Bijbelgetrouw, krachtig en praktisch onderwijs van Andrew Wommack
Overzicht van de vertaalde bijbelstudies van Andrew Wommack, klik hier...

Paulus’ Brief aan de Galaten - 4
Andrew Wommack

Deze serie is een vers-voor-vers-studie van de brief aan de Galaten. Paulus spaarde de roede niet in zijn brief aan de christenen in Galatië toen hij het wetticisme weerlegde dat hen beroofde van het zuivere geloof.
Deze brief bevat dezelfde geweldige waarheden over genade die zo meesterlijk uiteengezet zijn in de brief aan de Romeinen, maar Paulus gebruikte een rechtstreeks confronterende aanpak bij de Galaten. De tijd om aardig te blijven was voorbij. Deze mensen liepen acuut gevaar hun geloof kwijt te raken. Deze studie van het boek Galaten is zowel shockerend als bevrijdend. 

Als MP3 bestand te downloaden van: www.awmi.net
Vertaling: Jan Vossen 2009 

Deel 1: Galaten 1:1 t/m 1:24
Deel 2: Galaten 2:1 t/m 2:21
Deel 3: Galaten 3:1 t/m 3:29
Deel 4: Galaten 4:1 t/m 4:31
Deel 5: Galaten 5:1 t/m 5:16
Deel 6: Galaten 5:16 t/m 6:18

Deel 4: Paulus’ brief aan de Galaten 4:1 t/m 4:31

Dit is tape nummer vier van onze zesdelige vers voor vers studie van de brief aan de Galaten. Deze tape komt overeen met onze oude ‘Life for today’ tape nr. 105 en is het onderwijs over Galaten hoofdstuk 4 verzen 1 t/m 31. We zijn nu halverwege deze brief. Op de vorige tape hebben we hoofdstuk 3 behandeld. En dat is gewoon een geweldig Schriftgedeelte. Hij was keihard van leer getrokken, erover sprekend dat ze betoverd waren. Hij nam het helemaal tegen hen op en gaf hen er van langs. Hij liet zien dat Jezus oneindig superieur was om ons te rechtvaardigen of ons rechtvaardig bij God te maken door geloof in Jezus. En dat dit oneindig veel beter was dan te proberen een relatie met God te verdienen op basis van onze prestaties. 

Hij toonde dat op verschillende manieren aan. Hij ging terug naar Abraham en gebruikte Abraham en de beloften die aan hem zijn gemaakt als een voorbeeld dat we alleen door geloof de kinderen van Abraham kunnen zijn. En in het laatste deel van dat hoofdstuk, vooral het laatste vers komt hij tot de slotsom dat als je tot Christus behoort, je Abrahams zaad bent en volgens de belofte erfgenaam. Daarmee toonde hij aan dat een erfgenaam van God zijn niet wordt bepaald door je fysieke afkomst, je stamboom, maar of je hetzelfde geloof als Abraham hebt of niet. 
Als je geloof in Jezus stelt, word je een erfgenaam van God. Je behoort dan méér tot het volk van God dan wanneer je fysiek als Jood geboren bent. Dit zijn uiterst forse uitspraken, maar het zijn precies de punten die Paulus in Galaten 3 duidelijk maakt. 

Als we dus aan hoofdstuk 4 beginnen, gaat hij enkele dingen bespreken omtrent het dienen van God in geloof tegenover de oudtestamentische manier om God te dienen onder de wet. En hij vergelijkt het met een kind dat onder opvoeders en voogdij staat. Dat is in feite een uitwerking van enkele dingen die hij in het 3e hoofdstuk heeft gezegd. Daar moet je rekening mee houden en de dingen in die context beschouwen om de volledige diepgang ervan te begrijpen. 

In hoofdstuk 4:1 zegt hij: Ik zeg echter: Zolang de erfgenaam een jong kind is, verschilt hij in niets van een slaaf, hoewel hij heer is van alles. 
Hij gebruikt hier een fysiek voorbeeld om een geestelijk punt duidelijk te maken en enkele dingen te verhelderen. Het punt is dus dat hij het onder de wet zijn en God proberen te dienen vergelijkt met onvolwassen zijn, net als een kind in zijn relatie met zijn ouders, waarbij het leeft onder regels en voorschriften. En vervolgens vergelijkt hij iemand die de vrijheid in Christus heeft gevonden door het gerechtvaardigd zijn uit geloof in Christus met iemand die een zoon is, die nog steeds alle rechten en privileges heeft, met alle voordelen, maar zonder de beperkingen. Hij is in staat zelf zijn eigen beslissingen te nemen. 
En dat is een geweldige vergelijking. Hij zegt in principe dat dienen van God met een wettische instelling, denkend dat je moet presteren en van alles doen om Gods gunst te verdienen heel erg onvolwassen is. Het is net als een klein kind. En hij contrasteert dat met de rijpheid en de volwassenheid die komt door het dienen van God alleen op basis van relatie met God door geloof in Christus. Dit is niet per se het punt dat hij hier duidelijk wil maken. Maar als je het boek Galaten in zijn hele verband ziet, bespreekt hij dit punt vooral in het vijfde hoofdstuk. Daar zullen we in onze volgende tape op ingaan. 

Maar één van de vragen die oprijst als ik dit zeg is, dat mensen zeggen: ‘Beweer je nu dat als je volwassen bent in Christus, alle beperkingen zijn verwijderd en je maar kunt doen wat je maar wilt? Dat er geen enkele consequenties zijn?’ En ze verwerpen dat omdat ze deze soort logica niet kunnen geloven. Maar nogmaals, als je teruggaat naar de fysieke vergelijking van een kind, dat staat onder allerlei soorten beperkingen, het wordt gestraft, krijgt een pak voor zijn broek of hoe je hen ook maar disciplineert als ze ongehoorzaam zijn. Er is dan een constante stroom aanwijzingen en regels, doe dit en doe dat niet, laat dat, blijf af, etc. In tegenstelling daarmee zijn kinderen die volwassen zijn geworden, nog steeds kinderen van hun ouders, maar als volwassene hebben ze de vrijheid om hun eigen beslissingen te nemen. En ze doen wellicht dingen anders dan hun ouders het willen, maar binnen zekere grenzen kunnen ze alles doen wat ze willen. En ze kunnen zelfs fouten maken. Maar betekent het dat ze nu vrij zijn om al die wetten en regels maar aan hun laars lappen? 

In de vorige tape heb ik het voorbeeld gebruikt van de straat oversteken. Je krijgt er geen straf meer voor, maar ga je dan maar zonder te kijken de straat oversteken? Nee, niet als je lang wilt leven! Nee, je moet nog steeds dingen doen, en je zou nog steeds rechtvaardige dingen moeten doen, maar je doet het niet langer met het doel aanvaard te worden. Je hebt nu een hogere kennis. Het is geen kwestie van of God je aanvaardt of je verwerpt, het is een kwestie van: ik ga door met bidden en naar de kerk gaan en de Heer zoeken en het Woord bestuderen en de dingen doen die ik zou moeten doen. Niet omdat God het van me eist maar als ik die dingen niet doe, maakt satan daar gebruik van en springt er boven op. En ik moet mijn hart voor God gevoelig houden. Ik moet met de Heer blijven communiceren, etc. 
Je blijft nog steeds de juiste dingen doen, maar nu vanuit een totale vrijheid en uit wijsheid. Omdat je echt het voordeel ervan inziet. En als het mislukt om goed te doen, heb je geen vrees voor een straf van God. Als een volwassen kind vergeet om twee kanten op te kijken voor hij de straat oversteekt. En als het dat overleeft en levend de andere kant haalt, zou het kind dat op moeten merken en denken: ‘Hé, dat doe ik niet nog eens zo’. Maar het zou geen angst voor straf moeten hebben. Het heeft het gered en kwam ermee weg. Maar het zou hierdoor niet lui of onverschillig moeten worden, want anders krijgt het later alsnog een ongeluk. 

Dit zijn dus de punten die hij hier duidelijk maakt. Hij gebruikt deze vergelijking in het eerste vers van het 4e hoofdstuk door te zeggen dat als je onder de oudtestamentische wet bent, en je dus nog steeds dat soort mentaliteit hebt dat je moet presteren om God te behagen, dan ben je op zijn best onvolwassen. En je leeft niet in de vrijheid die aan een volwassen erfgenaam toebehoort, een zoon. Ik geloof niet dat iemand van ons in het natuurlijke zou verkiezen om weer een kind te worden met alle beperkingen, waar voor ons wordt besloten wat we eten, wanneer we gaan slapen, wat we wel of niet mogen doen. Ik denk niet dat iemand dat leuk vindt. Maar we erkennen dat het, voordat we onze eigen waarden en zo hebben gevormd, noodzakelijk is dat we zo gecontroleerd moeten worden. Maar mensen houden niet van dat soort controle. Niemand in het natuurlijke wil dat weer terug. 
Maar Paulus zegt in wezen dat de Galaten weer terugkeren naar een kinderlijk soort relatie met God, waarin alles hen weer verteld moet worden. Dit betekent: je ontkent jezelf, je brengt jezelf weer onder de controle, onder de gevangenschap van de oudtestamentische wet en je mist alle privileges en voordelen van het zoonschap die voor je beschikbaar zijn. 
Dit is verbazingwekkend, maar de meeste christenen leven tegenwoordig in deze onvolwassen soort relatie, waarin ze niet begrijpen dat God binnenin hen een nieuwe wedergeboren geest heeft geschapen, die in staat is te functioneren en te stromen zonder gedomineerd, gecontroleerd en overheerst te worden. Als wij gewoon gaan beginnen door onze wedergeboren geest gedomineerd te worden, in plaats van dat wij proberen die geest te beheersen, zouden wij heel wat beter af zijn. Als mensen gewoon God zouden gaan aanbidden en prijzen en de relatie met God als een volbracht feit aanvaarden, niet als iets dat nog tot stand gebracht moet worden, als we ons daar gewoon in gingen verheugen, zou onze geest ons vanzelf tot heiligheid leiden. 1 Johannes 3:3 zegt: En ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, zoals Hij rein is. 
Dus iemand die écht de hoop van het evangelie binnenin zich heeft, streeft ernaar om heilig te leven en als wij onszelf zouden toestaan dat onze geest ons domineert, zou onze geest heiligheid binnenin ons voortbrengen. 
Maar helaas zijn de meeste christenen niet overgegaan tot dit zoonschap waar Paulus over spreekt. Ze leven nog steeds met deze oudtestamentische mentaliteit waarin ze trachten God te behagen met hun prestaties. En het behaagt God zeer zeker niet. En zelf worden ze erdoor bedrukt. Ons zoonschap, en deze verzen maken dit bijzonder duidelijk, is iets dat voor ieder wedergeboren christen beschikbaar is. Het is beschikbaar, maar het moet ontvangen worden. 

Ik wil hier iets zeggen waarvan ik écht wil dat je ernaar luistert. In eerste instantie klinkt dit wellicht bijzonder verregaand. Maar als je me toestaat om het uit te leggen, zal het je helpen, en zul je het ermee eens zijn en zal het echt een groot verschil in je leven uitmaken: God bestaat volkomen onafhankelijk van hoe wij denken dat Hij is, en wat wij denken dat Hij doet. Ik zeg eigenlijk dat God al bestond voordat wij er waren, en ongeacht of onze mening over Hem juist is of niet, is God nog steeds wie Hij is. Onze gedachten over Hem maken God niet minder en ook niet meer. 

Máár! En dit is het verregaande deel: voor wat jou erváring betreft, zul je alleen maar van God ervaren wat jij van Hem denkt. Alleen maar wat jíj denkt dat Hij zal doen. Begrijp je wat ik zeg? God is wie Hij is, ongeacht wat jij denkt. Maar voor zover jouw ervaring reikt, zul jij alleen maar van God ervaren wat jij van Hem denkt. 

Bijvoorbeeld: als iemand niet gelooft in de doop in de Heilige Geest als een tweede ervaring met de Heer na de eerste ervaring van de vergeving van zonden. Daarin word je met de Heilige Geest bekrachtigd, die zich manifesteert in vele gaven, één daarvan is het spreken in tongen. Als iemand dat niet gelooft, zal het je niet gebeuren. Het overkomt je niet als een plotselinge aanval. Het is niet iets dat automatisch gebeurt. Het is iets dat geloofd en aanvaard moet worden. Dus ook al is God de doper met de Heilige Geest en het is Zijn wil. Het is zelfs een gebod om niet dronken te zijn van de wijn maar vervuld met de Heilige Geest. En God wil het zeker geven aan íedere wedergeboren christen. Maar als iemand dat niet gelooft, als je zo niet denkt, dan zal, ook al wil God het graag en is God ook bij machte, maar het zal gewoon niet plaatsvinden in iemands leven. Je moet het geloven en aanvaarden. 

Nog een ander voorbeeld hiervan: genezing. Het is Gods wil om ieder enkel individu te genezen. Maar als iemand dat niet gelooft, als iemand denkt dat God soms wil dat je ziek bent om je iets te leren, dat het een of ander goede uitwerking in je leven heeft, of hoe al die redeneringen ook maar gaan, als iemand zoiets gelooft, dan is dat ook wat je zult ervaren. Je zult een gebrek aan genezing in je leven ervaren omdat je God door jouw denken hebt beperkt. Zie je wat ik hier zeg? Jouw denken bepaalt niet wie God is, maar bepaalt hoe jij van God ontvangt! 
Op een bepaalde manier kun je zeggen dat God voor jou is, wat jij denkt dat Hij is. Voor jou dus. God zal nog steeds zijn wie Hij is, maar wat jouw denken betreft kun jij de Heilige Israëls beperken. In Psalm 78 staat dat je God kunt beperken door jouw kleine denken. De reden dat ik dit zeg is dat als wij er nooit in geslaagd zijn een zoon van God te worden, onszelf niet als volwassen zien, dat, in plaats van vrijheid en ruimte te hebben, God ons nog steeds moet vertellen hoe laat we ’s avonds thuis moeten zijn, dan is het onze keuze. Maar betekent dit dat we nu maar iedere avond de hele nacht weg kunnen blijven? Nee, niet zonder dat het ten koste van onszelf gaat en we er een prijs voor moeten betalen. 

We hebben nu alle vrijheid om dingen te doen, maar hebben nog steeds wijsheid nodig. Je moet dus doen wat verstandig is, maar je kunt best een keer laat opblijven. Je staat niet langer onder regels en verordeningen zoals het onder de oudtestamentische wet is. Als je niet deze mentaliteitsverandering doormaakt, als je nog steeds probeert een relatie met God te leggen op basis van of jij wel alles goed gedaan hebt, je moet dit doen en dat doen en al die dingen, dat is een oudtestamentische denkwijze. Dat is onvolwassen zoals deze verzen het beschrijven en het brengt je in gebondenheid en neemt je vreugde en vrede weg. Je gaat schuld ervaren en veroordeling. En je gaat God er ook nog de schuld van geven. Je gaat denken: ‘God straft mij, God verhoort mijn gebeden niet omdat ik dit of dat gedaan heb’. 

Wat je dus in zekere zin doet is, dat je God ervaart op de manier zoals jij denkt dat Hij is. De schuld en de veroordeling en het gebrek aan vrede in je leven en al die dingen die je aan God toeschrijft. Maar de werkelijkheid is dat dit helemaal niet de ware aard van God is. God is niet degene die je straft. Jij doet jezelf deze dingen aan. Jij staat satan toe om binnen te komen. Maar je zult dat gaan ervaren en God er de schuld van geven, maar jij ervaart God gewoon op de manier zoals jij denkt dat Hij is! Het is dus héél belangrijk dat wij een correct beeld van God krijgen.

En dat is precies wat Paulus bij deze Galaten probeert te bewerken. Zij waren in slavernij teruggevallen. En hij gebruikt hier heel eenvoudige beeldspraak, door te zeggen dat ze zich als een kind gedragen. Jullie willen terug naar de fles. Jullie willen dat iemand je op de rug klopt en je een boertje laat doen en je luiers voor je verschoont. In plaats van het feit te aanvaarden dat je volwassen bent geworden en de keus kunt maken. En je mag die keuzen maken. God wordt niet boos op je, maar Hij zal ook niet meer degene zijn die de rommel opruimt! 

Dit is misschien een grof voorbeeld, maar als je een kind bent moesten ze je luiers voor je verwisselen. Eerst had je die beheersing over je lichaam niet, maar na een poosje heb je wel beheersing over je lichaam gekregen, maar had je nog steeds nodig om getraind te worden. Soms moest je een tik voor je billen krijgen of beloond worden of gestraft of wat dan ook, om je te leren dat je het niet in je broek moest doen en jezelf moest beheersen. Ieder van ons die kinderen heeft is heel bekend met dit proces. Een kind is echt lang voordat hij het doet in staat zichzelf te beheersen, dus moet hij gecorrigeerd worden. 

Maar nu je volwassen bent, heb je de vrijheid om dat te doen. Niemand zal je luier voor je komen verschonen, je kunt best weer je eigen kleren gaan bevuilen als je daar zin in hebt, maar ik denk dat niemand met gezond verstand zoiets gaat doen, want er zijn heel goede redenen voor. Niet omdat je ervoor gestraft wordt of beloond. Niet omdat je van tafel gestuurd wordt. Je doet het niet meer om dit soort dingen, maar er zijn gewoon fysieke redenen voor, het is gewoon niet prettig. Niemand wil dat soort dingen doen. Ik weet dat het voor sommige mensen grof overkomt maar het is een heel duidelijk voorbeeld. 
Nu je volwassen bent, ben je vrij om te doen wat je wilt, maar betekent dit dat je nu dingen gaat doen, die ze je ooit verboden hebben om te doen? Zeer zeker niet. Er zat wijsheid in dat verbod. De oudtestamentische wet beval ons om de juiste dingen te doen, maar deed het gewoon op een harde wettische manier en er werd een oordeel, een verwerping, een straf verbonden aan iedere keer als we tekort schoten. 

Onder het Nieuwe Testament zijn we nu vrij. Ik hoef niet langer bepaalde dingen te doen om bij God aanvaard te worden. Ik word door God aanvaard vanwege het geloof in Jezus. Maar betekent dit dan dat ik allerlei dingen ga doen die alle wetten schenden? Ga ik daarom maar stelen en liegen en moorden plegen? Doe ik al die dingen omdat ik nu vrij ben? Zeer zeker niet! Dat zou ik net zomin doen als die andere illustratie die ik net gebruikt heb. Ik bedoel, het is gewoon onlogisch.
Maar iedere keer als je gaat spreken over genade komt er wel iemand die dit gaat aanvoeren: ‘Je moedigt mensen aan om in zonde te gaan leven’. Nee, dat doe ik helemaal niet. Ik zeg alleen dat er een verschil is. Ik ga nu niet langer gestraft worden. Ik word nu niet meer naar mijn kamer gestuurd, ik wordt niet afgewezen. Maar weet je dat de meeste christenen nog steeds op die manier denken? Ze hebben nog steeds een relatie met God als een klein kind en leven in angst dat God hen zal afwijzen. God gaat je niet afwijzen. Je hoeft de Bijbel niet te lezen als je niet wilt. Ga gerust je gang en wees geestelijk dood. Ga je gang en laat je denken vervuild worden door het verderf van deze wereld. God laat het je doen en houdt evengoed van je. Maar jij houdt niet evenveel van God als jij het Woord niet bestudeert. 

Ik kan je verzekeren dat de grote meerderheid van de mensen in het Lichaam van Christus, waarschijnlijk de meerderheid van mensen die naar deze tape luistert, het Woord bestudeert uit het gevoel van: ik móet het doen, God is niet blij met me, God zal mijn gebeden niet verhoren, hoe kan ik verwachten dat God zal reageren als ik het Woord niet bestudeer? Je bestudeert het Woord niet voor God, je bestudeert het voor jezelf! Als je het Woord niet bestudeert ben je niet slim. Je bent onwetend. Het is een vergissing, maar God houdt evengoed van je! 

Als je niet naar de kerk gaat, zal God je niet verwerpen en ook niet straffen of weigeren je gebeden te verhoren omdat je niet naar de kerk gaat. Maar je gebeden worden niet zo goed verhoort omdat jij maar thuis zit en naar de kijkbuis koekeloert en andere dingen doet. Je hart wordt koud en verhard. Je kunt niet langer in geloof functioneren. Je zult zien dat je niet dezelfde resultaten verkrijgt, maar niet omdat God jou heeft verworpen, maar omdat jij God verwerpt. Je hart wordt verhard. De Schrift zegt specifiek in Hebreeën 3 dat je niet je samenkomsten moet verzuimen maar elkaar dagelijks aansporen opdat je niet wordt verhard door het bedrog van de zonde. Je moet samenkomen met gelovigen, zodat je hart gevoelig wordt voor God, zodat je God kunt horen spreken in plaats van de duivel te horen spreken, die we toch al zoveel horen. 
Dit punt zou ik zóveel verder uit kunnen werken. Ik weet dat ik hier voortdurend over spreek, maar hoewel dit zó eenvoudig is, ontgaat de grote meerderheid van de christenen dit volkomen. Paulus is hier zéér expliciet en gebruikt een beeldspraak om te laten zien dat het kinderlijk is, infantiel, om te proberen met God relatie te hebben op basis van straf en oordeel. Dat is gewoon niet wat de bedoeling is. Dat is de manier waarop de oudtestamentische wet dingen voorstelde, maar onder het Nieuwe Testament zijn wij nu zonen in plaats van slaven. 

Vers 1: Ik zeg echter: Zolang de erfgenaam een jong kind is, verschilt hij in niets van een slaaf, hoewel hij heer is van alles; 2 maar hij staat onder voogden en beheerders, tot het tijdstip dat de vader van tevoren heeft bepaald.
Dit woord voor ‘slaaf’ hier, is hetzelfde Griekse woord dat we besproken hebben in Galaten 3:24. Ik ga niet proberen dat Griekse woord uit te spreken , maar het spreekt erover dat je onder toezicht staat, onder opzicht van mensen die je voortdurend controleren. Het spreekt erover dat je als een slaaf bent. Het dienen van God onder een wettische mentaliteit is net als een relatie tussen slaaf en meester. Geen Vader-zoon relatie. 

Nu sprak Paulus wel over ‘een slaaf van God’ te zijn. Maar dat was een vrijwillige slavernij. Het is niet dat God dat vereist. Het is zoals het verderop in vers 6 wordt gezegd: Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! 
Het woord Abba, daar zullen we zo verder op ingaan, maar ‘Abba’ is een koosnaampje, zoals pappa. God gaf ons die intieme, hechte relatie. 
We hebben de mogelijkheid om dicht bij God te zijn en daar zouden we gebruik van moeten maken. We gebruiken en ontvangen die intimiteit bij God, maar erkennen tegelijkertijd dat Hij absoluut Heer is over alles, en dat zal ik nooit overtreden. Ik heb mijzelf vrijwillig een verbondsknecht, een slaaf van de Heer gemaakt. 

Het lijkt heel veel op mijn relatie met sommigen van mijn vrienden. Ik heb relaties met sommige mensen. Ik gebruikte dit voorbeeld nog onlangs, sprekend over enkele intieme vriendschappen. Ik heb mensen die wilden dat ik naar een vriend van me ging, die een prediker is, een heel goede vriend van me, en ze wilden graag dat ik een beroep op hem deed om dingen voor hen te doen. En ook al heb ik de vrijheid om zoiets te doen. Mijn relatie met deze prediker geeft me deze mogelijkheid. Technisch gesproken kán ik dat doen. Ik heb die vrijheid. Ik heb dat recht en ik heb ook geen enkele twijfel dat die andere persoon me tegemoet zou komen en dat voor me doen. 

Maar ik kwam bij hen en zei: ‘Kijk, ik heb een goede relatie met die persoon. Hij zou alles voor me doen en ik zou alles voor hem doen.’ En ze zeiden: ‘Dat is precies wat ik bedoel, vráág hiernaar. Dring er bij hem op aan.’ Maar ik zei: ‘Ik zal niet van dit recht gebruik maken. Ik zal nooit druk uitoefenen of een dergelijk beroep doen uit vrees die relatie te beschadigen. Ik wil helemaal niets anders dan een zegen zijn voor die persoon.’ En ik zei: ‘Ook al heb ik het recht het te doen ik zal van dat recht geen gebruik maken tenzij het iets is dat bijzonder ernstig is.’
Ik zal het niet doen. Ik zal nooit druk op iemand uitoefenen. En ik denk dat dit een goddelijke manier is. Ik denk dat het de enige ethische manier is. Met andere woorden, je misbruikt geen vriendschappen. Je koestert ze, je hecht er hoge waarde aan. En er zijn momenten dat je er gebruik van moet maken, maar je maakt er zeker nooit misbruik van. 
En dit is hetzelfde. We hebben een hechte, intieme relatie en God heeft beloofd alles te doen wat we vragen, maar tegelijkertijd maak ik daar geen misbruik van. Ik gebruik God niet voor zelfzuchtige doeleinden. Ik kom vrijwillig terug. Ik zeg: ‘God, ik weet dat U hebt gezegd dat U in al mijn behoeften zult voorzien en dat U alles doet waar ik om vraag.’ Maar ik ga geen dingen vragen om voor mijn eigen begeerte te gebruiken. Ik gebruik God niet als een supermarkt op een zelfzuchtige manier, dat ik langs de hemelse schappen loop om mijn eigen behoeften verzadigd te krijgen. 
Ik geloof dat dit het soort dingen is, waar Paulus het over heeft. Wij zijn vrijwillige slaven van de Heer, maar in feite hebben we deze hechte intieme relatie dat we ons niet langer als slaaf gedragen. God heeft ons dat recht geschonken. 

In vers 3 staat: Zo waren ook wij, toen wij nog jonge kinderen waren, als slaven onderworpen aan de grondbeginselen van de wereld. 
Nogmaals, dit spreekt over toen we nog probeerden relatie met God te hebben onder een wettische mentaliteit. Door te presteren Gods genade en gunst te verdienen. Maar voordat de openbaring over de relatie met God op basis van geloof werd duidelijk gemaakt, vergelijkt hij dit met alsof we slaven waren. En we waren gebonden, onderworpen aan de principes van de wereld. 

Ik weet niet hoe Paulus hier duidelijker zou kunnen spreken over een werken-mentaliteit, dat is gebondenheid aan een wettische mentaliteit. Het is heel helder uiteengezet. De meeste mensen in het Lichaam van Christus van tegenwoordig zouden moeten toegeven dat er een enorme hoeveelheid gebondenheid is. Ze ervaren niet de volledige vrijheid en de voordelen van hun relatie met God. In plaats daarvan dienen ze in een slaafse relatie. Ze hebben deze intimiteit niet. En dat komt door de wettische mentaliteit. 
Er staat dat we onderworpen waren aan de grondbeginselen van de wereld. De ‘Revised Standard Version’ vertaalt deze zin met ‘we waren slaven van de elementaire geesten van de wereld.’ Als dat een correcte vertaling is, spreekt het over de demonische krachten en geesten die in onze levens werkzaam waren voordat we tot Christus kwamen. Die voerden heerschappij over ons. En hij vergelijkt iemand die onder de wet is met iemand die nog steeds in gebondenheid is van de geesten van deze wereld. 
De wet kan je vertellen wat je zou moeten doen. Het geeft je een standaard, maar heeft geen enkele kracht om je te bevrijden. En aan de andere kant geeft écht christendom, waarbij je je vertrouwen stelt in de Heer en een relatie met God onderhoud op basis van geloof, jou een gloednieuwe Geest. En zoals er staat in 1 Johannes 5:4: en dit is de overwinning die de wereld overwonnen heeft: ons geloof.
Maar hoofdstuk 4:4 zegt: want Hij Die in u is, is groter dan hij die in de wereld is.
Dus als je wedergeboren wordt, maakt God jou superieur aan de duivel! Je hebt een autoriteit en een macht die groter is dan hij. Dit is dus een van de grote verschillen tussen de wet en de genade. 
De wet vertelde je wat je zou moeten doen, maar was krachteloos om je te helpen dat ook te volbrengen, en ook niet in staat om de demonische greep die over je was te verbreken. Maar genade kent niet alleen een norm van wat goed en fout is, maar geeft je ook de kracht om dat te doen. Het bevrijdt je van de kracht van de duivel en geeft je een superieure kracht en autoriteit. Als jij dus onder een wettische mentaliteit bent, waarin je probeert God te dienen door je eigen werken, zul je gefrustreerd raken. Je zult voortdurend deze standaard hebben van wat je zou moeten doen, maar machteloos om het ook te volbrengen. 

Als je onder genade bent en gewoon gaat zeggen: ‘Vader, dank u dat ik door U aanvaard ben, ook al presteer ik niet volmaakt’, zal dat de kracht van God die binnenin je is, vrijzetten. En het zal je macht geven over de elementaire geesten van het universum. Of zoals de King James zegt, over de ‘elementen van de wereld’ (Staten Vertaling: grondbeginselen van de wereld). Het zal die breken. Je hebt een superieure kracht. En dat is geweldig. 

Vers: 4 Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, 5 om hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij de aanneming tot kinderen zouden ontvangen. 
Ik geloof dat deze zin – toen de volheid van de tijd gekomen was – heel belangrijk is. Want ik spreek heel wat mensen die zo niet denken. Veel mensen hebben zich dit nooit afgevraagd. Maar persoonlijk heb ik me vaak afgevraagd waarom God bijna 4000 jaar heeft gewacht na de val van Adam om Jezus naar de aarde te zenden. In die periode van 4000 jaar hebben heel veel mensen geleden onder de overheersing door satan. En het Nieuwe Testament maakt een enorm verschil nu Jezus gekomen is. Dit tweede verbond is oneindig veel beter dan het eerste verbond, enzovoorts. 

De voordelen van Jezus hebben, en wedergeboren zijn, dat is gewoon oneindig veel beter dan het Oude Testament. Waarom heeft God dan 4000 jaar gewacht? Dat zijn het soort vragen dat ik mij stel. En ik heb daar antwoord op gekregen. Dat kan ik je hier niet allemaal vertellen, maar ik heb een serie van twee tapes, over de autoriteit van de gelovige, die daar uitvoerig op ingaan en dat uitleggen. En ik heb ook een serie die dit samenvat, die heet: ‘Cause and effect - The Word, the incorruptible seed’. Deze series behandelen allemaal hetzelfde: er was een reden dat Jezus op dat moment kwam. 
Dat is wat deze verzen zeggen. ‘Toen de volheid der tijd gekomen was’ - een van de vertalingen hiervan zegt dat het betekent – toen de juiste tijd gekomen was. En dat is de ‘Eenvoudig Engels Bijbel’. De NIV zegt: ‘toen de tijd volledig gekomen was’. Dit wijst op een specifieke tijd. De verschijning van Jezus op aarde was niet willekeurig. Het was niet per ongeluk. Jezus kwam op het vroegst mogelijke tijdstip dat alles er klaar voor was. Net als een vrouw die een baby krijgt. Je hebt een voldragen termijn. De baby kon wel eerder komen, maar zou dan niet volgroeid zijn. 

Op het allereerste moment dat alles er klaar voor was, kwam Jezus naar deze aarde. En ik geloof dat dit heel veelbetekenend is. Voor mij beantwoord dat heel wat vragen. Er zijn dingen die plaats moesten vinden voor de menswording van Jezus op deze aarde. De Heer zond Jezus op het vroegst mogelijke moment. En dat beantwoordt voor mij heel wat vragen. Het laat zien dat God rechtvaardig was. Hij verspilde geen tijd om mensen onder het Oude Testament maar te laten lijden. Hij was niet onverschillig voor hun nood en problemen. Nee, de Heer was hard aan het werk om Jezus tot openbaring te brengen. En Hij kwam op het vroegst mogelijke tijdstip. 

Het woord ‘volheid’ betekent volgens de New American Heritage Dictionary letterlijk: de maximale of volledige omvang of ontwikkeling. Er moesten dingen ontwikkeld worden voordat Jezus kon komen. De dingen waren gewoon nog niet gereed. Jezus kwam dus op het vroegst mogelijke moment. Merk ook in dit vierde vers op dat er staat: …zond God Zijn Zoon uit... Met andere woorden, God schiep zijn zoon niet. Je hoort bepaalde sekten beweren dat Jezus’ leven begon toen Hij door de maagd Maria ontvangen werd. Maar nee. Hij was al God. Hij bestond voor alle dingen. Kolossenzen 1 geeft daar heel wat informatie over. Alles wat bestaat is door Jezus geschapen. Jezus bestond al voordat Hij hier naar de aarde kwam. Hij bestond als God de Zoon. En toen Hij naar de aarde kwam, werd Hij uit een vrouw geboren, maar was dat niet het begin van zijn bestaan. 
Het is zeer belangrijk dat je dit begrijpt, zodat je Jezus ook als God zult beschouwen. Jezus IS God en Hij openbaarde zich in het vlees (1 Timoteüs 3:16). Het is belangrijk dat je goed op deze bewoording hier let. Maar dit is heel subtiel een vermelding dat Jezus God was en Goddelijk. Hij begon Zijn leven niet toen Hij verwekt werd in de maagd Maria. 

Dus nogmaals - zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw - dit is een verwijzing naar de maagdelijke geboorte en is erg belangrijk. Ik heb aantekeningen waarin ik dit al heb uitgelegd, hoe de maagdelijke geboorte essentieel is om de goddelijkheid van Jezus te begrijpen. En het laatste zinsdeel hier zegt: geboren onder de wet. Dat is belangrijk. Als hij hier erover spreekt dat wij van de wet zijn verlost, is het belangrijk om te beseffen dat Jezus letterlijk vlees is geworden en dat Jezus onderworpen werd aan de wet. Aan alle regels en voorschriften. Jezus nu had gerechtigheid bij God omdat Hij God wás. Het was een geërfde gerechtigheid. Maar toen Hij vlees werd, onderwierp Hij zich letterlijk aan die wet en heeft aan ieder voorschrift van de wet foutloos voldaan en vervolgens nam Hij de straf voor onze overtreding van de wet in Zijn eigen lichaam. En Hij werd voor ons tot een vloek, zoals wordt geleerd in Galaten 3, en Hij verloste ons van de wet. 
Maar dat had Hij niet kunnen doen als Hij niet uit een vrouw geboren was en niet fysiek vlees en bloed was geworden. En hij had dat niet kunnen doen als Hij niet onder de wet was geweest. Jezus is op alle punten op gelijke wijze verzocht geweest als wij. Hij weet hoe het is om met zonde verleid te worden. Hij weet hoe het is om onder de gebondenheid te zijn van de regels, de voorschriften van de wet. Dus heeft Hij ons volmaakt verlost. Hij heeft volmaakt begrip van de dingen waar wij doorheen gaan. En daar wijst Paulus hier op. 

4 Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, 5 om hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij de aanneming tot kinderen zouden ontvangen. 
In vers 5 blijkt dat het doel waartoe Jezus naar deze aarde kwam, was om ons te verlossen. Het woord verlossen (hier vrijkopen) - ik ga niet proberen dit Griekse woord uit te spreken - maar het betekent letterlijk: uit de slavenmarkt vrijkopen. En hij gaat hier met die illustratie verder over onder de wet zijn, dat als je probeert met God een relatie op te bouwen op basis van hoe goed jij wel voldoet aan een standaard van goed en fout. Als jij zo’n wetsmentaliteit hebt, ben je als een slaaf, als een kind dat constant te horen krijgt wat het moet doen en wat het niet moet doen. En het wordt gestraft en gecorrigeerd. Er staat dus dat Jezus ons uit die slavenmarkt heeft vrijgekocht. Hij verloste ons uit die gebondenheid zodat we niet langer slaven zijn, maar nu zijn we zonen. We hebben vrijheden, mogelijkheden, privileges die een slaaf niet heeft. Prijs God. Man, dit is een krachtige beeldspraak. 

Maar merk op dat Hij ons niet alleen verloste. Hij verloste ons uit die relatie van een slaaf. Maar er staat: opdat wij de aanneming tot zonen zouden ontvangen. 
God verloste ons niet alleen ván iets, maar ook vóór iets. En dit laat zien dat er twee stappen in verlossing zijn. We zijn verlost van straf. We worden verlost van tuchtiging en toorn en verwerping. We zijn verlost van slavernij, gebondenheid aan regels en voorschriften. Als dat alles is wat de Heer voor ons had gedaan zou het geweldig zijn. Maar de Heer heeft veel, véél meer gedaan dan dat. Hij bracht ons úit die gebondenheid ín een relatie met God. 

Met andere woorden, als jij je zou kunnen voorstellen dat een slaaf op dit moment wordt vrijgelaten, en wordt weggehaald van onder de zweep en de gebondenheid en de prestatiedruk en alle beperkingen die bij slavernij horen, dan zou vrijgelaten worden geweldig zijn. Maar zou het niet oneindig veel meer zijn, als ze niet alleen vrijgelaten worden, maar ook nog tot DE erfgenaam van de meester, de eigenaar gemaakt? De erfgenaam van al het geld? De erfgenaam van alle rechten en privileges? Zie je, dat is véél, véél beter. 
En dat is wat de Heer met ons heeft gedaan. Hij heeft niet alleen ons ván de zonde verlost, van de gebondenheid en de straf, maar heeft ons echt in een familierelatie met Hem gebracht. Maar het is triest te constateren dat veel mensen niet die relatie en de gemeenschap met Christus ervaren, die echt voor ons beschikbaar is. Ze zien de redding als niets anders dan de vergeving van hun zonden. En dat is niet zo. Het is veel, veel meer dan dat. Dus we waren niet alleen verlost van onder de gebondenheid van de wet, maar we zijn ook verlost tot het zoonschap. En daar hoeven we niet zonder te doen. Het is allemaal onderdeel van dezelfde overeenkomst. 
Het was nooit de bedoeling dat maar een paar mensen van de volledige voordelen van de erfenis gebruik zouden maken. Nee, Hij wil dat wij dat allemaal doen. Maar het kan alleen komen door geloof. 

In vers 6 gaat hij dan verder met zeggen: Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! 
Eén van de voordelen van redding is zeer zeker de inwoning van de Heilige Geest. Ik heb dit in het verleden wel genoemd. Ik heb geen tijd om daar allemaal op in te gaan. Maar we hebben de inwonende aanwezigheid van de Heilige Geest! Het verschil tussen alleen maar vergeven zijn, en het dan verder zelf uit moeten zoeken, én het vergeven zijn en God letterlijk inwonend in je hebben, waarbij Gods Geest het denken van Christus, en de wijsheid, en de zalving, en de kracht van God en alle dingen ons geeft, om dat werkelijk inwonend in ons te hebben. Dat verschil is enorm en verbazingwekkend. Iedereen die spreekt over verveeld zijn, of depressief zijn of ontmoedigd zijn, heeft niet echt zijn erfenis begrepen. 

Hij gaat dan ook verder in het volgende vers: 7 Dus nu bent u niet langer slaaf, maar kind; en als u kind bent, dan bent u ook erfgenaam van God door Christus. 
Iedere christen die spreekt over depressief zijn en het ontberen van hoop en al die dingen, ik kan je verzekeren dat ze niet mediteren op wat God ons echt gegeven heeft. Ze hebben het idee dat het enige dat ze hebben vergeving is. Maar ze zien zichzelf niet als een ware erfgenaam van God. Iedere persoon die een openbaring heeft van wat het is om God binnenin je te hebben leven, is een ontvanger van Gods geest. 
En daarmee is alle kracht, alle zalving, alle wijsheid, alle dingen die voor ons zijn weggelegd in de toekomst. Zoals er in Johannes 14 staat dat in mijn Vaders huis vele woningen zijn. Hij gaat een woning voor ons bereiden en ons tot zich nemen en ons in die woning opnemen. Als je gaat denken aan de geweldige dingen die God voor je bereid heeft, is het gewoon onvoorstelbaar, onverenigbaar dat dit samen kan gaan met depressie, verveling, gebrek aan hoop. Dat kan gewoon niet. 
Iemand die dat soort dingen ervaart is iemand die óf geen openbaring heeft van zijn erfenis bij de Heer. Of ze hebben het opzij gelegd en laten zich domineren en beheersen door hun fysieke omstandigheden. We hebben hier gewoon iets geweldigs. Dit is een verbazingwekkend iets, dat God ons Zijn zonen wil noemen! Het zou al geweldig zijn als God ons wilde verlossen en genade met ons zou hebben, maar ons dan ook nog verhogen tot een positie van zoonschap is gewoon onvoorstelbaar. Als je daar echt over zou nadenken en er een echte openbaring over zou hebben - de vrijheid, de ruimte die je dat zou geven, zou gewoon fantastisch zijn. 

Kijk ook naar het 6e vers dat zegt: 6 Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! 
Het woord ‘Abba’ hier is een Aramees woord. Het werd door Jezus gebruikt in Markus 14:36 . Vandaag de dag zouden wij het woord ‘pappie’ gebruiken. Het is een aanhankelijk, intiem woord. Het is niet als ‘vader’ wat nogal formeel is en ook wel een relatie suggereert. Maar dit benadrukt heel specifiek de intimiteit van de relatie. Het is alsof je zegt: ‘papa’. Dit is een zoveel groter beeld van de verlossing dan wat de meeste christenen beseffen. 
God had niet alleen maar wat medelijden met ons en heeft ons daarom van de hel en van Zijn toorn verlost, maar Hij hield zoveel van ons dat Hij ons van die dingen heeft verlost en dan ook nog in een dermate intimiteit met Hem heeft gebracht dat de Heilige Geest door ons probeert te spreken en ons naar zo’n hechte relatie brengt dat we God onze ‘pappie’ kunnen noemen. En dat is niet oneerbiedig maar juist het hoogste respect dat je maar kunt geven. Gebruik maken van díe intimiteit en nabijheid behaagt God. 

Ik heb wel eens vriendschap geboden aan mensen die echt het idee hadden dat ze dat niet verdienden. Gewoon uit de goedheid van mijn hart wilde ik dingen voor mensen doen. En mensen kwamen naar me toe en zeiden: ‘Je hebt me tapes gegeven en je hebt allerlei dingen voor mij gedaan. Ik ben degene die jou wat verschuldigd is.’ Ik wilde hen een etentje geven, of iets voor hen doen. En ik heb meegemaakt dat iemand daartegen protesteerde en zei: ‘Nee, ik ben degene die jou wat schuldig is. Je mag helemaal niets voor mij doen. Ik moet iets voor jou doen.’ Soms laat ik mensen dat doen, omdat ze echt vinden dat ze iets moeten doen. Maar soms als iemand echt ontmoedigd is of financieel hulp nodig heeft, wil ik hen gewoon zegenen. En soms doet het me gewoon pijn als ik merk dat mensen niet toelaten dat je hen zegent. Ze laten je gewoon niet toe aan hen geven. Ze laten niet toe dat je hen vriendschap betoont. Want: ‘Oh nee, ik kan niets van je aannemen. Ik verdien dit niet.’ 

Maar aan de andere kant heb ik ook mensen gezien voor wie dat moeilijk was maar die zich vernederden en zeiden: ‘Als je dat echt wilt doen, neem ik het aan’. En dat zegende mij. Ik genoot ervan. Ik vond dat fijn. En ik geloof dat het bij God ook zo is. Vooral als het op prestatie is gebaseerd, verdient helemaal niemand van ons intimiteit met God. Maar desondanks is de Heilige Geest in onze harten uitgezonden die roept: ‘Abba, Vader’. Hij probeert ons in die relatie te brengen. En er is geloof van onze kant voor nodig om onszelf te vernederen en te zeggen: ‘Ik weet dat ik het van mijzelf niet verdien, niet op basis van mijn prestaties. Maar omdat God het wil ga ik die relatie in.’ En in geloof gaan wij zeggen: ‘Vader, ik geloof dat U mijn pappa bent’ en op die basis gaan wij een relatie met Hem aan. In intimiteit en nabijheid. 

Ik verzeker je dat daar geloof voor nodig is. En geloof is wat God behaagt. Het behaagt God om te zien dat wij onszelf vernederen en van dat soort dingen gebruik maken. Dit zijn de punten die Paulus hier naar voren brengt. 

In vers 8 zegt Paulus: Maar destijds, toen u God niet kende, hebt u hen gediend die in wezen geen goden zijn - Paulus verwijst hiernaar voordat ze wedergeboren zijn; ze waren aanbidders van afgoden en ze dienden die als slaven. Dat verwijst weer naar die slaafrelatie. In vers 9 zegt hij: en nu u God kent, ja wat meer is, door God gekend bent, hoe kunt u weer terugkeren naar de zwakke en arme grondbeginselen, die u weer van voren af aan wilt dienen? 
Wat Paulus nu doet is hun terugkeer naar de oudtestamentische wet vergelijken met afgoderij. Dat is op heel veel manieren hetzelfde. Bijvoorbeeld in de afgoderij zijn er allerlei rituelen, wettische of liturgische dingen die je allemaal moet doen om die zogenaamde ‘goden’ tevreden te stellen. 

Nou, met een wettische mentaliteit is het precies hetzelfde. Er zijn zoveel dingen die je moet gehoorzamen. In de afgoderij zijn het heel vaak wraakzuchtige, boze goden en je moet allerlei dingen doen om hen tevreden te stellen om hun gunst te verwerven. Als je dat niet doet, of als je niets doet, zal het altijd wraak uitlokken. Nou, je zult ontdekken dat wettische mensen die de wet en oordeel prediken, en dat je moet presteren, net zo’n soort mentaliteit hebben. Paulus vergelijkt hier onder de wet gaan leven met terugkeren tot afgoderij. Ferme uitspraken. 

Hij zegt hier ook: hoe kunt u weer terugkeren naar de zwakke en arme grondbeginselen. 
Merk op hoe hij hier de wet beschrijft, en daar spreekt hij over tot deze Galaten die teruggekeerd zijn onder de wet. Dit zijn geen mensen die hun geloof in Jezus hebben afgezworen en teruggekeerd zijn naar hun afgodendienst. Ze waren teruggegaan naar de oudtestamentische Joodse wet en probeerden onder bepaalde geboden te gaan leven. Specifiek het gebod van besnijdenis en andere geboden. Die somt hij in het volgende vers op. Ze leefden naar deze dingen met het idee dat hun prestaties en het houden hiervan hen gunst bij de Heer opleverde. 
Hij vergelijkt hier dus de wet met een zwak en armzalig ding. En dat is het ook echt in die zin dat het volledig onbekwaam is. Het geeft je wel een standaard, een norm, maar is totaal niet in staat je ook de kracht te geven om daarnaar te leven. Hetzelfde Griekse woord dat hier met ‘zwak’ wordt vertaald, wordt ook vertaald met ‘slap, onmachtig, ziek, zonder kracht’. En dat is precies waar het over gaat. Het woord ‘arm’ wordt 30 keer in het Nieuwe Testament als ‘armlastig’ vertaald. De wet is armlastig. En ik weet dat sommige mensen hierdoor denken dat ik tegen de dingen ben die God gedaan heeft. Nee, God heeft de wet voor een periode gebruikt. Maar in het derde hoofdstuk is al aangegeven dat het maar tijdelijk was. En door de zwakheid van ons vlees was ze onmachtig, zwak en zonder nut; vanwege ons eigen vlees. De wet zelf is geestelijk en goed. Maar onze eigen zwakheid maakte de wet zwak. Het is alsof wij de zwakste schakel in de ketting zijn. De wet hing van ons af. Van onze prestaties. En ook al is de wet misschien een gigantische ketting. Denk aan zo’n ankerketting van een oceaanreus of zo. Wij zijn degenen die haar vast moesten grijpen en laten werken. En wij waren de zwakke schakel in die ketting. Een ketting is niet sterker dan de zwakste schakel. En onze zwakheid maakte de wet zwak omdat ze van ons en onze prestaties afhing. In die zin was ze dus zwak en armelijk. 
Als de wet juist wordt toegepast is ze goed. Maar als je de wet probeert te vermengen met het evangelie, als je de wet wilt gebruiken als een manier om rechtvaardiging te verkrijgen, dan is ze arm en zwak. En daar heeft hij het over. Hij zegt: ‘Dit is net alsof je terugkeert in de afgoderij. Waarom zou je naar dat soort mentaliteit terugkeren als je al de vrijheid in Christus hebt ervaren?’ In het laatste deel van vers 9 zegt hij: ‘Je keert weer terug in gebondenheid’. 

In vers 10 zegt hij: U houdt zich aan dagen en maanden en tijden en jaren. 
Nogmaals, waar hij hier naar verwijst zijn geen heidense gebruiken, maar teruggaan naar oudtestamentische wetten. Deze mensen vielen terug in wetticisme. En als hij het over heeft dat ze zich aan dagen houden, bedoelt hij de sabbatdag. De zevende dag die bevolen was. Maar onder het nieuwe verbond zijn we verlost van die gebondenheid. Als iemand naar deze tape luistert en het klinkt jou als ketterij in de oren, en je hebt dit nog niet in zijn geheel gehoord, moet je terug naar Johannes 15:16. Ik heb daar een aantekening (nr 1) die spreekt over de sabbat en dat deze maar een beeld was van de dingen die zouden komen. Dat staat in Kolossenzen 2:16-17. 

Er staat ook dat ze teruggingen naar het houden van maanden. In het Oude Testament waren voorschriften over maanden, nieuwe maan en dat soort dingen waar ze zich aan moesten houden. Ze moesten iedere nieuwe maan bepaalde offers brengen en dat soort dingen. Hij zegt: als je dat soort dingen doet ga je weer terug in gebondenheid. Er staat ook nog: ‘in tijden en jaren’. Dat spreekt over bepaalde feesten, zoals het feest van tabernakels, Pesach, eerstelingenfeest, etc. Deze dingen werden onder het Oude Testament geboden. De wettische Joden gingen daarnaar terug. Ze moesten Pesach vieren. En als ze Pesach niet vierden was dat God niet welgevallig. Maar de Schrift zegt in Kolossenzen 2:17 dat al deze dingen maar schaduwen, beelden waren, typen van de realiteit van het Nieuwe Testament. 

Iemand die de doop in de Heilige Geest ervaart, leeft in Pinksteren. Iemand die redding ervaart, leeft in Pesach. Al die feesten stonden symbool voor een nieuwtestamentische realiteit. Hebreeën 4 maakt een groot punt van het uitleggen dat de sabbat een beeld was van de relatie die nu beschikbaar is in Christus. Ik heb hier een tape over, getiteld ‘Onze sabbatsrust’, die je dit laat zien. Als iemand probeert te voldoen aan het houden van een bepaalde dag, en zichzelf probeert te weerhouden van bepaalde activiteiten en op de een of andere manier de ene dag eert boven een andere, en denkt dat ie door dat te doen de sabbat houdt, die houdt de sabbat dus niet. De sabbat is een beeld van een relatie met God die nu een realiteit is in Christus. Waarom zou je naar een beeld willen kijken als je het echte ding hebt? 
Als je mij nooit eerder gezien zou hebben, en iemand zou je een foto laten zien van mij, dan heeft het enig nut voor je. Je zou hem in je agenda willen stoppen, of op je prikbord doen, zodat als je me tegenkomt, je me zou herkennen. Maar als ik bij je zou zijn, waar zou je die foto nog voor nodig hebben? De foto was alleen maar een afbeelding van mij. Dat zou lijken op iemand die zegt: ‘Ik houd van die foto’, en dan komt hun geliefde de kamer binnen, maar die persoon blijft nog steeds verliefd op de foto, niet op de persoon die door de foto wordt voorgesteld. Dat zouden we niet snappen. We zouden zeggen: dat is krankzinnig. 

En dat is het dus ook als mensen proberen de symboliek te aanbidden in plaats van de realiteit. De sabbat was maar een symbool van de nieuwtestamentische realiteit die ons nu in Christus toebehoort. Nogmaals, lees die studie over ‘onze sabbatsrust’ als jij je vragen daarover beantwoord wilt hebben. 

In vers 11 zegt hij: Ik vrees voor u dat ik mij misschien tevergeefs voor u heb ingespannen. 
Nou, dat roept wat vragen op. Dit klinkt alsof hij betwijfelt of deze mensen echt gered zijn of niet. Nu weten we dat ze wedergeboren waren omdat Paulus hen het evangelie had gepredikt en in deze brief heeft hij hen al als gelovigen aangesproken. Later gaat hij daar nog op in als hij zegt: ‘Ik ben er zeker van dat jullie hetzelfde erover denken en dat jullie vasthouden aan de belijdenis van je geloof’. Uit de context van deze brief en andere dingen is het duidelijk dat dit gelovigen waren. Maar toch zegt Paulus hier: 11 Ik vrees voor u dat ik mij misschien tevergeefs voor u heb ingespannen. 
En dit roept een vraag op. Kun je gered zijn en dan weer verloren gaan? Daar is heel wat strijd over in het Lichaam van Christus. En ik heb geen tijd om dat nu te beantwoorden. Maar laat ik zeggen dat ik geloof dat het mogelijk is om gered te zijn en je redding weer te verwerpen. Het is niet automatisch dat jij je redding behoudt. Maar ik geloof niet dat je het teniet kunt doen door te zondigen. Ik geloof niet dat jij je redding kunt verliezen, wat een veelgebruikte uitdrukking is. 

Je kunt je redding niet verliezen vanwege een mislukking van jouw kant, vanwege een zonde die je begaat, of iets wat je zegt of doet. Maar je kunt letterlijk je redding afzweren. Met andere woorden, je moet die redding bewaren door geloof, niet door prestaties. En ik weet dat dit geen volledig antwoord is, en sommigen van jullie kunnen hier heel boos over worden. Dit is een explosieve kwestie, een erg omstreden kwestie. Ik moedig jullie aan om de volgende tape te beluisteren: ‘Security of the believer’ . In die tape wordt dit behandeld en uitgelegd.
Maar door het uitdrukken van zijn zorg over deze mensen, of ze wel echt wedergeboren waren, of ze wel verder zouden gaan, of dat zijn arbeid tevergeefs zou blijken te zijn, brengt een punt naar voren dat het geen automatisme is dat als je eenmaal wedergeboren bent, je altijd zo blijft. Er is een bepaalde mate van medewerking van onze kant voor nodig. 

In vers 12 zegt hij: Wees zoals ik, want ook ik ben zoals u, broeders; ik smeek het u! U hebt mij in geen enkel opzicht onrecht aangedaan. 
Wat hij deze Galaten in feite vertelt is: ‘Ik wilde dat jullie zoals ik waren, want ik ben vrij. Ik wandel in vrijheid en ik heb een relatie met God ervaren die intiem en hecht is. Waarin ik letterlijk God mijn papa kan noemen.’ En hij zegt: ‘Ik wil dat jullie ook zo zijn. Jullie zijn niet zo. Het is beschikbaar. Het is beschikbaar voor ieder persoon die wedergeboren is.’ Maar hij zegt: ‘Ik smeek dat jullie dit mogen ervaren, er gebruik van maken.’ En hij zegt: ‘Jullie hebben mij in geen enkel opzicht onrecht aangedaan.’ Met andere woorden zegt hij in feite: ‘Hé, ik kan zo weggaan. Ik weet wie ik ben. Ik weet wat voor relatie ik heb. De reden dat ik zoveel moeite aan jullie besteedt en mijn hart uitstort - ons hart is open voor u – is dat je zelf je eigen lot moet bepalen’. Dat zegt hij in 2 Korintiërs toen hij tot een andere groep, de Korintiërs sprak. Het ging hem niet om zijn persoonlijke verlies, het ging hem erom dat zíj enorm verlies zouden lijden als ze weer terug onder de wet zouden gaan, en hierdoor in gebondenheid. 

Hij zegt dus: ‘Jullie hebben mij niet gewond. Ik ben wie ik ben. Ik weet wie ik ben. Het is niet voor mij dat ik deze dingen zeg. Ik zeg deze dingen voor jullie.’ Hij zou voortgaan in de genade van God, ongeacht wat zij deden, maar hij wilde hen daarin meenemen. Hij wilde dat ook zij de zegeningen en de volheid zouden ervaren die hij beleefde. 

In het volgende verzen zegt hij: 13 En u weet dat ik u de eerste keer het Evangelie heb verkondigd in lichamelijke zwakheid. 14 En toch hebt u de beproeving in mijn lichaam niet veracht of verafschuwd, maar ontving u mij als een engel van God, als Christus Jezus.15 Waarin prees u zich dan gelukkig? Want ik kan van u getuigen dat u, zo mogelijk, uw ogen zou hebben uitgerukt en aan mij gegeven zou hebben. 16 Ben ik dan uw vijand geworden door u de waarheid te zeggen? 
Ik ga hier even vaart minderen, om op enkele dingen in te gaan. Want er zijn mensen die hier verzen uit hun verband genomen hebben en ze misbruikt hebben om te beweren dat Paulus een chronische ziekte zou hebben, specifiek een oogziekte. En dat hebben ze gekoppeld aan 2 Korintiërs 12 om te beweren dat dit Paulus’ doorn in het vlees was. Ik wil dus enkele dingen behandelen en dit weerleggen. 

Maar voor we van ons betoog afdwalen, wil ik zeggen dat we dit in zijn verband moeten bekijken, en dat hij tegen hen zegt: ‘Jullie hebben mij niet gekwetst. Ik ga nog steeds door met God en ik ga verder in de genade van God, maar ik wil dat jullie dit ook ervaren.’ Wat hij dus hier in de verzen 13, 14 en 15 doet, is hen herinneren aan de genegenheid die ze voor hem hadden toen hij voor het eerst het evangelie aan hen kwam verkondigen. Hij roept in hun herinnering terug dat ze zoveel van hem hielden, dat ze als ze hem met een of ander fysiek probleem hadden aangetroffen, bereid waren geweest hun eigen ogen uit te rukken om hem te geven. Met andere woorden, ze hielden zoveel van hem dat ze ten koste van hun eigen fysieke welzijn voor hem wilden gaan. Ze hadden álles voor hem gedaan. 

En hij zegt: Waar is die gezegende houding gebleven waar ik over spreek? Waar is deze liefde gebleven die tot mij werd uitgestrekt?’ Hij zegt: ‘Hoe kun je mij en het evangelie dat ik jullie heb gebracht afwijzen en weer terug keren tot een armelijke, zwakke gebondenheid?’ Hij had tot hen het Woord van God gesproken, hij had de Bijbelse basis voor hen gelegd. Hij had logica gebruikt, hij had vergelijkingen getrokken en nu doet hij een beroep op hun emoties en zegt: ‘Hoe zit het met mij, houden jullie niet van mij? Hoe kunnen jullie zeggen dat jullie mij liefhebben en tegelijkertijd alles verwerpen wat ik jullie geleerd heb. Alles wat ik gezegd heb.’ Het is gewoon dat Paulus hen tot bezinning probeert te brengen. Hij spreekt hun gevoelens aan en brengt in herinnering de liefde en de gemeenschap die ze ooit hadden. 

Maar laten we hier gelijk in enkele dingen duiken. In vers 13 zegt hij: En u weet dat ik u de eerste keer het Evangelie heb verkondigd in lichamelijke zwakheid. 
Eerst dit woord ‘zwakheid’. Als je teruggaat naar 2 Korintiërs 12 waar ik heb onderwezen over de doorn in het vlees van Paulus, heb ik enkele van deze dingen genoemd. Maar toen het woord ‘zwakheid’ in 2 Korintiërs 12 werd gebruikt geloofde ik niet dat het sprak over een fysieke ziekte. En dat baseerde ik op 2 Korintiërs 11:30 waar staat: Als er geroemd moet worden, dan zal ik roemen in mijn zwakheid. 
In dat verband sprak zwakheid over zijn moeilijkheden. De dingen die hij leed vanwege Christus. Ik ga dat niet verder uitleggen. Ik heb dat al behandeld. 

Maar hier spreekt zwakheid wel van een fysiek probleem. En dat baseer ik op het verband van deze uitspraak. Het spreekt hier over een lichamelijke zwakheid, of een zwakheid van het vlees. Met andere woorden, dit is geen zwakheid van het zielsgebied of het geestelijke gebied. Dit spreekt over een fysieke aandoening in zijn lichaam. Een gebrek, ziekte, pijn of iets dergelijks. En in die conditie kwam hij de eerste keer naar hen toe en predikte het evangelie. En hij zegt: 14 En toch hebt u de beproeving in mijn lichaam.
Nogmaals onderstreept dit dat het een lichamelijke aandoening betrof en niet een of andere emotionele of geestelijke zwakheid. Dit was iets fysieks. 
En ze verachtten hem daarom niet. Met andere woorden, dit was iets afstotends, dat er grotesk moet hebben uitgezien. Wat het ook geweest was. Maar ze verachtten hem niet of wezen hem niet af, maar ontvingen hem als een engel van God. En in het 15e vers staat dat als het mogelijk was geweest, ze hun eigen ogen hadden uitgerukt en aan hem gegeven. 

Dit spreekt dus van een fysiek probleem dat Paulus had en in vers 15 wordt genoemd dat ze hun eigen ogen uitgerukt zouden hebben. Hieruit hebben sommige mensen gemeend te moeten afleiden dat hij een of andere oogziekte moet hebben gehad. Dat combineren ze dan samen met het zesde hoofdstuk van Galaten waar Paulus zegt ‘zie met hoe grote letters ik u schrijf’. En ze beweren daarom dat Paulus schreef met letters van wel vijf tot zes centimeter groot. Omdat hij zo slecht zag, kon hij niet normaal schrijven en moest daarom heel grote letters schrijven. 
Nou, ik zeg je, het is gewoon buiten alle logica om te denken dat iemand deze verzen kan gebruiken om zo’n doctrine te verzinnen. Ik zeg je, als je ook maar enige andere waarheid uit het Woord van God zou proberen te halen, en dat op zo’n mager fundament probeert te baseren, zou niemand het aanvaarden. Dit is geen gezonde Bijbelse verantwoording. 

Om maar wat te noemen, als er staat dat hij met zo’n grote letters schrijft, geloof ik niet dat dit gaat over dat hij met koeienletters schreef om een woord te vormen, maar dat hij daar de hele brief mee bedoelt. De brief aan de Galaten. Het beslaat vier tot vijf bladzijden in een bijbel. Dat is een grote brief naar de norm van wie dan ook. En als je er gewoon logisch naar kijkt, hoe kan iemand ook maar een brief schrijven, die vier, vijf, zes bladzijden drukwerk beslaat. Maar hoe kan iemand een brief schrijven als iedere letter 10 tot 15 centimeter hoog is? Hoe kan iemand zoveel neerschrijven als alle letters 10 tot 15 centimeter groot zijn? Je zou een transportwagen nodig hebben om zo’n brief te vervoeren! Dat is gewoon niet waar dit over gaat. 

Iemand zegt: ‘Maar hij noemde wel dat hij een oogziekte had’. Nee, dat deed hij niet! Hij gaf aan dat er een zwakheid in zijn vlees was, en er wordt vermeld dat als het mogelijk was, ze hun ogen uitgerukt zouden hebben. Ik denk dat dit gelijk is aan iemand die tegenwoordig zou zeggen: ‘Ik hou zoveel van deze persoon dat ik mijn rechterarm voor hem zou geven’. Betekent dit dat degene die ze liefhebben een slechte rechterarm heeft? Nee, het is gewoon een gezegde dat zegt dat ze zoveel van hem houden. Als hij wat dan maar ook nodig zou hebben, niet iets onbetekenends, maar als het iets zou zijn als een arm, als ik mijn arm voor hem zou geven, een deel van mijn lichaam zou afstaan, omdat ik zoveel van hem houd, is dat precies zoals we dat tegenwoordig ook gebruiken. En ik denk dat dit precies is waar Paulus het over heeft. Dit bewijst dus helemaal niet dat zijn probleem iets met zijn ogen was. Het benadrukt alleen maar dat ze zoveel van hem hielden dat ze zelfs een van hun ogen voor hem over zouden hebben gehad. 

Maar stel dat er inderdaad iets met zijn ogen aan de hand was, betekent dat automatisch dat er een chronische ziekte was waar God hem niet van wilde genezen? Dat kun je op geen enkele manier uit dit vers concluderen. Iemand moet al bevooroordeeld zijn om dat te geloven. Je moet al met die overtuiging rondlopen, en als je dan op dit vers stuit, en het uit zijn verband rukt, kun je het gebruiken om dat vooropgestelde idee te ondersteunen. Maar dit vers bewijst dat helemaal niet. En ik geloof ook niet dat Paulus’ doorn in het vlees een ziekte was. Ik verwijs je nogmaals naar 2 Korintiërs 7 waar ik daar al over heb onderwezen. 

Maar Galatië was de naam van een streek die een aantal steden omvatte. Drie daarvan waren Lystra, Derbe en Iconium. En Paulus heeft daar gepredikt. In Handelingen 14 gaat het over zijn prediking in dat gebied. Paulus werd daar gestenigd en voor dood achtergelaten. Ik dacht dat het in Lystra was. En hij was zó dicht bij de dood, dat als hij niet al dood was, de mensen die hem wilden vermoorden dachten dat hij dood was, en lieten hem voor dood achter. En ze sleepten hem de stad uit en gooiden hem op een vuilnisbelt. En de discipelen gingen rondom hem staan en baden voor hem. En hij stond op en liep de volgende dag naar de volgende stad en predikte daar. Ook al zou hij niet dood zijn geweest, geloof ik persoonlijk dat hij dood was en uit de dood werd opgewekt. Maar als hij niet dood was, was hij er heel dicht bij. En dat door steniging. Is het dan zo moeilijk om te geloven dat hij door steniging een lopend of gezwollen oog had? Is het zo moeilijk te geloven dat iemand die de dag ervoor was gestenigd dat zijn oog opgezwollen was en dicht zat? Ik denk dat dit heel logisch is. 
En hier heb je dus een Schriftuurlijke basis voor! Je kunt gerust stellen dat toen Paulus naar Derbe ging, hij nog de gevolgen droeg van de steniging en hij voor dood was achtergelaten. Het is dus niet onlogisch of onredelijk om aan te nemen dat er fysieke problemen in zijn lichaam zichtbaar waren, zelfs aan zijn ogen, die het gevolg van die steniging waren. Maar niet als gevolg van een of andere chronische ziekte die hardnekkig was en waar God hem niet van zou willen genezen. Mensen hebben dat soort verzen genomen en beweerd dat er in die tijd een of andere oude Arameese ziekte was die lopende, opgezwollen ogen veroorzaakte en dat gekoppeld aan Paulus’ doorn in het vlees. Mensen leren dit echt! Ik zeg je dat dit nog vreemder is dan een mug die een kameel doorslikt. 

De Schrift vertelt ons dat hij gestenigd was en voor dood achtergelaten en het is heel logisch aan te nemen dat er iets met zijn ogen mis was, net als met andere lichaamsdelen. Hij kan er best als een bloedige homp hebben uitgezien toen hij naar deze mensen kwam en tot hen predikte. En Paulus herinnert hen gewoon aan deze tegenslag die hij had gehad. En hij herinnert hen aan de liefde die ze toen voor hem hadden. ‘Jullie hielden toen zoveel van me, dat jullie je eigen ogen zou hebben uitgerukt om ze aan mij te geven’. Dat betekent dus niet dat het iets hardnekkigs was, en het betekent ook niet dat dit de doorn in zijn vlees was. Dit is gewoon een verwijzing naar de gevolgen die nog in zijn lichaam aanwezig waren na die steniging! En Paulus gebruikt dat als een voorbeeld om hen te herinneren aan de liefde die ze ooit voor hem hadden en probeert hen terug te leiden naar die toestand, toen ze zich in liefde aan hem en aan zijn raad overgaven. 

In vers 16 zegt hij: Ben ik dan uw vijand geworden door u de waarheid te zeggen?
Met andere woorden, hij weet dat hij hen misschien boos heeft gemaakt door hen hieraan te herinneren. Heb jij wel eens met je partner of met iemand anders gesproken en je had onenigheid of ruzie over iets en je herinnert hen aan iets dat ze ooit eens gezegd hebben. Je herinnert hen eraan hoe ze ooit iets aardigs over je gezegd hebben en nu zijn ze zo kritisch. Heb je ooit wel dat soort dingen gedaan? Het doel daarvan is te zeggen: ‘Hé waarom doen jullie zo? Ooit hebben jullie mij liefgehad en zeiden jullie dat het goed was om dit en dat te doen.’ Maar vaak, als je zoiets doet, merk je dat die andere persoon zegt: ‘Hé, probeer nu niet mijn woorden te verdraaien, herinner me niet aan toen. Dat was toen, dit is nu’, etc. Het punt dat ik probeer over te brengen wordt meestal niet goed ontvangen. 

Meestal als je iemands eigen woorden en zijn eigen toewijding probeert te gebruiken tegen hem, om hem over te halen het standpunt dat hij nu inneemt te verlaten, levert meestal geen goede reactie op. En dit is eigenlijk waar Paulus het over heeft. Hij zegt: ‘Ben ik nu je vijand geworden? Omdat ik je de waarheid vertel?’ Hij zegt eigenlijk ‘rustig maar, ben je boos omdat ik de waarheid zeg?’ Man, de toepassingen hiervan zijn gewoon geweldig. Ik heb deze verzen héél vaak in gesprekken met mensen gebruikt. Als iemand boos begon te worden citeer ik vaak dit vers. 
Het is niet altijd het beste vers om te gebruiken, want soms worden ze gewoon nóg bozer. Maar het is een ware uitspraak. Iemand zou niet boos op je moeten worden omdat je hen de waarheid vertelt. Het is liefde om iemand de waarheid te vertellen. Echt waar. Maar de waarheid is, dat mensen de waarheid niet willen horen. Ze willen alleen maar horen wat ze willen horen. Ze hebben een bepaalde mening. En het enige wat ze willen is dat je het met hen eens bent. Ze willen helemaal niet dat je hen de waarheid komt vertellen. Het wordt niet verwelkomt, maar is wel hard nodig. 

Leviticus 19:17 zegt: U mag in uw hart uw broeder niet haten. U moet uw naaste zeker terechtwijzen, zodat u geen zonde op hem laadt. 
Met andere woorden, dit vers zegt dat als je iemand niet de waarheid zegt en hen toestaat daardoor te zondigen, dan haat je hem in je hart. De positieve kant daarvan is dat als je iemand echt liefhebt, dan vertel je hem de waarheid. 

Als jij je op dit moment zou kunnen voorstellen dat iemand op een regenachtige avond een brug oprijdt. En de brug is weggespoeld. Hij is net op de rand blijven hangen en heeft het ternauwernood overleeft. En hij ziet andere auto’s aan komen rijden, zou het liefde zijn om die andere auto’s te doen stoppen? Maar in de tijd waarin we leven, als iemand in de regen auto’s staat te waarschuwen en ze laat stoppen op de weg - kun jij je enkele mogelijke scenario’s indenken? Misschien ziet een vrouw een man op de weg, die zwaait en probeert haar te doen stoppen. Ik verzeker je, dat mensen heel vaak achterdochtig zijn over de motieven. Ze zijn bang dat deze man hen probeert te beroven of zo. Er zijn mensen die er boos over kunnen worden. Er kunnen allerlei negatieve reacties zijn. Maar als een mens echt liefde voor andere mensen heeft, zou hij de kritiek en negatieve reacties verdragen en hij zou desondanks doorgaan en doen wat hij moet doen. Als hij zichzelf voor de auto’s moest gooien, iets anders ervoor gooien, een versperring opwerpen, ook al zou het mensen boos maken, je zou doen wat je moest doen omdat het zo’n kwestie van leven en dood zou zijn. 
Zie je, dit is hetzelfde ding. Jouw geloof in het evangelie delen; mensen de waarheid vertellen. Natuurlijk zul je mensen soms beledigen. Maar als je echt van hen houdt, zul je doen wat je kunt. Je bent misschien uiteindelijk niet in staat om hun reactie te bepalen of te beheersen, maar je moet tenminste je boodschap brengen. En dat is wat Paulus hier zegt. Hij spreekt hier de waarheid en zegt: ‘Ben ik nu jullie vijand geworden omdat ik je de waarheid vertel?’ 

In het volgende vers zegt hij: 17 Zij beijveren zich voor u - de zij waar hij het in dit verband over heeft zijn de Judaïsten, de wettische Joden, die leerden dat je geen relatie met God kunt hebben zonder het houden van de oudtestamentische wet en al haar ‘doe wel en doe niet’ - 17 Zij beijveren zich voor u, niet met goede bedoelingen, maar zij willen u van mij scheiden, opdat u zich voor hen zou beijveren. 18 Nu is het goed altijd ijverig bezig te zijn in het goede, en niet alleen als ik bij u ben. 
Dit is ouderwetse taal en ik wil je voorlezen hoe de NIV dit vertaalt. Ik denk dat het dezelfde geest, dezelfde bedoeling weet te bewaren. De NIV zegt: ‘die mensen zijn ijverig om je over te halen, maar niet ten goede. Zij willen jullie van ons vervreemden zodat jullie ijverig voor hen zouden worden.’ En ik denk dat dit is waar het over gaat. 
In het 18e vers zegt de NIV: ‘Het is goed om ijverig te zijn, als het doel goed is, en dat ook altijd te zijn, ook als ik niet bij jullie ben’. De ‘Simple Translation’ zegt: het is goed als mensen belangstelling voor je tonen, maar alleen als hun doeleinden goed zijn. En dat geldt of ik nu bij jullie ben of niet.’ 

Wat hij hier dus zegt is terugkomend op ‘jullie zijn beïnvloed’. Deze wettische Joden hebben jullie ijverig bewerkt. Maar niet met goede bedoelingen. Ze hebben jullie niet bewerkt om iets goeds voor jullie te bewerken. Ze deden het om hun eigen voordeel, om discipelen te maken die hén zouden volgen. Hij zegt dus: het is goed als mensen belangstelling voor je hebben en om je aandacht vragen, maar alleen als het op een goddelijke manier is. Maar nu proberen ze je op een ongoddelijke manier te beïnvloeden, om zelfzuchtige redenen, om discipelen voor zichzelf te maken, om hun eigen gelederen te versterken, etc. En hij zegt: dit is waar, of ik nu wel of niet bij jullie ben. Ongeacht hoe het met mij gaat, zouden jullie moeten beseffen dat de relatie die jullie met die wettische mensen hebben opgebouwd niet goed is. 

In vers 19 zegt hij: mijn lieve kinderen, van wie ik opnieuw in barensnood ben, totdat Christus gestalte in u krijgt. 
En nogmaals brengt dit dezelfde kwestie naar voren die we enkele verzen terug behandeld hebben, waar hij zegt: ‘Ik twijfel gewoon over jullie, of ik tevergeefs moeite voor jullie heb gedaan’. Het gaat over deze kwestie of ze nog steeds hun geloof in de Heer hebben gesteld. Paulus bidt daarom voor hen. Toen hij de eerste keer kwam en het evangelie aan hen predikte deed hij natuurlijk voorbede voor hen. Hij bad dat ze het evangelie zouden ontvangen, dat de verblinding van hun hart verwijderd zou worden. Hij bad voor hen. En gebed was een deel van zijn bediening aan deze mensen. Hij zegt: nu moet ik terug naar de basiszaken en weer gaan bidden dat Christus in hen gevormd wordt’. 

Dat gaat dus niet over het feit dat ze hun redding zouden hebben verloren en dat hij bidt dat ze opnieuw wedergeboren zouden worden. Er zijn tegenwoordig mensen die dat geloven. Zij geloven dat iedere keer als je zondigt of iets verkeerds doet, jij je redding verliest, dat je er weer doorheen moet bidden en opnieuw wedergeboren moet worden. Dat kan gewoon niet. Dat is niet waar Paulus het over heeft. 

Maar hij heeft wel degelijk zijn twijfels over hen zoals hij in de eerdere verzen uiteenzette. Hij vraagt zich af of ze wel door zouden gaan in hun relatie. Of dat hij moest terugkeren naar deze voorbeden, om te bidden dat ze de fundamentele waarheden zouden begrijpen van geloof in de Heer, en niet in geloof in hun eigen prestaties, en niet naar de wet terugkeren. 
Hij zegt dus: ik heb opnieuw barensweeën voor jullie. Ik zeg je dat er heel wat leringen zijn over ‘barensweeën’ in gebed. Paulus noemt dit hier. Hij maakt een vergelijking met een vrouw die door weeën gaat bij het baren van een kind. En daar zit een waarheid in. Maar ik denk dat het in het extreme is getrokken. De Heer gebruikte heel veel fysieke voorbeelden en vergelijkingen. Maar wij moeten onze interpretaties beperken tot wat Hij erover zei. Ik heb mensen wel dingen horen gebruiken en in het extreme trekken met sommige van deze voorbeelden. En ze dwalen ver weg van wat de Schrift ermee wil leren. 

Paulus zegt hier: ‘Ja, er is een geboorteproces en er is moeite, weeën’. Maar sommige mensen hebben hiervan gemaakt dat wij weeën moeten hebben in gebed. Er zijn mensen die wel vijftien jaar worstelen, en lijden en weeën hebben in voorbede. Er zijn mensen die beweren dat er niets kan gebeuren tenzij je enorme hoeveelheden weeën en lijden hebt. Ze komen met leerstellingen dat voordat je een effectieve evangelisatiepoging kunt doen of wat dan ook, er gebedstrijders aan de slag moeten om de hele omgeving te verzadigen met gebed en zo. Nogmaals, ik geloof dat er een zekere gunstige werking vanuit gaat. Begrijp me alstublieft niet verkeerd; ik geloof dat je een geestelijke atmosfeer kunt voorbereiden en dat soort dingen doen. 
Maar ik zeg wel dat er geen enkel Schriftuurlijk voorbeeld bestaat van wie dan ook, die voorbidders vooruitzond naar een stad voordat ze het evangelie gingen verkondigen. Het is wel zo dat Jezus soms discipelen naar een stad vooruit stuurde om Zijn komst aan te kondigen. Dat was PR, en om dingen voor te bereiden, te plannen en dat soort dingen. Maar je kunt geen voorbeeld vinden van mensen die gingen bidden voor de prediking. Je kunt er geen voorbeelden van vinden dat Paulus een groep gebedsstrijders had waar hij zijn geheimen mee deelde en die rondgingen om dingen in gebed voor te bereiden. 

Zeg ik daarmee dat het verkeerd is om mensen voor je te laten bidden? Nee. Is het verkeerd om mensen te laten bidden voor een campagne of een samenkomst? Nee. Ik denk dat het goed is, als het op de juiste manier wordt gedaan. Maar sommige mensen beweren dat je helemaal níets kunt doen zonder deze voorbede en steken enorme hoeveelheden geld en inspanning in voorbede voordat het Woord wordt verkondigt. Ze hebben zelfs het gebed belangrijker gemaakt dan het Woord. En dát is zeer zeker uit balans. Mensen worden wedergeboren door het onvergankelijke zaad van het Woord van God dat voor eeuwig leeft en blijft. Gebed is niet hetgeen mensen verandert en tot bekering brengt. Het is het Woord van God. Gebed is daar een onderdeel van. Gebed is een onderdeel van het proces van het hart verzachten en andere dingen. Maar ik zeg je dat je hier in kunt doorslaan. 

Paulus zegt alleen maar dat hij opnieuw voor hen aan het bidden was en dat daar moeite en worsteling mee gepaard ging. Er was droefheid, gekwetstheid van de geest bij betrokken, waar in Efeziërs 5 over wordt gesproken . De Geest binnenin hem was bedroefd, omdat hij merkte dat deze mensen terugkeerden in slavernij en gebondenheid. Daarom was er lijden, zoals van weeën. Maar er is geen enkele indicatie dat dit maanden en maanden lang doorging of zelfs maar weken. Ik heb zelfs verhalen gehoord, ik heb het niet persoonlijk gezien, maar ik heb verhalen gehoord van mensen die als ze voor iemand voorbede gingen doen, op de grond gaan liggen. En er zijn zelfs vrouwen die boven op mannen gingen liggen en de fysieke symptomen gingen manifesteren van kinderen baren. Persweeën en zo alsof ze geestelijk geboorte gingen geven aan iemand. Ik verzeker je, dat is bizar. Dat is gewoon verkeerd. Het interesseert me niet wie het is. Iemand zal me hier wel over aanvallen, maar je kunt mij gewoon niet wijsmaken dat dit een goddelijk ding is wat je zou moeten doen. En er zijn mensen die dat tegenwoordig wel leren en dat is gewoon niet juist. Het is gewoon ongepast voor een vrouw om bovenop een man te gaan liggen en alle bewegingen van het baren van een kind uit te voeren. Dat is ongepast, het is niet van God en God leidt mensen niet tot dit soort dingen. Het is dwaasheid en het lichaam van Christus moet hoognodig wakker worden. Natuurlijk is er moeite en inspanning in gebed. Ik heb een tape over ‘groaning in the spirit’ en daar ga ik tot in detail op deze dingen in. Ik heb geen tijd dat hier te doen, maar ik denk dat het tegenwoordig wordt misbruikt en in het extreme wordt getrokken. Ik verzeker je, pas hier voor op. Gebruik je hoofd ook voor iets anders dan een hoedenrek. Laat niemand langskomen en je misleiden en je tot zulke dwaze, rare dingen brengen in de naam van de Heer. Moeite en worsteling in gebed moet niet raar worden. 

Vers 20: Ik wilde echter wel dat ik nu bij u was en op een andere toon kon spreken, want ik ben in twijfel over u. 
Hij zegt dat hij echt graag bij hen zou willen zijn. Hij voelt de beperking om op een moeilijke zaak in te moeten gaan, een gevoelig onderwerp, door middel van een brief. Hij zegt: ik zou graag bij jullie willen zijn en op een andere toon kunnen spreken. Met andere woorden, hij is erg streng tegen hen geweest en als hij bij hen was geweest, had hij dit misschien op een vriendelijker manier kunnen zeggen. Misschien had hij het dan zo kunnen zeggen dat niemand het verkeerd begrepen zou hebben. Hij biedt geen verontschuldigingen aan voor iets wat hij gezegd heeft. Maar hij wil zich verzekeren dat het in liefde wordt overgebracht. En als hij zonder beperkingen bij hen zou zijn, zou hij het wellicht beter kunnen overbrengen en zou hij weten hoe het over zou komen. Dat zou hij aan hun reacties kunnen zien. Maar nu moet hij een brief schrijven en maanden lang wachten op een antwoord. Hij zegt: ik zou bij jullie willen zijn om mijn twijfels weg te nemen, en erachter komen waar jullie staan en dat jullie mij vertellen wat er gaande is. 

Nu begint Paulus een vergelijking te maken om zijn punt te onderstrepen dat de wet niet is gemaakt om de weg naar God te banen. In vers 21 zegt hij: Zeg mij, u die onder de wet wilt zijn, luistert u niet naar de wet? 
Deze mensen die propageerden dat je alle geboden moest onderhouden kozen naar willekeur bepaalde onderdelen uit de wet. Maar hij zegt: als ze écht de hele oudtestamentische wet hadden gelezen zouden ze erachter zijn gekomen dat zelfs de oudtestamentische wet vooruitzag dat ze onvolledig was en dat er een beter verbond zou komen. En dit werd op verschillende manieren gedaan. 

In Romeinen 3 sprak Paulus over de gerechtigheid van God, over welke geprofeteerd en getuigd werd door alle oudtestamentische profeten. De nieuwtestamentische boodschap van genade is niet iets dat echt nieuw is. Ze is nieuw in haar geheel voorzover mensen haar volheid zien, maar ze werd voorafgeschaduwd in het Oude Verbond. En dat werd op vele manieren gedaan. Paulus begint hier één van die manieren te gebruiken. Hij illustreert dit hier aan de hand van de twee kinderen van Abraham, wat gaat over Izaäk en Ismaël. Hij gebruikt dit als een allegorie. Een allegorie is een beeldspraak waarin iets fysieks genoemd wordt waar mensen bekend mee zijn en die er een geestelijke toepassing van maakt. 
Dit hier is dus een samenvatting van Genesis 16, 17 en 21. Het gaat over Abraham en zijn vrouw Sara, en hoe zij een zoon kregen, Izaäk, die een zoon van de belofte was. Hij was beloofd in Genesis 15:6. En over deze belofte wordt hier in het boek Galaten heel wat geschreven. Izaäk was dus degene die God altijd had beloofd en bedoeld om Abrahams erfgenaam te zijn, en degene die deze lijn voort moest zetten. Maar in het proces daarheen werden Abraham en Sara bezorgd om de geboorte van het kind dat moest komen. Ze werden oud en hadden nog steeds geen kind. Sara kwam daarom met het idee dat Abraham gemeenschap zou hebben met haar slavin, Hagar. Zij was een Egyptische slavin zoals je leest in Genesis 16:1 en Sara zei dat als Hagar door jou zwanger wordt, zal ik het kind als mijn eigen kind grootbrengen en misschien is dat de manier waarop God ons dit bovennatuurlijke kind zal geven. 

Dat was Sara’s idee. Er is niets te zien dat Abraham veel overreding nodig had om hiermee in te stemmen, maar het was zeer zeker niet God’s idee. Maar ze deden het dus en kregen een kind. De naam van dat kind was Ismaël en een bepaalde periode, 13 jaar lang, zag het ernaar uit, in ieder geval, dacht Abraham dat dit het zaad was wat God hem zou geven. Maar in het 17e hoofdstuk van Genesis verschijnt God nogmaals aan Abraham en vertelt hem dat hij een zaad via Sara zal krijgen. En dit is het beloofde zaad dat hem was beloofd. Abraham komt hier onmiddellijk op terug. ‘Oh Heer, hoe moet het nu met Ismaël, dat Ismaël voor mij moge leven’. En de Heer vertelt dat Hij Ismaël ook zal zegenen, maar dat Ismaël niet het beloofde zaad zal zijn. Izaäk zou het beloofde zaad zijn. 
En wat er gebeurde was dat Sara’s zoon Izaäk geboren werd. Hij was een bovennatuurlijke zoon en vervolgens bespotte Ismaël Izaäk, de zoon van Hagar. En toen Sara dit zag werd Sara heel boos en ze vroeg Abraham om Ismaël en zijn moeder Hagar weg te sturen en hen te onterven. Dit deed Abraham veel verdriet. Maar hij bad erover en de Heer zei: ‘Luister naar wat Sara heeft gezegd en Ik zal voor hem zorgen. Ik zal hem zegenen, maar de zoon van de slavin zal niet erven samen met de zoon van de belofte.’ 
Paulus gebruikt dit verhaal dus om een illustratie te maken met als betekenis dat diegenen die van de wet zijn, diegenen die proberen op basis van de wet een relatie met God te leggen, als Ismaël zijn. Zij zijn voortbrengselen van het vlees, eigen inspanning. De wet vereiste: jij doet dit, jij doet dat. Het legt alle verantwoordelijkheid van redding op jouw schouders. Degenen die proberen bij God gerechtvaardigd te worden door vast te houden aan een bepaalde mate van prestatie zijn als Ismaël. Ze zijn kinderen van het vlees. En het is een natuurlijk, fysiek iets. Het is geen bovennatuurlijk iets. Het is geen nieuwe geboorte, het is niet wedergeboren zijn. 

Maar aan de andere kant zijn degenen die van de genade zijn, als Izaäk. Zij zijn de kinderen van de belofte. En in dat verband, als je terugkijkt naar het 3e hoofdstuk, heeft hij dat heel duidelijk gemaakt. Hij besloot het 3e hoofdstuk met: 29 En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen. - Hij maakte daar precies hetzelfde punt duidelijk, dat iedereen die tot God komt door geloof in Jezus te stellen voor hun redding, de ware afstammeling van Abraham is. En dus zegt hij: wie uit genade zijn, wie geloof stellen in wat Jezus voor hen heeft gedaan, en redding als gáve ontvangen, deze mensen zijn te vergelijken met Izaäk. Zij zijn het ware zaad van Abraham. Maar zij die een relatie met God proberen aan te gaan op basis van de wet, zijn als het kind Ismaël, de kinderen van het vlees, die uitgeworpen zijn. Hij gebruikt dus dit oudtestamentische voorbeeld om de geestelijke waarheid die hij nu uitlegt over de redding uit genade door geloof te illustreren. Dat is zo’n beetje een samenvatting van het geheel. 

Laat me nu dus enkele van deze verzen doorlezen. 22 Want er staat geschreven, dat Abraham twee zonen had, een van de slavin, en een van de vrije. 23 Maar hij die van de slavin was, is naar het vlees geboren - dat gaat over Ismaël - hij echter die van de vrije was, door de belofte - dat gaat over Sara’s zoon Izaäk - 24 Deze dingen hebben een zinnebeeldige betekenis; want deze vrouwen zijn de twee verbonden: het ene, dat van de berg Sinaï, dat kinderen voortbrengt voor de slavernij, dat is Hagar. 25 Want dit Hagar is de berg Sinaï in Arabië - de berg Sinai is de berg waar Mozes de tien geboden kreeg. Hij zegt dus, dit is als de oudtestamentische wet - en komt overeen met het huidige Jeruzalem. Met andere woorden, het is nu te vergelijken met Jeruzalem - en is met haar kinderen in slavernij. 
Natuurlijk was Jeruzalem de stad die God gekozen had om Zijn naam te vestigen, maar die was afgevallen en had de genade van God volkomen gemist. En Jeruzalem zat gevangen in dit wettische religieuze systeem, wat nooit Gods bedoeling was geweest. Ze hadden relatie met God op basis van deze oudtestamentische wet. En het 3e hoofdstuk had duidelijk gemaakt dat de wet maar een tijdelijk ding was om ons gevangen te houden. Maar zij hadden het omarmd als de blijvende manier waarop God met mensen omgaat. Jeruzalem spreekt hier dus van de hele Joodse natie en was met haar kinderen in slavernij. 

26 Maar het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is de moeder van ons allen. 
Dat gaat erover dat de ware stad van God, het echte volk van God, de mensen van genade zijn. Hij spreekt over dit verbond van genade tegenover het verbond van de wet. En het is vrij en ze is de moeder van ons allen. Alle ware gelovigen komen van het geestelijk Jeruzalem. Ook dit hier is een beeldspraak. 

27 Want er staat geschreven: Wees vrolijk, onvruchtbare, die niet baart, barst los in gejuich en roep, u die geen barensnood kent, want de kinderen van de eenzame zijn veel talrijker dan van haar die de man heeft. 
Dit is een citaat uit Jesaja 54, en merk op dat Jesaja 54 op Jesaja 53 volgt. En Jesaja 53 is het geweldige Schriftgedeelte over de verzoening van onze zonden door de Heer Jezus. Heel krachtig, heel specifiek en gedetailleerd. Op geen manier kan iemand ontgaan dat dit spreekt over de verzoening van Jezus. En direct na de verzoening door Jezus komt dit Schriftgedeelte dat zegt: Wees vrolijk, onvruchtbare, die niet baart, barst los in gejuich.

Dit spreekt erover dat degenen die geen gerechtigheid van zichzelf hebben, en alle hoop hebben opgegeven om door iets dat zij zelf gedaan hebben ooit maar rechtvaardig te kunnen worden, kunnen nú de bovennatuurlijke gerechtigheid van God ontvangen. Net als een vrouw die nooit kinderen heeft gehad en alle hoop opgegeven heeft om ooit kinderen te krijgen, nu bovennatuurlijk kinderen kan ontvangen door de Heer. 
Maar wij hadden geen schijn van kans ooit deze nieuwe wedergeboorte voort te brengen, maar door Jezus is het nu voor ons beschikbaar. Daarom citeert hij dit oudtestamentische Schriftgedeelte om aan te tonen dat degenen die geen gerechtigheid van zichzelf hadden, nu de gerechtigheid uit God kunnen verkrijgen door geloof. Hetzelfde dat in Romeinen 9 en de eerste paar verzen van Romeinen 10 werd gezegd. 

In vers 28 staat: Wij echter, broeders, zijn kinderen van de belofte, net zoals Izak. 29 Maar zoals destijds hij die naar het vlees geboren was, hem vervolgde die naar de Geest geboren was, zo is het ook nu. 
In het oudtestamentische voorbeeld bespotte Ismaël Izaäk en lachte hem uit. En daarom werden hij en zijn moeder Hagar uitgestoten. In het Nieuwe Testament vervolgen degenen die van de wet zijn degenen die uit genade zijn. En ik verzeker je dat genade aanstootgevend is voor mensen die op zichzelf vertrouwen. Religieuze mensen die trots zijn op hun heiligheid en hun prestaties, en met God een relatie hebben in de illusie dat zij wel iets voorstellen omdat ze aan bepaalde voorwaarden voldoen, die zullen altijd, altijd iemand vervolgen die alles eenvoudigweg ontvangt en aanvaardt uit de genade van God. Dat is wat hij zegt. Zo is het precies vandaag de dag ook. 

30 Wat zegt de Schrift echter? Jaag de slavin en haar zoon weg, want de zoon van de slavin zal beslist niet erven met de zoon van de vrije. 
Dat was Sara’s keuze. Dat was wat zij zei, en het deed Abraham verdriet. Hij was niet van plan dat te doen. Maar toen hij erover bad zei God: ‘Dit is juist en precies wat je zou moeten doen’. Het ging niet om Gods persoonlijke afrekening met Hagar en Ismaël, maar het werd symbolisch gedaan vanwege deze illustratie. God had Abraham een kind beloofd en God had nooit bedoeld dat dit door een slavin tot stand zou komen. Izaäk moest bovennatuurlijk komen toen Abraham 100 jaar oud was en Sara 91. Zo had God het altijd al gepland. 
Abraham en Sara werden ongeduldig en verprutsten de zaak, maar God week nooit af van Zijn plan en zei dat ze van dit werk van het vlees af moesten komen. En ik zeg je, dat er heel wat van ons zijn, die in plaats van op God wachten en God hun wonder bovennatuurlijk voort te laten brengen, ook ongeduldig worden en een Ismaël voortbrengen. Iets wat volledig het voortbrengsel van het vlees is en we lijden de rest van ons leven daaronder. 

Weet je, de wereld van vandaag lijdt nog steeds vanwege het probleem van Ismaël en Izaäk. Van Izaäk stammen de Joden af. Van Ismaël stammen alle Arabieren af. En alle Arabisch-Israëlitische conflicten door de hele wereldgeschiedenis heen kunnen in wezen teruggevoerd worden op Abraham en Sara en het feit dat ze niet op God konden wachten. Ik verzeker je dat de implicaties hiervan gewoon overweldigend zijn. 

Maar God maakte iets duidelijk. Hij zei: ‘Dit is niet de manier waarop Ik heb gezegd dat het moest worden gedaan en Ik wijk niet van mijn plan af’. Ook tegenwoordig zijn er mensen die eraan vasthouden dat ze een bepaalde mate van heiligheid moeten hebben voordat God iets in hun leven wil doen. Die mensen zijn van Ismaël. Ze leven onder de oudtestamentische wet en God zegt van hen: Jaag hen weg, dit is niet de erfgenaam. Alleen diegenen die een relatie met God onderhouden op basis van geloof en wat Jezus voor hen heeft gedaan, dus niet op basis van hun prestaties, dát zijn de enige echte kinderen van Abraham en de kinderen van God. 

Vers 31 zegt dan: Daarom, broeders, wij zijn geen kinderen van de slavin, maar van de vrije. 
En dat heb ik in wezen net gezegd. Door geloof in Jezus worden wij Abrahams kinderen door Izaäk. Iemand die probeert tot God te komen op basis van de wet is iemand die net als Ismaël is en is niet de ware erfgenaam en zal de dingen van God niet beërven. Dit zijn krachtige uitspraken. 

Over het algemeen geloof ik dat de religieuze wereld van tegenwoordig net als Ismaël is. En dan heb ik het ook over de zogenaamde christelijke religieuze wereld. Vele christenen proberen tot God te komen op basis van hun prestatie. Ze voelen zich veroordeeld en ze hebben het gevoel: ‘Hoe kan God mij ooit aanvaarden, hoe kan Hij ooit mijn gebeden verhoren, hoe kan God mij ooit gebruiken. Kijk eens wat ik heb gedaan.’ Iemand die zo spreekt, begrijpt genade en geloof in Jezus niet, en niet het tot God komen op basis van genade. Met andere woorden, ze zijn net als deze oudtestamentische Ismaël in plaats van zoals Izaäk. Ze functioneren niet echt in geloof in de belofte. 

Als je dat vreemd vindt, moedig ik je aan om tot God te gaan en te bidden en Hem zich te laten openbaren, want ik verzeker je dat dit krachtige waarheden zijn. En een enorm gedeelte van het lichaam van Christus van tegenwoordig, die wedergeboren zijn door geloof in Jezus te stellen voor hun behoud, proberen nu een relatie met God te onderhouden door hun eigen handelingen en op basis van hun eigen heiligheid. Ze zijn teruggevallen in wetticisme, precies zoals Paulus hier over de Galaten zegt. En dat is een vreselijke toestand tegenwoordig, en het is iets dat moet veranderen. 

Ik bid tot God dat Hij onze ogen zal openen en ons helpen om deze waarheden te begrijpen en deze geweldige waarheden te ontvangen, zodat wij ware kinderen van Abraham zullen worden door geloof, in plaats van kinderen van het vlees, die het niets zal opleveren en die uiteindelijk weggejaagd zullen worden. 

Deel 5: Galaten 5:1 t/m 5:16


 

www.vergadering.nu