoeven scheppen. Die koeien gaan door met zich voortplanten. Hij heeft nooit meer opnieuw een paard hoeven scheppen. Een varken, of wat dan ook. God heeft de oorspronkelijke schepping gemaakt, en de oorspronkelijke schepping gaat door met voortplanten. Dit heeft heel veel toepassingen. 

Een van de dingen die ik hieruit heb geleerd, is dat ik sommige mensen heb gezien, bijvoorbeeld op het gebied van kinderen krijgen. Ze zeggen dan: ‘Nou, ik zal precies zoveel kinderen krijgen als God wil dat ik er heb.’ Ze gebruiken geen geboortebeperking, ze doen niet aan onthouding, of wat dan ook, en ze zeggen: ‘Nou, we zullen geen kind krijgen, tenzij God wil dat wij een kind krijgen.’ Ik heb wat mensen ontmoet, die heel oprecht zijn, zij geloven dat echt. Maar zo is het helemaal niet. God zit niet te kijken naar de vereniging van een man en een vrouw en zegt dan: Ik ga je zegenen, en creëert zo een kind in de schoot. God gaf jóu de mogelijkheid om te creëren. Jíj hebt de mogelijkheid om door te gaan met creëren. Niet op dezelfde manier zoals God de originele schepping uit het niets heeft gemaakt, maar volgens de wetten die God al in werking heeft gezet, heeft God jóu de mogelijkheid gegeven om voort te planten, en zo de schepping door te zetten. 

Dát is de reden dat prostituees kinderen krijgen. Dat is de reden dat mensen die beroerde ouders zijn kinderen krijgen. Omdat God niet naar beneden kijkt en zegt: ‘Oké, Ik zal jouw zegenen met een kind.’ God creëerde de originele ouders, en Hij gaf ieder individueel menselijk wezen de mogelijkheid om die schepping voort te zetten. En zodra jij de wetten van God in werking zet, zul je, tenzij er iets mis is met je, je voortplanten. Het is gewoon niet zo, dat God de prostituees en de slechte ouders zegent met kinderen. Kan iedereen dat snappen? Ook zíj hebben toegang tot de wetten van God.

Wat ik dus wil zeggen is, dat als je geen twintig kinderen wilt, je enige wijsheid zult moeten gebruiken. Het is geen kwestie dan God zegt: ’Oké, het is Mijn wil dat jij drie of vier kinderen hebt, of zo. Nee, Hij heeft jou de macht gegeven zodat jíj dat kunt beslissen. En wat ga je daarmee doen? Zie je, God heeft óns de mogelijkheid gegeven om de schepping voort te zetten. 

De reden dat ik dit allemaal zeg, is dat toen God de dingen creëerde, Hij ze zó compleet heeft gecreëerd, dat Hij nooit opnieuw een koe heeft hoeven te creëren, en Hij heeft nooit meer een ander paard hoeven te creëren, Hij heeft nooit meer een andere boom of grassprietje hoeven te creëren.
God heeft sinds het begin van de schepping nooit meer iets hoeven te creëren vanwege de manier waarop Hij dat deed. En dát is de reden dat God rustte, want Hij hoefde op de 7e dag niet ‘s ochtends op te staan om te zeggen, o ja, deze bomen moeten zich nu gaan voortplanten, want er moeten nieuwe bomen komen vandaag. Dat heeft Hij nooit meer hoeven doen, want toen Hij creëerde, creëerde Hij het zo dat het voortdurend zou blijven werken. Dus er was echt werkelijk niets meer overgebleven dat God moest doen. 
Toen God de dingen creëerde, deed Hij dat zo volmaakt, met zo’n volmaakt systeem, dat Hij het zelfs niet eens aan de gang hoefde te houden. God hoeft niet eens daar te gaan zitten en alles in evenwicht te houden. Zijn Woord schiep het zó, dat het een evenwicht handhaaft. Het houdt zichzelf in stand. God schiep het zo, dat het vanzelf verder ging. 

Dat is een verdere illustratie van de rust die God nam. De rust die God nam, was niet van ‘ik ben moe’ maar meer dat Hij rustte, omdat het af was. Er was niets meer dat moest gebeuren. Hij maakte de schepping zó compleet dat zélfs God niets meer over had om de hemelen en de aarde te laten functioneren. God hoeft daar niet te zitten en zijn rekenmachine te pakken om te zorgen dat de aarde op de juiste snelheid rond blijft draaien en rond de zon blijft draaien, en om te zorgen dat ze de juiste afstand bewaart. Hij schiep het en het werkt gewoon op die manier, omdat Hij het op die manier sprak. Hij heeft er vanaf dat moment nooit meer íets aan hoeven doen. Is dat niet ongelooflijk machtig? De wijsheid van God is zó ver verheven boven onze wijsheid. 

Als wíj het vermogen zouden hebben om werelden te creëren, hadden wij er een zootje van gemaakt. Wij zouden een probleem geschapen hebben dat ons totaal uitgeput en overweldigd zou hebben, binnen twee of drie weken, doordat we ons een slag in de rondte hadden moeten werken om het allemaal te onderhouden. 
Maar God gebruikte wíjsheid. 

Let er ook op, dat toen God de mens schiep, Hij dat deed op de zesde dag. De dagen volgens de Hebreeuwse opvatting, en dat kun je hier zien in Genesis 1, zijn altijd, zoals bijvoorbeeld staat in vers 13 ‘Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de derde dag.’.En in vers 19 ‘Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vierde dag’, etc.
Zij meten de tijd altijd van de avond tot de volgende avond. Wij rekenen de tijd van 12 uur ‘s nachts tot 12 uur ‘s nachts, maar zij rekenen van zonsondergang de ene dag, tot zonsondergang de volgende dag.
Het gaat mij om het volgende: de eerste dag ging van zonsondergang tot… nou ja, er was eigenlijk nog geen zon op de 1e dag. Dus laten we zeggen de 5e dag, die duurde van zonsondergang tot zonsondergang de volgende dag. Dat is de manier waarop de Joodse kalender werkt. 
Er staat geschreven, dat God de mens schiep op de zesde dag. Dat betekent dat Hij hem ergens tussen de zonsondergang van de vijfde dag, dus ná de vijfde dag. Laat mij dat even goed op een rijtje zetten. De zevende dag is zaterdag, oké? Dat betekent dat Hij de mens dus creëerde ergens tussen wat wij zouden noemen donderdagavond en vrijdagavond. En op vrijdagavond, de zevende dag, zou de sabbat zijn begonnen. 

Laten we nu ook aannemen, en dit is niets anders dan veronderstellen, maar laten we aannemen dat God de mens schiep tijdens de uren van daglicht op de zesde dag, zodat hij niet in de duisternis gecreëerd zou zijn. Oké? Ik denk dat dit heel redelijk is. Het is dus heel goed mogelijk, dat God de mens schiep tijdens de laatste 12 uur van de zesde dag. En de reden waarom ik dat zeg is dat God een hele speciale bedoeling had, met het moment dat Hij de mens creëerde. Dat was níet willekeurig. 

Nogmaals, als wíj schepper zouden zijn geweest, waren wij waarschijnlijk met het moeilijkste onderdeel begonnen, namelijk de mensheid. Wíj hadden ons kroonjuweel het eerst gemaakt. Wíj hadden hem op de eerste dag van de schepping gemaakt, en de mens had dan de eerste drie dagen moeten watertrappen vóórdat er land was om op te staan. Of wij hadden hem geschapen, en dan opeens, boem, hier verschijnt een boom en hier een rots en daar een berg, en hij zou voortdurend al deze bomen en rotsen en bergen moeten zien te ontwijken. Óf wij hadden hem geschapen en hij had vier dagen moeten wachten, voordat hij iets te eten had kunnen vinden.
Toen God Adam en Eva schiep, deed Hij dat met een heel duidelijke bedoeling in Zijn gedachten. Zij waren het allerlaatsten. Waarom? Er was al land, er was reeds water, er waren al bomen en er was al fruit. God had deze hele schepping al gemaakt voor Adam en Eva, en Hij schiep hen aan het eind van Zijn schepping. En ik geloof persoonlijk dat het echt op het allerlaatste moment was, gedurende de laatste paar uur van Zijn scheppend werk. Het was het allerlaatste dat nog gedaan moest worden, en onmiddellijk ná hun schepping ging God de 7e dag binnen, oftewel, ging Hij de rust in. En dat betekent dat Adam en Eva, eveneens deze rust van God binnengingen. 
Want weet je, er was helemaal niets dat zij hoefden te doen. Zij waren niet geschapen en moesten toen direct zaad gaan planten en de grond gaan bewerken en wachten op de oogst. Nee, God had alles al geschapen, álles was al gedaan. Alle vruchten waren er al, álles was al voor hen gereed. Er was niets wat zij hoefden te doen. Alles was al af. Zij gingen onmiddellijk deze rust van God in, waarin zij niets hoefden te dóen om ook maar íets van God te verkrijgen. 

Nu is het heel belangrijk dat je dit punt snapt. God deed helemaal niets, want Hij was in de rust, de schepping was voltooid. Zó volmaakt, dat Hij deze niet hoefde te onderhouden. En Adam en Eva werden geschapen, en gingen onmiddellijk deze rust van God in, waar álles voor hen compleet was. Zij hoefden helemaal níets te doen, behalve zich uitstrekken en ontvangen. Ze moesten iets doen, in díe zin, dat ze niet maar gingen liggen en zeggen, oké God, breng het maar naar ons toe. Op die manier zou het nooit hebben gewerkt. God zou niet het fruit geplukt hebben, het in hun mond gestopt en het ze hebben laten kauwen en zorgen dat ze het zouden verteren. Ze moesten wel íets doen, maar het was geen werken, het was niet arbeiden, zwoegen. Ze hoefden alleen te zeggen, dank u wel en het nemen. Amen? 

Zij gingen dus een speciale relatie aan, waarin God álles voor hen had voorzien. Zij hoefden niet te zweten. Ik hoorde een keer een man hierover prediken, ik kan het niet controleren, maar hij beweerde dat vóór de zondeval iets als zweten niet bestond. Je weet dat de Bijbel zegt dat de mens moet leven in het zweet zijns aanschijns. En deze man zei dat dit deel uitmaakte van de vloek. Hij voerde het volgende aan, en ik werp dit balletje maar op als ‘wellicht is het zo’. Je kunt dit als Andyologie beschouwen, ik weet het niet allemaal zeker, maar in het Levitische priesterschap, mochten de priesters niet zweten. 
Het was hen verboden om te zweten, en zij leefden in een heet klimaat. Ze trokken door de woestijn en ze moesten speciaal linnen kleding dragen om te zorgen dat zij niet zouden zweten. Ze mochten niet zweten. Dus deze man voerde aan dat zweet een gevolg was van de zondeval. Ná de zondeval moesten mensen de dingen gaan doen in hun eigen kracht en inspanning, omdat zij niet langer in deze speciale rust waren. Deze speciale relatie, waarin God alles reeds had voorzien, zij moesten er nu door hun eigen inspanning in gaan voorzien. Ik weet niet of dit allemaal waar is, maar het klinkt wel aannemelijk. Het lijkt wel te kloppen. Zij hadden dus deze speciale relatie met God, die een ‘rust’ genoemd werd. 

Voordat we overgaan naar het nieuwe verbond en Hebreeën 4 uitleggen, wil ik de sabbat behandelen. Want de sabbat was ingesteld om de mensen deze rust die God nam na de schepping, te laten gedenken.

Het echte doel van de sabbat is weer zo’n punt dat heel vaak verkeerd wordt begrepen. De meesten van ons denken dat er een of andere dag is, waarop God ons verboden heeft om te werken. Onder het oude verbond was er inderdaad een verbod om te werken op de sabbatdag. En daar werd strikt de hand aan gehouden. Maar het was slechts een afbeelding. Het was slechts een type van deze relatie die werd vervuld in Hebreeën 4. 

De sabbat is het gehoorzamen aan het gebod om niet te werken en deze dag apart zetten voor God. De handeling van het houden van de sabbat was niet het werkelijke punt waar het om ging. Het was een afbeelding, een schaduw van iets dat nog moest komen. 

Laten we hier eens kijken in Kolossenzen 2 en lezen over de sabbat: ‘16 Laat niemand u iets voorschrijven op het gebied van eten en drinken of het vieren van feestdagen, nieuwe maan en sabbat. 17 Dit alles is slechts een schaduw van wat komt. De werkelijkheid is Christus.’ (NBV)

Vers 17 stelt heel nadrukkelijk dat deze vijf dingen, waarvan de sabbatdag er één is, dat deze een schaduw zijn van de dingen die komen, maar dat de werkelijkheid Christus is. Nu, de schaduw van wat komt, met andere woorden, de schaduw is het bewijs dat er daarbuiten iets is, maar de schaduw is niet dat ding zelf, het is alleen de vertegenwoordiging van iets anders. 

Zeg bijvoorbeeld dat hier de hoek van een gebouw zou zijn en Larry zou om de hoek van dat gebouw zijn, en hij kon mij niet zien, omdat dit gebouw ertussen staat. Maar als er een licht achter mij zou zijn en ik stond dicht bij de hoek en mijn schaduw scheen voor mij uit, om de hoek van dat gebouw, dan zou Larry mijn schaduw kunnen zien. En ook al kan hij mijzelf nog steeds niet zien, hij zou weten dat ik eraan kwam, omdat hij die schaduw kan zien. Kan iedereen dat volgen? 

Nu, vóórdat Jezus werd geopenbaard, vóórdat Hij zich kon manifesteren, gaf God types en schaduwen in het Oude Testament, die afbeeldingen waren van Jezus. 

Beelden van wat het nieuwe verbond en de nieuwe relaties met God zouden zijn. En dát was ook wat de sabbat was. De sabbat was een scháduw. 

Nou, vóórdat de echte persoon is gearriveerd, is de schaduw belangrijk, omdat het voor jou een bewijs is, dat die persoon eraan komt. Hij is onderweg, maar als die persoon eenmaal om de hoek van het gebouw is komen wandelen, en jij blijft naar beneden kijken naar de schaduw en begint te zeggen, oh, ik ben zo blij dat jij er bent, en je wordt helemaal enthousiast over die schaduw, dan is er iets verkeerd met je. Die schaduw is niet de persoon, maar alleen de afbeelding van die persoon. 

En zie je, er zijn sommige mensen, die zó opgaan in het houden van de sabbat, dat zij de Jezus gemist hebben, waarover de sabbat heeft geprofeteerd. 
En zij zitten nog steeds gevangen in het houden van de sabbatdag. Er zijn zelfs denominaties gevormd rond de sabbatdag. Rond het houden van de sabbatdag. Wist je, dat als jij de sabbatdag zou willen houden, dat de sabbat níet op zondag is? De sabbat is op zaterdag. Als jij de sabbatdag wilt houden, moet je Zevendedagsadventist worden. Maar wist je dat Zevendedagsadventisten de sabbat niet houden? Zij eren een dag, maar zij onteren God, zij onteren datgene waar Hebreeën 4 over spreekt. 

De sabbat is slechts een afbeelding van een relatie die wij zo meteen gaan uitleggen. Laten we even terugkeren naar vers 16 hier in Kolossenzen 2: ‘Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat.’
Laten we deze vijf dingen even bestuderen. Het eerste wat er staat is: laat niemand u oordelen over eten. (AV–vertaling: meat = vlees eten). 

Dit is een verwijzing naar het Oude Testament, naar de spijswetten. Er waren bepaalde soorten vlees die je niet kon eten, er waren reine en onreine dieren. Het meest populair of het meest bekend is het zwijn, oftewel de varkens. Joden mochten geen enkel soort varkensvlees eten. Je kunt in Handelingen 10 en 11 lezen over Petrus, over al die soorten dieren die neergelaten werden in een laken. Er zijn hier een heleboel schriftgedeelten over. Je kon bepaalde soorten vlees niet eten. Wist je dat dit alleen maar een type en een schaduw was van iets dat pas zou komen onder het Nieuwe Verbond? 

Nu zullen veel mensen je tegenwoordig onderwijzen, nee mijnheer, dat waren niet alleen maar types en schaduwen, deze spijswetten onder het Oude Testament waren veel meer dan dat. Er waren redenen, waarom God ze gaf. Als je varkensvlees at, kon je doodgaan. 
En zij zullen je zeggen, dat als je nu bepaalde soorten vlees eet, zal je eraan dood gaan. Ze waren ons gegeven, omdat het gezondheidsvoedsel was. God toonde ons gezondheid door die wetten. Nu kan er best wel wat voordeel in hebben gezeten om je daaraan te houden. Neem bijvoorbeeld varkensvlees. Er zit een soort virus of bacterie in, tricanosis of zo iets. Als dat niet grondig wordt gekookt of gebraden, kun je daardoor je deze ziekte oplopen. Dus er zou best wel met sommige van deze dingen een dubbele betekenis of bedoeling zijn. Maar dat zijn afgeleide zaken. 

De Bijbel maakt heel duidelijk dat deze spijswetten vooral een afschaduwing waren van iets dat nog moest komen. De nieuwtestamentische tegenhanger hiervan wordt gevonden in 1 Korinthiers 10:31 ‘Of gij dus eet of drinkt, of wat ook doet, doet het alles ter ere Gods.’
De echte reden voor deze spijswetten was niet dat God varkens verafschuwde. Hij schiep varkens net zo goed als alle andere dingen. God heeft helemaal niets tegen varkens, of kamelen, of wat dan ook, dat je niet zou moeten eten. Weet je dat je ook geen konijnen zou moeten eten, volgens dit allemaal. God had helemaal niets tegen deze dingen. Het echte doel van deze spijswetten was om mensen te vertellen: jullie horen apart gezet te zijn voor Mij, in íeder aspect van je leven, zélfs in dat wat je eet. Zelfs in het fysieke gebied. 

Je zou God moeten verheerlijken, zelfs in wat je eet. Om dat aan te tonen waren er bepaalde dingen waarvan God zei, dat je ze niet mocht eten. Niet omdat er iets niet goed aan zou zijn, maar om te symboliseren, om aan te tonen, dat zij geheiligd waren voor God op élk terrein van hun leven. 

Weet je dat christenen dat ook vandaag de dag nog steeds nodig hebben. Er zijn heel wat christenen die dik zijn, te zwaar. En ik veroordeel niemand hierover, oké? Ik ben zelf te zwaar, en een beetje zonde is geen haar beter dan een heleboel zonde. 
Ik ben niet veel te zwaar, maar ik ben te zwaar. Ik veroordeel jou niet, en ik wordt zelf ook niet veroordeeld, maar wij zouden God moeten verheerlijken met onze lichamen. Niemand wordt per ongeluk te dik. Als jij te zwaar bent, heb je niet per toeval iets te veel gegeten, je hebt ervoor gekozen om alles te eten wat je ooit maar gegeten hebt en jij hebt God niet verheerlijkt met je lichaam. 

God heeft je gezegd om Hem te verheerlijken met je lichaam en met je ziel, en ze behoren beiden God toe. Er is dus een nieuwtestamentische tegenhanger. Dat was oudtestamentische symboliek van iets dat wij vandaag de dag nog steeds zouden moeten hebben, maar nu in de ware zin en betekenis ervan. Oké? En iedereen die zegt ‘nee geachte broeder, wij moeten ons nog steeds houden aan deze oudtestamentische spijswetten’, heeft de kern van waarom het eigenlijk gaat niet begrepen. 

Er is een nieuwtestamentisch schriftgedeelte in 1 Timotheüs 4. Laat me dit even voorlezen, dit is zo krachtig, ik lees u dit even voor. Prijs de Heer, ik ben blij dat de Heer dit gezegd heeft en dat ik het niet hoef te zeggen. Prijs God. Het zou zeker tegen mij gebruikt worden. 1 ‘Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen.’ En hij legt hier verder uit, wat allemaal leringen van boze geesten zijn: 2 door de huichelarij van leugensprekers, die in hun eigen geweten gebrandmerkt zijn (dichtgeschroeid hebben), 3 het huwelijk verbieden. Dat is dus een lering van de duivel! Ken jij een groep die het celibaat voorschrijft, en bij hen kun je geen bedienaar of priester zijn als je trouwt? Dat is een lering van de duivel. O, wat ben ik blij dat God dat zei, en niet ik. Dank God.
3 ‘die het huwelijk verbieden en hen dwingen tot onthouding van voedsel’ (engels meat, vlees). Ken jij groepen die jou verbieden om vlees te eten? Dat is een lering van de duivel. Weet je dat er geestvervulde christenen zijn, die je zeggen dat je niet alles maar mag eten. Ik had iemand die kwam binnenvallen toen ik bezig was met prediking op de radio, die tegen mij zei: ‘Wel broeder, je kunt inderdaad nog steeds in de hemel komen als je varkensvlees eet, maar je zult er wel een stuk sneller komen.’ Amen? Hij zei dat varkensvlees je zou doden, dát is de reden waarom God je gezegd heeft het niet te eten. Nee, het was een schaduw van iets dat nog moest komen. En als jij mensen gebied om zich van (bepaald) vlees te onthouden, en probeert vast te houden aan een oudtestamentische wet, dan werk je met een lering van de duivel. Want het was maar een schaduw van iets dat moest komen. 

De nieuwtestamentische realiteit is, dat je gekocht bent voor een prijs, verheerlijk daarom God met je lichaam en je ziel, die de Here toebehoren. Amen? Want er staat geschreven: 4 ‘Want alles wat God geschapen heeft, is goed en niets daarvan is verwerpelijk, als het met dankzegging aanvaard wordt: 5 want het wordt geheiligd door het woord Gods en door gebed.’
Dat zou toch een eind moeten maken aan al die onenigheid over wat je wel of niet mag eten. Amen? Daarom terug naar Kolossenzen 2 vers 16: ‘Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken.’

Op dezelfde manier als er spijswetten waren over wat je kon eten, waren er ook spijswetten over wat je kon drinken. Je mocht alleen bepaalde dingen drinken. Hoeveel van jullie weten wat die wetten waren? [Stilte] Nu, als niemand van jullie weet wat dat was, hoef je nog niet te geloven dat jij je daar tegenwoordig aan moet houden. Ze waren slechts een schaduw van de dingen die zouden komen, daarom moeten wij God verheerlijken met wat wij drinken. Wij moeten niet beheerst worden door ons lichaam en onze begeerten, maar wij moet díe beheersen. 

Er staat: of op het stuk van een feestdag. Hoe komt het dat je dat niet hebt gehouden? Ik heb het Pesach onderhouden. Het Pesach was een beeld van Jezus. Jezus was het Pesachlam, gestorven voor mij, en ik houd het Pesachfeest iedere dag van mijn leven door Jezus lief te hebben, door een deel van Hem te zijn. Ik leef in de letterlijke vervulling van het Pesach. Amen? En ik hoef dat feest niet te onderhouden, want het was slechts een type, een schaduw, van dat wat nog moest komen. 

Er staat verder nog: laat dan niemand u blijven oordelen in zake de nieuwe maan. Wist je dat je elke nieuwe maan offers, bloedoffers moest brengen, elke nieuwe maan? Hoeveel van jullie hebben de vorige nieuwe maan bloedoffers gebracht? Hoeveel van jullie wisten eigenlijk wanneer de vorige nieuwe maan was? Maar zie je, dat was alleen maar een schaduw van dat wat er zou komen. Het was een geheugensteun dat je elke maand van het jaar, elke dag van het jaar, de dekking van het bloed van Jezus nodig hebt. 
Maar wíj leven in de vervulling daarvan. Elke dag van mijn leven heb ik dat bloed van Jezus, dat iedere nieuwe maan die er ooit maar zal zijn dekt. Het dekt de ochtendschemer en de avondschemer. De verzoendag, het verzoenjaar, ál deze feestdagen zijn vervuld en gehouden in Jezus, en ik eer al deze offers door de manier waarop ik Jezus eer. 

Dus hier zijn vijf dingen op een rij gezet. En van vier daarvan hebben we ondubbelzinnig aangetoond dat zij niet meer in de letterlijke betekenis van de wet onderhouden worden, omdat het slechts types, schaduwen waren en ze wezen vooruit naar een relatie die nú realiteit is in Jezus Christus. Is iedereen het daar mee eens?
Vier daarvan zijn vervuld vandaag de dag, maar de sabbat? Weet je dat de meeste christenen daar nog steeds mee in hun maag zitten? Sommigen van jullie zijn misschien niet heel erg religieus geweest, maar als je religieus bent geweest, nou dan is het er echt bij je ingeramd, dat je maar beter niet iets kunt doen op een sabbatdag. Dat is de dag van God. 

Ik weet dat ik werd opgevoed in een huis waar op zondag geen kleren werden gewassen. We wasten wél de borden, dat heb ik nooit helemaal gesnapt. Je kon wél de borden wassen, maar je kon niet kleding wassen, niet het gras maaien, je kon geen enkel werk doen op de sabbatdag. En dan zeiden wij ook nog dat de zondag de sabbat was, hetgeen niet zo is, want zaterdag is de sabbat. Maar wij konden helemaal niets doen. 
En ik herinner mij, toen ik voor het eerst voorganger werd van een kerk. Wij hadden kerkdienst in de middag. Wij hielden diensten van 13:30 tot 18:00 uur. Wij hadden meer kerk in de middag dan de andere kerken op zondagochtend, zondagavond en woensdagavond samen. Maar omdat ik dus niet op zondagochtend naar de kerk ging, had ik het gevoel, zelfs terwijl ik met mijn verstand wist, dat ik goed bezig was, en God niet onteerde, dat de wraak des Heren elk moment over mij uitgestort kon worden. 

Ik was zo geprogrammeerd dat dit zondagochtend naar de kerk gaan, God eerde, dát was Gods dag. En ik had nog nooit in mijn hele leven één keer gemist om zondagochtend naar de kerk te gaan. Nooit! Ik ging ook als ik ziek was, of wat dan ook. En hier was ik de voorganger van een kerk. En al deze mensen om mij heen tot wie ik getuigd had over de zondagochtend. Ik zette de auto in de garage en liet de blinden naar beneden, zodat maar niemand zou merken dat ik zondagochtend thuis bleef. 

Ik betuigde God álle eer, maar ik was zo benauwd voor wat andere mensen zouden denken, omdat ik nog steeds dit idee had van een sabbat, waarop je naar een bepaalde plaats moest gaan, en al die dingen moest doen. 
Maar dat is níet wat de sabbat is. De sabbat is slechts een voorafbeelding. De afbeelding die de sabbat voorstelt gaat terug naar de rust die God nam. God beval de mensen door Mozes om de sabbatdag te houden. En in die tijd was er geen enkele andere groep mensen, die één van de 7 dagen vrij nam. 
Tegenwoordig is het iets, dat niet alleen in de Verenigde Staten wordt gedaan, maar ook op andere plaatsen in de wereld. En het is meestal een gezondheidszaak of zo, om een pauze te nemen, een vakantiedag of wat dan ook. Maar voor de Joden was het uitsluitend een religieuze verplichting, en de wereld had geen flauw idee wat zij aan het doen waren. Hier waren ze hard aan het werk, in het zweet huns aanschijns alles aan het doen wat zij maar konden, om een bestaan uit de grond te stampen, en daar komt een compleet volk dat één dag in de week gewoon vrij neemt, en die produceren meer en hebben meer oogst en zijn meer gezegend dan al die andere volken die zich te pletter werken. 

Weet je waar dat een beeld van was? Dat was een beeld van dat zij niet vertrouwden op hun eigen arbeid. Ze verrichtten arbeid, maar ze vertrouwden niet óp hun arbeid. In feite vertrouwden zij op God. 
Voor het natuurlijke verstand konden ze doen zoals andere volken dat deden. Als je goed kon produceren in 6 dagen, dan moest je het nog beter kunnen doen in 7 dagen. Dat is wat het natuurlijk verstand denkt. 
Maar zij dachten geestelijk door te zeggen: ‘God het zijn niet míjn inspanningen, die deze rijkdom voortbrengen, maar mijn geloof in Ú. En omdat geloof in U te bewijzen, haal ik er één dag af, en ik vertrouw op U, om het verschil goed te maken.’ En God deed dat. Het was een getuigenis dat zij rustten in God, dat zij op God vertrouwden voor hun welvaart en níet op hun eigen inspanningen. 

En dan was er ook nog een sabbatsjáár. Wist je, dat ze niet alleen één van de 7 dagen vrij namen, maar élke zeven jaar namen ze een jaar lang vrij. God gebood hen dat ze elke 7 jaar een heel jaar vrij moesten nemen. Wist je dat in het Oude Testament dít gebod nóóit is nageleefd? Wist je dat de Joden nóóit het sabbatsjaar hebben gehouden? Wat een schande was, en de Bijbel zegt, dat toen het oordeel over hen kwam. Dit was één van de redenen dat God een oordeel over de natie Israël bracht en hen in ballingschap voerde, omdat Hij zei: nú zal mijn land haar sabbat krijgen en rusten en haar opbrengst opleveren. 2 Kronieken 36:21 ‘Zo ging in vervulling wat de HEER bij monde van Jeremia had voorzegd. Zeventig jaar bleef het land braak liggen en had het rust, totdat alle niet in acht genomen sabbatsjaren vergoed waren.’ 
God bracht een oordeel over hen, omdat ze dit niet in acht hadden genomen. Maar Hij gaf hun een gebod, om élke zeven jaar een sabbat te houden. 
En elk zevende jaar, moesten ze het hele jaar vrij nemen, waarin ze geen oogst konden inzaaien, en ze mochten ook niets oogsten dat uit zichzelf groeide. Ze moesten de velden volkomen onbewerkt laten liggen, zodat de wilde dieren zich eraan te goed konden doen. En zij mochten helemaal níets doen. Nu kun je het erover hebben, hoe één dag uit zeven dagen mensen al steil achterover doet slaan. Hier heb je al de volkeren van de wereld, die zich uit de naad werken om een oogst voort te brengen, werken en ploeteren, en hier komen die Joden, en die nemen één op de zeven dagen vrij, en dan één op de zeven járen! En in dat zesde jaar, zegt de Bijbel, wat zou dan gebeuren? God beloofde hen dat als ze het zevende jaar vrij zouden nemen, Hij in het zesde jaar een drie keer grotere oogst zou geven dan normaal. 
Genoeg om in het zesde jaar van te leven, en het zevende jaar van te leven, en in het achtste jaar óók, terwijl je nog moet wachten op de oogst die nog moet groeien, die je in het achtste jaar hebt ingezaaid. 
Dat is niets anders dan bovennatuurlijk. Ze werkten even hard als normaal in het vijfde jaar, maar in het zesde jaar, bracht dat drie keer zoveel voedsel voort. Dat was bovennatuurlijk. Het was niet hún inspanning die het verschil uitmaakte, maar de zegen van God maakte het verschil. 

En de sabbat was daar een beeld van. Het herinnerde hen eraan, en het bracht onder de aandacht van de volkeren van de hele aarde dat, kijk, je bent misschien wel hard aan het werk, maar het is niet jouw werk, dat de opbrengst genereert, maar het is God, het is jouw verbond met God, dat jou voorspoedig maakt. En het was een herinnering voor hen dat dit een voorafschaduwing was van iets dat nog moest komen. 
Nu, dit wees allemaal op hetgeen onder het nieuwe verbond valt en dat gekomen is, waar wij allemaal in kunnen binnengaan. En die speciale relatie met God is dat God een nieuwe schepping gemaakt heeft. Het enige dat God ooit nog geschapen heeft sinds de tijd dat Hij de aarde en de mensen en de bomen en dit alles schiep, de enige ándere schepping die God ooit nog heeft gemaakt, is een nieuwe schepping: 2 Corinthiërs 5:17 ‘Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen.’ 

De wedergeboorte is de enige andere schepping die God ooit nog heeft gemaakt. Als iemand tot Jezus komt en Hem belijdt als Heer, wordt hij opnieuw geboren en volkomen veranderd. En wist je dat als jij veranderd wordt, je volkomen compleet en volmaakt veranderd wordt? Kolossenzen 2:10 zegt: ‘En gij zijt in Hem volmaakt, Die het Hoofd is van alle overheid en macht.’ (SV)
Ook staat er geschreven: ‘Immers uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen.’ Johannes 1:16, etc. 

Toen jij wederom geboren werd, maakte God die nieuwe schepping in jou, volmaakt en compleet, op precies dezelfde manier als Hij de eerste schepping compleet maakte, zodat Hij niets meer hoefde te doen, om er voor te zorgen dat het verder zou functioneren op de 8e, de 9e , de 10e en de 11e dag. Hij maakte het volmaakt af, zodat er niets meer hoefde te worden gedaan. Wist je dat je in je geestelijke mens volmaakt, compleet, voltooid bent? Ik ga hier wat dingen zeggen, ik weet niet wat Larry allemaal verteld heeft, maar ik heb het nog nooit iemand anders zo horen stellen. Als wij het niet met elkaar eens zijn, vat dit dan maar op als Andyologie, en volg je voorganger tot die de tijd heeft gehad om dit allemaal uit te zoeken en te verifiëren. Oké? 

Het is niet mijn bedoeling om problemen te veroorzaken. Niemand is het altijd 100% met alles eens. Ik ben het zelfs met mijzelf niet altijd volkomen eens, prijs de Heer. Dus als dit je niet bevalt, kauw er dan een poosje op, of parkeer het even om het te overdenken. Maar ik geloof dat als wij geschapen worden, dat wij dan compleet geschapen worden, net als een baby, met alle tien vingertjes en tien tenen, maar ze zijn in babyformaat en moeten alleen nog groeien. 
Maar ik geloof dat je geest compleet voltooid is. En dat betekent, volledig uitgegroeid en volwassen, op elk gebied. Ik geloof dat jouw geest niet hoeft op te groeien, of verzorgd en opgevoed hoeft te worden. Je onderwijst je geest geen nieuwe dingen, je vernieuwt je geest niet. Je geest is compleet. Het deel van jou dat vernieuwd moet worden is je verstand, je denken. 

Nu ís er wel sprake van een groeiproces. De Bijbel spreekt erover dat je als pasgeboren baby’s moet verlangen naar de redelijke melk, opdat je daardoor mag opwassen. 1 Petrus 2:2 ‘en verlangt als pasgeboren kinderen naar de redelijke, onvervalste melk, opdat gij daardoor moogt opwassen tot zaligheid.’
Maar wat op moet groeien is je ziel. Je ziel groeit in haar vermogen om te bevatten wíe je bent in Jezus Christus. Je groeit in je vermogen om vrij te zetten, toe te passen wat je al hebt ontvangen. 

Maar in je geest heb je reeds de volheid van de Godheid lichamelijk ontvangen. In je geest heb je reeds ontvangen ál het geloof dat je ooit maar zult hebben. Je zult nooit méér geloof krijgen. Je krijgt het vermogen om meer geloof te gebrúiken naarmate jij jouw denken vernieuwt en daarin gaat wandelen. Je zult niet meer vrede krijgen. Je zult meer in vrede werkzaam zijn naarmate je jouw denken vernieuwt, volgens deze schriftgedeelten waar we mee begonnen zijn, in 2 Petrus 1:2 ‘genade en vrede worde u vermenigvuldigd door de kennis van God en van Jezus onze Here.’

Maar het punt waar het mij om gaat is dat jouw geest compleet is. Álles ís reeds aan je gegeven. Efeziërs 1:3 zegt: ‘Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend hééft in Christus.’ (SV)
Hij zegt hier dat het reeds een voldongen feit is. Je hoeft niet te bidden om Gods zegen. Gods zegen is reeds aan je gegeven, alles wat je nog hoeft te doen is vrij te zetten wat God al ín jou heeft geplaatst. 

En dat voert terug naar een volmaakte overeenkomst met Adam en Eva. Zij hoefden helemaal níets te doen om ervoor te zorgen dat in hun behoeften werd voorzien, en alles wat ze hoefden te doen, was zich uitstrekken en in ontvangst te nemen wat daar al wás. Mensen, dit is even een krachtige waarheid! Dit is een ongelooflijk sterke waarheid. Heel weinig christenen zijn in deze rust binnengegaan, in deze relatie waarin zij de nieuwe schepping begrijpen.

De meesten dénken dat zij genezing doen kómen door middel van hun geloof. Zij denken, dat als zij geloof inzetten, dat God dán genezing geeft. Nee, genezing ís er reeds, nét zoals die bomen er al waren voor Adam en Eva. De bomen en de vruchten waren er al, ze hoefden alleen maar te gaan en ze op te zoeken, ze te nemen en te eten. Genezing ís reeds voorzien. God geneest geen mensen meer vandaag. Amen? De Bijbel zegt in 2 Petrus 2:24 dat door Zijn striemen ons genezing gewórden ís! Met andere woorden, het is al gedaan. 

Toen Jezus stierf, was álles wat je ooit maar zult ontvangen als gevolg van de verzoening al gedaan. Net als bij de eerste schepping. Het is reeds volbracht en gedaan. God is nu in de rust. Hij is daarboven niet bezig met vandaag mensen te redden. Hij heeft de verzoening allang volbracht. Alles is al gedaan. Wat er nu gebeurt is dat mensen die redding ontvángen. Als jij je geloof in de Heer belijdt, dan gaat de Heer niet op dat moment nog eens voor jou sterven, dat is allang voor jou gedaan, en alles wat je doet, is je uitstrekken en je redding aanvaarden.

En met genezing is dat precies hetzelfde. Je hoeft helemaal niet te bidden en te roepen: ‘Oh God, genees mij.’ Door dat te zeggen, vraag je automatisch: ‘Wat gebeurt er als God mij níet geneest?’ Dat heeft dus een element van twijfel in zich. Er zit een vraagteken achter ‘God wilt U mij genezen?’ 
Maar degene die werkelijk rust in God, zegt eenvoudigweg: ‘Vader, ik dank u dat door Jezus, door Zijn striemen, mij al genezing geworden ís.’ Het ís reeds een realiteit. Genezing is reeds binnenin mij aanwezig, en ik hoef mij niet af te vragen: ‘God zúlt U mij genezen?’ 

Adam en Eva stonden nooit ‘s ochtends op en vroegen zich af: ‘God, zal er een boom voor mij zijn om vruchten van te krijgen? God, zult u vandaag voor mij zorgen?’ Zie je? Zij waren vol vertrouwen dat God dat reeds geschapen had. Een van de dingen van Gods schepping is, dat het blijvend is. Het blijft en het blijft. God heeft het zo gemaakt dat het door blijft gaan en door blijft gaan. 

Zij waren vol vertrouwen in wat God had gedaan. Zij rustten in Gods rust. De nieuwtestamentische gelovige hoort in een relatie binnen te gaan, waarin je niet hoeft te roepen: ‘Oh God, genees mij’. Het hangt er natuurlijk vanaf, wat je er precies mee bedoelt. Er is niets verkeerds aan, om te vragen om genezing. Als ik je bijvoorbeeld verteld heb: ‘Hier zijn mijn autosleutels, je mag mijn auto gebruiken.’ 
Als ik dan mijn woord gegeven heb, en dat beloofd heb, en als jij dan later naar mij toe zou komen en zeggen: ‘Andy, ik weet niet of je dat wel echt gemeend hebt, zou je mij heel alstublieft de sleutels van je auto willen geven, dat zou een belediging voor mij zijn. Ik had het je beloofd, mijn woord gegeven, ik had je gezegd dat je ze mocht gebruiken. 
Maar als je gewoon uit een vorm van beleefdheid naar mij toe zou komen en zou zeggen, ‘mag ik alsjeblieft je sleutels’, niet smekend ‘alstublieft’ met een vraagteken of ik ze wel zou geven, maar meer van, ik ben er nu aan toe, mag ik je sleutels?
Als je het eenvoudigweg vraagt, als een soort eis, zoals bijvoorbeeld de Bijbel zegt in Mattheüs 6: ‘Geef ons vandaag ons dagelijks brood’. Daar staat geen vraagteken achter, zo in de trant van ‘wilt u ons alstublieft vandaag ons dagelijks brood geven?’ Het is een eis: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’. Kom met vrijmoedigheid voor de Heer, en vraag en ontvang wat jou rechtens toebehoort! 

Dus als je om je genezing vraagt in de zin van: ‘Vader, ik weet dat het mij reeds toebehoort, dus ik neem het in ontvangst, geeft mij mijn genezing’, dat is in orde. Maar als je gaat vragen: ‘God, genees me’ met een vraagteken erachter, dan is dat twijfel en ongeloof! Je rust dan niet in het feit, dat God je al genezen heeft en dat het al volbracht is. Jíj moet erkennen, dat God allang iedereen genezen hééft die ooit maar zal genezen!

Als jij vanavond naar voren komt voor genezing, dan hoeft Jezus niet van Zijn troon af te komen en striemen op Zijn rug in ontvangst te nemen, om genezing in jouw lichaam voort te brengen. God heeft je allang genezen, door de striemen van Jezus, en Hij zal nooit meer een nieuwe striem voor jou in ontvangst nemen. Als díe striemen jou niet genezen, zal God nooit in eeuwigheid iets hoeven te doen, of zelfs maar iets anders kúnnen doen, om daaraan iets toe te voegen. Het is allang gedaan, het is een voldongen feit. 


De sleutel om te wandelen met God is gewoon dáárin te rusten, en niet te denken, ‘oh God, ik moet vasten, oh God, ik moet bidden, oh, God, ik moet weer naar de kerk gaan, God, ik ga op de goede manier leven, God, ik ga alles doen wat ik zou moeten doen, zodat U mij kunt genezen.’ Je rust dan niet in datgene wat God allang heeft voorzien. Je gaat proberen de dingen van God met verdienen te verkrijgen. Je bent deze rust van God niet binnengegaan. 

Als jij probeert vrede met God te verkrijgen door te beloven ‘God, ik ga al deze dingen doen’, en als je dáárin gaat vertrouwen, zal vrede nooit van z’n leven komen, want je bent niet bezig met rusten in de Heer. Een Israëliet die niet op het houden van het sabbatsjaar vertrouwde, maar op zijn eigen inspanning, en níet stopte met zijn eigen werken in dat zevende jaar, als hij níet rustte en vertrouwde op wat God gezegd had, weet je dat die hele deal dan niet zou werken?! Hij zou in het zesde jaar níet drie keer zoveel oogst hebben gekregen voor het zesde, zevende en achtste jaar, ténzij je stopte met je eigen werk, en vertrouwde op God. 

Tenzij je stopt met vertrouwen in jouw inspanningen, tenzij je stopt met vertrouwen in je eigen goedheid, en begint te vertrouwen in God en in wat Hij allang heeft volbracht, weet dat je dan níet de dingen van God zult verkrijgen die je zo hard nastreeft. Dit is moeilijk onder woorden te brengen en zó te formuleren dat mensen dit te pakken krijgen. 

Wij zijn bezig geweest met de juiste dingen te doen, met de verkeerde motieven. We zijn naar de kerk gegaan - ga naar de kerk, het is juist om naar de kerk te gaan. Amen? En ik geloof nog steeds in de zondag als een aparte dag en een dag om niet op te gaan werken. Waarom? Omdat we de oudtestamentische sabbat zouden houden? Nee! Ik houd de oudtestamentische sabbat door te vertrouwen in Jezus, door te rusten in Hem, en door te vertrouwen dat álles wat Hij gezegd heeft, reeds een volbracht gegeven is en door te rusten in Hem. Ik houd de sabbat iedere dag van mijn hele leven. 
De sabbat is een relatie met God, niet een dag. De dag was alleen maar een type, een voorbeeld van iets dat nog moest komen. De sabbat is een relatie, een ervaring met God. En ik leef in een voortdurende sabbat. Ik bewijs God meer eer door te vertrouwen in Jezus, dan mensen die een dág houden en een dág eren en die de schaduw aanbidden in plaats van degene waar die schaduw voor stond. 

Maar ik houd nog steeds de zondag, en ik houd haar apart voor God omdat het volkomen dwaas zou zijn om in een land dat één dag apart heeft gezet voor God, en waar de meeste mensen vrij hebben en de gelegenheid nemen om samen te komen met de gelovigen, daar geen gebruik van te maken. Je bent wel knettergek, als je van die gelegenheid geen gebruik maakt, en ik dánk God daarvoor. Prijs de Heer, dat we een dag vrij nemen voor de Heer, prijs God, je lichaam kan die rust prima gebruiken. Er zijn een heleboel voordelen aan, je bent dom als je niet samenkomt met de andere heiligen. God heeft je geboden om de samenkomsten te bezoeken, en de samenkomsten niet te verzuimen. 
Ik gebrúik de zondag en ga naar de kerk, en ik gebruik die gelegenheid om God te verheerlijken, maar ik gebruik haar níet om de oudtestamentische sabbat te vervullen. Die vervul ik door te vertrouwen en te rusten in de Heer. Amen? 
Het is zó lastig om mensen te laten zien, dat we de juiste dingen moeten doen, en dat we naar de kerk moeten gaan, en het Woord bestuderen, en já, ga bidden, já doe voorbede en doe al deze dingen. Maar doe ze niet als een poging om deze dingen van God te verdienen in plaats van te vertrouwen in het feit dat God deze dingen allang vrijelijk aan je geschonken heeft en dat Gods nieuwe schepping compleet áf is, en dat jouw genezing allang tot stand gebracht is door wat Jezus gedaan heeft. ‘Vader, ik doe deze dingen alleen, omdat U het fijn vindt, omdat het goed is om te doen, en om de satan van mijn lijf te houden.’

Maar wat in de goedheid van God verkregen is, wat tot mijn zegen is, is Jezus en wat Hij deed. Als jij ook maar naar íets anders kijkt dan dát, ben je deze rust níet binnengegaan. 
Zoals geschreven is in Hebreeën hoofdstuk 4:10 ‘Want wie tot zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken, evenals God van de zijne.’
Wat dóet God nog aan Zijn schepping? Niets! Álles is reeds gedaan, en Hij rust daarin.

God zit niet daarboven in wanhoop zijn handen te wringen, omdat, zoals mensen zeggen, de aarde over een tweehonderd miljoen jaar of zo, haar draaisnelheid verliest en uit haar baan schiet, en dat we misschien wel ergens tegenaan botsen en zo. God weet wel beter dan al die onzin. Hij sprak het hele universum tot zijn bestaan, en er staat geschreven dat Zijn Woord het allemaal instandhoudt, en het allemaal bewaart tot de dag des oordeels. Er gaat helemaal niets gebeuren, omdat God al bevolen heeft wat er gaat gebeuren met dit alles.

De wereld zal niet vernietigd worden door een atoombom, omdat God niet heeft gezegd dat het zó zal gebeuren. God heeft álles onder controle, en ik garandeer je dat God niet in wanhoop zijn handen staat te wringen. Hij maakt zich niet bezorgd, en Hij is niet van streek. Hij heeft niet iets extra nodig door te bidden. Het is niet nodig dat Hij gaat vasten om iets te bereiken. En prijs de Heer, wíj moeten in een positie komen, waarin wij rusten in God. 

Ik kan je veel voorbeelden hiervan geven in mijn eigen leven. Ik zal je snel een voorbeeld geven. Want onze bediening is door moeilijke tijden heen gegaan. Ik kan je daar niet alle oorzaken van aangeven, ik ben geen genie, en ik heb ook niet alle Bijbelse antwoorden in pacht. Ik weet niet alle oorzaken, maar wij hebben zware financiële tijden meegemaakt. En er zijn mensen om me heen die adviseurs waren en deel uitmaakten van de bediening naar mij toegekomen en hebben me verteld: ‘Man, je zult de boel moeten sluiten. Je kunt zo niet functioneren.’ Zakenmensen hebben mij verteld, dat we de deuren van deze bediening moesten sluiten en naar huis gaan, omdat je gewoon niet verder kunt functioneren zo. 

En weet je dat ik heel veel gelegenheid gehad heb om naar de omstandigheden en de situatie te kijken. En er zijn heel wat keren geweest dat ik het gevoel had, dat ik naar binnen moest gaan en God aangrijpen, en de hoorns van het altaar vastgrijpen en de hele zaak door elkaar schudden, totdat God te voorschijn zou moeten komen, en te roepen: God waar bent U, God, dóe iets! 
Maar hetzelfde waar we het net over gehad hadden, bleef maar steeds naar mij terugkeren en ik kón gewoon maar niet van streek raken. In feite was het enige probleem dat ik soms had, toen we hier doorheen gingen, dat ik me schuldig voelde omdat ik niet van streek was. Iedereen om me heen was ondersteboven, iedereen om me heen bleef maar roepen: ‘Wat is er mis met jou. Interesseert het je dan helemaal niet? Interesseer jij je dan helemaal niet voor de bediening? Kan het je niets schelen?’
Já, het interesseert me wel degelijk, maar ik wéét gewoon dat God me reeds heeft gezegend met álle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus Jezus. Ik wéét dat 2 Corinthiërs 8 vers 9 zegt dat: Gij ként immers de genade van onze Here Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden. 

Ik wéét dat financiële zegen onderdeel uitmaakt van mijn erfenis, en ik heb erom gevraagd, en ik wéét dat het mij is geworden, ook al kan ik het niet zien, ik kón gewoon niet uít die rust raken. Ik kón niet van streek raken, ik kón mij niet ongerust maken en gaan piekeren, omdat ik wíst, dat het reeds gedaan was. En ik bleef daar gewoon in rusten. Dat betekende nou ook weer niet, dat ik maar ging zitten slapen. Want ik moest wérken, om deze rust ín te gaan. Weet je wát mijn werken was? Wát mijn gebed en voorbede was? Het was niet: ‘Oh God, dóe toch iets’. Nee, ik wíst dat God het al gedaan had. Ik rustte daarin. Maar mijn gebed was: ‘Houd je mond, natuurlijke mens. Houd je mond, angsten.’ Ik verwierp deze gedachten. Ik moest wérken om deze rust binnen te gaan. 

Niet werken en worstelen met God, maar worstelen met mijn oude vlees dat wilde opstaan en iets gaan doen! ‘Man, je gaat ten onder, je móet iets gaan dóen.’ En ik moest werken, om te zorgen dat mijn vlees gewoon bleef rusten in God. 
Dáár was wel degelijk een werken. Daar was een strijd. Ik heb heel veel tijd in gebed doorgebracht. Maar mijn gebed bestond uit het bidden van het Woord, en zeggen: ‘Vader, ik dank U dat het al is volbracht’, en ik weigerde om daar uít te gaan. Ik weigerde om te gaan worstelen, ik weigerde om maar íets te gaan doen om de zegeningen van God voort te brengen. Ik hád deze al en mijn strijd was met mijzelf, én met de duivel, én met mijn nog niet vernieuwde denken, maar ik blééf rusten in God. 

Er ís een worsteling in het Christelijke leven, maar dat is met je oude vlees en met de duivel. Als jij vanavond genezing nodig hebt, hoef je niet God aan te grijpen en niet te laten gaan tótdat Hij je geneest. God hééft je al genezen. Wijk nóóit van dat standpunt. Rúst daarin. 
Je strijd zal met de duivel zijn en met de demonische macht die tegen jou strijdt, en met je eigen vlees, en je niet vernieuwde denken, en de verkeerde kennis in jou, die ervoor zorgt dat je van streek raakt en uit vrees gaat handelen. 
Wellicht móet je wel dóór blijven bidden, misschien moet je wel de hele nacht in gebed doorbrengen, en misschien moet je wel wat mensen vinden om je te helpen en naast je te staan. Wellicht móet je wel werken, om die plaats van rust binnen te gaan, waar je kunt zeggen: ‘Vader ik dank U, omdat het reeds is volbracht, en dáár zal ik nooit meer aan twijfelen.’ Amen? Prijs God. 

Er ís een relatie, broeders en zusters, waarvan God wil, dat wij er allemaal in binnen zullen gaan, waar wij een relatie binnentreden waarin wij gewoon rusten in het feit dat God het allemaal al volbracht heeft. 
Laat de duivel je daar nooit úit praten, laat je nooit in de situatie brengen, waarin je het Woord van God bestudeert om de zegen van God te verdienen. Bestudeer het Woord, omdat je weet dat je het al verkregen hebt, en dat je het gewoon nóg een keer wilt horen. Omdat jij je denken wilt vernieuwen. Omdat je zeker wilt stellen dat je blíjft geloven wat God zei in plaats van wat de duivel zei. Dus blijf luisteren naar God. Dát is de reden waarom ik het Woord bestudeer. 

De reden waarom ik God prijs, is dat het gewoon geweldig is om bij God te zijn. 
Ik geníet van God. Ik raak gezegend door Hem, en ik zegen óók God. Ik bid niet om God op andere gedachten te brengen. 
Als God niet al positief tegenover mij staat om wat Jezus heeft gedaan, dan zal er niets zijn wat ik kan doen om Hem voor mij in te winnen. Zielig doen, janken, huilen en snotteren, dat zal God niet in beweging krijgen. Als Jezus Hem niet in beweging heeft gekregen, dan is er niets wat ík kan doen om dat wél voor elkaar te krijgen. 

Ik bid dus omdat ik ervan geniet om met God te praten. Niet omdat ik iets van God moet lospeuteren. Prijs de Heer! Ik kom graag naar de kerk omdat ik houd van de dingen die we hier vertellen. En thuis zul je dit soort dingen niet horen. 

Je hoort deze dingen niet door naar de kijkbuis staren. Je moet komen waar Gods mensen bij elkaar komen, en beginnen de woorden te spreken die God spreekt. 
De reden waarom ik naar de kerk kom, is dat ik het fijn vind om naar de kerk te komen, want het is mijn familie, het zijn mensen van wie ik houd, en wij gaan samen God aanbidden, en er is een gezamenlijke zalving, die wordt vrijgezet als mensen in gebed samenkomen. 

Maar ik ga níet naar de kerk, omdat God bij zou houden hoe vaak ik kom opdagen. En als ik maar genoeg spaarpunten heb verzameld, dat ik dán mijn genezing zal verkrijgen. Amen?
En toch zijn er sommigen onder jullie die precies op die manier denken. Dat is níet rusten in de Heer. Laten wij rusten in de Heer, dat is de relatie waar Hebreeën 4 over spreekt, en dát is waar wij het gisteravond over hadden. Een relatie, waarin je wél dingen doet, maar je doet ze níet om iets los te krijgen. Je doet het omdat je het al verkregen hebt. Je handelt op basis van wat God al heeft gedaan. Amen? 

Laten we gaan staan en bidden. Halleluja. 
Vader wij danken U voor Uw Woord. Wij prijzen U Vader, voor deze teksten, en wij danken U voor Uw Heilige Geest die ze aan ons uitlegt en die iedereen aanwezig hier vanavond, de gave heeft gegeven om te doorgronden en te begrijpen en om deze waarheid te ontvangen. En Vader, wij verwerpen onze eigen inspanningen. Vader, wij vragen U ons te vergeven, dat wij dit niet begrepen hebben. Het is precies als waar we mee begonnen zijn, met 2 Petrus 1:3, dat wij geen kennis hadden van deze dingen, en daarom kónden wij hier niet in wandelen. Vader, wij vragen U vergeving dat wij niet volhard hebben om deze dingen te begrijpen en te zien.

En Vader, ik dank U dat de verkeerde houdingen die jaren en jaren achtereen bij ons ingesleten zijn, dat U deze nu vernieuwt door het Woord van God. 
Vader, ik dank U, dat als het ons misschien twintig of veertig jaar heeft gekost om hier een rommeltje van te maken, dat we niet nóg eens twintig of veertig jaar hoeven te wachten om het te herstellen. Maar wij geloven in de bovennatuurlijke kracht van God. Vader, wij geloven in de kracht van het Woord van God, dat als het uitgaat, het bij machte is om onze zielen te behouden. En dat het in staat is om ons te vernieuwen en ons vrij te maken door de waarheid. 
Vader, wij geloven voor een bovennatuurlijk wonder. Ik geloof dat het Woord, dat vanavond uitgegaan is, onze harten opent, zodat wij zullen stoppen met op onszelf te vertrouwen, stoppen met te werken in het zweet van ons aanschijn, en gewoon gaan rusten in U. Gaan vertrouwen, dat U ons al gezegend hébt. 
Vader, ik dank U, dat U ieder persoon hier aanwezig al hebt genezen, dat het reeds ons erfdeel is. En of we genoeg gedaan hebben om het te verdienen is niet ter zake doende. Dank U dat U ons daar gewoon mee gezegend hebt. Wij rusten daar vanavond in. Vader, wij rusten daarin dat elke kanker, elk hartprobleem, elke ziekte en elke aandoening van welke aard dan ook, reeds is opgelost. 
En Vader, wij weigeren om ervan afgehouden te worden dat wij niet zouden ontvangen, alleen maar omdat wij niet genoeg gedaan zouden hebben. Wij rusten in U. Wij zien op Jezus. En wij ontvángen deze wonderen vanavond. Wij ontvángen ál deze dingen vandaag. En Vader, wij danken ú daarvoor. 

Onderwijs vertaald van MP3 bestanden. Gedownload van www.awmi.net


 

www.vergadering.nu