Bijbelgetrouw,
krachtig en praktisch onderwijs van Andrew Wommack
Overzicht van de vertaalde bijbelstudies van Andrew Wommack, klik hier...
Paulus’ Brief aan de Galaten - 4
Andrew Wommack
Deze serie is een vers-voor-vers-studie van de brief aan de Galaten. Paulus spaarde de
roede niet in zijn brief aan de christenen in Galatië toen hij het wetticisme weerlegde dat hen beroofde van het zuivere
geloof.
Deze brief bevat dezelfde geweldige waarheden over genade die zo meesterlijk uiteengezet zijn in de brief aan de Romeinen,
maar Paulus gebruikte een rechtstreeks confronterende aanpak bij de Galaten. De tijd om aardig te blijven was voorbij. Deze
mensen liepen acuut gevaar hun geloof kwijt te raken. Deze studie van het boek Galaten is zowel shockerend als
bevrijdend.
Als MP3 bestand te downloaden van: www.awmi.net
Vertaling: Jan Vossen 2009
Deel 1: Galaten 1:1 t/m 1:24
Deel 2: Galaten 2:1 t/m 2:21
Deel 3: Galaten 3:1 t/m 3:29
Deel 4: Galaten 4:1 t/m 4:31
Deel 5: Galaten 5:1 t/m 5:16
Deel 6: Galaten 5:16 t/m 6:18
Deel 4: Paulus’ brief aan de Galaten 4:1 t/m 4:31
Dit is tape nummer vier van onze zesdelige vers voor vers studie van de brief aan de Galaten. Deze tape komt overeen met onze
oude ‘Life for today’ tape nr. 105 en is het onderwijs over Galaten hoofdstuk 4 verzen 1 t/m 31. We zijn nu halverwege deze
brief. Op de vorige tape hebben we hoofdstuk 3 behandeld. En dat is gewoon een geweldig Schriftgedeelte. Hij was keihard van
leer getrokken, erover sprekend dat ze betoverd waren. Hij nam het helemaal tegen hen op en gaf hen er van langs. Hij liet zien
dat Jezus oneindig superieur was om ons te rechtvaardigen of ons rechtvaardig bij God te maken door geloof in Jezus. En dat dit
oneindig veel beter was dan te proberen een relatie met God te verdienen op basis van onze prestaties.
Hij toonde dat op verschillende manieren aan. Hij ging terug naar Abraham en gebruikte Abraham en de beloften die aan hem zijn
gemaakt als een voorbeeld dat we alleen door geloof de kinderen van Abraham kunnen zijn. En in het laatste deel van dat
hoofdstuk, vooral het laatste vers komt hij tot de slotsom dat als je tot Christus behoort, je Abrahams zaad bent en volgens de
belofte erfgenaam. Daarmee toonde hij aan dat een erfgenaam van God zijn niet wordt bepaald door je fysieke afkomst, je
stamboom, maar of je hetzelfde geloof als Abraham hebt of niet.
Als je geloof in Jezus stelt, word je een erfgenaam van God. Je behoort dan méér tot het volk van God dan wanneer je fysiek
als Jood geboren bent. Dit zijn uiterst forse uitspraken, maar het zijn precies de punten die Paulus in Galaten 3 duidelijk
maakt.
Als we dus aan hoofdstuk 4 beginnen, gaat hij enkele dingen bespreken omtrent het dienen van God in geloof tegenover de
oudtestamentische manier om God te dienen onder de wet. En hij vergelijkt het met een kind dat onder opvoeders en voogdij staat.
Dat is in feite een uitwerking van enkele dingen die hij in het 3e hoofdstuk heeft gezegd. Daar moet je rekening mee houden en
de dingen in die context beschouwen om de volledige diepgang ervan te begrijpen.
In hoofdstuk 4:1 zegt hij: Ik zeg echter: Zolang de erfgenaam een jong kind is, verschilt hij in niets van een slaaf, hoewel hij
heer is van alles.
Hij gebruikt hier een fysiek voorbeeld om een geestelijk punt duidelijk te maken en enkele dingen te verhelderen. Het punt is
dus dat hij het onder de wet zijn en God proberen te dienen vergelijkt met onvolwassen zijn, net als een kind in zijn relatie
met zijn ouders, waarbij het leeft onder regels en voorschriften. En vervolgens vergelijkt hij iemand die de vrijheid in
Christus heeft gevonden door het gerechtvaardigd zijn uit geloof in Christus met iemand die een zoon is, die nog steeds alle
rechten en privileges heeft, met alle voordelen, maar zonder de beperkingen. Hij is in staat zelf zijn eigen beslissingen te
nemen.
En dat is een geweldige vergelijking. Hij zegt in principe dat dienen van God met een wettische instelling, denkend dat je moet
presteren en van alles doen om Gods gunst te verdienen heel erg onvolwassen is. Het is net als een klein kind. En hij
contrasteert dat met de rijpheid en de volwassenheid die komt door het dienen van God alleen op basis van relatie met God door
geloof in Christus. Dit is niet per se het punt dat hij hier duidelijk wil maken. Maar als je het boek Galaten in zijn hele
verband ziet, bespreekt hij dit punt vooral in het vijfde hoofdstuk. Daar zullen we in onze volgende tape op ingaan.
Maar één van de vragen die oprijst als ik dit zeg is, dat mensen zeggen: ‘Beweer je nu dat als je volwassen bent in
Christus, alle beperkingen zijn verwijderd en je maar kunt doen wat je maar wilt? Dat er geen enkele consequenties zijn?’ En
ze verwerpen dat omdat ze deze soort logica niet kunnen geloven. Maar nogmaals, als je teruggaat naar de fysieke vergelijking
van een kind, dat staat onder allerlei soorten beperkingen, het wordt gestraft, krijgt een pak voor zijn broek of hoe je hen ook
maar disciplineert als ze ongehoorzaam zijn. Er is dan een constante stroom aanwijzingen en regels, doe dit en doe dat niet,
laat dat, blijf af, etc. In tegenstelling daarmee zijn kinderen die volwassen zijn geworden, nog steeds kinderen van hun ouders,
maar als volwassene hebben ze de vrijheid om hun eigen beslissingen te nemen. En ze doen wellicht dingen anders dan hun ouders
het willen, maar binnen zekere grenzen kunnen ze alles doen wat ze willen. En ze kunnen zelfs fouten maken. Maar betekent het
dat ze nu vrij zijn om al die wetten en regels maar aan hun laars lappen?
In de vorige tape heb ik het voorbeeld gebruikt van de straat oversteken. Je krijgt er geen straf meer voor, maar ga je dan maar
zonder te kijken de straat oversteken? Nee, niet als je lang wilt leven! Nee, je moet nog steeds dingen doen, en je zou nog
steeds rechtvaardige dingen moeten doen, maar je doet het niet langer met het doel aanvaard te worden. Je hebt nu een hogere
kennis. Het is geen kwestie van of God je aanvaardt of je verwerpt, het is een kwestie van: ik ga door met bidden en naar de
kerk gaan en de Heer zoeken en het Woord bestuderen en de dingen doen die ik zou moeten doen. Niet omdat God het van me eist
maar als ik die dingen niet doe, maakt satan daar gebruik van en springt er boven op. En ik moet mijn hart voor God gevoelig
houden. Ik moet met de Heer blijven communiceren, etc.
Je blijft nog steeds de juiste dingen doen, maar nu vanuit een totale vrijheid en uit wijsheid. Omdat je echt het voordeel ervan
inziet. En als het mislukt om goed te doen, heb je geen vrees voor een straf van God. Als een volwassen kind vergeet om twee
kanten op te kijken voor hij de straat oversteekt. En als het dat overleeft en levend de andere kant haalt, zou het kind dat op
moeten merken en denken: ‘Hé, dat doe ik niet nog eens zo’. Maar het zou geen angst voor straf moeten hebben. Het heeft het
gered en kwam ermee weg. Maar het zou hierdoor niet lui of onverschillig moeten worden, want anders krijgt het later alsnog een
ongeluk.
Dit zijn dus de punten die hij hier duidelijk maakt. Hij gebruikt deze vergelijking in het eerste vers van het 4e hoofdstuk door
te zeggen dat als je onder de oudtestamentische wet bent, en je dus nog steeds dat soort mentaliteit hebt dat je moet presteren
om God te behagen, dan ben je op zijn best onvolwassen. En je leeft niet in de vrijheid die aan een volwassen erfgenaam
toebehoort, een zoon. Ik geloof niet dat iemand van ons in het natuurlijke zou verkiezen om weer een kind te worden met alle
beperkingen, waar voor ons wordt besloten wat we eten, wanneer we gaan slapen, wat we wel of niet mogen doen. Ik denk niet dat
iemand dat leuk vindt. Maar we erkennen dat het, voordat we onze eigen waarden en zo hebben gevormd, noodzakelijk is dat we zo
gecontroleerd moeten worden. Maar mensen houden niet van dat soort controle. Niemand in het natuurlijke wil dat weer
terug.
Maar Paulus zegt in wezen dat de Galaten weer terugkeren naar een kinderlijk soort relatie met God, waarin alles hen weer
verteld moet worden. Dit betekent: je ontkent jezelf, je brengt jezelf weer onder de controle, onder de gevangenschap van de
oudtestamentische wet en je mist alle privileges en voordelen van het zoonschap die voor je beschikbaar zijn.
Dit is verbazingwekkend, maar de meeste christenen leven tegenwoordig in deze onvolwassen soort relatie, waarin ze niet
begrijpen dat God binnenin hen een nieuwe wedergeboren geest heeft geschapen, die in staat is te functioneren en te stromen
zonder gedomineerd, gecontroleerd en overheerst te worden. Als wij gewoon gaan beginnen door onze wedergeboren geest gedomineerd
te worden, in plaats van dat wij proberen die geest te beheersen, zouden wij heel wat beter af zijn. Als mensen gewoon God
zouden gaan aanbidden en prijzen en de relatie met God als een volbracht feit aanvaarden, niet als iets dat nog tot stand
gebracht moet worden, als we ons daar gewoon in gingen verheugen, zou onze geest ons vanzelf tot heiligheid leiden. 1 Johannes
3:3 zegt: En ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, zoals Hij rein is.
Dus iemand die écht de hoop van het evangelie binnenin zich heeft, streeft ernaar om heilig te leven en als wij onszelf zouden
toestaan dat onze geest ons domineert, zou onze geest heiligheid binnenin ons voortbrengen.
Maar helaas zijn de meeste christenen niet overgegaan tot dit zoonschap waar Paulus over spreekt. Ze leven nog steeds met deze
oudtestamentische mentaliteit waarin ze trachten God te behagen met hun prestaties. En het behaagt God zeer zeker niet. En zelf
worden ze erdoor bedrukt. Ons zoonschap, en deze verzen maken dit bijzonder duidelijk, is iets dat voor ieder wedergeboren
christen beschikbaar is. Het is beschikbaar, maar het moet ontvangen worden.
Ik wil hier iets zeggen waarvan ik écht wil dat je ernaar luistert. In eerste instantie klinkt dit wellicht bijzonder
verregaand. Maar als je me toestaat om het uit te leggen, zal het je helpen, en zul je het ermee eens zijn en zal het echt een
groot verschil in je leven uitmaken: God bestaat volkomen onafhankelijk van hoe wij denken dat Hij is, en wat wij denken dat Hij
doet. Ik zeg eigenlijk dat God al bestond voordat wij er waren, en ongeacht of onze mening over Hem juist is of niet, is God nog
steeds wie Hij is. Onze gedachten over Hem maken God niet minder en ook niet meer.
Máár! En dit is het verregaande deel: voor wat jou erváring betreft, zul je alleen maar van God ervaren wat jij van Hem
denkt. Alleen maar wat jíj denkt dat Hij zal doen. Begrijp je wat ik zeg? God is wie Hij is, ongeacht wat jij denkt. Maar voor
zover jouw ervaring reikt, zul jij alleen maar van God ervaren wat jij van Hem denkt.
Bijvoorbeeld: als iemand niet gelooft in de doop in de Heilige Geest als een tweede ervaring met de Heer na de eerste ervaring
van de vergeving van zonden. Daarin word je met de Heilige Geest bekrachtigd, die zich manifesteert in vele gaven, één daarvan
is het spreken in tongen. Als iemand dat niet gelooft, zal het je niet gebeuren. Het overkomt je niet als een plotselinge
aanval. Het is niet iets dat automatisch gebeurt. Het is iets dat geloofd en aanvaard moet worden. Dus ook al is God de doper
met de Heilige Geest en het is Zijn wil. Het is zelfs een gebod om niet dronken te zijn van de wijn maar vervuld met de Heilige
Geest. En God wil het zeker geven aan íedere wedergeboren christen. Maar als iemand dat niet gelooft, als je zo niet denkt, dan
zal, ook al wil God het graag en is God ook bij machte, maar het zal gewoon niet plaatsvinden in iemands leven. Je moet het
geloven en aanvaarden.
Nog een ander voorbeeld hiervan: genezing. Het is Gods wil om ieder enkel individu te genezen. Maar als iemand dat niet gelooft,
als iemand denkt dat God soms wil dat je ziek bent om je iets te leren, dat het een of ander goede uitwerking in je leven heeft,
of hoe al die redeneringen ook maar gaan, als iemand zoiets gelooft, dan is dat ook wat je zult ervaren. Je zult een gebrek aan
genezing in je leven ervaren omdat je God door jouw denken hebt beperkt. Zie je wat ik hier zeg? Jouw denken bepaalt niet wie
God is, maar bepaalt hoe jij van God ontvangt!
Op een bepaalde manier kun je zeggen dat God voor jou is, wat jij denkt dat Hij is. Voor jou dus. God zal nog steeds zijn wie
Hij is, maar wat jouw denken betreft kun jij de Heilige Israëls beperken. In Psalm 78 staat dat je God kunt beperken door jouw
kleine denken. De reden dat ik dit zeg is dat als wij er nooit in geslaagd zijn een zoon van God te worden, onszelf niet als
volwassen zien, dat, in plaats van vrijheid en ruimte te hebben, God ons nog steeds moet vertellen hoe laat we ’s avonds thuis
moeten zijn, dan is het onze keuze. Maar betekent dit dat we nu maar iedere avond de hele nacht weg kunnen blijven? Nee, niet
zonder dat het ten koste van onszelf gaat en we er een prijs voor moeten betalen.
We hebben nu alle vrijheid om dingen te doen, maar hebben nog steeds wijsheid nodig. Je moet dus doen wat verstandig is, maar je
kunt best een keer laat opblijven. Je staat niet langer onder regels en verordeningen zoals het onder de oudtestamentische wet
is. Als je niet deze mentaliteitsverandering doormaakt, als je nog steeds probeert een relatie met God te leggen op basis van of
jij wel alles goed gedaan hebt, je moet dit doen en dat doen en al die dingen, dat is een oudtestamentische denkwijze. Dat is
onvolwassen zoals deze verzen het beschrijven en het brengt je in gebondenheid en neemt je vreugde en vrede weg. Je gaat schuld
ervaren en veroordeling. En je gaat God er ook nog de schuld van geven. Je gaat denken: ‘God straft mij, God verhoort mijn
gebeden niet omdat ik dit of dat gedaan heb’.
Wat je dus in zekere zin doet is, dat je God ervaart op de manier zoals jij denkt dat Hij is. De schuld en de veroordeling en
het gebrek aan vrede in je leven en al die dingen die je aan God toeschrijft. Maar de werkelijkheid is dat dit helemaal niet de
ware aard van God is. God is niet degene die je straft. Jij doet jezelf deze dingen aan. Jij staat satan toe om binnen te komen.
Maar je zult dat gaan ervaren en God er de schuld van geven, maar jij ervaart God gewoon op de manier zoals jij denkt dat Hij
is! Het is dus héél belangrijk dat wij een correct beeld van God krijgen.
En dat is precies wat Paulus bij deze Galaten probeert te bewerken. Zij waren in slavernij teruggevallen. En hij gebruikt hier
heel eenvoudige beeldspraak, door te zeggen dat ze zich als een kind gedragen. Jullie willen terug naar de fles. Jullie willen
dat iemand je op de rug klopt en je een boertje laat doen en je luiers voor je verschoont. In plaats van het feit te aanvaarden
dat je volwassen bent geworden en de keus kunt maken. En je mag die keuzen maken. God wordt niet boos op je, maar Hij zal ook
niet meer degene zijn die de rommel opruimt!
Dit is misschien een grof voorbeeld, maar als je een kind bent moesten ze je luiers voor je verwisselen. Eerst had je die
beheersing over je lichaam niet, maar na een poosje heb je wel beheersing over je lichaam gekregen, maar had je nog steeds nodig
om getraind te worden. Soms moest je een tik voor je billen krijgen of beloond worden of gestraft of wat dan ook, om je te leren
dat je het niet in je broek moest doen en jezelf moest beheersen. Ieder van ons die kinderen heeft is heel bekend met dit
proces. Een kind is echt lang voordat hij het doet in staat zichzelf te beheersen, dus moet hij gecorrigeerd worden.
Maar nu je volwassen bent, heb je de vrijheid om dat te doen. Niemand zal je luier voor je komen verschonen, je kunt best weer
je eigen kleren gaan bevuilen als je daar zin in hebt, maar ik denk dat niemand met gezond verstand zoiets gaat doen, want er
zijn heel goede redenen voor. Niet omdat je ervoor gestraft wordt of beloond. Niet omdat je van tafel gestuurd wordt. Je doet
het niet meer om dit soort dingen, maar er zijn gewoon fysieke redenen voor, het is gewoon niet prettig. Niemand wil dat soort
dingen doen. Ik weet dat het voor sommige mensen grof overkomt maar het is een heel duidelijk voorbeeld.
Nu je volwassen bent, ben je vrij om te doen wat je wilt, maar betekent dit dat je nu dingen gaat doen, die ze je ooit verboden
hebben om te doen? Zeer zeker niet. Er zat wijsheid in dat verbod. De oudtestamentische wet beval ons om de juiste dingen te
doen, maar deed het gewoon op een harde wettische manier en er werd een oordeel, een verwerping, een straf verbonden aan iedere
keer als we tekort schoten.
Onder het Nieuwe Testament zijn we nu vrij. Ik hoef niet langer bepaalde dingen te doen om bij God aanvaard te worden. Ik word
door God aanvaard vanwege het geloof in Jezus. Maar betekent dit dan dat ik allerlei dingen ga doen die alle wetten schenden? Ga
ik daarom maar stelen en liegen en moorden plegen? Doe ik al die dingen omdat ik nu vrij ben? Zeer zeker niet! Dat zou ik net
zomin doen als die andere illustratie die ik net gebruikt heb. Ik bedoel, het is gewoon onlogisch.
Maar iedere keer als je gaat spreken over genade komt er wel iemand die dit gaat aanvoeren: ‘Je moedigt mensen aan om in zonde
te gaan leven’. Nee, dat doe ik helemaal niet. Ik zeg alleen dat er een verschil is. Ik ga nu niet langer gestraft worden. Ik
word nu niet meer naar mijn kamer gestuurd, ik wordt niet afgewezen. Maar weet je dat de meeste christenen nog steeds op die
manier denken? Ze hebben nog steeds een relatie met God als een klein kind en leven in angst dat God hen zal afwijzen. God gaat
je niet afwijzen. Je hoeft de Bijbel niet te lezen als je niet wilt. Ga gerust je gang en wees geestelijk dood. Ga je gang en
laat je denken vervuild worden door het verderf van deze wereld. God laat het je doen en houdt evengoed van je. Maar jij houdt
niet evenveel van God als jij het Woord niet bestudeert.
Ik kan je verzekeren dat de grote meerderheid van de mensen in het Lichaam van Christus, waarschijnlijk de meerderheid van
mensen die naar deze tape luistert, het Woord bestudeert uit het gevoel van: ik móet het doen, God is niet blij met me, God zal
mijn gebeden niet verhoren, hoe kan ik verwachten dat God zal reageren als ik het Woord niet bestudeer? Je bestudeert het Woord
niet voor God, je bestudeert het voor jezelf! Als je het Woord niet bestudeert ben je niet slim. Je bent onwetend. Het is een
vergissing, maar God houdt evengoed van je!
Als je niet naar de kerk gaat, zal God je niet verwerpen en ook niet straffen of weigeren je gebeden te verhoren omdat je niet
naar de kerk gaat. Maar je gebeden worden niet zo goed verhoort omdat jij maar thuis zit en naar de kijkbuis koekeloert en
andere dingen doet. Je hart wordt koud en verhard. Je kunt niet langer in geloof functioneren. Je zult zien dat je niet dezelfde
resultaten verkrijgt, maar niet omdat God jou heeft verworpen, maar omdat jij God verwerpt. Je hart wordt verhard. De Schrift
zegt specifiek in Hebreeën 3 dat je niet je samenkomsten moet verzuimen maar elkaar dagelijks aansporen opdat je niet wordt
verhard door het bedrog van de zonde. Je moet samenkomen met gelovigen, zodat je hart gevoelig wordt voor God, zodat je God kunt
horen spreken in plaats van de duivel te horen spreken, die we toch al zoveel horen.
Dit punt zou ik zóveel verder uit kunnen werken. Ik weet dat ik hier voortdurend over spreek, maar hoewel dit zó eenvoudig is,
ontgaat de grote meerderheid van de christenen dit volkomen. Paulus is hier zéér expliciet en gebruikt een beeldspraak om te
laten zien dat het kinderlijk is, infantiel, om te proberen met God relatie te hebben op basis van straf en oordeel. Dat is
gewoon niet wat de bedoeling is. Dat is de manier waarop de oudtestamentische wet dingen voorstelde, maar onder het Nieuwe
Testament zijn wij nu zonen in plaats van slaven.
Vers 1: Ik zeg echter: Zolang de erfgenaam een jong kind is, verschilt hij in niets van een slaaf, hoewel hij heer is van alles;
2 maar hij staat onder voogden en beheerders, tot het tijdstip dat de vader van tevoren heeft bepaald.
Dit woord voor ‘slaaf’ hier, is hetzelfde Griekse woord dat we besproken hebben in Galaten 3:24. Ik ga niet proberen dat
Griekse woord uit te spreken , maar het spreekt erover dat je onder toezicht staat, onder opzicht van mensen die je voortdurend
controleren. Het spreekt erover dat je als een slaaf bent. Het dienen van God onder een wettische mentaliteit is net als een
relatie tussen slaaf en meester. Geen Vader-zoon relatie.
Nu sprak Paulus wel over ‘een slaaf van God’ te zijn. Maar dat was een vrijwillige slavernij. Het is niet dat God dat
vereist. Het is zoals het verderop in vers 6 wordt gezegd: Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon
uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!
Het woord Abba, daar zullen we zo verder op ingaan, maar ‘Abba’ is een koosnaampje, zoals pappa. God gaf ons die intieme,
hechte relatie.
We hebben de mogelijkheid om dicht bij God te zijn en daar zouden we gebruik van moeten maken. We gebruiken en ontvangen die
intimiteit bij God, maar erkennen tegelijkertijd dat Hij absoluut Heer is over alles, en dat zal ik nooit overtreden. Ik heb
mijzelf vrijwillig een verbondsknecht, een slaaf van de Heer gemaakt.
Het lijkt heel veel op mijn relatie met sommigen van mijn vrienden. Ik heb relaties met sommige mensen. Ik gebruikte dit
voorbeeld nog onlangs, sprekend over enkele intieme vriendschappen. Ik heb mensen die wilden dat ik naar een vriend van me ging,
die een prediker is, een heel goede vriend van me, en ze wilden graag dat ik een beroep op hem deed om dingen voor hen te doen.
En ook al heb ik de vrijheid om zoiets te doen. Mijn relatie met deze prediker geeft me deze mogelijkheid. Technisch gesproken
kán ik dat doen. Ik heb die vrijheid. Ik heb dat recht en ik heb ook geen enkele twijfel dat die andere persoon me tegemoet zou
komen en dat voor me doen.
Maar ik kwam bij hen en zei: ‘Kijk, ik heb een goede relatie met die persoon. Hij zou alles voor me doen en ik zou alles voor
hem doen.’ En ze zeiden: ‘Dat is precies wat ik bedoel, vráág hiernaar. Dring er bij hem op aan.’ Maar ik zei: ‘Ik zal
niet van dit recht gebruik maken. Ik zal nooit druk uitoefenen of een dergelijk beroep doen uit vrees die relatie te
beschadigen. Ik wil helemaal niets anders dan een zegen zijn voor die persoon.’ En ik zei: ‘Ook al heb ik het recht het te
doen ik zal van dat recht geen gebruik maken tenzij het iets is dat bijzonder ernstig is.’
Ik zal het niet doen. Ik zal nooit druk op iemand uitoefenen. En ik denk dat dit een goddelijke manier is. Ik denk dat het de
enige ethische manier is. Met andere woorden, je misbruikt geen vriendschappen. Je koestert ze, je hecht er hoge waarde aan. En
er zijn momenten dat je er gebruik van moet maken, maar je maakt er zeker nooit misbruik van.
En dit is hetzelfde. We hebben een hechte, intieme relatie en God heeft beloofd alles te doen wat we vragen, maar tegelijkertijd
maak ik daar geen misbruik van. Ik gebruik God niet voor zelfzuchtige doeleinden. Ik kom vrijwillig terug. Ik zeg: ‘God, ik
weet dat U hebt gezegd dat U in al mijn behoeften zult voorzien en dat U alles doet waar ik om vraag.’ Maar ik ga geen dingen
vragen om voor mijn eigen begeerte te gebruiken. Ik gebruik God niet als een supermarkt op een zelfzuchtige manier, dat ik langs
de hemelse schappen loop om mijn eigen behoeften verzadigd te krijgen.
Ik geloof dat dit het soort dingen is, waar Paulus het over heeft. Wij zijn vrijwillige slaven van de Heer, maar in feite hebben
we deze hechte intieme relatie dat we ons niet langer als slaaf gedragen. God heeft ons dat recht geschonken.
In vers 3 staat: Zo waren ook wij, toen wij nog jonge kinderen waren, als slaven onderworpen aan de grondbeginselen van de
wereld.
Nogmaals, dit spreekt over toen we nog probeerden relatie met God te hebben onder een wettische mentaliteit. Door te presteren
Gods genade en gunst te verdienen. Maar voordat de openbaring over de relatie met God op basis van geloof werd duidelijk
gemaakt, vergelijkt hij dit met alsof we slaven waren. En we waren gebonden, onderworpen aan de principes van de wereld.
Ik weet niet hoe Paulus hier duidelijker zou kunnen spreken over een werken-mentaliteit, dat is gebondenheid aan een wettische
mentaliteit. Het is heel helder uiteengezet. De meeste mensen in het Lichaam van Christus van tegenwoordig zouden moeten
toegeven dat er een enorme hoeveelheid gebondenheid is. Ze ervaren niet de volledige vrijheid en de voordelen van hun relatie
met God. In plaats daarvan dienen ze in een slaafse relatie. Ze hebben deze intimiteit niet. En dat komt door de wettische
mentaliteit.
Er staat dat we onderworpen waren aan de grondbeginselen van de wereld. De ‘Revised Standard Version’ vertaalt deze zin met
‘we waren slaven van de elementaire geesten van de wereld.’ Als dat een correcte vertaling is, spreekt het over de
demonische krachten en geesten die in onze levens werkzaam waren voordat we tot Christus kwamen. Die voerden heerschappij over
ons. En hij vergelijkt iemand die onder de wet is met iemand die nog steeds in gebondenheid is van de geesten van deze
wereld.
De wet kan je vertellen wat je zou moeten doen. Het geeft je een standaard, maar heeft geen enkele kracht om je te bevrijden. En
aan de andere kant geeft écht christendom, waarbij je je vertrouwen stelt in de Heer en een relatie met God onderhoud op basis
van geloof, jou een gloednieuwe Geest. En zoals er staat in 1 Johannes 5:4: en dit is de overwinning die de wereld overwonnen
heeft: ons geloof.
Maar hoofdstuk 4:4 zegt: want Hij Die in u is, is groter dan hij die in de wereld is.
Dus als je wedergeboren wordt, maakt God jou superieur aan de duivel! Je hebt een autoriteit en een macht die groter is dan hij.
Dit is dus een van de grote verschillen tussen de wet en de genade.
De wet vertelde je wat je zou moeten doen, maar was krachteloos om je te helpen dat ook te volbrengen, en ook niet in staat om
de demonische greep die over je was te verbreken. Maar genade kent niet alleen een norm van wat goed en fout is, maar geeft je
ook de kracht om dat te doen. Het bevrijdt je van de kracht van de duivel en geeft je een superieure kracht en autoriteit. Als
jij dus onder een wettische mentaliteit bent, waarin je probeert God te dienen door je eigen werken, zul je gefrustreerd raken.
Je zult voortdurend deze standaard hebben van wat je zou moeten doen, maar machteloos om het ook te volbrengen.
Als je onder genade bent en gewoon gaat zeggen: ‘Vader, dank u dat ik door U aanvaard ben, ook al presteer ik niet volmaakt’,
zal dat de kracht van God die binnenin je is, vrijzetten. En het zal je macht geven over de elementaire geesten van het
universum. Of zoals de King James zegt, over de ‘elementen van de wereld’ (Staten Vertaling: grondbeginselen van de wereld).
Het zal die breken. Je hebt een superieure kracht. En dat is geweldig.
Vers: 4 Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, 5 om
hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij de aanneming tot kinderen zouden ontvangen.
Ik geloof dat deze zin – toen de volheid van de tijd gekomen was – heel belangrijk is. Want ik spreek heel wat mensen die zo
niet denken. Veel mensen hebben zich dit nooit afgevraagd. Maar persoonlijk heb ik me vaak afgevraagd waarom God bijna 4000 jaar
heeft gewacht na de val van Adam om Jezus naar de aarde te zenden. In die periode van 4000 jaar hebben heel veel mensen geleden
onder de overheersing door satan. En het Nieuwe Testament maakt een enorm verschil nu Jezus gekomen is. Dit tweede verbond is
oneindig veel beter dan het eerste verbond, enzovoorts.
De voordelen van Jezus hebben, en wedergeboren zijn, dat is gewoon oneindig veel beter dan het Oude Testament. Waarom heeft God
dan 4000 jaar gewacht? Dat zijn het soort vragen dat ik mij stel. En ik heb daar antwoord op gekregen. Dat kan ik je hier niet
allemaal vertellen, maar ik heb een serie van twee tapes, over de autoriteit van de gelovige, die daar uitvoerig op ingaan en
dat uitleggen. En ik heb ook een serie die dit samenvat, die heet: ‘Cause and effect - The Word, the incorruptible seed’.
Deze series behandelen allemaal hetzelfde: er was een reden dat Jezus op dat moment kwam.
Dat is wat deze verzen zeggen. ‘Toen de volheid der tijd gekomen was’ - een van de vertalingen hiervan zegt dat het betekent
– toen de juiste tijd gekomen was. En dat is de ‘Eenvoudig Engels Bijbel’. De NIV zegt: ‘toen de tijd volledig gekomen
was’. Dit wijst op een specifieke tijd. De verschijning van Jezus op aarde was niet willekeurig. Het was niet per ongeluk.
Jezus kwam op het vroegst mogelijke tijdstip dat alles er klaar voor was. Net als een vrouw die een baby krijgt. Je hebt een
voldragen termijn. De baby kon wel eerder komen, maar zou dan niet volgroeid zijn.
Op het allereerste moment dat alles er klaar voor was, kwam Jezus naar deze aarde. En ik geloof dat dit heel veelbetekenend is.
Voor mij beantwoord dat heel wat vragen. Er zijn dingen die plaats moesten vinden voor de menswording van Jezus op deze aarde.
De Heer zond Jezus op het vroegst mogelijke moment. En dat beantwoordt voor mij heel wat vragen. Het laat zien dat God
rechtvaardig was. Hij verspilde geen tijd om mensen onder het Oude Testament maar te laten lijden. Hij was niet onverschillig
voor hun nood en problemen. Nee, de Heer was hard aan het werk om Jezus tot openbaring te brengen. En Hij kwam op het vroegst
mogelijke tijdstip.
Het woord ‘volheid’ betekent volgens de New American Heritage Dictionary letterlijk: de maximale of volledige omvang of
ontwikkeling. Er moesten dingen ontwikkeld worden voordat Jezus kon komen. De dingen waren gewoon nog niet gereed. Jezus kwam
dus op het vroegst mogelijke moment. Merk ook in dit vierde vers op dat er staat: …zond God Zijn Zoon uit... Met andere
woorden, God schiep zijn zoon niet. Je hoort bepaalde sekten beweren dat Jezus’ leven begon toen Hij door de maagd Maria
ontvangen werd. Maar nee. Hij was al God. Hij bestond voor alle dingen. Kolossenzen 1 geeft daar heel wat informatie over. Alles
wat bestaat is door Jezus geschapen. Jezus bestond al voordat Hij hier naar de aarde kwam. Hij bestond als God de Zoon. En toen
Hij naar de aarde kwam, werd Hij uit een vrouw geboren, maar was dat niet het begin van zijn bestaan.
Het is zeer belangrijk dat je dit begrijpt, zodat je Jezus ook als God zult beschouwen. Jezus IS God en Hij openbaarde zich in
het vlees (1 Timoteüs 3:16). Het is belangrijk dat je goed op deze bewoording hier let. Maar dit is heel subtiel een vermelding
dat Jezus God was en Goddelijk. Hij begon Zijn leven niet toen Hij verwekt werd in de maagd Maria.
Dus nogmaals - zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw - dit is een verwijzing naar de maagdelijke geboorte en is erg
belangrijk. Ik heb aantekeningen waarin ik dit al heb uitgelegd, hoe de maagdelijke geboorte essentieel is om de goddelijkheid
van Jezus te begrijpen. En het laatste zinsdeel hier zegt: geboren onder de wet. Dat is belangrijk. Als hij hier erover spreekt
dat wij van de wet zijn verlost, is het belangrijk om te beseffen dat Jezus letterlijk vlees is geworden en dat Jezus
onderworpen werd aan de wet. Aan alle regels en voorschriften. Jezus nu had gerechtigheid bij God omdat Hij God wás. Het was
een geërfde gerechtigheid. Maar toen Hij vlees werd, onderwierp Hij zich letterlijk aan die wet en heeft aan ieder voorschrift
van de wet foutloos voldaan en vervolgens nam Hij de straf voor onze overtreding van de wet in Zijn eigen lichaam. En Hij werd
voor ons tot een vloek, zoals wordt geleerd in Galaten 3, en Hij verloste ons van de wet.
Maar dat had Hij niet kunnen doen als Hij niet uit een vrouw geboren was en niet fysiek vlees en bloed was geworden. En hij had
dat niet kunnen doen als Hij niet onder de wet was geweest. Jezus is op alle punten op gelijke wijze verzocht geweest als wij.
Hij weet hoe het is om met zonde verleid te worden. Hij weet hoe het is om onder de gebondenheid te zijn van de regels, de
voorschriften van de wet. Dus heeft Hij ons volmaakt verlost. Hij heeft volmaakt begrip van de dingen waar wij doorheen gaan. En
daar wijst Paulus hier op.
4 Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, 5 om hen
die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij de aanneming tot kinderen zouden ontvangen.
In vers 5 blijkt dat het doel waartoe Jezus naar deze aarde kwam, was om ons te verlossen. Het woord verlossen (hier vrijkopen)
- ik ga niet proberen dit Griekse woord uit te spreken - maar het betekent letterlijk: uit de slavenmarkt vrijkopen. En hij gaat
hier met die illustratie verder over onder de wet zijn, dat als je probeert met God een relatie op te bouwen op basis van hoe
goed jij wel voldoet aan een standaard van goed en fout. Als jij zo’n wetsmentaliteit hebt, ben je als een slaaf, als een kind
dat constant te horen krijgt wat het moet doen en wat het niet moet doen. En het wordt gestraft en gecorrigeerd. Er staat dus
dat Jezus ons uit die slavenmarkt heeft vrijgekocht. Hij verloste ons uit die gebondenheid zodat we niet langer slaven zijn,
maar nu zijn we zonen. We hebben vrijheden, mogelijkheden, privileges die een slaaf niet heeft. Prijs God. Man, dit is een
krachtige beeldspraak.
Maar merk op dat Hij ons niet alleen verloste. Hij verloste ons uit die relatie van een slaaf. Maar er staat: opdat wij de
aanneming tot zonen zouden ontvangen.
God verloste ons niet alleen ván iets, maar ook vóór iets. En dit laat zien dat er twee stappen in verlossing zijn. We zijn
verlost van straf. We worden verlost van tuchtiging en toorn en verwerping. We zijn verlost van slavernij, gebondenheid aan
regels en voorschriften. Als dat alles is wat de Heer voor ons had gedaan zou het geweldig zijn. Maar de Heer heeft veel, véél
meer gedaan dan dat. Hij bracht ons úit die gebondenheid ín een relatie met God.
Met andere woorden, als jij je zou kunnen voorstellen dat een slaaf op dit moment wordt vrijgelaten, en wordt weggehaald van
onder de zweep en de gebondenheid en de prestatiedruk en alle beperkingen die bij slavernij horen, dan zou vrijgelaten worden
geweldig zijn. Maar zou het niet oneindig veel meer zijn, als ze niet alleen vrijgelaten worden, maar ook nog tot DE erfgenaam
van de meester, de eigenaar gemaakt? De erfgenaam van al het geld? De erfgenaam van alle rechten en privileges? Zie je, dat is
véél, véél beter.
En dat is wat de Heer met ons heeft gedaan. Hij heeft niet alleen ons ván de zonde verlost, van de gebondenheid en de straf,
maar heeft ons echt in een familierelatie met Hem gebracht. Maar het is triest te constateren dat veel mensen niet die relatie
en de gemeenschap met Christus ervaren, die echt voor ons beschikbaar is. Ze zien de redding als niets anders dan de vergeving
van hun zonden. En dat is niet zo. Het is veel, veel meer dan dat. Dus we waren niet alleen verlost van onder de gebondenheid
van de wet, maar we zijn ook verlost tot het zoonschap. En daar hoeven we niet zonder te doen. Het is allemaal onderdeel van
dezelfde overeenkomst.
Het was nooit de bedoeling dat maar een paar mensen van de volledige voordelen van de erfenis gebruik zouden maken. Nee, Hij wil
dat wij dat allemaal doen. Maar het kan alleen komen door geloof.
In vers 6 gaat hij dan verder met zeggen: Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten,
Die roept: Abba, Vader!
Eén van de voordelen van redding is zeer zeker de inwoning van de Heilige Geest. Ik heb dit in het verleden wel genoemd. Ik heb
geen tijd om daar allemaal op in te gaan. Maar we hebben de inwonende aanwezigheid van de Heilige Geest! Het verschil tussen
alleen maar vergeven zijn, en het dan verder zelf uit moeten zoeken, én het vergeven zijn en God letterlijk inwonend in je
hebben, waarbij Gods Geest het denken van Christus, en de wijsheid, en de zalving, en de kracht van God en alle dingen ons
geeft, om dat werkelijk inwonend in ons te hebben. Dat verschil is enorm en verbazingwekkend. Iedereen die spreekt over verveeld
zijn, of depressief zijn of ontmoedigd zijn, heeft niet echt zijn erfenis begrepen.
Hij gaat dan ook verder in het volgende vers: 7 Dus nu bent u niet langer slaaf, maar kind; en als u kind bent, dan bent u ook
erfgenaam van God door Christus.
Iedere christen die spreekt over depressief zijn en het ontberen van hoop en al die dingen, ik kan je verzekeren dat ze niet
mediteren op wat God ons echt gegeven heeft. Ze hebben het idee dat het enige dat ze hebben vergeving is. Maar ze zien zichzelf
niet als een ware erfgenaam van God. Iedere persoon die een openbaring heeft van wat het is om God binnenin je te hebben leven,
is een ontvanger van Gods geest.
En daarmee is alle kracht, alle zalving, alle wijsheid, alle dingen die voor ons zijn weggelegd in de toekomst. Zoals er in
Johannes 14 staat dat in mijn Vaders huis vele woningen zijn. Hij gaat een woning voor ons bereiden en ons tot zich nemen en ons
in die woning opnemen. Als je gaat denken aan de geweldige dingen die God voor je bereid heeft, is het gewoon onvoorstelbaar,
onverenigbaar dat dit samen kan gaan met depressie, verveling, gebrek aan hoop. Dat kan gewoon niet.
Iemand die dat soort dingen ervaart is iemand die óf geen openbaring heeft van zijn erfenis bij de Heer. Of ze hebben het opzij
gelegd en laten zich domineren en beheersen door hun fysieke omstandigheden. We hebben hier gewoon iets geweldigs. Dit is een
verbazingwekkend iets, dat God ons Zijn zonen wil noemen! Het zou al geweldig zijn als God ons wilde verlossen en genade met ons
zou hebben, maar ons dan ook nog verhogen tot een positie van zoonschap is gewoon onvoorstelbaar. Als je daar echt over zou
nadenken en er een echte openbaring over zou hebben - de vrijheid, de ruimte die je dat zou geven, zou gewoon fantastisch
zijn.
Kijk ook naar het 6e vers dat zegt: 6 Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die
roept: Abba, Vader!
Het woord ‘Abba’ hier is een Aramees woord. Het werd door Jezus gebruikt in Markus 14:36 . Vandaag de dag zouden wij het
woord ‘pappie’ gebruiken. Het is een aanhankelijk, intiem woord. Het is niet als ‘vader’ wat nogal formeel is en ook wel
een relatie suggereert. Maar dit benadrukt heel specifiek de intimiteit van de relatie. Het is alsof je zegt: ‘papa’. Dit is
een zoveel groter beeld van de verlossing dan wat de meeste christenen beseffen.
God had niet alleen maar wat medelijden met ons en heeft ons daarom van de hel en van Zijn toorn verlost, maar Hij hield zoveel
van ons dat Hij ons van die dingen heeft verlost en dan ook nog in een dermate intimiteit met Hem heeft gebracht dat de Heilige
Geest door ons probeert te spreken en ons naar zo’n hechte relatie brengt dat we God onze ‘pappie’ kunnen noemen. En dat
is niet oneerbiedig maar juist het hoogste respect dat je maar kunt geven. Gebruik maken van díe intimiteit en nabijheid
behaagt God.
Ik heb wel eens vriendschap geboden aan mensen die echt het idee hadden dat ze dat niet verdienden. Gewoon uit de goedheid van
mijn hart wilde ik dingen voor mensen doen. En mensen kwamen naar me toe en zeiden: ‘Je hebt me tapes gegeven en je hebt
allerlei dingen voor mij gedaan. Ik ben degene die jou wat verschuldigd is.’ Ik wilde hen een etentje geven, of iets voor hen
doen. En ik heb meegemaakt dat iemand daartegen protesteerde en zei: ‘Nee, ik ben degene die jou wat schuldig is. Je mag
helemaal niets voor mij doen. Ik moet iets voor jou doen.’ Soms laat ik mensen dat doen, omdat ze echt vinden dat ze iets
moeten doen. Maar soms als iemand echt ontmoedigd is of financieel hulp nodig heeft, wil ik hen gewoon zegenen. En soms doet het
me gewoon pijn als ik merk dat mensen niet toelaten dat je hen zegent. Ze laten je gewoon niet toe aan hen geven. Ze laten niet
toe dat je hen vriendschap betoont. Want: ‘Oh nee, ik kan niets van je aannemen. Ik verdien dit niet.’
Maar aan de andere kant heb ik ook mensen gezien voor wie dat moeilijk was maar die zich vernederden en zeiden: ‘Als je dat
echt wilt doen, neem ik het aan’. En dat zegende mij. Ik genoot ervan. Ik vond dat fijn. En ik geloof dat het bij God ook zo
is. Vooral als het op prestatie is gebaseerd, verdient helemaal niemand van ons intimiteit met God. Maar desondanks is de
Heilige Geest in onze harten uitgezonden die roept: ‘Abba, Vader’. Hij probeert ons in die relatie te brengen. En er is
geloof van onze kant voor nodig om onszelf te vernederen en te zeggen: ‘Ik weet dat ik het van mijzelf niet verdien, niet op
basis van mijn prestaties. Maar omdat God het wil ga ik die relatie in.’ En in geloof gaan wij zeggen: ‘Vader, ik geloof dat
U mijn pappa bent’ en op die basis gaan wij een relatie met Hem aan. In intimiteit en nabijheid.
Ik verzeker je dat daar geloof voor nodig is. En geloof is wat God behaagt. Het behaagt God om te zien dat wij onszelf
vernederen en van dat soort dingen gebruik maken. Dit zijn de punten die Paulus hier naar voren brengt.
In vers 8 zegt Paulus: Maar destijds, toen u God niet kende, hebt u hen gediend die in wezen geen goden zijn - Paulus verwijst
hiernaar voordat ze wedergeboren zijn; ze waren aanbidders van afgoden en ze dienden die als slaven. Dat verwijst weer naar die
slaafrelatie. In vers 9 zegt hij: en nu u God kent, ja wat meer is, door God gekend bent, hoe kunt u weer terugkeren naar de
zwakke en arme grondbeginselen, die u weer van voren af aan wilt dienen?
Wat Paulus nu doet is hun terugkeer naar de oudtestamentische wet vergelijken met afgoderij. Dat is op heel veel manieren
hetzelfde. Bijvoorbeeld in de afgoderij zijn er allerlei rituelen, wettische of liturgische dingen die je allemaal moet doen om
die zogenaamde ‘goden’ tevreden te stellen.
Nou, met een wettische mentaliteit is het precies hetzelfde. Er zijn zoveel dingen die je moet gehoorzamen. In de afgoderij zijn
het heel vaak wraakzuchtige, boze goden en je moet allerlei dingen doen om hen tevreden te stellen om hun gunst te verwerven.
Als je dat niet doet, of als je niets doet, zal het altijd wraak uitlokken. Nou, je zult ontdekken dat wettische mensen die de
wet en oordeel prediken, en dat je moet presteren, net zo’n soort mentaliteit hebben. Paulus vergelijkt hier onder de wet gaan
leven met terugkeren tot afgoderij. Ferme uitspraken.
Hij zegt hier ook: hoe kunt u weer terugkeren naar de zwakke en arme grondbeginselen.
Merk op hoe hij hier de wet beschrijft, en daar spreekt hij over tot deze Galaten die teruggekeerd zijn onder de wet. Dit zijn
geen mensen die hun geloof in Jezus hebben afgezworen en teruggekeerd zijn naar hun afgodendienst. Ze waren teruggegaan naar de
oudtestamentische Joodse wet en probeerden onder bepaalde geboden te gaan leven. Specifiek het gebod van besnijdenis en andere
geboden. Die somt hij in het volgende vers op. Ze leefden naar deze dingen met het idee dat hun prestaties en het houden hiervan
hen gunst bij de Heer opleverde.
Hij vergelijkt hier dus de wet met een zwak en armzalig ding. En dat is het ook echt in die zin dat het volledig onbekwaam is.
Het geeft je wel een standaard, een norm, maar is totaal niet in staat je ook de kracht te geven om daarnaar te leven. Hetzelfde
Griekse woord dat hier met ‘zwak’ wordt vertaald, wordt ook vertaald met ‘slap, onmachtig, ziek, zonder kracht’. En dat
is precies waar het over gaat. Het woord ‘arm’ wordt 30 keer in het Nieuwe Testament als ‘armlastig’ vertaald. De wet is
armlastig. En ik weet dat sommige mensen hierdoor denken dat ik tegen de dingen ben die God gedaan heeft. Nee, God heeft de wet
voor een periode gebruikt. Maar in het derde hoofdstuk is al aangegeven dat het maar tijdelijk was. En door de zwakheid van ons
vlees was ze onmachtig, zwak en zonder nut; vanwege ons eigen vlees. De wet zelf is geestelijk en goed. Maar onze eigen zwakheid
maakte de wet zwak. Het is alsof wij de zwakste schakel in de ketting zijn. De wet hing van ons af. Van onze prestaties. En ook
al is de wet misschien een gigantische ketting. Denk aan zo’n ankerketting van een oceaanreus of zo. Wij zijn degenen die haar
vast moesten grijpen en laten werken. En wij waren de zwakke schakel in die ketting. Een ketting is niet sterker dan de zwakste
schakel. En onze zwakheid maakte de wet zwak omdat ze van ons en onze prestaties afhing. In die zin was ze dus zwak en
armelijk.
Als de wet juist wordt toegepast is ze goed. Maar als je de wet probeert te vermengen met het evangelie, als je de wet wilt
gebruiken als een manier om rechtvaardiging te verkrijgen, dan is ze arm en zwak. En daar heeft hij het over. Hij zegt: ‘Dit
is net alsof je terugkeert in de afgoderij. Waarom zou je naar dat soort mentaliteit terugkeren als je al de vrijheid in
Christus hebt ervaren?’ In het laatste deel van vers 9 zegt hij: ‘Je keert weer terug in gebondenheid’.
In vers 10 zegt hij: U houdt zich aan dagen en maanden en tijden en jaren.
Nogmaals, waar hij hier naar verwijst zijn geen heidense gebruiken, maar teruggaan naar oudtestamentische wetten. Deze mensen
vielen terug in wetticisme. En als hij het over heeft dat ze zich aan dagen houden, bedoelt hij de sabbatdag. De zevende dag die
bevolen was. Maar onder het nieuwe verbond zijn we verlost van die gebondenheid. Als iemand naar deze tape luistert en het
klinkt jou als ketterij in de oren, en je hebt dit nog niet in zijn geheel gehoord, moet je terug naar Johannes 15:16. Ik heb
daar een aantekening (nr 1) die spreekt over de sabbat en dat deze maar een beeld was van de dingen die zouden komen. Dat staat
in Kolossenzen 2:16-17.
Er staat ook dat ze teruggingen naar het houden van maanden. In het Oude Testament waren voorschriften over maanden, nieuwe maan
en dat soort dingen waar ze zich aan moesten houden. Ze moesten iedere nieuwe maan bepaalde offers brengen en dat soort dingen.
Hij zegt: als je dat soort dingen doet ga je weer terug in gebondenheid. Er staat ook nog: ‘in tijden en jaren’. Dat spreekt
over bepaalde feesten, zoals het feest van tabernakels, Pesach, eerstelingenfeest, etc. Deze dingen werden onder het Oude
Testament geboden. De wettische Joden gingen daarnaar terug. Ze moesten Pesach vieren. En als ze Pesach niet vierden was dat God
niet welgevallig. Maar de Schrift zegt in Kolossenzen 2:17 dat al deze dingen maar schaduwen, beelden waren, typen van de
realiteit van het Nieuwe Testament.
Iemand die de doop in de Heilige Geest ervaart, leeft in Pinksteren. Iemand die redding ervaart, leeft in Pesach. Al die feesten
stonden symbool voor een nieuwtestamentische realiteit. Hebreeën 4 maakt een groot punt van het uitleggen dat de sabbat een
beeld was van de relatie die nu beschikbaar is in Christus. Ik heb hier een tape over, getiteld ‘Onze sabbatsrust’, die je
dit laat zien. Als iemand probeert te voldoen aan het houden van een bepaalde dag, en zichzelf probeert te weerhouden van
bepaalde activiteiten en op de een of andere manier de ene dag eert boven een andere, en denkt dat ie door dat te doen de sabbat
houdt, die houdt de sabbat dus niet. De sabbat is een beeld van een relatie met God die nu een realiteit is in Christus. Waarom
zou je naar een beeld willen kijken als je het echte ding hebt?
Als je mij nooit eerder gezien zou hebben, en iemand zou je een foto laten zien van mij, dan heeft het enig nut voor je. Je zou
hem in je agenda willen stoppen, of op je prikbord doen, zodat als je me tegenkomt, je me zou herkennen. Maar als ik bij je zou
zijn, waar zou je die foto nog voor nodig hebben? De foto was alleen maar een afbeelding van mij. Dat zou lijken op iemand die
zegt: ‘Ik houd van die foto’, en dan komt hun geliefde de kamer binnen, maar die persoon blijft nog steeds verliefd op de
foto, niet op de persoon die door de foto wordt voorgesteld. Dat zouden we niet snappen. We zouden zeggen: dat is
krankzinnig.
En dat is het dus ook als mensen proberen de symboliek te aanbidden in plaats van de realiteit. De sabbat was maar een symbool
van de nieuwtestamentische realiteit die ons nu in Christus toebehoort. Nogmaals, lees die studie over ‘onze sabbatsrust’
als jij je vragen daarover beantwoord wilt hebben.
In vers 11 zegt hij: Ik vrees voor u dat ik mij misschien tevergeefs voor u heb ingespannen.
Nou, dat roept wat vragen op. Dit klinkt alsof hij betwijfelt of deze mensen echt gered zijn of niet. Nu weten we dat ze
wedergeboren waren omdat Paulus hen het evangelie had gepredikt en in deze brief heeft hij hen al als gelovigen aangesproken.
Later gaat hij daar nog op in als hij zegt: ‘Ik ben er zeker van dat jullie hetzelfde erover denken en dat jullie vasthouden
aan de belijdenis van je geloof’. Uit de context van deze brief en andere dingen is het duidelijk dat dit gelovigen waren.
Maar toch zegt Paulus hier: 11 Ik vrees voor u dat ik mij misschien tevergeefs voor u heb ingespannen.
En dit roept een vraag op. Kun je gered zijn en dan weer verloren gaan? Daar is heel wat strijd over in het Lichaam van
Christus. En ik heb geen tijd om dat nu te beantwoorden. Maar laat ik zeggen dat ik geloof dat het mogelijk is om gered te zijn
en je redding weer te verwerpen. Het is niet automatisch dat jij je redding behoudt. Maar ik geloof niet dat je het teniet kunt
doen door te zondigen. Ik geloof niet dat jij je redding kunt verliezen, wat een veelgebruikte uitdrukking is.
Je kunt je redding niet verliezen vanwege een mislukking van jouw kant, vanwege een zonde die je begaat, of iets wat je zegt of
doet. Maar je kunt letterlijk je redding afzweren. Met andere woorden, je moet die redding bewaren door geloof, niet door
prestaties. En ik weet dat dit geen volledig antwoord is, en sommigen van jullie kunnen hier heel boos over worden. Dit is een
explosieve kwestie, een erg omstreden kwestie. Ik moedig jullie aan om de volgende tape te beluisteren: ‘Security of the
believer’ . In die tape wordt dit behandeld en uitgelegd.
Maar door het uitdrukken van zijn zorg over deze mensen, of ze wel echt wedergeboren waren, of ze wel verder zouden gaan, of dat
zijn arbeid tevergeefs zou blijken te zijn, brengt een punt naar voren dat het geen automatisme is dat als je eenmaal
wedergeboren bent, je altijd zo blijft. Er is een bepaalde mate van medewerking van onze kant voor nodig.
In vers 12 zegt hij: Wees zoals ik, want ook ik ben zoals u, broeders; ik smeek het u! U hebt mij in geen enkel opzicht onrecht
aangedaan.
Wat hij deze Galaten in feite vertelt is: ‘Ik wilde dat jullie zoals ik waren, want ik ben vrij. Ik wandel in vrijheid en ik
heb een relatie met God ervaren die intiem en hecht is. Waarin ik letterlijk God mijn papa kan noemen.’ En hij zegt: ‘Ik wil
dat jullie ook zo zijn. Jullie zijn niet zo. Het is beschikbaar. Het is beschikbaar voor ieder persoon die wedergeboren is.’
Maar hij zegt: ‘Ik smeek dat jullie dit mogen ervaren, er gebruik van maken.’ En hij zegt: ‘Jullie hebben mij in geen
enkel opzicht onrecht aangedaan.’ Met andere woorden zegt hij in feite: ‘Hé, ik kan zo weggaan. Ik weet wie ik ben. Ik weet
wat voor relatie ik heb. De reden dat ik zoveel moeite aan jullie besteedt en mijn hart uitstort - ons hart is open voor u –
is dat je zelf je eigen lot moet bepalen’. Dat zegt hij in 2 Korintiërs toen hij tot een andere groep, de Korintiërs sprak.
Het ging hem niet om zijn persoonlijke verlies, het ging hem erom dat zíj enorm verlies zouden lijden als ze weer terug onder
de wet zouden gaan, en hierdoor in gebondenheid.
Hij zegt dus: ‘Jullie hebben mij niet gewond. Ik ben wie ik ben. Ik weet wie ik ben. Het is niet voor mij dat ik deze dingen
zeg. Ik zeg deze dingen voor jullie.’ Hij zou voortgaan in de genade van God, ongeacht wat zij deden, maar hij wilde hen
daarin meenemen. Hij wilde dat ook zij de zegeningen en de volheid zouden ervaren die hij beleefde.
In het volgende verzen zegt hij: 13 En u weet dat ik u de eerste keer het Evangelie heb verkondigd in lichamelijke zwakheid. 14
En toch hebt u de beproeving in mijn lichaam niet veracht of verafschuwd, maar ontving u mij als een engel van God, als Christus
Jezus.15 Waarin prees u zich dan gelukkig? Want ik kan van u getuigen dat u, zo mogelijk, uw ogen zou hebben uitgerukt en aan
mij gegeven zou hebben. 16 Ben ik dan uw vijand geworden door u de waarheid te zeggen?
Ik ga hier even vaart minderen, om op enkele dingen in te gaan. Want er zijn mensen die hier verzen uit hun verband genomen
hebben en ze misbruikt hebben om te beweren dat Paulus een chronische ziekte zou hebben, specifiek een oogziekte. En dat hebben
ze gekoppeld aan 2 Korintiërs 12 om te beweren dat dit Paulus’ doorn in het vlees was. Ik wil dus enkele dingen behandelen en
dit weerleggen.
Maar voor we van ons betoog afdwalen, wil ik zeggen dat we dit in zijn verband moeten bekijken, en dat hij tegen hen zegt: ‘Jullie
hebben mij niet gekwetst. Ik ga nog steeds door met God en ik ga verder in de genade van God, maar ik wil dat jullie dit ook
ervaren.’ Wat hij dus hier in de verzen 13, 14 en 15 doet, is hen herinneren aan de genegenheid die ze voor hem hadden toen
hij voor het eerst het evangelie aan hen kwam verkondigen. Hij roept in hun herinnering terug dat ze zoveel van hem hielden, dat
ze als ze hem met een of ander fysiek probleem hadden aangetroffen, bereid waren geweest hun eigen ogen uit te rukken om hem te
geven. Met andere woorden, ze hielden zoveel van hem dat ze ten koste van hun eigen fysieke welzijn voor hem wilden gaan. Ze
hadden álles voor hem gedaan.
En hij zegt: Waar is die gezegende houding gebleven waar ik over spreek? Waar is deze liefde gebleven die tot mij werd
uitgestrekt?’ Hij zegt: ‘Hoe kun je mij en het evangelie dat ik jullie heb gebracht afwijzen en weer terug keren tot een
armelijke, zwakke gebondenheid?’ Hij had tot hen het Woord van God gesproken, hij had de Bijbelse basis voor hen gelegd. Hij
had logica gebruikt, hij had vergelijkingen getrokken en nu doet hij een beroep op hun emoties en zegt: ‘Hoe zit het met mij,
houden jullie niet van mij? Hoe kunnen jullie zeggen dat jullie mij liefhebben en tegelijkertijd alles verwerpen wat ik jullie
geleerd heb. Alles wat ik gezegd heb.’ Het is gewoon dat Paulus hen tot bezinning probeert te brengen. Hij spreekt hun
gevoelens aan en brengt in herinnering de liefde en de gemeenschap die ze ooit hadden.
Maar laten we hier gelijk in enkele dingen duiken. In vers 13 zegt hij: En u weet dat ik u de eerste keer het Evangelie heb
verkondigd in lichamelijke zwakheid.
Eerst dit woord ‘zwakheid’. Als je teruggaat naar 2 Korintiërs 12 waar ik heb onderwezen over de doorn in het vlees van
Paulus, heb ik enkele van deze dingen genoemd. Maar toen het woord ‘zwakheid’ in 2 Korintiërs 12 werd gebruikt geloofde ik
niet dat het sprak over een fysieke ziekte. En dat baseerde ik op 2 Korintiërs 11:30 waar staat: Als er geroemd moet worden,
dan zal ik roemen in mijn zwakheid.
In dat verband sprak zwakheid over zijn moeilijkheden. De dingen die hij leed vanwege Christus. Ik ga dat niet verder uitleggen.
Ik heb dat al behandeld.
Maar hier spreekt zwakheid wel van een fysiek probleem. En dat baseer ik op het verband van deze uitspraak. Het spreekt hier
over een lichamelijke zwakheid, of een zwakheid van het vlees. Met andere woorden, dit is geen zwakheid van het zielsgebied of
het geestelijke gebied. Dit spreekt over een fysieke aandoening in zijn lichaam. Een gebrek, ziekte, pijn of iets dergelijks. En
in die conditie kwam hij de eerste keer naar hen toe en predikte het evangelie. En hij zegt: 14 En toch hebt u de beproeving in
mijn lichaam.
Nogmaals onderstreept dit dat het een lichamelijke aandoening betrof en niet een of andere emotionele of geestelijke zwakheid.
Dit was iets fysieks.
En ze verachtten hem daarom niet. Met andere woorden, dit was iets afstotends, dat er grotesk moet hebben uitgezien. Wat het ook
geweest was. Maar ze verachtten hem niet of wezen hem niet af, maar ontvingen hem als een engel van God. En in het 15e vers
staat dat als het mogelijk was geweest, ze hun eigen ogen hadden uitgerukt en aan hem gegeven.
Dit spreekt dus van een fysiek probleem dat Paulus had en in vers 15 wordt genoemd dat ze hun eigen ogen uitgerukt zouden
hebben. Hieruit hebben sommige mensen gemeend te moeten afleiden dat hij een of andere oogziekte moet hebben gehad. Dat
combineren ze dan samen met het zesde hoofdstuk van Galaten waar Paulus zegt ‘zie met hoe grote letters ik u schrijf’. En ze
beweren daarom dat Paulus schreef met letters van wel vijf tot zes centimeter groot. Omdat hij zo slecht zag, kon hij niet
normaal schrijven en moest daarom heel grote letters schrijven.
Nou, ik zeg je, het is gewoon buiten alle logica om te denken dat iemand deze verzen kan gebruiken om zo’n doctrine te
verzinnen. Ik zeg je, als je ook maar enige andere waarheid uit het Woord van God zou proberen te halen, en dat op zo’n mager
fundament probeert te baseren, zou niemand het aanvaarden. Dit is geen gezonde Bijbelse verantwoording.
Om maar wat te noemen, als er staat dat hij met zo’n grote letters schrijft, geloof ik niet dat dit gaat over dat hij met
koeienletters schreef om een woord te vormen, maar dat hij daar de hele brief mee bedoelt. De brief aan de Galaten. Het beslaat
vier tot vijf bladzijden in een bijbel. Dat is een grote brief naar de norm van wie dan ook. En als je er gewoon logisch naar
kijkt, hoe kan iemand ook maar een brief schrijven, die vier, vijf, zes bladzijden drukwerk beslaat. Maar hoe kan iemand een
brief schrijven als iedere letter 10 tot 15 centimeter hoog is? Hoe kan iemand zoveel neerschrijven als alle letters 10 tot 15
centimeter groot zijn? Je zou een transportwagen nodig hebben om zo’n brief te vervoeren! Dat is gewoon niet waar dit over
gaat.
Iemand zegt: ‘Maar hij noemde wel dat hij een oogziekte had’. Nee, dat deed hij niet! Hij gaf aan dat er een zwakheid in
zijn vlees was, en er wordt vermeld dat als het mogelijk was, ze hun ogen uitgerukt zouden hebben. Ik denk dat dit gelijk is aan
iemand die tegenwoordig zou zeggen: ‘Ik hou zoveel van deze persoon dat ik mijn rechterarm voor hem zou geven’. Betekent dit
dat degene die ze liefhebben een slechte rechterarm heeft? Nee, het is gewoon een gezegde dat zegt dat ze zoveel van hem houden.
Als hij wat dan maar ook nodig zou hebben, niet iets onbetekenends, maar als het iets zou zijn als een arm, als ik mijn arm voor
hem zou geven, een deel van mijn lichaam zou afstaan, omdat ik zoveel van hem houd, is dat precies zoals we dat tegenwoordig ook
gebruiken. En ik denk dat dit precies is waar Paulus het over heeft. Dit bewijst dus helemaal niet dat zijn probleem iets met
zijn ogen was. Het benadrukt alleen maar dat ze zoveel van hem hielden dat ze zelfs een van hun ogen voor hem over zouden hebben
gehad.
Maar stel dat er inderdaad iets met zijn ogen aan de hand was, betekent dat automatisch dat er een chronische ziekte was waar
God hem niet van wilde genezen? Dat kun je op geen enkele manier uit dit vers concluderen. Iemand moet al bevooroordeeld zijn om
dat te geloven. Je moet al met die overtuiging rondlopen, en als je dan op dit vers stuit, en het uit zijn verband rukt, kun je
het gebruiken om dat vooropgestelde idee te ondersteunen. Maar dit vers bewijst dat helemaal niet. En ik geloof ook niet dat
Paulus’ doorn in het vlees een ziekte was. Ik verwijs je nogmaals naar 2 Korintiërs 7 waar ik daar al over heb
onderwezen.
Maar Galatië was de naam van een streek die een aantal steden omvatte. Drie daarvan waren Lystra, Derbe en Iconium. En Paulus
heeft daar gepredikt. In Handelingen 14 gaat het over zijn prediking in dat gebied. Paulus werd daar gestenigd en voor dood
achtergelaten. Ik dacht dat het in Lystra was. En hij was zó dicht bij de dood, dat als hij niet al dood was, de mensen die hem
wilden vermoorden dachten dat hij dood was, en lieten hem voor dood achter. En ze sleepten hem de stad uit en gooiden hem op een
vuilnisbelt. En de discipelen gingen rondom hem staan en baden voor hem. En hij stond op en liep de volgende dag naar de
volgende stad en predikte daar. Ook al zou hij niet dood zijn geweest, geloof ik persoonlijk dat hij dood was en uit de dood
werd opgewekt. Maar als hij niet dood was, was hij er heel dicht bij. En dat door steniging. Is het dan zo moeilijk om te
geloven dat hij door steniging een lopend of gezwollen oog had? Is het zo moeilijk te geloven dat iemand die de dag ervoor was
gestenigd dat zijn oog opgezwollen was en dicht zat? Ik denk dat dit heel logisch is.
En hier heb je dus een Schriftuurlijke basis voor! Je kunt gerust stellen dat toen Paulus naar Derbe ging, hij nog de gevolgen
droeg van de steniging en hij voor dood was achtergelaten. Het is dus niet onlogisch of onredelijk om aan te nemen dat er
fysieke problemen in zijn lichaam zichtbaar waren, zelfs aan zijn ogen, die het gevolg van die steniging waren. Maar niet als
gevolg van een of andere chronische ziekte die hardnekkig was en waar God hem niet van zou willen genezen. Mensen hebben dat
soort verzen genomen en beweerd dat er in die tijd een of andere oude Arameese ziekte was die lopende, opgezwollen ogen
veroorzaakte en dat gekoppeld aan Paulus’ doorn in het vlees. Mensen leren dit echt! Ik zeg je dat dit nog vreemder is dan een
mug die een kameel doorslikt.
De Schrift vertelt ons dat hij gestenigd was en voor dood achtergelaten en het is heel logisch aan te nemen dat er iets met zijn
ogen mis was, net als met andere lichaamsdelen. Hij kan er best als een bloedige homp hebben uitgezien toen hij naar deze mensen
kwam en tot hen predikte. En Paulus herinnert hen gewoon aan deze tegenslag die hij had gehad. En hij herinnert hen aan de
liefde die ze toen voor hem hadden. ‘Jullie hielden toen zoveel van me, dat jullie je eigen ogen zou hebben uitgerukt om ze
aan mij te geven’. Dat betekent dus niet dat het iets hardnekkigs was, en het betekent ook niet dat dit de doorn in zijn vlees
was. Dit is gewoon een verwijzing naar de gevolgen die nog in zijn lichaam aanwezig waren na die steniging! En Paulus gebruikt
dat als een voorbeeld om hen te herinneren aan de liefde die ze ooit voor hem hadden en probeert hen terug te leiden naar die
toestand, toen ze zich in liefde aan hem en aan zijn raad overgaven.
In vers 16 zegt hij: Ben ik dan uw vijand geworden door u de waarheid te zeggen?
Met andere woorden, hij weet dat hij hen misschien boos heeft gemaakt door hen hieraan te herinneren. Heb jij wel eens met je
partner of met iemand anders gesproken en je had onenigheid of ruzie over iets en je herinnert hen aan iets dat ze ooit eens
gezegd hebben. Je herinnert hen eraan hoe ze ooit iets aardigs over je gezegd hebben en nu zijn ze zo kritisch. Heb je ooit wel
dat soort dingen gedaan? Het doel daarvan is te zeggen: ‘Hé waarom doen jullie zo? Ooit hebben jullie mij liefgehad en zeiden
jullie dat het goed was om dit en dat te doen.’ Maar vaak, als je zoiets doet, merk je dat die andere persoon zegt: ‘Hé,
probeer nu niet mijn woorden te verdraaien, herinner me niet aan toen. Dat was toen, dit is nu’, etc. Het punt dat ik probeer
over te brengen wordt meestal niet goed ontvangen.
Meestal als je iemands eigen woorden en zijn eigen toewijding probeert te gebruiken tegen hem, om hem over te halen het
standpunt dat hij nu inneemt te verlaten, levert meestal geen goede reactie op. En dit is eigenlijk waar Paulus het over heeft.
Hij zegt: ‘Ben ik nu je vijand geworden? Omdat ik je de waarheid vertel?’ Hij zegt eigenlijk ‘rustig maar, ben je boos
omdat ik de waarheid zeg?’ Man, de toepassingen hiervan zijn gewoon geweldig. Ik heb deze verzen héél vaak in gesprekken met
mensen gebruikt. Als iemand boos begon te worden citeer ik vaak dit vers.
Het is niet altijd het beste vers om te gebruiken, want soms worden ze gewoon nóg bozer. Maar het is een ware uitspraak. Iemand
zou niet boos op je moeten worden omdat je hen de waarheid vertelt. Het is liefde om iemand de waarheid te vertellen. Echt waar.
Maar de waarheid is, dat mensen de waarheid niet willen horen. Ze willen alleen maar horen wat ze willen horen. Ze hebben een
bepaalde mening. En het enige wat ze willen is dat je het met hen eens bent. Ze willen helemaal niet dat je hen de waarheid komt
vertellen. Het wordt niet verwelkomt, maar is wel hard nodig.
Leviticus 19:17 zegt: U mag in uw hart uw broeder niet haten. U moet uw naaste zeker terechtwijzen, zodat u geen zonde op hem
laadt.
Met andere woorden, dit vers zegt dat als je iemand niet de waarheid zegt en hen toestaat daardoor te zondigen, dan haat je hem
in je hart. De positieve kant daarvan is dat als je iemand echt liefhebt, dan vertel je hem de waarheid.
Als jij je op dit moment zou kunnen voorstellen dat iemand op een regenachtige avond een brug oprijdt. En de brug is
weggespoeld. Hij is net op de rand blijven hangen en heeft het ternauwernood overleeft. En hij ziet andere auto’s aan komen
rijden, zou het liefde zijn om die andere auto’s te doen stoppen? Maar in de tijd waarin we leven, als iemand in de regen auto’s
staat te waarschuwen en ze laat stoppen op de weg - kun jij je enkele mogelijke scenario’s indenken? Misschien ziet een vrouw
een man op de weg, die zwaait en probeert haar te doen stoppen. Ik verzeker je, dat mensen heel vaak achterdochtig zijn over de
motieven. Ze zijn bang dat deze man hen probeert te beroven of zo. Er zijn mensen die er boos over kunnen worden. Er kunnen
allerlei negatieve reacties zijn. Maar als een mens echt liefde voor andere mensen heeft, zou hij de kritiek en negatieve
reacties verdragen en hij zou desondanks doorgaan en doen wat hij moet doen. Als hij zichzelf voor de auto’s moest gooien,
iets anders ervoor gooien, een versperring opwerpen, ook al zou het mensen boos maken, je zou doen wat je moest doen omdat het
zo’n kwestie van leven en dood zou zijn.
Zie je, dit is hetzelfde ding. Jouw geloof in het evangelie delen; mensen de waarheid vertellen. Natuurlijk zul je mensen soms
beledigen. Maar als je echt van hen houdt, zul je doen wat je kunt. Je bent misschien uiteindelijk niet in staat om hun reactie
te bepalen of te beheersen, maar je moet tenminste je boodschap brengen. En dat is wat Paulus hier zegt. Hij spreekt hier de
waarheid en zegt: ‘Ben ik nu jullie vijand geworden omdat ik je de waarheid vertel?’
In het volgende vers zegt hij: 17 Zij beijveren zich voor u - de zij waar hij het in dit verband over heeft zijn de Judaïsten,
de wettische Joden, die leerden dat je geen relatie met God kunt hebben zonder het houden van de oudtestamentische wet en al
haar ‘doe wel en doe niet’ - 17 Zij beijveren zich voor u, niet met goede bedoelingen, maar zij willen u van mij scheiden,
opdat u zich voor hen zou beijveren. 18 Nu is het goed altijd ijverig bezig te zijn in het goede, en niet alleen als ik bij u
ben.
Dit is ouderwetse taal en ik wil je voorlezen hoe de NIV dit vertaalt. Ik denk dat het dezelfde geest, dezelfde bedoeling weet
te bewaren. De NIV zegt: ‘die mensen zijn ijverig om je over te halen, maar niet ten goede. Zij willen jullie van ons
vervreemden zodat jullie ijverig voor hen zouden worden.’ En ik denk dat dit is waar het over gaat.
In het 18e vers zegt de NIV: ‘Het is goed om ijverig te zijn, als het doel goed is, en dat ook altijd te zijn, ook als ik niet
bij jullie ben’. De ‘Simple Translation’ zegt: het is goed als mensen belangstelling voor je tonen, maar alleen als hun
doeleinden goed zijn. En dat geldt of ik nu bij jullie ben of niet.’
Wat hij hier dus zegt is terugkomend op ‘jullie zijn beïnvloed’. Deze wettische Joden hebben jullie ijverig bewerkt. Maar
niet met goede bedoelingen. Ze hebben jullie niet bewerkt om iets goeds voor jullie te bewerken. Ze deden het om hun eigen
voordeel, om discipelen te maken die hén zouden volgen. Hij zegt dus: het is goed als mensen belangstelling voor je hebben en
om je aandacht vragen, maar alleen als het op een goddelijke manier is. Maar nu proberen ze je op een ongoddelijke manier te
beïnvloeden, om zelfzuchtige redenen, om discipelen voor zichzelf te maken, om hun eigen gelederen te versterken, etc. En hij
zegt: dit is waar, of ik nu wel of niet bij jullie ben. Ongeacht hoe het met mij gaat, zouden jullie moeten beseffen dat de
relatie die jullie met die wettische mensen hebben opgebouwd niet goed is.
In vers 19 zegt hij: mijn lieve kinderen, van wie ik opnieuw in barensnood ben, totdat Christus gestalte in u krijgt.
En nogmaals brengt dit dezelfde kwestie naar voren die we enkele verzen terug behandeld hebben, waar hij zegt: ‘Ik twijfel
gewoon over jullie, of ik tevergeefs moeite voor jullie heb gedaan’. Het gaat over deze kwestie of ze nog steeds hun geloof in
de Heer hebben gesteld. Paulus bidt daarom voor hen. Toen hij de eerste keer kwam en het evangelie aan hen predikte deed hij
natuurlijk voorbede voor hen. Hij bad dat ze het evangelie zouden ontvangen, dat de verblinding van hun hart verwijderd zou
worden. Hij bad voor hen. En gebed was een deel van zijn bediening aan deze mensen. Hij zegt: nu moet ik terug naar de
basiszaken en weer gaan bidden dat Christus in hen gevormd wordt’.
Dat gaat dus niet over het feit dat ze hun redding zouden hebben verloren en dat hij bidt dat ze opnieuw wedergeboren zouden
worden. Er zijn tegenwoordig mensen die dat geloven. Zij geloven dat iedere keer als je zondigt of iets verkeerds doet, jij je
redding verliest, dat je er weer doorheen moet bidden en opnieuw wedergeboren moet worden. Dat kan gewoon niet. Dat is niet waar
Paulus het over heeft.
Maar hij heeft wel degelijk zijn twijfels over hen zoals hij in de eerdere verzen uiteenzette. Hij vraagt zich af of ze wel door
zouden gaan in hun relatie. Of dat hij moest terugkeren naar deze voorbeden, om te bidden dat ze de fundamentele waarheden
zouden begrijpen van geloof in de Heer, en niet in geloof in hun eigen prestaties, en niet naar de wet terugkeren.
Hij zegt dus: ik heb opnieuw barensweeën voor jullie. Ik zeg je dat er heel wat leringen zijn over ‘barensweeën’ in gebed.
Paulus noemt dit hier. Hij maakt een vergelijking met een vrouw die door weeën gaat bij het baren van een kind. En daar zit een
waarheid in. Maar ik denk dat het in het extreme is getrokken. De Heer gebruikte heel veel fysieke voorbeelden en
vergelijkingen. Maar wij moeten onze interpretaties beperken tot wat Hij erover zei. Ik heb mensen wel dingen horen gebruiken en
in het extreme trekken met sommige van deze voorbeelden. En ze dwalen ver weg van wat de Schrift ermee wil leren.
Paulus zegt hier: ‘Ja, er is een geboorteproces en er is moeite, weeën’. Maar sommige mensen hebben hiervan gemaakt dat wij
weeën moeten hebben in gebed. Er zijn mensen die wel vijftien jaar worstelen, en lijden en weeën hebben in voorbede. Er zijn
mensen die beweren dat er niets kan gebeuren tenzij je enorme hoeveelheden weeën en lijden hebt. Ze komen met leerstellingen
dat voordat je een effectieve evangelisatiepoging kunt doen of wat dan ook, er gebedstrijders aan de slag moeten om de hele
omgeving te verzadigen met gebed en zo. Nogmaals, ik geloof dat er een zekere gunstige werking vanuit gaat. Begrijp me
alstublieft niet verkeerd; ik geloof dat je een geestelijke atmosfeer kunt voorbereiden en dat soort dingen doen.
Maar ik zeg wel dat er geen enkel Schriftuurlijk voorbeeld bestaat van wie dan ook, die voorbidders vooruitzond naar een stad
voordat ze het evangelie gingen verkondigen. Het is wel zo dat Jezus soms discipelen naar een stad vooruit stuurde om Zijn komst
aan te kondigen. Dat was PR, en om dingen voor te bereiden, te plannen en dat soort dingen. Maar je kunt geen voorbeeld vinden
van mensen die gingen bidden voor de prediking. Je kunt er geen voorbeelden van vinden dat Paulus een groep gebedsstrijders had
waar hij zijn geheimen mee deelde en die rondgingen om dingen in gebed voor te bereiden.
Zeg ik daarmee dat het verkeerd is om mensen voor je te laten bidden? Nee. Is het verkeerd om mensen te laten bidden voor een
campagne of een samenkomst? Nee. Ik denk dat het goed is, als het op de juiste manier wordt gedaan. Maar sommige mensen beweren
dat je helemaal níets kunt doen zonder deze voorbede en steken enorme hoeveelheden geld en inspanning in voorbede voordat het
Woord wordt verkondigt. Ze hebben zelfs het gebed belangrijker gemaakt dan het Woord. En dát is zeer zeker uit balans. Mensen
worden wedergeboren door het onvergankelijke zaad van het Woord van God dat voor eeuwig leeft en blijft. Gebed is niet hetgeen
mensen verandert en tot bekering brengt. Het is het Woord van God. Gebed is daar een onderdeel van. Gebed is een onderdeel van
het proces van het hart verzachten en andere dingen. Maar ik zeg je dat je hier in kunt doorslaan.
Paulus zegt alleen maar dat hij opnieuw voor hen aan het bidden was en dat daar moeite en worsteling mee gepaard ging. Er was
droefheid, gekwetstheid van de geest bij betrokken, waar in Efeziërs 5 over wordt gesproken . De Geest binnenin hem was
bedroefd, omdat hij merkte dat deze mensen terugkeerden in slavernij en gebondenheid. Daarom was er lijden, zoals van weeën.
Maar er is geen enkele indicatie dat dit maanden en maanden lang doorging of zelfs maar weken. Ik heb zelfs verhalen gehoord, ik
heb het niet persoonlijk gezien, maar ik heb verhalen gehoord van mensen die als ze voor iemand voorbede gingen doen, op de
grond gaan liggen. En er zijn zelfs vrouwen die boven op mannen gingen liggen en de fysieke symptomen gingen manifesteren van
kinderen baren. Persweeën en zo alsof ze geestelijk geboorte gingen geven aan iemand. Ik verzeker je, dat is bizar. Dat is
gewoon verkeerd. Het interesseert me niet wie het is. Iemand zal me hier wel over aanvallen, maar je kunt mij gewoon niet
wijsmaken dat dit een goddelijk ding is wat je zou moeten doen. En er zijn mensen die dat tegenwoordig wel leren en dat is
gewoon niet juist. Het is gewoon ongepast voor een vrouw om bovenop een man te gaan liggen en alle bewegingen van het baren van
een kind uit te voeren. Dat is ongepast, het is niet van God en God leidt mensen niet tot dit soort dingen. Het is dwaasheid en
het lichaam van Christus moet hoognodig wakker worden. Natuurlijk is er moeite en inspanning in gebed. Ik heb een tape over ‘groaning
in the spirit’ en daar ga ik tot in detail op deze dingen in. Ik heb geen tijd dat hier te doen, maar ik denk dat het
tegenwoordig wordt misbruikt en in het extreme wordt getrokken. Ik verzeker je, pas hier voor op. Gebruik je hoofd ook voor iets
anders dan een hoedenrek. Laat niemand langskomen en je misleiden en je tot zulke dwaze, rare dingen brengen in de naam van de
Heer. Moeite en worsteling in gebed moet niet raar worden.
Vers 20: Ik wilde echter wel dat ik nu bij u was en op een andere toon kon spreken, want ik ben in twijfel over u.
Hij zegt dat hij echt graag bij hen zou willen zijn. Hij voelt de beperking om op een moeilijke zaak in te moeten gaan, een
gevoelig onderwerp, door middel van een brief. Hij zegt: ik zou graag bij jullie willen zijn en op een andere toon kunnen
spreken. Met andere woorden, hij is erg streng tegen hen geweest en als hij bij hen was geweest, had hij dit misschien op een
vriendelijker manier kunnen zeggen. Misschien had hij het dan zo kunnen zeggen dat niemand het verkeerd begrepen zou hebben. Hij
biedt geen verontschuldigingen aan voor iets wat hij gezegd heeft. Maar hij wil zich verzekeren dat het in liefde wordt
overgebracht. En als hij zonder beperkingen bij hen zou zijn, zou hij het wellicht beter kunnen overbrengen en zou hij weten hoe
het over zou komen. Dat zou hij aan hun reacties kunnen zien. Maar nu moet hij een brief schrijven en maanden lang wachten op
een antwoord. Hij zegt: ik zou bij jullie willen zijn om mijn twijfels weg te nemen, en erachter komen waar jullie staan en dat
jullie mij vertellen wat er gaande is.
Nu begint Paulus een vergelijking te maken om zijn punt te onderstrepen dat de wet niet is gemaakt om de weg naar God te banen.
In vers 21 zegt hij: Zeg mij, u die onder de wet wilt zijn, luistert u niet naar de wet?
Deze mensen die propageerden dat je alle geboden moest onderhouden kozen naar willekeur bepaalde onderdelen uit de wet. Maar hij
zegt: als ze écht de hele oudtestamentische wet hadden gelezen zouden ze erachter zijn gekomen dat zelfs de oudtestamentische
wet vooruitzag dat ze onvolledig was en dat er een beter verbond zou komen. En dit werd op verschillende manieren gedaan.
In Romeinen 3 sprak Paulus over de gerechtigheid van God, over welke geprofeteerd en getuigd werd door alle oudtestamentische
profeten. De nieuwtestamentische boodschap van genade is niet iets dat echt nieuw is. Ze is nieuw in haar geheel voorzover
mensen haar volheid zien, maar ze werd voorafgeschaduwd in het Oude Verbond. En dat werd op vele manieren gedaan. Paulus begint
hier één van die manieren te gebruiken. Hij illustreert dit hier aan de hand van de twee kinderen van Abraham, wat gaat over
Izaäk en Ismaël. Hij gebruikt dit als een allegorie. Een allegorie is een beeldspraak waarin iets fysieks genoemd wordt waar
mensen bekend mee zijn en die er een geestelijke toepassing van maakt.
Dit hier is dus een samenvatting van Genesis 16, 17 en 21. Het gaat over Abraham en zijn vrouw Sara, en hoe zij een zoon kregen,
Izaäk, die een zoon van de belofte was. Hij was beloofd in Genesis 15:6. En over deze belofte wordt hier in het boek Galaten
heel wat geschreven. Izaäk was dus degene die God altijd had beloofd en bedoeld om Abrahams erfgenaam te zijn, en degene die
deze lijn voort moest zetten. Maar in het proces daarheen werden Abraham en Sara bezorgd om de geboorte van het kind dat moest
komen. Ze werden oud en hadden nog steeds geen kind. Sara kwam daarom met het idee dat Abraham gemeenschap zou hebben met haar
slavin, Hagar. Zij was een Egyptische slavin zoals je leest in Genesis 16:1 en Sara zei dat als Hagar door jou zwanger wordt,
zal ik het kind als mijn eigen kind grootbrengen en misschien is dat de manier waarop God ons dit bovennatuurlijke kind zal
geven.
Dat was Sara’s idee. Er is niets te zien dat Abraham veel overreding nodig had om hiermee in te stemmen, maar het was zeer
zeker niet God’s idee. Maar ze deden het dus en kregen een kind. De naam van dat kind was Ismaël en een bepaalde periode, 13
jaar lang, zag het ernaar uit, in ieder geval, dacht Abraham dat dit het zaad was wat God hem zou geven. Maar in het 17e
hoofdstuk van Genesis verschijnt God nogmaals aan Abraham en vertelt hem dat hij een zaad via Sara zal krijgen. En dit is het
beloofde zaad dat hem was beloofd. Abraham komt hier onmiddellijk op terug. ‘Oh Heer, hoe moet het nu met Ismaël, dat Ismaël
voor mij moge leven’. En de Heer vertelt dat Hij Ismaël ook zal zegenen, maar dat Ismaël niet het beloofde zaad zal zijn.
Izaäk zou het beloofde zaad zijn.
En wat er gebeurde was dat Sara’s zoon Izaäk geboren werd. Hij was een bovennatuurlijke zoon en vervolgens bespotte Ismaël
Izaäk, de zoon van Hagar. En toen Sara dit zag werd Sara heel boos en ze vroeg Abraham om Ismaël en zijn moeder Hagar weg te
sturen en hen te onterven. Dit deed Abraham veel verdriet. Maar hij bad erover en de Heer zei: ‘Luister naar wat Sara heeft
gezegd en Ik zal voor hem zorgen. Ik zal hem zegenen, maar de zoon van de slavin zal niet erven samen met de zoon van de
belofte.’
Paulus gebruikt dit verhaal dus om een illustratie te maken met als betekenis dat diegenen die van de wet zijn, diegenen die
proberen op basis van de wet een relatie met God te leggen, als Ismaël zijn. Zij zijn voortbrengselen van het vlees, eigen
inspanning. De wet vereiste: jij doet dit, jij doet dat. Het legt alle verantwoordelijkheid van redding op jouw schouders.
Degenen die proberen bij God gerechtvaardigd te worden door vast te houden aan een bepaalde mate van prestatie zijn als Ismaël.
Ze zijn kinderen van het vlees. En het is een natuurlijk, fysiek iets. Het is geen bovennatuurlijk iets. Het is geen nieuwe
geboorte, het is niet wedergeboren zijn.
Maar aan de andere kant zijn degenen die van de genade zijn, als Izaäk. Zij zijn de kinderen van de belofte. En in dat verband,
als je terugkijkt naar het 3e hoofdstuk, heeft hij dat heel duidelijk gemaakt. Hij besloot het 3e hoofdstuk met: 29 En als u van
Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen. - Hij maakte daar precies hetzelfde punt
duidelijk, dat iedereen die tot God komt door geloof in Jezus te stellen voor hun redding, de ware afstammeling van Abraham is.
En dus zegt hij: wie uit genade zijn, wie geloof stellen in wat Jezus voor hen heeft gedaan, en redding als gáve ontvangen,
deze mensen zijn te vergelijken met Izaäk. Zij zijn het ware zaad van Abraham. Maar zij die een relatie met God proberen aan te
gaan op basis van de wet, zijn als het kind Ismaël, de kinderen van het vlees, die uitgeworpen zijn. Hij gebruikt dus dit
oudtestamentische voorbeeld om de geestelijke waarheid die hij nu uitlegt over de redding uit genade door geloof te illustreren.
Dat is zo’n beetje een samenvatting van het geheel.
Laat me nu dus enkele van deze verzen doorlezen. 22 Want er staat geschreven, dat Abraham twee zonen had, een van de slavin, en
een van de vrije. 23 Maar hij die van de slavin was, is naar het vlees geboren - dat gaat over Ismaël - hij echter die van de
vrije was, door de belofte - dat gaat over Sara’s zoon Izaäk - 24 Deze dingen hebben een zinnebeeldige betekenis; want deze
vrouwen zijn de twee verbonden: het ene, dat van de berg Sinaï, dat kinderen voortbrengt voor de slavernij, dat is Hagar. 25
Want dit Hagar is de berg Sinaï in Arabië - de berg Sinai is de berg waar Mozes de tien geboden kreeg. Hij zegt dus, dit is
als de oudtestamentische wet - en komt overeen met het huidige Jeruzalem. Met andere woorden, het is nu te vergelijken met
Jeruzalem - en is met haar kinderen in slavernij.
Natuurlijk was Jeruzalem de stad die God gekozen had om Zijn naam te vestigen, maar die was afgevallen en had de genade van God
volkomen gemist. En Jeruzalem zat gevangen in dit wettische religieuze systeem, wat nooit Gods bedoeling was geweest. Ze hadden
relatie met God op basis van deze oudtestamentische wet. En het 3e hoofdstuk had duidelijk gemaakt dat de wet maar een tijdelijk
ding was om ons gevangen te houden. Maar zij hadden het omarmd als de blijvende manier waarop God met mensen omgaat. Jeruzalem
spreekt hier dus van de hele Joodse natie en was met haar kinderen in slavernij.
26 Maar het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is de moeder van ons allen.
Dat gaat erover dat de ware stad van God, het echte volk van God, de mensen van genade zijn. Hij spreekt over dit verbond van
genade tegenover het verbond van de wet. En het is vrij en ze is de moeder van ons allen. Alle ware gelovigen komen van het
geestelijk Jeruzalem. Ook dit hier is een beeldspraak.
27 Want er staat geschreven: Wees vrolijk, onvruchtbare, die niet baart, barst los in gejuich en roep, u die geen barensnood
kent, want de kinderen van de eenzame zijn veel talrijker dan van haar die de man heeft.
Dit is een citaat uit Jesaja 54, en merk op dat Jesaja 54 op Jesaja 53 volgt. En Jesaja 53 is het geweldige Schriftgedeelte over
de verzoening van onze zonden door de Heer Jezus. Heel krachtig, heel specifiek en gedetailleerd. Op geen manier kan iemand
ontgaan dat dit spreekt over de verzoening van Jezus. En direct na de verzoening door Jezus komt dit Schriftgedeelte dat zegt:
Wees vrolijk, onvruchtbare, die niet baart, barst los in gejuich.
Dit spreekt erover dat degenen die geen gerechtigheid van zichzelf hebben, en alle hoop hebben opgegeven om door iets dat zij
zelf gedaan hebben ooit maar rechtvaardig te kunnen worden, kunnen nú de bovennatuurlijke gerechtigheid van God ontvangen. Net
als een vrouw die nooit kinderen heeft gehad en alle hoop opgegeven heeft om ooit kinderen te krijgen, nu bovennatuurlijk
kinderen kan ontvangen door de Heer.
Maar wij hadden geen schijn van kans ooit deze nieuwe wedergeboorte voort te brengen, maar door Jezus is het nu voor ons
beschikbaar. Daarom citeert hij dit oudtestamentische Schriftgedeelte om aan te tonen dat degenen die geen gerechtigheid van
zichzelf hadden, nu de gerechtigheid uit God kunnen verkrijgen door geloof. Hetzelfde dat in Romeinen 9 en de eerste paar verzen
van Romeinen 10 werd gezegd.
In vers 28 staat: Wij echter, broeders, zijn kinderen van de belofte, net zoals Izak. 29 Maar zoals destijds hij die naar het
vlees geboren was, hem vervolgde die naar de Geest geboren was, zo is het ook nu.
In het oudtestamentische voorbeeld bespotte Ismaël Izaäk en lachte hem uit. En daarom werden hij en zijn moeder Hagar
uitgestoten. In het Nieuwe Testament vervolgen degenen die van de wet zijn degenen die uit genade zijn. En ik verzeker je dat
genade aanstootgevend is voor mensen die op zichzelf vertrouwen. Religieuze mensen die trots zijn op hun heiligheid en hun
prestaties, en met God een relatie hebben in de illusie dat zij wel iets voorstellen omdat ze aan bepaalde voorwaarden voldoen,
die zullen altijd, altijd iemand vervolgen die alles eenvoudigweg ontvangt en aanvaardt uit de genade van God. Dat is wat hij
zegt. Zo is het precies vandaag de dag ook.
30 Wat zegt de Schrift echter? Jaag de slavin en haar zoon weg, want de zoon van de slavin zal beslist niet erven met de zoon
van de vrije.
Dat was Sara’s keuze. Dat was wat zij zei, en het deed Abraham verdriet. Hij was niet van plan dat te doen. Maar toen hij
erover bad zei God: ‘Dit is juist en precies wat je zou moeten doen’. Het ging niet om Gods persoonlijke afrekening met
Hagar en Ismaël, maar het werd symbolisch gedaan vanwege deze illustratie. God had Abraham een kind beloofd en God had nooit
bedoeld dat dit door een slavin tot stand zou komen. Izaäk moest bovennatuurlijk komen toen Abraham 100 jaar oud was en Sara
91. Zo had God het altijd al gepland.
Abraham en Sara werden ongeduldig en verprutsten de zaak, maar God week nooit af van Zijn plan en zei dat ze van dit werk van
het vlees af moesten komen. En ik zeg je, dat er heel wat van ons zijn, die in plaats van op God wachten en God hun wonder
bovennatuurlijk voort te laten brengen, ook ongeduldig worden en een Ismaël voortbrengen. Iets wat volledig het voortbrengsel
van het vlees is en we lijden de rest van ons leven daaronder.
Weet je, de wereld van vandaag lijdt nog steeds vanwege het probleem van Ismaël en Izaäk. Van Izaäk stammen de Joden af. Van
Ismaël stammen alle Arabieren af. En alle Arabisch-Israëlitische conflicten door de hele wereldgeschiedenis heen kunnen in
wezen teruggevoerd worden op Abraham en Sara en het feit dat ze niet op God konden wachten. Ik verzeker je dat de implicaties
hiervan gewoon overweldigend zijn.
Maar God maakte iets duidelijk. Hij zei: ‘Dit is niet de manier waarop Ik heb gezegd dat het moest worden gedaan en Ik wijk
niet van mijn plan af’. Ook tegenwoordig zijn er mensen die eraan vasthouden dat ze een bepaalde mate van heiligheid moeten
hebben voordat God iets in hun leven wil doen. Die mensen zijn van Ismaël. Ze leven onder de oudtestamentische wet en God zegt
van hen: Jaag hen weg, dit is niet de erfgenaam. Alleen diegenen die een relatie met God onderhouden op basis van geloof en wat
Jezus voor hen heeft gedaan, dus niet op basis van hun prestaties, dát zijn de enige echte kinderen van Abraham en de kinderen
van God.
Vers 31 zegt dan: Daarom, broeders, wij zijn geen kinderen van de slavin, maar van de vrije.
En dat heb ik in wezen net gezegd. Door geloof in Jezus worden wij Abrahams kinderen door Izaäk. Iemand die probeert tot God te
komen op basis van de wet is iemand die net als Ismaël is en is niet de ware erfgenaam en zal de dingen van God niet beërven.
Dit zijn krachtige uitspraken.
Over het algemeen geloof ik dat de religieuze wereld van tegenwoordig net als Ismaël is. En dan heb ik het ook over de
zogenaamde christelijke religieuze wereld. Vele christenen proberen tot God te komen op basis van hun prestatie. Ze voelen zich
veroordeeld en ze hebben het gevoel: ‘Hoe kan God mij ooit aanvaarden, hoe kan Hij ooit mijn gebeden verhoren, hoe kan God mij
ooit gebruiken. Kijk eens wat ik heb gedaan.’ Iemand die zo spreekt, begrijpt genade en geloof in Jezus niet, en niet het tot
God komen op basis van genade. Met andere woorden, ze zijn net als deze oudtestamentische Ismaël in plaats van zoals Izaäk. Ze
functioneren niet echt in geloof in de belofte.
Als je dat vreemd vindt, moedig ik je aan om tot God te gaan en te bidden en Hem zich te laten openbaren, want ik verzeker je
dat dit krachtige waarheden zijn. En een enorm gedeelte van het lichaam van Christus van tegenwoordig, die wedergeboren zijn
door geloof in Jezus te stellen voor hun behoud, proberen nu een relatie met God te onderhouden door hun eigen handelingen en op
basis van hun eigen heiligheid. Ze zijn teruggevallen in wetticisme, precies zoals Paulus hier over de Galaten zegt. En dat is
een vreselijke toestand tegenwoordig, en het is iets dat moet veranderen.
Ik bid tot God dat Hij onze ogen zal openen en ons helpen om deze waarheden te begrijpen en deze geweldige waarheden te
ontvangen, zodat wij ware kinderen van Abraham zullen worden door geloof, in plaats van kinderen van het vlees, die het niets
zal opleveren en die uiteindelijk weggejaagd zullen worden.
Deel 5: Galaten 5:1 t/m 5:16
|