Bijbelgetrouw, krachtig en praktisch onderwijs van Andrew Wommack
Overzicht van de vertaalde bijbelstudies van Andrew Wommack, klik hier...

Paulus’ Brief aan de Galaten - 5
Andrew Wommack

Deze serie is een vers-voor-vers-studie van de brief aan de Galaten. Paulus spaarde de roede niet in zijn brief aan de christenen in Galatië toen hij het wetticisme weerlegde dat hen beroofde van het zuivere geloof.
Deze brief bevat dezelfde geweldige waarheden over genade die zo meesterlijk uiteengezet zijn in de brief aan de Romeinen, maar Paulus gebruikte een rechtstreeks confronterende aanpak bij de Galaten. De tijd om aardig te blijven was voorbij. Deze mensen liepen acuut gevaar hun geloof kwijt te raken. Deze studie van het boek Galaten is zowel shockerend als bevrijdend. 

Als MP3 bestand te downloaden van: www.awmi.net
Vertaling: Jan Vossen 2009 

Deel 1: Galaten 1:1 t/m 1:24
Deel 2: Galaten 2:1 t/m 2:21
Deel 3: Galaten 3:1 t/m 3:29
Deel 4: Galaten 4:1 t/m 4:31
Deel 5: Galaten 5:1 t/m 5:16
Deel 6: Galaten 5:16 t/m 6:18

Deel 5: Paulus’ brief aan de Galaten 5:1 t/m 5:16

Dit is tape nummer vijf in onze zesdelige serie vers voor vers studie van het boek Galaten. Deze tape komt overeen met onze oude ‘life-for-today’ bijbelserie tape 106, en in dit onderwijs leer ik uit Galaten 5:1-16. Natuurlijk beginnen we nu met het afronden van het boek Galaten. Ik heb daar al verscheidene dingen over uitgelegd. Het is belangrijk dat je jezelf dit weer in herinnering brengt en het verband daarvan weer weet. Het is een brief van Paulus aan de Galaten die hard aankomt bij de mensen die hij het evangelie heeft gebracht. Hij was degene die daar de kerk stichtte. Hij had enorme resultaten. Hij begint met een echte opwekking. Mensen keerden zich tot de Heer en de genade van God. 

Maar na verloop van tijd kwamen er wettische christenen binnen die de Galaten begonnen wijs te maken dat, tenzij ze heilig zouden gaan leven en bepaalde principes van de wet zouden houden, God hen niet zou aanvaarden. Ze begonnen te prediken dat aanvaarding niet was gebaseerd op geloof en op wat Jezus voor hen had gedaan, maar op geloof én hun eigen goedheid, hun eigen heiligheid. Maar Paulus trok hier buitengewoon fel tegen van leer en had zeer uitgesproken ferme uitspraken gedaan. Zoals in Galaten 3:1, dat ze behekst, betoverd waren. Dat hebben we allemaal al behandeld. Onthoud, met dat in het achterhoofd, waar hij het over heeft gehad. Hij heeft tegen wetticisme onderwezen en heeft duidelijk gemaakt dat we vrij zijn in Christus. Hij heeft hier een zeer effectieve verhandeling van gegeven. 

En vervolgens begint hij in hoofdstuk 5: 1 Sta dan vast in de vrijheid waarmee Christus ons vrijgemaakt heeft, en laat u niet weer met een slavenjuk belasten. 
Het woord ‘dan’ in dit vers verbindt het met wat hij daarvoor heeft gezegd, waar hij sprak over vrij zijn van het moeten presteren en Gods gunst te moeten verdienen. Speciaal in het vierde hoofdstuk had hij het willen hebben van een relatie met God op basis van je eigen prestatie vergeleken met de kinderen van Hagar. Die waren wel fysiek afstammelingen van Abraham, maar hadden geen deel aan de erfenis. Zij waren niet het beloofde zaad en dit is waar dit hoofdstuk over ging. Ik verwijs je naar de vorige tape.

Maar niemand wil iemand zijn die geen erfenis van de Heer ontvangt. Wij willen alles ontvangen wat ons toebehoort. Maar de enige manier waarop je dat kunt doen is: ‘Sta dan vast in de vrijheid waarmee Christus ons vrijgemaakt heeft.’ 
Let ook op de terminologie als hij hier zegt: ‘sta dan vast’. Dat komt van een Grieks woord dat letterlijk betekent: volhard, houd vol, blijf stevig staan. Dat laat zien dat deze vrijheid, die komt doordat je christen bent, door wedergeboren te zijn, niet iets is dat automatisch is. Het functioneert niet zonder geloof van onze kant. Het feit alleen al dat hij hen aanspoort om ‘vast te staan’ betekent dat er strijd is. In de VS hebben we bijvoorbeeld vrijheden die ons door de grondwet worden gegarandeerd. Maar dat wil nog niet zeggen dat er geen tegenstand is. Soms moeten we oorlog voeren en vechten om deze vrijheden te beschermen en vast te houden wat we hebben. 

Dit is wat het impliceert. Je moet standhouden en een goede strijd voeren. Satan zal ons op allerlei manieren aanvallen. Zijn voornaamste manier is misleiding, net als bij deze Galaten. Zij waren aan een valse leer ten prooi gevallen. Dit was de manier waarop satan hen aangevallen had. En Paulus moedigde hen aan om zich schrap te zetten en stand te houden. En wij moeten beseffen dat onze vrijheid, onze overwinning in Christus niet iets is dat komt zonder medewerking van onze kant. Het kost gewoon inspanning. Niet inspanning om het te verdienen. Er is geen inspanning die het voortbrengt. We hoeven niet te vechten om vrijheid in Christus te kríjgen. We moeten vechten omdat we vrij zíjn. En satan probeert ons te beroven van wat rechtens van ons is. 

We vechten niet om te genezen; we vechten omdat we al genezen zijn, en satan probeert die genezing van ons te roven. We vechten niet om welvarend te zijn, maar we zijn al voorspoedig. Het is ons recht en onze erfenis. Het is ons geestelijk grondrecht en satan probeert van ons te stelen wat ons toebehoort. Zie je, dit wordt hier allemaal mee veronderstelt. Er zijn heel wat mensen die dit niet begrijpen. Ze denken dat alles maar zonder moeite werkt, en dat er geen reden is om stand te houden en God te geloven. Ze doen geen enkele moeite, want ze denken dat als het Gods wil is, het automatisch toch wel gebeurt. Paulus maakt het zeer duidelijk dat dit niet zo is. 

Hij zegt dus dat we vast moeten staan in de vrijheid. En het woord vrijheid, zoals gedefinieerd in de ‘New American Heritage Dictionary’ betekent: de toestand waarin je vrij bent van beperkingen of controle. Vrijheid betekent het recht om te handelen zoals je wilt. Vrijheid van opsluiting of dienstbaarheid. De vrijheid waar Paulus hier dus over spreekt, is de vrijheid van de oudtestamentische wet. Dat blijkt ook uit de zinsnede aan het eind van dit vers: ‘en laat u niet weer met een slavenjuk belasten’. Dat gaat over de oudtestamentische wet. 

We kunnen over heel wat dingen spreken die gebondenheden zijn in het leven van christenen, maar Paulus spoort de christenen op dit gebied aan. Hij heeft zijn punt al gemaakt en al gezegd: jullie zijn betoverd, hij heeft al aangetoond hoe alles alleen maar door Christus komt. En als je het op wat voor andere manier dan ook probeert, belemmer je de genade van God. Die punten heeft hij al duidelijk gemaakt. Nu zegt hij: nadat ik jullie dit heb gezegd, moet je strijden, nogmaals vechten tot je weer in een positie bent dat je in het geloof staat, niet gebaseerd op je eigen heiligheid. Je moet dit afwijzen en weer terugkeren tot de vrijheid die in Christus is. 

Maar in dit vers begint hij enkele dingen te zeggen waar hij vooral in het 13e vers nog verder op ingaat. Hij zegt: nu u vrij bent… ‘laat u niet weer met een slavenjuk belasten’. Het woord ‘belasten’ hier is erg interessant. Het spreekt in feite over verstrikt zijn, of in een net vastgehouden worden. Want dit is de manier waarop de oudtestamentische wet en wetticisme werken. Het is niet zo dat de dingen die gezegd worden op zich fout zijn, het zijn goede dingen. Niet doden, niet stelen, niet begeren, niet liegen en stelen, etc. zijn allemaal positieve dingen. Maar als je zover gaat dat je jouw vertrouwen dat God je heeft aanvaard, gaat baseren op het feit dat jij juist hebt gehandeld en gepresteerd, wordt het in feite een valstrik voor je. Het is een net. Het is iets waar je in verstrikt raakt. En hoe harder je worstelt, hoe heiliger je probeert te zijn, hoe meer jij je onwaardig gaat voelen, omdat je eigenlijk je geloof in jezelf gaat stellen. 

En dat zal je afsnijden en daar gaan we over enkele ogenblikken op in. Het zal je afsnijden van de kracht van God die door jouw leven wil stromen. Je kunt het christenleven niet in je eigen kracht leven. Je kunt gewoon niet heilig genoeg zijn en bepaalde dingen doen, en verwachten dat God je aanvaardt op basis van dingen die je hebt gedaan. In plaats daarvan moet je volledig, zoals het lied zegt, ‘zoals ik ben’, je voor de Heer openen en zeggen: ‘Heer, ik kan het niet doen’. En Hem toestaan in je te komen en Hem door je heen te laten stromen. En dat ervaar je vóórdat je heilig wordt! Het is Zijn leven dat door je heen stroomt, dat je heilig máákt! Het is niet jouw heiligheid die Zijn leven door jou heen laat stromen. Er is een enorm verschil tussen die twee dingen. 

Voor sommige mensen is dit te subtiel en ze snappen het niet. Maar ik verzeker je dat dit het verschil uitmaakt tussen overwinning en nederlaag. Het verschil tussen vreugde, vrede, en frustratie. Iemand die probeert goed genoeg te leven, opdat God in zijn leven gaat stromen, zal gefrustreerd raken. Hij zal geen vreugde en vrede kennen. Maar iemand die heeft geleerd Gods leven en gemeenschap met Jezus op basis van geloof eigen te maken, en niet op basis van prestaties, die zal merken dat Gods leven door hem heen stroomt en het eindresultaat zal zijn dat hij heilig zal leven. Zulke mensen zullen per ongeluk heiliger leven dan ze tevoren ooit met opzet hebben geprobeerd. En Paulus duikt daar in dit hoofdstuk in en gaat dit op veel verschillende manieren uitleggen. 

In vers 2 zegt hij: Zie, ik, Paulus, zeg u dat, wanneer u zich laat besnijden, Christus u van geen nut zal zijn. 
Je moet begrijpen dat Paulus het er niet over heeft dat als je besneden bent, je jezelf automatisch uitsluit om door God gebruikt te worden. Paulus zegt dit immers zelf dat hijzelf besneden is. Dat kun je lezen in Filippenzen 3. Paulus was een Hebreeër der Hebreeën, een Farizeeër der Farizeeërs. Ooit leefde hij uiterst strikt naar de wet. Ooit was hij nog fanatieker in de prediking van het wetticisme dan de Judaïsten, de wettische christenen waar hij het hier in de brief aan de Galaten over heeft. Paulus was zelf besneden en we weten dat Christus hem behoorlijk van nut was. 

Door naar de schrijver te kijken kunnen we zien dat Paulus niet zegt dat er wat mis is aan besneden te zijn. Hij heeft het over het geloof, het vertrouwen stellen op de handeling van de besnijdenis. Je moet het dus wel op die manier opvatten. Je mist hier het hele verband als je gaat denken dat dit over besnijdenis gaat. Dat is alleen maar het fysieke voorbeeld dat Paulus in deze discussie gebruikt. En dat vooral omdat het in zijn tijd een ‘hotissue’ was, een omstreden onderwerp. Waar Paulus hier in wezen over spreekt is het geloof stellen in een of andere handeling van heiligheid in plaats van in Christus. En het zou geen verschil maken als je het vandaag de dag zou toepassen op de waterdoop, of ter communie gaan, of dat je een zekere standaard van een heilig leven moet handhaven of dat soort dingen. Het doet er niet toe wat je ervoor invult. Hij spreekt hier gewoon over iemand die op een of andere handeling van heiligheid vertrouwt. Als iemand op zijn kerklidmaatschap vertrouwt en beweert ‘dit is wat mij gerechtigheid bij God verschaft’, is dat verkeerd. 

Is het daarom verkeerd om naar een kerk te gaan? En je bij hen aan te sluiten en deel te hebben aan wat ze doen? Nee, de Schrift onderwijst dat je dat moet doen. Maar als jij je geloof stelt in het kerklidmaatschap in plaats van je Redder, dan ga je naar de hel! Je moet je geloof in een Redder stellen. En dan zullen er handelingen uit voortkomen die daarmee gepaard gaan. Maar die handelingen zijn het uitvloeisel, en niet de weg tot relatie met God. 

Een heel eenvoudige manier om te onderscheiden of je jouw geloof in een of andere handeling stelt is deze: stel je voor dat je voor God staat, en de Heer kijkt je aan en vraagt: ‘Wat maakt je waardig om de hemel in te gaan?’ Als jij naar je kerkbezoek of je giftenpatroon of je heilige handelingen of alle goede dingen die je hebt gedaan gaat wijzen in plaats van op je Redder, zou het aantonen dat jouw geloof op die dingen rust. Snap je wat ik nu zeg? Als God je ter plekke zou confronteren, als je voor God de Vader zou staan, de Heer Jezus, de engelen en de hele schepping en iedereen die ooit geleefd heeft, als jij in het voetlicht kwam te staan en gevraagd werd: ‘Wat maakt jou waardig?’ Waar zou je op wijzen? Het eerste wat er dan in je hart zou opkomen, dát is waar jou vertrouwen op is. 

Het juiste antwoord zou zijn om te zeggen: ‘Ik heb zelf helemaal niets dat mij waardig maakt, mijn enige aanspraak op enig recht om de hemel in te kunnen gaan is het feit dat ik mijn vertrouwen in een Redder stel. Ik heb een Redder. Jezus is mijn Heer en Redder. Dat is mijn enige hoop op gerechtigheid.’ Dat is het juiste antwoord. Op ook maar íets anders wijzen, of je het gedaan hebt of niet, of het goede werken waren of niet, is niet het juiste antwoord. Waar is je geloof op gebouwd? Ligt je geloof in jezelf, in iets wat jij hebt gedaan, of is je geloof in een Redder? Dát is de kwestie. 

En daar heeft Paulus het over in dit tweede vers. Hij zegt: wanneer u zich laat besnijden, Christus u van geen nut zal zijn. 
Dit is niet iets per se tegen besnijdenis. Het gaat over het geloof stellen in jouw eigen heilige handelingen. Dus iedereen die zegt: ‘Nou, besnijdenis, daar gaat het mij niet om. Ik predik geen besnijdenis als noodzaak voor redding.’ Maar als je gaat prediken dat je door de waterdoop gered moet worden, als je predikt dat iemand die niet heilig leeft, niet gered kan zijn, dat God je dan niet kan aanvaarden, als je predikt dat jij je bij een bepaalde kerk moet aansluiten, en dat tenzij je naar déze kerk gaat, tenzij je gedoopt bent in de naam van Jezus, tenzij je dit en dat doet, en predikt dat je die dingen moet doen wil God je aanvaarden, dan ben je het punt wat Paulus hier wil duidelijk maken volledig misgelopen. 

Je kunt gewoon je eigen lievelingsleer hier invullen en zeggen ‘als je deze dingen doet, zal Christus je niets helpen’. Er zijn mensen die exact dezelfde instelling hebben. Besnijdenis is tegenwoordig geen strijdpunt. Paulus bewees dit zó duidelijk in Handelingen 15 en hier in Galaten. Hij besprak het ook op andere plaatsen, zoals Efeziërs, Romeinen 4, enzovoort. Hij behandelde dit zó uitputtend. Het is tegenwoordig gewoon geen strijdpunt. Je hoort christenen hier niet over redetwisten. Maar hetzelfde principe, hetzelfde feit dat mensen in bepaalde werken van de wet vertrouwen en in zichzelf vertrouwen in plaats van hun totale vertrouwen in God te stellen, dat is vandaag de dag nog steeds functioneel, het is nog steeds een enorm probleem in het Lichaam van Christus van tegenwoordig. Struikel hier dus niet over het woord besnijdenis. Hij spreekt gewoon over geloof stellen in iets anders dan de Heer Jezus. En als je dat doet, dan staat hier dat ‘Christus u van geen nut zal zijn.’ Dit is een krachtige stelling.

Als je soms zegt: ‘Is Christus mij nu van geen nut’, zie ik echt iets gebeuren in mijn leven vanuit mijn eenheid met Christus? Er zijn heel wat gebieden in mijn leven waar Christus mij niet van nut is geweest. Er zijn waarschijnlijk heel wat mensen die naar deze tape luisteren die nauwelijks enig verschil tussen zichzelf en hun ongeredde buurman kunnen aantonen. Je bent misschien even ziek of nog erger dan je ongeredde buurman. Misschien ben je net zo armoedig of nog armoediger. Misschien heb je net zoveel boosheid en bitterheid en onvergevingsgezindheid in je hart als mensen die je kent die verloren zijn. Misschien ben je vol angst en zit je vol emotionele problemen, nog meer dan ongelovigen. Weet je wat dat is? Dat is ‘Christus die je van geen nut is’! 

Je hebt waarschijnlijk gebeden en de Heer in je hart gevraagd. Maar kijk eens naar de resultaten. Kun je echt de resultaten van het christendom in je leven zien? En nogmaals, ik spreek niet over volmaaktheid. Iedereen van ons kan zien, als je kritisch genoeg wordt, dat je in sommige gebieden van je leven je niet alles hebt eigengemaakt. Er is altijd wel meer dat we kunnen verkrijgen. Maar ik zeg, wees gewoon eens eerlijk: is er echt bewijs? Weet je, ik heb dit eerder horen zeggen, dat als je gearresteerd zou worden omdat je christen bent, zou er genoeg bewijs te vinden zijn om je te veroordelen? Sommigen van jullie moeten jezelf dat afvragen. En als jij moet zeggen: ‘Ik weet niet zeker of dat wel te vinden is’ dán is Christus jou van geen nut’ op de manier zoals het zou moeten. 

Wat betekent dit dan? Nou, als je dit vers terugvolgt, zal ik het je uitleggen wat er is gebeurt. Iemand die niet ervaart dat Christus hem van nut is, iemand die niet de voordelen en effecten van zijn redding in zijn leven ervaart, daarvan kan ik je verzekeren dat één van de dingen die erbij betrokken zijn, is dat je in iets anders dan Christus vertrouwt. Dit vers zegt: als je op je besnijdenis vertrouwt, zal Christus je niet van nut zijn. Maar zoals ik al zei, is besnijdenis nu niet het probleem. Maar misschien vertrouw je in andere gebieden op jezelf. Je vertrouwt in je eigen heiligheid. Je hebt deze manier van denken: ‘Als ik maar goed genoeg ben, dan zal God me gebruiken.’ Dat zal in werkelijkheid de kracht van God in je leven stilleggen. 

Er zijn waarschijnlijk mensen die hiernaar luisteren, die gewoon niet begrijpen wat ik zeg. Want je denkt: ‘Hé, wacht even, ik moet wel heiliger worden, ik moet dingen beter doen wil God in mijn leven kunnen werken.’ Nou, dát soort denken is precies waar Paulus tegen in het geweer komt. Dat is wat ik tegenspreek. Ik zeg niet dat het niet goed is om de juiste dingen te doen. Maar jouw vertrouwen in die dingen, jouw geloof, het feit dat je vertrouwen daarin hebt en zegt: ‘Ik weet dat God in mijn leven zal werken want ik heb dit en dat gedaan.’ Juist dát gegeven zal jou scheiden van de kracht van God. 

Dat is een verbazingwekkende uitspraak. En de reden daarvoor wordt gegeven in vers 3 waar staat: En nogmaals betuig ik aan ieder mens die zich laat besnijden - en nogmaals, besnijdenis is niet de enige kwestie. Hij zegt in wezen: iedereen die op zichzelf vertrouwt of op iets wat hij doet dat hem rechtvaardig maakt, dat hem een grip op God geeft, een ieder die zoiets doet - dat hij verplicht is de hele wet te onderhouden. 

Ditzelfde wordt gezegd in Jakobus 2:10 Want wie de hele wet houdt, maar op één punt struikelt, die staat schuldig aan alle geboden. 
Er staan letterlijk duizenden en duizenden geboden in het Woord van God. En iemand die er 99 van de 100 houdt, faalt. Het is geen kwestie van zo goed doen als je maar kunt. Hij zegt hier: als jij vertrouwt op jouw prestaties en het vervullen van oudtestamentische wetten en geboden. Wetticisme, doe dit, doe dat, betekent: dan zul je álle geboden moeten houden. Hij heeft dit al in het 3e hoofdstuk duidelijk gemaakt, waar hij zegt dat je álles moet doen wat daar in vervat is. Hij citeert daarbij Deuteronomium 27, het laatste vers, waar een vloek wordt gelegd op iedereen die niet tot het allerlaatste detail de wet gehoorzaamt. Niemand, niemand zou dat ooit kunnen nakomen behalve de Heer Jezus Christus. 

Dus iedereen die op zijn eigen prestaties vertrouwt, iedereen die op een bepaalde manier of in een zekere mate van heiligheid vertrouwt, zal iemand zijn die onder een vloek ligt. Je zult nooit volle zekerheid hebben, je zult nooit vrijmoedigheid hebben, je zult nooit het gevoel hebben dat je er bent, want je kunt er nooit komen op basis van je eigen daden. De enige manier waarop je echt in staat zult zijn om vrede met God te bereiken, of dat nu gaat om de originele wedergeboorte-ervaring, of dat het gaat om een dagelijkse overwinning in je relaties, is door vertrouwen te stellen in wat Jezus heeft gedaan, en gewoon vrede met God te aanvaarden als een gave. Niet als een betaling. Dat is een enorm verschil. 

In vers 4 zegt hij: U bent van Christus losgeraakt, u die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; en daarmee bent u uit de genade gevallen. 
Deze terminologie in het vierde vers is echt een fundamentele kwestie. Het gaat niet per se om besnijdenis of waterdoop of kerkbezoek of heilig leven. Geen van deze dingen zijn op zichzelf verkeerd. Het zijn allemaal op zich goede dingen, maar als je probeert bij God gerechtvaardigd te worden door deze dingen te doen, is dat het probleem. Het is niet dat de wet slecht is. Als iemand in staat zou zijn de wet te houden en te doen wat de wet zegt, zou dat gewoon geweldig zijn. De wet wordt een struikelblok als je probeert gerechtvaardigd te worden door de wet te houden. 

Het woord ‘gerechtvaardigd’ betekent, zoals mijn lekendefinitie dat geeft, ‘net alsof ik nooit gezondigd had’ . Iemand die probeert voor het oog van God rein te zijn door zijn daden, zal altijd tekortschieten. Dat is er dus mis aan de wet. Als iemand probeert haar te gebruiken om een relatie met God te verdienen dan is Christus zonder nut, zonder effect voor je geworden. Kun je begrijpen waarom dat is? Omdat als je Jezus vertrouwt, je zegt: ‘Vader, de enige hoop die ik heb, mijn totale geloof, mijn totale vertrouwen is in mijn redder Jezus en in wat Hij voor mij deed’. Je kunt geen totaal geloof in Jezus stellen en vervolgens óók nog geloof in je daden. Je vermengt dan je geloof! Je geloof kan niet tegelijkertijd twee kanten op. Je gaat óf op Jezus vertrouwen en op wat Hij heeft gedaan, óf je gaat vertrouwen op jezelf en wat jij hebt gedaan, maar je kunt geen combinatie van die twee maken. 

Dat is wat Romeinen 11:6 zegt: Maar als het door genade is, is het niet meer uit de werken, anders is genade geen genade meer. En als het uit de werken is, is het geen genade meer, anders is het werk geen werk meer. 
Dat is ouderwetse taal om te zeggen: je bent óf door werken gered, of door geloof, maar niet door een combinatie van die twee. Het moet het een óf het ander zijn. En de enige goede manier is om wedergeboren te worden en door geloof te hechten aan de genade van God, omdat niemand van ons ooit genoeg kan werken of verdienen. Dat zegt hij in het vierde vers: Christus is zonder effect, zonder uitwerking voor jou geworden, wie je ook bent, hoeveel je ook gerechtvaardigd bent door de wet, je bent buiten de genade gevallen. 

Betekent dit dat je niet langer wedergeboren bent? Betekent dit dat iedereen die een wettische instelling krijgt en terugvalt in het vertrouwen op hun eigen handelingen zijn redding verspeelt? Nee, nee, nee, ik geloof niet dat het daarover gaat. De ‘New American Standard’ vertaalt dit vers als volgt: Je bent afgesneden van Christus, jullie die proberen door de wet gerechtvaardigd te worden. Je bent van de genade afgevallen.’ Als je begrijpt hoe ernstig het is als een arm of been wordt afgesneden, wat dat met je fysieke lichaam zou doen, bedenk eens wat het betekent om afgesneden te zijn van Christus. Maar het gaat er niet over dat je voor eeuwig vervloekt bent. Als iemand echt wedergeboren is, veroorzaakt het terugvallen in wetticisme niet dat je voor eeuwig verloren gaat. Het zou meer op de manier moeten worden opgevat zoals ‘Hungers Bible Studybook’ het uitlegt: je hebt jezelf in een positie gebracht waar God niet goed voor je kan zijn, of jou Zijn goedertierenheid niet kan betonen.’ 

In 2 Timoteüs 2 zegt de Schrift dat als je de Heer volledig afwijst of verloochent, Hij jou ook zal verloochenen. En ik heb dit al eerder in deze Bijbelserie behandeld. Ik ga het niet meer in details behandelen. Het kan zijn dat iemand gewoon in de war raakt en struikelt, en terugvalt in wetticisme. Dat is heel gemakkelijk omdat er heel weinig mensen zijn die genade prediken. Er zijn al niet veel chrístenen die het prediken, maar in de wereld gaat echt iedereen met je om op basis van prestaties. En als je niet oppast is het heel gemakkelijk om in een wettische mentaliteit te vallen. Zodat als je faalt, je onmiddellijk gaat denken: ‘Hoe kan God mij zo liefhebben?’ Je raakt geloof kwijt, en je komt tot dwaling in dit gebied. De Schrift zegt: 13 Als wij ontrouw zijn, blijft Hij getrouw. Hij kan Zichzelf niet verloochenen.
Maar als iemand echt de Heer totaal afwijst en afzweert, dan is dat een andere kwestie. Deze Galaten aan wie Paulus schreef, waren mensen die misleid waren. Ze zochten nog steeds een relatie met God, ze wilden nog steeds graag goede christenen zijn, maar waren ten prooi gevallen aan de misleiding om te gaan denken dat hun christen-zijn, hun relatie met God, gebaseerd was op hun eigen goedheid en hun eigen prestaties. En dat is niet waar. 

Maar in deze situatie spreekt Paulus niet over die Arminiaanse leerstelling dat jij je behoud verliest. Hij spreekt er hier over dat jij je afkeert van Gods genade als je probeert op je eigen prestaties te vertrouwen. Daardoor snij jij jezelf ogenblikkelijk af van de genade van God. Gods genade word je nog steeds aangeboden. Het is niet zo dat Hij het terugtrekt en dat jij je redding verliest. Dit gaat om iemand die zichzelf buiten de genade heeft begeven en die zal gaan oogsten wat hij zaait. Als iemand gaat denken ‘oh, ik moet heilig zijn en als ik niet heilig genoeg ben, zal God niet in mijn leven werken’, zal zo iemand mislukkingen en nederlagen in zijn leven gaan ervaren. Je gaat oogsten wat je zaait. En er zijn heel wat verzen die dat principe uitleggen. 

In het 5e vers zegt hij dus: Want wij verwachten door de Geest, uit het geloof, de hoop van de gerechtigheid. 
Paulus heeft dit hele boek door erover gesproken dat we alles door geloof ontvangen en niet door werken. Het komt door Gods genade en het enige wat we hoeven te doen is daar geloof in stellen. In dit verband spreekt hij er dus over en herinnert hen eraan dat wij de hoop der gerechtigheid verwachten uit geloof. Maar je bent in wetticisme teruggevallen. Je bent niet meer in geloof, je leeft op basis van prestaties, in wetticisme, in werken. Hij zegt: wij functioneren in geloof en daaraan herinnert hij hen hier. 

Sommige mensen kunnen nu gaan zeggen: ‘Hé, ik dacht dat je de hele tijd zei dat we al rechtvaardig waren.’ Nou, dat is zo in onze geest. Onze geest is al rechtvaardig. Ik heb hier heel wat aantekeningen en tekstverwijzingen over. Maar onze ziel en ons lichaam zijn nog steeds in het proces van veranderd worden. Onze geest is ogenblikkelijk veranderd, maar onze ziel en ons lichaam moeten nog veranderen. Er is dus nog steeds een toekomstig aspect aan onze redding. Een derde van onze redding, onze geest, is al helemaal voltooid. Ze is geschapen in ware rechtvaardigheid en heiligheid. Efeziërs 2:24 
Maar er zijn nog steeds andere weldaden te verwachten als gevolg van onze redding. Dat is als wij naar de Heer gaan, of als we nog leven als Hij terugkomt, zullen we ogenblikkelijk veranderen. Onze ziel zal alle dingen kennen, zoals ook wij gekend zijn. Ons fysieke lichaam zal worden veranderd in een verheerlijkt lichaam. Er bestaat dus nog steeds een hoop op een toekomstig deel van gerechtigheid. En dat is waar Paulus hier in het vijfde vers naar verwijst. 

In het 6e vers staat: In Christus Jezus heeft namelijk niet het besneden zijn enige kracht, en ook niet het onbesneden zijn, maar het geloof, dat door de liefde werkzaam is. 
Nogmaals wil ik hierop wijzen, dat ook al is ‘besneden-zijn’ het woord en de zaak waar Paulus hier over spreekt, de kern van de zaak gaat verder dan besnijdenis. Besnijdenis is vandaag de dag geen strijdpunt bij ons. Paulus heeft daar al mee afgerekend. Maar er zijn nog heel wat andere wettische werken. Je zou dus ook kunnen zeggen dat waterdoop geen enkele kracht heeft, of dat kerkbezoek geen kracht heeft, of jouw eigen heiligheid, jouw tienden betalen, en ga zo maar door. Het maakt je helemaal niets beters dan wie dan ook. Het zijn gewoon niet jouw werken van gerechtigheid die jou rechtvaardig bij God maken. 

Het enige dat overwinning in het christenleven voortbrengt is geloof dat door liefde werkt. Er is geen enkele andere handeling van heiligheid nodig voor redding dan geloof, door liefde werkzaam. En ik verzeker je dat dit heel belangrijk is. Iemand die dit niet begrijpt en denkt ‘het gaat alleen over besnijdenis’, kan dit vers doorlezen en gewoon doorgaan met precies dezelfde wettische instelling waar Paulus hier tegen predikt. 

Is jou enige hoop in de Heer Jezus? Niet alleen voor de oorspronkelijke ervaring van wedergeboren te zijn, maar voor iedere dagelijkse situatie? Of laat je toe dat satan je veroordeelt omdat je dit of dat niet gedaan hebt? Als dat zo is, dan functioneer jij niet echt in geloof dat in liefde werkzaam is. En daarom merk je helemaal niets van Christus. Het bewerkt helemaal niets. Want het enige dat werkt is als we ons volledige geloof, ons volkomen vertrouwen, stellen in de Heer Jezus alleen en niet in onszelf. 

In vers 6 zegt Paulus ook dat als geloof door liefde werkt, er twee manieren zijn waarop je dit kunt opvatten. De NIV-vertaling zegt: ‘Het enige dat er toe doet is geloof, dat zichzelf uit door liefde.’ Een manier om dit vers te interpreteren is dat het erover spreekt dat geloof zichzelf altijd zal manifesteren in een handeling van liefde. Maar een andere manier die ik ook vaak gebruik en die echt juist is en wat zeer zeker een Bijbels principe is, is dat geloof altijd het resultaat is van liefde, of dat het liefde is wat geloof doet werken. Geloof is een resultaat of een uitvloeisel van liefde. 
Als je erover nadenkt is dit ook de manier waarop het in menselijke relaties werkt. Als je écht weet dat iemand van je houdt en het een goddelijk soort liefde is, het soort liefde dat iemand zover brengt om zijn leven voor jou neer te leggen, als jij zó overtuigd wordt van iemands liefde voor jou, is het heel gemakkelijk om geloof en vertrouwen in die persoon te hebben en af te gaan op wat hij zegt. Maar iemand die jou haat, iemand van wie jij weet dat die er op uit is om je te grazen te nemen, zo iemand zou je niet vertrouwen. Je zou jezelf niet aan hem toevertrouwen. Je zou niets van waarde uit jouw bezittingen aan hem toevertrouwen. Weet je waarom? Omdat geloof, vertrouwen, op iemand rekenen, echt verbonden is aan de manier waarop jij denkt dat die persoon van jou houdt. 
hws
Iemand die God wil geloven heeft echt een openbaring nodig van de manier waarop God van hem houdt. Als wij echt zouden begrijpen hoeveel God van ons houdt, zouden we Hem gewoon automatisch vertrouwen en geloof in Hem hebben. Iemand worstelt en denkt: ‘Oh God, ik probeer te geloven dat U in mijn financiën wilt werken en dat U in deze nood voorziet’. Maar je worstelt ermee om te geloven en je vindt het moeilijk om te geloven. Dan zou je kunnen zeggen: ‘God, ik heb niet de openbaring over hoeveel U van mij houdt. Als ik echt zou weten hoeveel U van mij houdt, zou ik niet worstelen met of U wel in deze nood gaat voorzien.’ 

Ik heb veel voorbeelden gegeven. Ik gebruikte dit waarschijnlijk eerder in deze serie commentaren, maar hier was een opmerkelijk voorbeeld van, niet lang nadat mijn vrouw en ik getrouwd waren. We woonden in Dallas in een appartement en ik probeerde te doen waar God me toe geroepen had om te doen. Ik wist dat God me in de bediening geroepen had. En het leek alsof de deuren tot waar ik toe geroepen was niet opengingen. En één van de dingen die voor mij de deur open moest maken was dat ik mijn baan opgaf en gewoon fulltime bezig ging met wat God wilde dat ik deed. Ik zou volledig in geloof gaan. Erop terugkijkend denk ik niet dat dit juist was. Ik geloof nu dat ik had moeten blijven werken en een inkomen verwerven en God de deuren had moeten laten openen. Maar in ieder geval, mijn hart was juist. Mijn hoofd zat fout, maar mijn hart zat goed. 
Maar hierdoor kwamen mijn vrouw en ik in een situatie waar we letterlijk de grootste moeite hadden om aan voedsel te komen. We konden de huur niet betalen en voedsel was ook een probleem. We zaten wekenlang zonder eten. En als ik zeg weken zonder eten, dan denken sommige mensen dat ik bedoel dat we niet alle taarten en biefstukken, en alle dingen die je graag wilt eten, konden krijgen. We hebben echt letterlijk weken zonder eten gezeten. Tenslotte kwam er een man langs die me een krat coca cola en chips gaf. Hij reed met een vrachtwagen en gaf mij wat coca cola. En hij had wat chips bij zich en die gaf hij ons. We stelden die op rantsoen en een paar dagen lang aten we coca cola en chips. Maar in feite hadden we in twee weken tijd geen fatsoenlijke maaltijd gehad. 
En het kwam zover dat het ons echt begon uit te putten. We probeerden in geloof te staan, maar het was duidelijk dat iets niet werkte zoals het moest. En mijn vrouw, ze is zo’n zegen, ze heeft heel wat ellende meegemaakt waar ik haar in bracht. En het was niet echt Gods wil. Ik was degene die haar dit aandeed. En ze heeft nooit geklaagd en is altijd een zegen geweest. Maar ik kon merken dat het haar ging raken en op een dag kon ik er niet meer tegen. Ze nam ons laatste beetje kleingeld en stopte wat kleren in onze auto en reed naar de wasserette die ergens op ons complex lag. En terwijl zij weg was, was ik echt boos. Ik zei: ‘God, dit klopt niet. Ik moet Jamie kunnen onderhouden en ik werk niet omdat ik voor de bediening ben geroepen.’ Dat was een vergissing, maar desondanks, ik was er op dat moment van overtuigd dat dit de manier was waarop het moest. En ik zei: ‘Dit klopt niet. Ik zou mijn rechterarm willen geven om Jamie te eten te geven.’ 

Wat ik in feite deed was Gods karakter in twijfel trekken. In wezen zei ik: ‘Als U echt zoveel van ons zou houden als ik van Jamie houd, zou U iets doen om in onze nood te voorzien.’ In feite zei ik: ‘God, U houdt niet van ons.’ En zo gauw ik dat had gezegd, drong het tot me door, en liet de Heilige Geest me zien hoe ik er totaal naast zat om zoiets te zeggen. En er kwamen verzen in mij op zoals Lukas 12:32 waar Hij zegt: Wees niet bevreesd, kleine kudde, want het is het welbehagen van uw Vader u het Koninkrijk te geven. Ik begreep dat God er echt genoegen in schept om me welvarend te maken. En in Psalm 35:27 staat: ….. dat zij bestendig zeggen: De HERE is groot, die welgevallen heeft aan het heil van zijn knecht. En dan 2 Korintiërs 8:9 Want u kent de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij om u arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u door Zijn armoede rijk zou worden. 

En terwijl deze verzen door mijn hart stroomden begon ik in te zien dat ik letterlijk deze situatie had toegestaan om mij weg te laten drijven en mij op basis van omstandigheden had laten overtuigen dat God me niet liefhad. Maar geloof werkt door liefde. Geloof functioneert alleen goed als er liefde aanwezig is. Als jij alleen maar God probeert te geloven uit bitterheid of boosheid, en als jij geen openbaring hebt van Gods liefde voor jou, dan verzeker ik je dat je niet echt in een hoge vorm van geloof opereert. Geloof werkt dan niet goed. Want echt geloof is een gevolg, een uitvloeisel van, een reactie op liefde. Terwijl God me dus begon te openbaren hoeveel Hij van me hield, vernederde ik mezelf. Ik vernederde mezelf en opeens begon geloof me te overspoelen. Ik had voor deze tijd mijn uiterste best gedaan God te proberen te geloven, maar toen begon ik echt na te denken over hoeveel God van me hield. En ik ging erover nadenken dat Hij zoveel van mij hield, dat Hij voor mij stierf, en er kwam ogenblikkelijk geloof voor financiën. 
Ik stortte ineen en begon God te prijzen en te danken. Het was geen worsteling en geen moeite meer. Ik probeerde geen geloof af te dwingen, het stroomde gewoon omdat er liefde stroomde. Toen liefde eenmaal ging stromen, begon geloof ook te stromen. En toen mijn vrouw terugkwam van onze kleren wassen zei ik haar dat wij die dag vlees te eten zouden hebben. Het is een lang verhaal, maar die dag aten we vlees. Vóór middernacht had een man me, ik weet niet hoeveel, 20 of 30 vissen gegeven. Hij gaf me ook de aardappelen erbij en andere dingen. Jamie en ik kwamen thuis en maakten het klaar. En enkele minuten voor middernacht aten we eindelijk vlees en genoten van een volledige maaltijd. 

De volgende dag was mijn verjaardag en iemand gaf mij een volle krat ‘porter house’ steaks. Van het ene moment op het andere gingen we over van honger naar overvloed. En wat dit verbrak was deze openbaring dat God van me hield. De man die me deze vis gaf vertelde me later: ‘Ik had mijn vrouw langs gestuurd om je dit voedsel te brengen. Ik had haar gezegd om het die dag nog te doen. En ze is langs jullie appartement geweest, maar jullie auto stond er niet. Ze is dus niet eens gestopt omdat ze wist dat jullie er niet zouden zijn.’ Die hele dag was het enige moment dat de auto er niet stond, de tijd dat mijn vrouw onze kleren met de auto naar de wasserette had gebracht en toen was ik in ons appartement aan het bidden en gaf God me die openbaring van Zijn liefde. Op precies dat moment werd in onze nood voorzien, maar het kostte óns twaalf uur om die voorziening te ontvangen. 

Ik verzeker je dat dit een echte sleutel is. Als iemand moeite heeft op het gebied van geloof, als je merkt dat je worstelt, als je gelooft dat God je geneest, maar je vindt het moeilijk, wat je dan moet doen is terugkeren en God vragen om een openbaring van Zijn liefde. Ga verzen bestuderen over hoeveel God van je houdt en je zult, zoals in Romeinen 8:32 staat, tot de conclusie komen dat: Hoe zal Hij Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken? Als je kunt begrijpen hoezeer Gods liefde voor je is uitgestort, zal al het andere dat je nodig hebt om in je leven te ontvangen, gewoon automatisch komen, als je maar eenmaal echt in Gods liefde gaat wandelen. 

Als het 6e vers spreekt over geloof in liefde werkend, denk ik dat je kunt zeggen dat geloof zich altijd in liefde uitdrukt. Ja, dat is waar. Maar je kunt ook zeggen dat geloof een uitvloeisel is van het begrijpen van Gods liefde voor jou. Iemand die moeite heeft op het gebied van geloof, is iemand die worstelt op het gebied van geloven dat God hem liefheeft. Liefde is de sleutel. Ik heb een tape getiteld: ‘De sleutel tot vol zijn van God.’ Het is een tape over liefde, gebaseerd op Efeziërs 3:18-19. Dit is dus een echte sleutel. Ik verzeker je, iemand die probeert om geloof te leren, maar de liefde niet kent is iemand die heel irritant kan worden, iemand die heel wettisch kan worden. Maar als je geloof en liefde combineert, ze met elkaar in balans brengt, verzeker ik je dat het een enorm verschil maakt in de manier waarop je van God ontvangt. Dat is dus een geweldige waarheid. 

In vers 7 zegt hij: U liep goed; wie heeft u verhinderd de waarheid te blijven gehoorzamen? 
Hier gebruikt Paulus een metafoor. Hij maakt een vergelijking, een illustratie, en zegt dat het christenleven is als een wedstrijd. Ze zijn de wedstrijd goed begonnen. Ze waren in de juiste richting begonnen. Ze liepen goed, ze renden om te winnen, maar iemand hinderde hen. Dat zou net zijn als iemand die een wedstrijd rent, en dan komt er iemand op hem af die hem doet struikelen, of met hem begint te praten. Daardoor kijk je opzij en raak je uit je baan, of raak je van het spoor af. Of iemand die vanaf de tribune naar je schreeuwt. En je wordt boos, loopt naar de tribune en begint te argumenteren. Het doet er niet toe of je de discussie wint, je gaat in ieder geval de race verliezen. Paulus zegt dit soort dingen. 
Hij zegt ‘ooit liepen jullie de wedstrijd goed, maar jullie zijn gehinderd’. En natuurlijk bedoelt hij dan deze wettische Joden die binnenkwamen en begonnen te leren dat je niet alleen op genade kunt vertrouwen maar dat je ook heilig moest leven. En specifiek dat je besneden moest zijn; anders kon je niet wedergeboren zijn. En in vers 8 zegt hij: Wat u tot deze overtuiging heeft gebracht, is niet afkomstig van Hem Die u roept. 
Dit is een manier om te zeggen: God is niet degene die je heeft gehinderd. God is niet degene die je bezig houdt met al die gedachten over besnijdenis, wettische dingen, alle dingen die je moet doen. En dus, als het niet God was die deze Judaïsten, de wettische Joden, die binnenkwamen inspireerde, dan is dit een subtiele manier om te zeggen dat het dus de duivel was. Satan is degene die deze mensen gebruikte. Paulus zegt dus. Op een gegeven moment liepen jullie goed, maar jullie zijn misleid. Wie was degene die jullie misleidde? Ik kan je verzekeren dat God het niet was. Het alternatief is dus, dat het de duivel is die deze mensen gebruikt. Dat is het punt dat hij maakt. 

En in vers 9 zegt hij dan: Een beetje zuurdeeg maakt het hele deeg zuur. 
Hij spreekt dan over gist. Ook hier gebruikt hij een metafoor en gebruikt een praktisch beeld. Net als Jezus die in gelijkenissen sprak. En op dezelfde manier als je gist gebruikt, zoals je weet doe je een klein beetje in het deeg en laat het zitten. En het hele spul vermeerdert zich en verspreidt zich en groeit tot het hele brood is verzadigd met een klein beetje gist. Paulus zegt hier hetzelfde. Dit lijkt misschien een kleinigheid. Ze bestreden niet alles wat Paulus had geleerd, ze zeiden niet gooi alles maar overboord, maar ze slopen binnen en brachten dit kleine puntje binnen. En hij zegt, dit zal als zuurdesem of als gist zijn. Het zal zich door het hele Lichaam verspreiden. Het heeft de potentie om alles te verderven en je volledig van Christus af te keren, zodat je niet langer van Zijn genade kunt genieten en van Zijn liefde die Hij naar je uitstrekt. 

Hij zegt hier dus dat een klein beetje zuurdeeg het hele deeg verzadigt. Het punt is dat je geen wetticisme in één gebied kunt toelaten en zeggen dat je in de andere gebieden op de genade van God vertrouwt. Nee, je moet óf volledig op genade vertrouwen, óf je moet volledig met werken aan de gang gaan. Maar je kunt geen combinatie van die twee maken. Ik merk dat mensen dit heel veel doen. Op het punt van redding en behoud weten ze dat ze door genade behouden zijn, maar als het op financiën aankomt, geloven ze: als je geen tienden betaalt ben je vervloekt met de vloek, op basis van Maleachi 3:8 , en ze keren weer terug tot wetticisme. Ze vinden dat ze het móeten geven. Het is een schuld, een verplichting. Als ik dit niet doe zal de wraak van God over me komen. Ik heb geen tijd om hier onderwijs over te geven. Ik heb een tape getiteld ‘The Tithe’ die dat behandelt en uitlegt. 

Je kunt geen wetticisme in dit ene gebied gebruiken en in alle andere dingen in genade functioneren. Nee, het moet met elkaar in overeenstemming zijn. Er is gewoon geen gebied waarin wij in onze relatie met God voortgang kunnen maken door werken en door de wet. Het zal in ieder gebied van ons leven genade moeten zijn. 

In vers 10 zegt hij: Ik vertrouw van u in de Heere dat u niet anders gezind zult zijn; maar hij die u in verwarring brengt, zal het oordeel dragen, wie hij ook is.
Paulus had zijn twijfels al over deze Galaten uitgesproken. Hij zei: Ik twijfel over jullie. Ik weet niet wat jullie positie is, welke richting jullie uitgaan. Dat staat in Galaten 4:20. Maar hier zegt hij 10 Ik vertrouw van u in de Heere. 
Met andere woorden, in het natuurlijke, als hij er gewoon vanuit een natuurlijk standpunt naar zou kijken, was hij er niet zeker van of de Galaten het wetticisme zover zouden laten komen dat ze uiteindelijk hun behoud zouden afzweren, hun geloof in een Redder, en dat ze zover zouden gaan om volledig op zichzelf te vertrouwen. Dat voelde hij in het natuurlijke zo. Maar hier zegt hij ‘in de Heere.’ Ik vertrouw van jullie in de Heer dat je niet anders gezind zult zijn. Met andere woorden, er was reden tot bezorgdheid, in het natuurlijke had hij zijn zorgen, maar uiteindelijk geloofde hij dat het werk dat hij in hen geplant had, en de geest binnen in hen, de overhand zouden krijgen. Hij geloofde dat ze terug zouden komen en weer in genade wandelen. 

Hij zegt dus: dat u niet anders gezind zult zijn; maar hij die u in verwarring brengt, zal het oordeel dragen, wie hij ook is. 
Dit lijkt in tegenspraak met zichzelf. Want Paulus predikt hier genade. Hij predikt dat God niet met ons omgaat op basis van prestaties, etc. Maar midden in dat verhaal keert hij zich om en predikt oordeel! Met andere woorden, hij zegt dat deze wettische mensen die binnenkwamen en jullie werken predikten en zeggen dat je alleen maar krijgt wat je verdient en God wil helemaal niets voor je doen als jij je niet juist gedraagt etc. etc. Hij zegt dat hij gelooft dat die mensen hun eigen oordeel te dragen zullen hebben, wie ze ook mogen zijn. 

Ook hier zijn weer twee manieren om dit op te vatten. Paulus had wellicht geen enkele kwade bedoeling hiermee. Hij erkende misschien gewoon de wet dat mensen oogsten wat ze zaaien. Als iemand wetticisme predikt, dan zal hij ook wetticisme krijgen. Ze ontrekken zichzelf aan de genade van God en zullen oogsten wat ze zaaien. Het is mogelijk dat hij gewoon een feit vaststelt.
Maar mij komt het voor dat Paulus echt wenst dat deze mensen hun eigen oordeel zouden dragen. En dat is niet echt tegenstrijdig. Want als je naar het leven van Jezus kijkt, zie je dat Jezus genade verleent aan een vrouw die op heterdaad van overspel is betrapt. Hij verleende genade aan belastinginners, tollenaars, zondaren. Je kunt geen mensen vinden die in zonde leefden, die Jezus hardop bestrafte. Ook al keurde Hij die daden niet goed en sprak ertegen. Hij bestrafte nooit mensen die zondigden, behálve de zonde van religieuze huichelarij. 

In hoofdstuk 23 van Matteüs staat het meest harde verwijt dat Jezus ooit heeft gegeven en dat was helemaal gericht tot de schriftgeleerden, de Farizeeërs en de wetgeleerden, de religieuze leiders. Het kernpunt van alles wat Hij zei was niet gebaseerd op overspel, niet gebaseerd op stelen, enzovoorts, het sprak over een hartsgesteldheid. En de zonde waar Hij zo boos over was en die hij zo bestrafte was het feit dat zij op hun eigen goedheid vertrouwden. Ze leefden zeer heilige levens! Ze betaalden tienden van de munt en de anijs en de komijn, ze baden ieder dag, meerdere keren per dag, ze woonden iedere samenkomst bij, ze deden allerlei goede dingen. Maar wat de Heer zo boos maakte, was dat ze op zichzelf vertrouwden in plaats van op een Redder. In zekere zin haalden ze hun neus op voor Gods voorziening. God had gezegd dat de enige weg tot gerechtigheid bij Hem was, de Messias aanvaarden en geloof stellen in een Redder. En zij zeiden op een bepaalde manier: ‘Nee, het is niet de Redder.’ Of op zijn minst zeiden ze: ‘Het is niet alleen de Redder, maar ook mijn eigen heiligheid, mijn eigen goedheid.’ Deze mensen bouwden op hun eigen heiligheid in plaats van op geloof in een Redder. En dát was wat de Heer Jezus zo boos maakte. Dat waren de enige mensen die Hij echt zwaar verwijten maakte. 

Ik zeg daarmee niet dat Hij zonde goedkeurde, maar Hij bestrafte de zondaren niet. De enige zondaren waartegen Hij echt van leer trok waren de religieuze leiders die zo’n vertrouwen in zichzelf stelden. Je kunt duidelijk zien dat Jezus harde oordelen over hen uitsprak. Hij zei tegen hen: ‘Jullie zijn kinderen van de duivel, jullie trekken het hele land door om een bekeerling te maken. En als jullie er een vinden, als jullie hem bekeren tot jullie manier van denken, maken jullie hem nog tot twee keer erger een kind van de duivel dan jullie zelf.’ En Hij zei: ‘Wee jullie schriftgeleerden en Farizeeërs, huichelaars’! Jezus sprak dus oordeel uit over mensen die aan zelfgerechtigheid deden. 

En ik geloof dat het heel goed mogelijk is dat Paulus hier precies hetzelfde doet. Maar sommige mensen denken: ‘Dat is tegenstrijdig met genade.’ Nou, ik geloof dat we echt héél voorzichtig moeten zijn om ooit maar over wie dan ook een oordeel uit te spreken. Ik heb hier al over gesproken toen we het hadden over Matteüs 18, waar we het over oordelen in de kerk hadden. Er zijn bepaalde momenten dat het geboden is dat leiders van de gemeente een oordeel moeten spreken over mensen. Het is dus niet juist om genade zo op te vatten dat je nooit over iemand mag oordelen. Dat je nooit iets negatiefs mag zeggen, dat je nooit tegen iemand mag zeggen dat die fout zit. Dat is een extremiteit. De Heer heeft gemeenteleiders geboden om dingen te beoordelen en te oordelen. En in Openbaring 2 en 3 zegt Hij zelfs dat hij deze leiders zal verwerpen omdat ze nagelaten hadden een oordeel te vellen en mensen toestonden om dingen tegengesteld aan Zijn woord te doen. 

Als de Schrift dus zegt ‘oordeelt niet’, wordt daarmee niet gezegd dat je geen oordeel mag vellen. Het roept je alleen op wel héél zeker te stellen dat je oordeel juist is, want met hetzelfde oordeel waarmee je anderen veroordeelt, zul je zelf geoordeeld worden. Nogmaals verwijs ik je naar Matteüs 7:1 waar je enkele van mijn aantekeningen hierover kunt lezen. Omdat je genade predikt is het niet juist om te denken dat er nooit een moment kan zijn dat je iemand moet bestraffen of iets hards moet zeggen. Paulus zegt hier volgens mij iets heel hards. Hij zegt: ‘Deze mensen die tegen jou zeggen dat God met je om zal gaan op basis van jouw prestaties, zullen oogsten wat ze zaaien. Ze zullen hun eigen oordeel moeten dragen.’ En dat is gewoon helemaal waar. 

Ik heb met veel mensen gesproken die wetticisme prediken en zeggen: ‘Als je niet heilig leeft, kun je geen vrede hebben, en kun je geen vreugde hebben; je gebeden zullen niet verhoord worden als je niet alles goed doet.’ En de mensen die dat prediken oogsten meestal hun eigen boodschap. Ze leven naar wat zij prediken. Niet dat God zich bedenkt en met hen anders omgaat. Het is precies zoals Paulus hier zegt. Als ze op zichzelf en hun eigen heiligheid gaan vertrouwen dan is Christus hen van geen nut! Christus heeft voor hen géén uitwerking. Vers 2 en 4. Ze verlaten de genade en opeens, als ze denken dat ze krijgen wat ze verdienen, hebben ze geen geloof meer als ze denken dat ze niet waardig zijn. Ze kunnen de genade van God niet ontvangen, maar alleen oogsten wat ze verdienen en daarom moeten die mensen hun eigen oordeel dragen. 

Dat staat ook in Romeinen 13, waar over deze zelfde dingen wordt gesproken. Ook daar staat dat ze hun eigen oordeel te dragen hebben. En zo is dat. De wettische mensen zijn niet gelukkig. Wettische mensen wandelen niet in de vreugde van de Heer. Ik heb eerder met zulke mensen gesproken, zij hadden hun teksten, ik had mijn teksten over de genade van God, en het zag ernaar uit dat we helemaal nergens kwamen. En de enige manier waarop ik in staat was bij enkelen van hen door te dringen was door te zeggen: ‘Oké, jij hebt jouw teksten en ik heb de mijne, maar laten we nu eens naar de resultaten kijken. Ben jij gelukkig? Heb jij vrede? Geniet jij echt van de aanwezigheid van God? Heb jij het gevoel dat God blij is met je?’ En ik zeg tegen ze: ‘Ik voel het behagen van God, ik merk dat God dol op me is. Hij verdraagt me niet alleen, maar Hij mag mij graag.’ En ik ben zo in staat geweest enkele mensen te bereiken, omdat ze erkennen dat zij niet de voordelen genieten van hun redding. Ze genieten zelf niet eens van de dingen die ze andere mensen voorhouden dat ze kunnen krijgen als ze maar heilig genoeg zouden zijn!
En de reden dat ik het zo benader is, omdat ik weet dat als mensen wetticisme verkondigen, ze de voordelen van hun redding niet genieten, omdat ze die nooit kunnen verdienen. Hun eigen geweten zal hen veroordelen. Dus in ieder geval is wat Paulus hier zegt: maar hij die u in verwarring brengt, zal het oordeel dragen, wie hij ook is. 
Ik kan heel wat tijd besteden om dit verder uit te leggen met allerlei voorbeelden, maar ik denk dat iedereen dit begrijpt. 

In vers 11 staat: Maar ik, broeders, als ik nog de besnijdenis verkondig, waarom word ik dan nog vervolgd? Dan is immers het struikelblok van het kruis tenietgedaan.
Dit is belangrijk omdat Paulus hier dit woord ‘nog’ gebruikt. Hij zegt: ‘Als ik nu nog besnijdenis verkondig.’ Dat geeft aan dat Paulus dus ooit wél besnijdenis verkondigde. Nogmaals, het gaat niet om deze ene kwestie van de besnijdenis, het gaat om de meeromvattende zaak dat Paulus ooit predikte dat je heilig moest zijn, dat je de oudtestamentische wet moest houden. Hij benaderde God niet door een Redder, maar was zijn eigen redder. De last van redding lag op zijn eigen schouders, gebaseerd op zijn eigen heiligheid en hoe goed hij presteerde. Zo leefde Paulus en dat verkondigde hij ook. Hij predikte dit feller dan wie van de wettische Joden ook maar die binnen waren gekomen en deze Galaten lastig vielen. Paulus zegt hier dus dat hij weet waar hij het over heeft. Paulus is niet ongevoelig. Het is niet alsof hij hun boodschap niet kent. Hij weet precies wat ze zeggen. Hij heeft dit ooit zelf verkondigd, nog meer dan zij. En hij zegt dus: ‘Als ik nog steeds de besnijdenis zou verkondigen, oftewel relatie met God op basis van eigen prestaties, waarom word ik dan nog vervolgd? Dan is het struikelblok van het kruis opgeruimd.

Denk maar terug aan de tijd dat Paulus zelf wettisch was, voordat hij de Heer op de weg naar Damascus ontmoette en geloof in een Redder stelde. Toen hij zelf nog onder deze wettische leer zat en deze boodschap predikte die hij hier in Galaten bestrijdt. Leed hij toen zelf onder vervolging? Nee, hij was in feite zelf de vervolger, niet de vervolgde. En zo is het altijd. Wettische mensen, ik bedoel mensen die helemaal vervuld en vol zijn van regels en voorschriften hebben een relatie met regels en voorschriften in plaats van met een persoon. Je zult merken dat wettische mensen altijd degenen zijn die vervolgen. Zij die de persoon kennen zijn niet de vervolgers. 

Dit is in onze maatschappij van tegenwoordig heel duidelijk als je naar extreem religieuze mensen kijkt. Het doet er niet toe of het zogenaamde extreme christenen of anderen zijn. Je kunt zelfs extremistische christenen vinden die abortusartsen vermoorden! Ze rechtvaardigen het gebruik van geweld. Ik heb zelfs christenen ontmoet die de bomaanslag in Oklahoma City op het ATF, Federale gebouw goedkeurden! Omdat ze tegen bepaalde dingen zijn, rechtvaardigen ze het vermoorden van mensen en al dit soort dingen. Er bestaan christenen die dit soort dingen denken. Maar zonder uitzondering zijn de mensen die dit soort dingen verkondigen echt diep verstrikt in wettische dingen. Ze koesteren zo’n haat tegen zonde dat ze straf en vergelding rechtvaardigen voor iedereen die zij als onheilig en goddeloos beschouwen. De moslims zijn precies zo. Moslims hakken iemands hand af en doden mensen vanwege echtscheiding en dat soort dingen. En dat komt omdat ze wettisch zijn. 

Maar als je iemand tegenkomt die een echte ontmoeting met God heeft gehad, die houdt niet van zonde, maar houdt van de mensen. Dat gaat aan regels en voorschriften voorbij. Het is zoals de Schrift zegt in 2 Korintiërs 3 dat de letter van de wet doodt, maar dat de Geest leven geeft. Zij kijken verder dan oog om oog en tand om tand, maar kijken naar de echte bedoeling hiervan. God heeft ons gezegd op een bepaalde manier te leven, niet omdat Hij dit haatte en een aanleiding zocht om ons te treffen. Hij vertelt ons om heilig te leven omdat Hij van ons houdt en Hij weet dat deze onheilige dingen ingangen voor de satan tot ons leven zijn. Dus voordat we wedergeboren konden worden, en voordat we geestelijk in staat waren deze waarheden te begrijpen, was er een periode dat God deze wetten leerde en afdwong met straf, zelfs tot en met de dood en verderf. Gewoon omdat we geestelijke dingen niet konden begrijpen. 

Maar nu we wedergeboren kunnen worden en we de Geest van God letterlijk in ons hebben wonen om ons bovennatuurlijke openbaring te geven, vermoorden wij niet langer iemand die heks is. Wij stenigen niet langer een kind dat zijn ouders ongehoorzaam is, wat de Bijbel in het Oude Testament ons gebiedt te doen. Wij doden niet langer mensen vanwege overspel of dat soort dingen. De norm is nog steeds juist, het is nog steeds verkeerd om overspel te plegen. Het is nog steeds verkeerd om opstandig te zijn tegen je ouders, het is nog steeds verkeerd om hekserij te bedrijven. Maar nu hebben we die mensen lief en bieden hen genade en vergeving aan. Jezus liet dit heel duidelijk zien toen ze de vrouw bij Hem brachten die bij het plegen van overspel op heterdaad betrapt was. Ze probeerden Hem zover te krijgen om haar te oordelen en te veroordelen, haar te stenigen, zoals de wet opdroeg om te doen. Het was niet zo dat Hij goedkeurde wat ze gedaan had, maar Hij ging verder dan de natuurlijke, fysieke dingen en zag op haar hart. De persoon was voor Hem belangrijker dan de daden waar Hij mee te maken had. De normen waren niet zo belangrijk als de mensen. En Hij reikte haar genade aan en vergaf haar. Zo zouden wij ook moeten zijn. 

Wat echt aanstoot gaat geven als je het gaat prediken. Paulus zegt hier: Als ik nog steeds de wet zou prediken, als ik nog steeds prestaties zou prediken zou het evangelie niet aanstootgevend zijn. Maar als jij het evangelie gaat prediken, dan geeft het aanstoot bij de mensen. - Weet je waarom? Omdat, als je het kruis predikt, dan predik je het feit dat Jezus voor alles heeft betaald. Jij kunt er niet voor betalen, Jezus heeft alles voor jou betaald. Wat dat doet is dat het dit gevoel van prestatie en van succes wegneemt bij mensen die vertrouwen op hun eigen prestaties. Het neemt dit gevoel van superioriteit weg, het gevoel waardoor ze zich beter voelen dan anderen. Het neemt zelfgerechtigheid weg, het neemt alle zelfingenomenheid weg. Met andere woorden, als je het evangelie predikt, zal iedereen, zowel goede als slechte mensen op precies dezelfde gronden tot de Heer moeten komen. 

Weet je, ik heb nog nooit gevloekt of gescholden, nog nooit een druppel drank gedronken, nog nooit van mijn leven een sigaret gerookt. Maar dat brengt me geen haar dichter bij God dan iemand die een moordenaar of overspelige is, of een verkrachter. Ik heb even hard redding nodig. Er bestaat geen hel nummer 1 of hel nummer 2. Als ik de hemel misloop, ga ik naar de hel en zou in precies dezelfde plaats zijn als al die mensen die naar de normen van mensen véél ergere dingen hebben gedaan. Dus ik heb ook moeten erkennen dat aan de voet van het kruis alle grond even vlak is. Ik kan met geen enkel voordeel op wie dan ook komen. Ik moet net zo goed mezelf vernederen en een Redder aanvaarden. 

En het is vernederend om te zeggen: ‘Heel mijn geweldige goede en heilige leven heeft me geen enkel voordeeltje bij God opgeleverd.’ Ja, dat is precies wat we zeggen, en dat is beledigend voor mensen die vertrouwen op zelfredding en die naar hun eigen prestaties kijken en denken dat het een voorsprong geeft op mensen die minder heilig zijn. Dat is echt aanstootgevend voor hen. Zo zullen mensen die op zichzelf vertrouwen altijd aanstoot nemen aan het evangelie. Als jij over jezelf tevreden bent, zul je niet blij zijn met de boodschap van het kruis. Want de boodschap van het kruis zegt: ‘Het doet er niet toe hoe goed jij bent, jij bent niet goed genoeg.’ Wetticisme rangschikt mensen op basis van hun prestaties. En als jij beter presteert dan andere mensen, kun je zelfingenomen worden. Je wordt zelfgerechtigd. En mensen die zo’n instelling hebben zullen altijd beledigd worden door het kruis. 

Alle vervolging is altijd in zelfliefde en zelfgerechtigheid geworteld. Dat is wat Paulus hier zegt: ‘Als ik prestaties zou prediken zou ik niet vervolgd worden’. Want ik verzeker je dat hij met zijn prestaties het tegen wie dan ook kon opnemen. Niemand had hem op basis daarvan kunnen bekritiseren. Maar hij begon te prediken: ‘Het is genade, het is allemaal afhankelijk van wat God voor jou heeft gedaan.’ En toen kwamen alle religieuze mensen die op zichzelf vertrouwden met venijn tegen hem in het geweer. Dat is een verbazingwekkend feit. We kunnen hier nog zoveel tijd over verder praten. Je moet hier echt op mediteren. Ik kan je verzekeren dat in jouw kerk, als er ruzie is, als er verdeeldheid is, dat je gewoon zwart op wit kunt aannemen dat zelfliefde en zelfrechtvaardiging aan de wortel ervan ligt. Dat baseer ik op Spreuken 13:10, dat alleen uit trots strijd voortkomt. 

In vers 12 zegt hij: Lieten zij die u opruien, zich maar afsnijden! 
Ik heb hier verschillende commentaren op gelezen en er is wat verdeeldheid over. Niet iedereen is het erover eens waar Paulus het hier over heeft. Bijvoorbeeld: J.B. Philips-vertaling zegt: ‘Ik wou dat zij die zo graag in jullie lichamen willen snijden, zichzelf helemaal lossnijden van jullie.’ Sommigen interpreteren dit vers op die manier. Anderen denken dat Paulus bedoelt: ‘als ze jullie zo graag willen besnijden, zou ik wel willen dat zij gecastreerd werden’. Dat is een nogal extreme interpretatie. Ik weet niet echt welke van de twee waar is. Paulus spreekt zó ferm en hard in deze brief aan de Galaten dat het niet in tegenspraak zou zijn met zijn benadering. Hij drukt zich zó boos uit tegen deze religieuze Judaïsten dat als hij bedoelt: als ze jullie zo graag willen besnijden, zou ik hen wel willen castreren. Dat is heel fel, maar het zou niet onlogisch zijn. Maar ongeachte welke van deze twee het is, je kunt het ermee eens zijn dat Paulus dolgraag wilde dat deze mensen maakten dat ze wegkwamen. Ik wou dat die mensen vertrokken. Ze leveren niets dan moeilijkheden op. Blijf uit hun buurt. Ik denk dat dit zeker de boodschap is die hij wil overbrengen. 

Dan in het 13e vers. Dit is echt heel belangrijk. Hij heeft vrijheid gepropageerd. Dat was het onderwerp bij het begin van dit hoofdstuk, en het was het hele onderwerp van alles: dat we relatie hebben met God op basis van geloof in Jezus; we hebben vrijheid; we leven niet onder een juk van gebondenheid etc. etc. Maar betekent dit dat we gewoon in zonde kunnen gaan leven? Dat is een vraag die altijd opduikt. Iedere keer als je genade en vrijheid predikt zal iemand de vraag stellen: ‘Dus wil jij beweren dat we gewoon in zonde kunnen gaan leven?’ Paulus handelt dit in de volgende paar verzen uiterst effectief af. Hier moet je echt heel goed op letten. Hij zegt in vers 13: Want u bent tot vrijheid geroepen, broeders, alleen niet tot die vrijheid die gelegenheid geeft aan het vlees; maar dien elkaar door de liefde. 
Hier propageert hij dus heiligheid! Dit laat je zien dat Paulus geen vrijheid verkondigt óm te zondigen. Hij predikt vrijheid ván zonde. Hij propageert net zo min zonde als de wettische mensen zonde propageerden. Iemand die genade predikt en daar een juist begrip van heeft, is nét zo fanatiek tegen zonde als een wettisch persoon is. 

Maar de reden dat een wettisch persoon zegt dat je zonde moet haten is, dat God niet van je houdt als je zonde in je leven hebt. De persoon die genade predikt zegt: ‘Nee, de reden dat je de zonde moet haten is, dat het voor satan een ingang in je leven is. God heeft je lief, maar je kunt je niet veroorloven satan de vrije hand te geven.’ Paulus gaat dat enkele verzen verderop uitwerken. 15 Maar als u elkaar bijt en opeet, let dan op dat u niet door elkaar verteerd wordt. 
Het is niet zo dat God dan een oordeel over je brengt, maar als jij ruzie gaat maken, zal God ook van je houden als je ruzie maakt. Maar die andere persoon kan zo boos op je worden dat hij je vermoordt! Je zult negatieve resultaten van de zonde oogsten, ook al voltrekt God er geen straf over. 

Paulus propageert dus heiligheid. Iemand die genade predikt moet ook heiligheid propageren. In Titus 2:11 staat: 11 Want de zaligmakende genade van God is verschenen aan alle mensen. 12 Zij voedt ons ertoe op – met verloochening van de goddeloosheid en de wereldse begeerten – bezonnen en rechtvaardig en godvruchtig te leven in deze tegenwoordige wereld. 
Genade voedt ons op, of leert ons om goddeloosheid en wereldse begeerten te verzaken. Genade leert ons zonde te weerstaan. Iemand die echt genade predikt, zoals de Schrift die leert, propageert geen zonde, maar heeft wel de motivatie om niet te zondigen veranderd. We leren niet dat je heilig moet leven om door God aanvaard te worden, maar je leeft heilig omdat je door God aanvaard bént! En nu is het je natuur geworden om als christen zo te leven. Je wílt zo leven om God te verheerlijken. Je wílt in liefde leven omdat je erachter bent gekomen dat liefde veel beter is dan wedijver en ruzie. Je wílt in eenheid met mensen leven omdat je hebt ontdekt dat het zo veel prettiger is om goed met mensen op te schieten dan hen te haten. 

Het is écht beter. Ik bedoel, het is niet omdat je bang bent voor straf of correctie door God, die een christen aanzet om heilig te leven. Het is omdat het je natuur is en omdat het gewoon beter is om heilig te leven dan onheilig. Het is gewoon leuker om heilig dan onheilig te leven. Dat is krachtig. Dat is levensveranderend. Weet je dat Paulus onze vrijheid van al die dingen heeft gepropageerd? Dat we in Christus vrij zijn, etc.? Maar in dit vers zegt hij: gebruik deze vrijheid niet als gelegenheid voor het vlees. Met andere woorden, Paulus stelt vast dat er nog steeds een deel van ons is, dat door zonde kan worden verknoeid. 

Ik heb in andere delen van mijn onderwijs al aangetoond dat als iemand wedergeboren is, zijn geest voor eeuwig geheiligd en volmaakt is. Hebreeën 10:10 en 14 en 12:23 Jouw geest is dus voor eeuwig geheiligd en volmaakt. Maar je bent niet alleen maar een geest. Je hebt ook nog een ziel en een lichaam en in het deel van je dat het ‘vlees’ wordt genoemd, in Romeinen 7:18 kun je dat nakijken, en ik heb daarbij een aantekening wat de Schrift precies met ‘het vlees’ bedoelt. Het ‘vlees’-gedeelte van ons is nog steeds gevoelig voor zonde en kan nog steeds door zonde worden bedorven. Het kan nog steeds door zonde worden beschadigd. Dus, ook al zijn we vrij in Christus, we moeten beseffen dat er een deel van ons is dat nog steeds niet immuun is voor de zonde. De zonde kan ons verwoesten. Zonde kan letterlijk onze emoties vermoorden. Het kan onze vreugde doden, onze vrede etc. Wij moeten daarom beseffen dat we geen zonde in ons leven kunnen toestaan. En dat is precies wat Paulus hier zegt. 

Hij zegt: geef geen gelegenheid aan het vlees. Er is een deel van je dat zich nog steeds in zonde kan wentelen en nog steeds van de zonde kan genieten. Een christen is niet immuun voor zonde. Sommigen prediken dat een christen een zondeloze staat van volmaaktheid kan bereiken, waar hij niet kan zondigen. Dat is waar wat je geest betreft, maar je bent niet alleen maar geest, je hebt ook nog een ziel en een lichaam. Dus wat je ervaring betreft, bestaat er helemaal niet zoiets als immuun voor de zonde zijn. Jouw vlees kan altijd worden aangetast door zonde en dat is waar Paulus hier naar verwijst. Hij zegt: ‘dient elkander door de liefde’ 
Hoe doe je dat dan? - ‘Het is geweldig, Paulus, om ons te vertellen dat we niet in het vlees moeten wandelen, maar hoe weerhoud jij jezelf ervan dat te doen?’ - Liefde is het tegengif. Ik heb een driedelige tape serie over ‘liefde’ waar ik hierover spreek. Vier en een half uur onderwijs. Ik heb hier geen ruimte om dat nu allemaal uiteen te zetten. Maar ‘liefde’ is HET tegengif voor zonde. Ieder gebod dat God ooit in het Woord heeft gegeven kan helemaal worden samengevat in het liefhebben van God en van mensen. Als je God liefhebt, zul je God niet vervloeken. Als je God liefhebt zul je geen afgoderij plegen. Als je God liefhebt zul je nederig zijn. Als je God meer liefhebt dan jezelf, zul je niet arrogant zijn, je zult niet trots zijn. Je zult niet jezelf dienen, etc. Je zult van mensen houden. Je zult nooit stelen van iemand die je echt liefhebt. Liefde zorgt ervoor dat je op een bepaalde manier handelt. 

Je kunt het ook zo stellen: een dief is iemand die meer van zichzelf houdt dan van andere mensen. Iemand die overspel pleegt met iemand is iemand die meer van zichzelf en zijn vleselijke lusten houdt dan van die ander. Ze hebben degene met wie ze overspel plegen niet lief, want het verontreinigt hen en veroorzaakt schuld en veroordeling. Het is niet goed voor hen en ze hebben ook hun partner niet lief. Als je echt je partner liefhebt, zou je nooit overspel plegen. Je zou nooit zoiets doen, dat hen zo zou kwetsen. Je zou nooit van iemand stelen die je echt liefhebt. Je zou ook nooit tegen iemand liegen als je hem echt liefhebt. 

En dus, zoals Jezus zei, kan de hele wet worden samengevat in het liefhebben van God, en van je naaste. Dat is dus wat hij hier in het laatste deel van dit 13e vers zegt. Hij zegt: ‘geef geen gelegenheid aan het vlees, maar dient elkaar door de liefde.’ Als wij ons echt zouden geven aan het liefhebben van God en het liefhebben van mensen, zou je erachter komen dat dit de kracht van het vlees in je leven zou stoppen. Het vlees wil bevredigd worden, het wil gevoerd worden. Het is als een schimmel of een zwam die alles leegzuigt. Maar als wij niet zelfzuchtig zouden zijn, zou het vlees haar kracht verliezen. Je kunt haar letterlijk doodhongeren. 

Hoe voorkom je dan dat je zelfzuchtig bent? Gods soort liefde is niet zelfzuchtig. In 1 Korintiërs 13 vind je alle eigenschappen van Gods soort liefde in de verzen 4 t/m 8. Het zegt in wezen dat Gods soort liefde niet zelfzuchtig is. Gods soort liefde denkt altijd aan iemand anders. Echte goddelijke soort liefde is een niet zelfzuchtig, niet zelf gericht soort gevoel, emotie, toewijding, houding, besluit. Als iemand dus in Gods soort liefde wandelt, zúl je het vlees verloochenen. 

In vers 14: Want de hele wet wordt in één woord vervuld, namelijk hierin: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. 
Dat is een citaat uit Leviticus 19:18. Dat hebben we toegevoegd als schriftverwijzing. Paulus benadrukt hier dat liefde het tegengif is tegen iedere seksuele zonde, iedere zonde tegen mensen, iedere zonde tegen God, tegen welke zonde dan ook. 

In vers 15 zet hij: Maar als u elkaar bijt en opeet, let dan op dat u niet door elkaar verteerd wordt. 
Ik heb daar al eerder naar verwezen. Maar hier wordt de reden gegeven om heilig te leven. Een christen hoeft niet heilig te leven om door God aanvaard te worden. Je bent door God aanvaard om wat Jezus voor jou heeft gedaan en je geloof in Hem. Heiligheid komt dan als uitvloeisel uit de relatie die je hebt met God. Het is een uitvloeisel. Maar daarbovenop leef je ook nog heilig omdat God je heeft aanvaard. Je hoeft niet heilig te zijn opdat God van je houdt als jij een onheilig leven leidt. Laten we bijvoorbeeld stellen dat je over mensen leugens verspreid, en ruzie en twist veroorzaakt. Laten we stellen dat je met verschillende mensen overspel pleegt, laten we stellen dat je van mensen steelt en dat soort dingen. Ook al ben je vergeven en zál God je vergeven en houdt God nog steeds van je, mensen zullen boos op je worden. Je zult daar de consequenties van ervaren, mogelijk zelfs zover dat je vermoord wordt, of in elkaar geslagen of zo. 

Dat is wat hij hier zegt: Als u elkaar bijt en opeet. Hij zegt: natuurlijk, je bent vrij, je hebt de vrijheid dat je niet hoeft te presteren wil God je aanvaarden. Maar als je met twist en ruzie rondgaat, zul je door elkaar verteerd worden. Zie je, het is niet alleen Gods oordeel over zonde dat aan de orde is. Het is ook satans toegang tot jouw leven door zonde, en de manier waarop andere mensen je zullen behandelen. Ik heb deze uitdrukking eerder gebruikt, maar het is het verticale en horizontale effect van de zonde. Het verticale effect is Gods oordeel. De overtreding was zonde voor God. Door Jezus is die verticale relatie volkomen, maar dan ook volkomen uitgewist. Jouw zonden, verleden, heden en toekomstige zonden zijn geen probleem meer bij God. God houdt van je omdat Hij liefde is, niet omdat jij zo lief bent. Hij heeft ervoor gekozen om jou lief te hebben en Jezus is degene die Hem daar ook toe in staat stelt. Jezus heeft voor jouw zonden betaald. God gaat dus niet met jou om op basis van jouw zonden. 

Maar je houdt nog steeds dit horizontale effect van de zonde. Zonde is nog steeds een toegang voor satan in jouw leven. Mensen zullen op grond van jouw zonden op jou reageren. Dus ook al is het verticale effect, de verhouding tot God, geregeld, er bestaat nog steeds een horizontaal effect hier op aarde. Als jij in ruzie, twist en wedijver leeft, zal satan je treffen door mensen heen. Mensen zullen je aanvallen en je zult niet voorspoedig zijn. En dat is wat Paulus hier bedoelt. Als je elkaar bijt en verslindt, let erop dat je niet door elkaar verteerd wordt. Nogmaals, Paulus propageert en moedigt mensen aan tot een heilig leven, maar met een andere motivatie. Niet opdat God hen zal aanvaarden, want dat wordt gedaan door geloof in wat Jezus heeft gedaan. Maar jij moet heilig leven zodat ménsen niet met je zullen afrekenen, zodat je geen aanstoot geeft bij mensen, zodat satan niet in staat zal zijn door middel van mensen jou aan te vallen. 

In vers 16 zegt hij: Maar ik zeg: Wandel door de Geest en u zult zeker de begeerte van het vlees niet vervullen. 
Mensen, dit is geweldig. Ik kan hier echt wel uren aan besteden. Alleen al aan de volgende paar verzen. Ik zou waarschijnlijk niet in staat zijn dit hoofdstuk af te ronden omdat er zoveel materiaal hier in dit vijfde hoofdstuk zit. Paulus zegt hier enkele dingen die totaal tegenovergesteld zijn aan de manier waarop de meeste mensen denken. 

Als hij het heeft over wandelen door de Geest. Het Griekse woord dat hier voor ‘wandelen’ wordt gebruikt, ga ik niet proberen uit te spreken, maar het betekent: ‘overal rondstappen’ of ‘rondlopen’, of figuurlijk: ‘op een bepaalde manier leven of zich gedragen, navolgen.’ En hij heeft het hier over de figuurlijke betekenis, over het op een bepaalde manier leven, zich gedragen, navolgen. Als hij het heeft over wandelen door de Geest bedoelt hij leven door de Geest. De Geest navolgen. En dus, als hij het hier heeft over wandelen in de Geest, wat wordt hier dan mee bedoeld? Hij bedoelt hier dat wandelen door de Geest een sleutel is tot het overwinnen van het vlees. Daar heeft hij het over. 

En wat bedoelt hij daarmee? Het is een religieus cliché geworden. Nu geloof ik echt het volgende. De Bijbel zegt dat de Geest waarheid is (1 Johannes 5:6) . Er staat dat Gods Woord waarheid is: Johannes 17:17 . Het Woord van God is Geest en waarheid. Dat zegt Jezus in Johannes 6:63 . Jezus en de Heilige Geest zijn een: 1 Johannes 5:7 . Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond: Johannes 1. Dit alles zegt ons dat het Woord en de Geest hetzelfde zijn. Ik geloof dat als iemand in het Woord van God wandelt, en niet met een wettische interpretatie daarvan, ik bedoel met de ware geest en intentie van het Woord, tot leven gebracht door de Heilige Geest. Als iemand zo in het Woord wandelt, wandelt hij in de Geest. Dat maakt het voor mij eenvoudig en uitvoerbaar. 

Bijvoorbeeld, het Woord van God zegt je dat jij je naaste moet liefhebben als jezelf. Als je dus in liefde met je naaste wandelt, wandel je in de Geest. En ik denk dat dit belangrijk is. Want ik heb mensen gezien voor wie wandelen in de geest ‘zweverig zijn’ betekende. Raar en bizar zijn. Ik ben eens in een bijbelstudiegroep geweest waar mensen waren blootgesteld aan iemand die ze echt bewonderden. En ze bootsten echt iedere handeling na. Als de vrouwen bijvoorbeeld lofprijs gaven, vouwden ze allemaal hun handen samen alsof ze aan het bidden waren, en ze hielden hun handen altijd op een bepaalde manier. Ze dachten dat dit ‘in de geest zijn’ was. En het doet er echt helemaal niet toe hoe jij je handen vouwt. Het doet er ook niet toe hoe jij je handen opheft, het doet er echt niet toe of je ‘helleluja’ zegt of ‘holleluja’, het doet er echt niet toe of je haar op je hoofd is opgestoken of loshangt, of je haar lang of kort is. Het doet er echt niet toe of je op de banken kunt springen of dat soort dingen.

Als jij overtreedt wat het Woord zegt wandel je niet in de geest. Maar de Geest van God zal je tot het Woord van God leiden. Ze zijn hetzelfde, ze zullen elkaar niet tegenspreken. Voor mij is wandelen in de Geest heel eenvoudig. Het is gewoon doen wat het Woord zegt. Het Woord zegt dat je vriendelijk moet zijn, zachtmoedig, elkaar vergevend evenals God in Christus jou vergeven heeft, Efeziërs 4:32 . Dat zegt me dus om in liefde met mensen te wandelen op dezelfde manier als God in liefde tot mij wandelt. Als ik dat doe, ben ik in de Geest. Het doet er niet toe of ik een pak draag, of mijn ogen dicht heb, of de positie waarin ik ben. Als ik mensen liefheb uit een echt oprecht hart, op dezelfde manier als God mij liefheeft, wandel ik in de Geest. Het doet er niet toe hoeveel ik glimlach of wat ik zeg. Als ik mensen niet liefheb, wandel ik niet in de Geest.

Als ik doe wat het Woord zegt, ben ik in de Geest. Als ik niet doe wat het Woord zegt, ben ik niet in de Geest. En daar is wat uitleg bij nodig. Het moet in overeenstemming zijn met het geopenbaarde Woord. Er zijn mensen die gloednieuwe gelovigen zijn, die doen wat ze weten. En we zijn allemaal in verschillende stadia van onze christelijke ontwikkeling. En ze wandelen in de openbaring die ze hebben. En ik geloof dat dit hen in de Geest plaatst, ook al zijn er nog geweldige gaten in hun leven. Ik sprak vandaag nog met enkele mensen over een ervaring tijdens een van onze samenkomsten, dat een vrouw opstond en getuigde hoe geweldig het was om wedergeboren te zijn. Ze was nog maar 2 maanden wedergeboren. Maar ze vloekte zo ongeveer na elke zin. Ze gebruikte krachttermen en mensen reageerden daarop. Daarom keek ze me aan en vroeg: ‘Zeg ik iets verkeerds?’ Zij kwam dus uit een totaal heidense achtergrond. En voor haar was de manier waarop ze sprak geen vloeken, maar normaal taalgebruik. Ze zal daar uiteindelijk overheen groeien en gaan beseffen dat ze dit bij moet schaven. Maar ik geloof dat die vrouw in de Geest was, ook al gebruikte ze krachttermen omdat het gewoon nog niet bij haar was doorgedrongen. Zij had dit nog niet ontvangen. Zij was er zó aan gewend dat dit nog niet aan haar was geopenbaard. En dat komt wel. 

Ik heb eerder mensen gesproken die net wedergeboren waren en zich nog steeds kleedden op een manier die niet godvruchtig was. Het was niet in overeenstemming met de Schrift. Maar in korte tijd zijn ze daarin veranderd. Maar totdat het een openbaring voor hen wordt, geloof ik dat ze de leiding volgden die ze hadden, en dat ze wandelden in het Woord dat ze kenden. Ze waren oprecht. Ze verwierpen niets, ze waren niet opzettelijk onwetend van iets, ze zochten God. Ze zochten oprecht de wil van God, maar je kunt gewoon niet in een keer heel je denken vernieuwen. Dat is een proces. Ik moet die beperking er dus bij aanbrengen. 
Niemand zal volledig alles kunnen doen wat in het Woord staat. Maar als iemand oprecht alles doet wat hij weet te doen, dan is het zoals er staat in 1 Johannes 1:7 
Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.
Ik geloof dat dit erover gaat dat als wij in de openbaring wandelen die God ons heeft gegeven, oprecht en puur zoals Jezus deed, naar ons beste vermogen, dan reinigt het bloed van Jezus ons van alle andere dingen waar we ons niet van bewust zijn. Ook al doen we wellicht dingen verkeerd, als we oprecht zijn, als we daar naïef in zijn, reinigt God ons daarvan. 

Dat betekent niet dat we onverschillig moeten zijn, en niet hoeven te leren en te groeien en ons voortdurend blijven verbeteren. Want ook al heeft God ons vergeven, mensen vergeven ons misschien niet. Je kunt misschien mensen kwetsen en daar de negatieve gevolgen van oogsten. Maar God heeft ons vergeven. Ik geloof dus dat ‘in de geest wandelen’, wandelen is in de ware openbaring van wat Gods Woord zegt, zoals het tot leven is gebracht door de Heilige Geest. 

Hij zegt hier verder dat je in de Geest moet wandelen. De bevrijding van zonde en van de kracht van de zonde en van de kracht van de duivel ligt niet in jezelf. Hier staat niet: wandel in je eigen integriteit. Je kunt daar een punt van maken, maar hier staat dat als je door de Geest wandelt, je het begeren van het vlees niet zult vervullen. Bevrijding van zonde en van satan ligt niet binnen onszelf. Dat komt rechtstreeks van God en dat is een van de voornaamste kenmerken waarin echt christendom zich onderscheid van andere religies. 

Andere religies prediken moraliteit. Andere religies prediken dat er een echte God is, en dat we goed moeten zijn en dat we relatie met Hem hebben op basis van hoe goed we zijn. En ze proberen mensen op te roepen goede dingen te doen. In feite zullen de meeste religies in de wereld instemmen met de basisprincipes van de christelijke moraal. In liefde met mensen wandelen, etc. Maar een van de voornaamste verschillen is, dat zij jou vertellen hoe je zou moeten zijn, en dan ligt de last om het te doen bij jou. Echt christendom aanvaardt het feit dat ik mijzelf niet kan redden, niet in staat ben in liefde met andere mensen te wandelen. Het christenleven is niet zwaar of moeilijk, het is onmogelijk! Echt christendom is onszelf vernederen en God door ons heen laten stromen en ons laten transformeren. Met andere woorden, het is Zíjn Geest die door ons heen stroomt. 

Het christendom is de enige echte religie waar God ons letterlijk met Zichzelf bekrachtigt, met Zijn vermogen om naar Zijn standaard te leven. Bij iedere ander religieuze methode is het altijd: jij doet! En het wordt heel erg frustrerend, het wordt een enorme last. Het wordt zoals waar Paulus hier in het eerste deel van het hoofdstuk over sprak, een juk van gebondenheid, van slavernij. Niemand kan zo leven. Religie vermoordt mensen. Religie maakt je triest en somber. Ik verzeker je dat het je de nederlaag brengt. Religie kan je vermoorden. 

Maar echt christendom is niet een veranderd leven, maar een uitgewisseld leven. Het is niet: jij die het beter probeert te doen, jij met een beter begrip en een beter motivatie, nee, het is letterlijk zoals Paulus in Galaten 2:20 zei: Christus ín jou. Het is de Heer die in feite door jou heen leeft. Wat een enorm verschil. Prijs God. 

Mijn tijd raakt op, ik zal dit alleen introduceren en de volgende keer gaan we daar dieper op in. Maar dit vers is heel krachtig, als je ziet wat het wél zegt en niet wat het níet zegt. 
De meeste mensen nemen dit vers en ze denken dat het zegt: als ik stop met in het vlees wandelen, dan kom ik in de Geest. Dán zal de Geest van God door mij heen stromen. Maar dat is níet wat dit vers zegt. Het zegt gewoon het tegenovergestelde daarvan. Het zegt dat als je in de Geest wandelt, dat je dán de begeerten van het vlees niet zult vervullen. Je bent gewoon niet in staat zelf de kracht en de invloed van het vlees kwijt te raken en dat dán de Geest komt. Nee, het is precies het tegenovergestelde. Je zult de Geest in je leven moeten verkrijgen, en dan de Heilige Geest door je heen laten stromen met Zijn kracht en Zijn zalving, zodat die de kracht en de overheersing van het vlees kan verbreken. Zie je het verschil? Wat een enórm verschil. 

Een heel groot gedeelte van religie, van de zgn. ‘christelijke’ religie, is enorm vaak namaak dat zichzelf christen noemt maar geen echt christendom is. Maar het verkeerde deel van de christelijke beweging predikt in feite: ‘als jij je leven op orde brengt, zul je heilig zijn. En als je dat doet zal God in je leven komen.’ En dat is fout, fout, fout!!! 

De waarheid is dat je helemaal niet in staat bent zelf je leven in orde te krijgen. Als jij in staat zou zijn je eigen leven recht te trekken, zou je God niet eens nodig hebben! De waarheid is dat jij je Gods kracht eigen maakt, terwijl jouw vlees je nog steeds lastigvalt! Terwijl je nog steeds zonde en problemen en verkeerde gedachten hebt, en emoties die tegengesteld zijn aan Gods Woord. Je moet je in geloof uitstrekken en de interventie van Gods Geest als een geschenk ontvangen. En dan, en alleen dán, als je in de Geest bent, kun je de heerschappij van het vlees breken. Wat is dít een belangrijk verschil!! 

Om je te helpen dit te begrijpen een voorbeeld: als jij zou proberen om de duisternis uit een ruimte te verdrijven zodat er licht binnen kan komen, dan beseft iedereen dat dit niet zo gaat. Je kunt de duisternis niet uit een ruimte scheppen. Je kunt duisternis niet vastpakken. Je kunt het niet naar buiten sleuren. Dat gaat gewoon niet. De manier om met duisternis af te rekenen is het licht aan doen. Als het licht komt, gaat het duister weg. Maar je kunt geen licht tevoorschijn laten komen door de duisternis te laten vertrekken.
Op dezelfde manier kun je de Geest niet laten komen door het vlees te laten vertrekken. Zo werkt het gewoon niet. Maar als de Geest komt, vertrekt het vlees als uitvloeisel daarvan. Man, dit is zó’n enorm verschil. Toen ik dit eenmaal zag, was het zó opwindend voor mij. Dit is levensveranderend voor mij. Dit is een van de fundamentele waarheden die mijn leven totaal heeft veranderd. En toen ik het eenmaal zag, was het zo gemakkelijk te begrijpen. Het is zó eenvoudig. 

Maar als iemand hier geen geestelijke openbaring van krijgt, is het zó moeilijk voor hem om dit te begrijpen. De meeste mensen denken: ‘Maar ik kan gewoon niet, God kán me gewoon niet zegenen zolang ik nog deze problemen in mijn leven heb.’ En dus ga je proberen het probleem op te lossen opdat de zegening komt. Maar het is de zegening van God die de problemen verbreekt, die je kracht geeft om het vlees te overwinnen. 
Dit idee dat ik eerst mijn leven op orde moet brengen, en dat dan God wel door mij heen zal stromen is verkeerd. God moet door jou heen stromen om jouw leven op orde te brengen. Je kunt het gewoon niet zelf opruimen. Je kunt jezelf niet redden. Je bent je eigen redder niet. Dit vers zegt NIET dat als jij uit het vlees stapt dat je dán in de Geest zult zijn. Nee, het zegt dat als je IN de Geest stapt, dat je dán uit het vlees zult zijn. Een enorm verschil!!! 

Het is subtiel voor iemand die het niet gezien heeft. Misschien heb je dit niet te pakken, maar het is een radicaal punt! En in de volgende paar verzen werkt hij dit verder uit. Ik heb op deze tape geen tijd meer om dat te doen. In onze volgende tape zullen we hiervan een kleine samenvatting geven en dan verder gaan met de volgende verzen. 
Ik moedig je aan hier echt over te bidden. Als je begrijpt wat ik zeg, zal dit je in een zeer geselecteerd gezelschap christenen brengen. Ik geloof dat heel weinig christenen hier een openbaring van hebben. Maar voor mij is dit een sleutel. Dit is echt een heel belangrijk punt dat Paulus in het boek Galaten maakt. Dit is dus gewoon heel noodzakelijk. 

Lees deze verzen in Galaten opnieuw. Bestudeer ze zelf. Luister nogmaals naar deze tape, en lees deze aantekeningen. Mediteer hierop tot het een openbaring voor je begint te worden en ik verzeker je, als je dít kunt begrijpen zál het je leven veranderen. 

Deel 6: Galaten 5:16 t/m 6:18
 


 

www.vergadering.nu